| |
| |
| |
Informatieve boeken
door Jacques Vos
Het informatieve boek voor kinderen bezit twee belangrijke kenmerken: het wil de lezer informeren over ‘de werkelijkheid’ en het dient tegelijkertijd ter ontspanning van de lezer. Met andere woorden: een informatief boek voor kinderen onderwijst en vermaakt. Een juiste relatie tussen deze beide aspecten is daarom dan ook een van de belangrijkste beoordelingscriteria van deze boeken.
Of we te maken hebben met een informatief boek wordt in belangrijke mate bepaald door de doelstellingen van de schrijver. De auteur van een schoolboek wil bijvoorbeeld in eerste instantie elementen van een wetenschappelijke discipline didactisch zó vertalen, dat deze elementen (begrippen, regels, principes, samenhangen) door leerlingen geleerd kunnen worden. Uiteindelijk moeten die elementen zo worden aangeboden, dat zij aan het einde van een cursus toetsbaar zijn. Het informeren staat centraal, niet het informeren dat op ontspanning is gericht. Veel moderne schoolboeken zijn overigens sterk beïnvloed door structuur en vormgeving van het informatieve boek voor kinderen.
Het informatieve boek wordt ook wel aangeduid met de term ‘niet-fictioneel’. Veel auteurs over het informatieve boek wijzen erop dat deze aanduiding beter vermeden kan worden omdat deze kan leiden tot een zekere onderwaardering van het genre. Van onderwaardering is lang sprake geweest. In publikaties over jeugdliteratuur werd weinig aandacht aan het informatieve boek geschonken, terwijl het bekend was dat er jaarlijks veel informatieve boeken op de markt verschenen. Bovendien bleek uit onderzoek naar het leesgedrag van kinderen dat dit genre bij veel kinderen populair was (en is). Pas de laatste jaren worden informatieve boeken bij de jaarlijkse uitreiking van de Zilveren en Gouden Griffels betrokken. Zo ontving Midas Dekkers voor zijn boek Kijken met je handen in 1985 een Zilveren Griffel en werd in 1987 deze Griffel toegekend aan Geboren worden van Lennart Nilsson.
Tussen het puur informatieve boek en het fictionele verhaal bestaat een soort overgangsvorm. De auteur wil in eerste instantie informatie overdragen, maar hij verpakt die in een verhaal. Deze vorm gaat ver terug in de geschiedenis van het kinderboek. Het procédé kwam bijvoorbeeld voor
| |
| |
in de tijdschriften voor kinderen uit de vorige eeuw. Ook auteurs van boekjes voor school hebben van deze aanpak gebruik gemaakt. Dit is vooral het geval bij de zogenaamde zaakvakken: geschiedenis, kennis der natuur en aardrijkskunde. (Een voorbeeld is Het Volle Leven door Jan Ligthart en H. Scheepstra.)
| |
Waarde
Door verschillende auteurs wordt erop gewezen, dat het informatieve boek aan een duidelijke behoefte voldoet. De Duitse didacticus Hans E. Giehrl bijvoorbeeld onderscheidt het pragmatische leestype. Dit type wordt gekenmerkt door een bepaalde leeshouding: het wenst geïnformeerd te raken over de wereld waarin wij leven. (Dit in tegenstelling tot onder meer de emotionele lezer, die de wereld juist wil ‘ontvluchten’.)
Ook vanuit emancipatorisch oogpunt is het informatieve boek van belang. Kinderen leven in een gecompliceerde samenleving. Om deze samenleving te doorgronden is informatie nodig. Het (goede) informatieve boek kan deze informatie op een aantrekkelijke wijze bieden. Ondanks de toenemende invloed van moderne media, met name de televisie, hecht men toch nog veel waarde aan dit aspect van het informatieve boek.
Ook in het onderwijs is het informatieve boek belangrijk geworden. Moderne pedagogisch-didactische opvattingen leren, dat de leerling meer dan vroeger zelfstandig moet leren. Dit impliceert onder meer, dat hij zelfstandig informatie moet kunnen verzamelen en interpreteren. Vooral onder invloed van het thematisch onderwijs en het projectonderwijs is deze functie van het informatieve boek belangrijker geworden. Bij het moedertaalonderwijs valt de laatste jaren het streven te onderkennen de ontwikkeling van de schrijfvaardigheid te baseren op het zogenaamde ‘schrijven op feiten’. Ook hierbij kan het informatieve boek een functie vervullen.
Dit impliceert, dat een leerkracht zijn leerlingen instrueert hoe met het informatieve boek ‘om te gaan’. Een gevaar hiervan zou kunnen zijn, dat het informatieve boek ‘verdidactiseerd’ wordt, waardoor een belangrijke functie, namelijk het bieden van ontspanning, verloren kan gaan.
Door uitgevers wordt de laatste jaren op de behoefte aan informatieve boeken in het onderwijs ingespeeld. Zij brengen vaak zeer uitgebreide series op de markt. Deze zijn bestemd voor het documentatiecentrum (of mediatheek).
| |
Indeling
Het informatieve boek voor kinderen kan op verschillende manieren worden ingedeeld. Een indelingscriterium zou bijvoorbeeld kunnen zijn de wetenschappelijke discipline waarvan de inhoud van het
| |
| |
boek is afgeleid (astronomie, biologie, geschiedenis, enzovoort). Door de ontwikkeling van het leergebied wereldoriëntatie bij het basisonderwijs wordt ook wel gewerkt met een afdeling die is gebaseerd op de verschillende thema-velden die in dit leergebied worden onderscheiden (themavelden zijn bijvoorbeeld: ‘oriëntatie op mens en maatschappij’, dat wil zeggen inzicht in sociale verhoudingen, zingeving en economisch handelen, en ‘oriëntatie op mens en natuur’: de mens in biologisch perspectief en weer en klimaat).
Het is overigens opvallend, dat er sprake is van een zeer onevenwichtige spreiding over de verschillende vakgebieden of thema-velden. De meeste informatieve boeken zijn gewijd aan natuur en techniek. (Bregje Boonstra spreekt in dit verband van ‘de lawine van natuurboeken’). Informatieve boeken over geschiedenis zijn een goede tweede. Veel minder aandacht krijgen onderwerpen die op het maatschappelijk leven zijn gericht. Het allerslechtst is de toestand op het gebied van de kunst.
Informatieve boeken voor kinderen kunnen ook worden ingedeeld op basis van de bedoelingen die de schrijver/samensteller ervan heeft. We zouden op grond van dit criterium bijvoorbeeld kunnen onderscheiden:
- Boeken die gericht zijn op begripsvorming, bijvoorbeeld een boekje van Adrienne Soutter-Perrot: Lucht. In dit boekje wordt de lezer geconfronteerd met vragen als: Wat is lucht? Waar is lucht? Wat doe je met lucht?
- Determinatieboekjes. Deze hebben als functie de kinderen te helpen bepaalde verschijnselen (meestal uit de natuur) een naam te geven.
- Doe-boeken. Deze geven de lezers allerlei suggesties voor het nemen van proefjes of het construeren van allerlei voorwerpen. Tot deze categorie kunnen ook kookboeken voor kinderen worden gerekend.
- Naslagwerken. Hierin kunnen kinderen snel informatie vinden over bepaalde onderwerpen. Tot deze categorie behoren onder andere jeugd-encyclopedieën en woordenboeken voor kleuters en jonge kinderen. Maar weinig uitgevers durven het overigens aan met een jeugd-encyclopedie op de markt te komen.
- Overzichtsboeken. In deze boeken belicht een auteur een bepaald onderwerp van alle kanten. Een voorbeeld hiervan is Achter dammen en dijken (samengesteld door Noortje van Leeuwen). Hierin worden allerlei aspecten van de provincie Zeeland belicht.
- Biografieën. In tegenstelling tot de vs en Engeland verschijnen in Nederland maar weinig biografieën voor kinderen.
Een bijzondere plaats nemen de in- | |
| |
formatieve prentenboeken (of fotoboeken) in. Bijzonder, omdat binnen deze groep boeken de meeste van de bovenstaande categorieën vertegenwoordigd zijn. In deze boeken gaat het primair om de illustraties, de tekst is ondergeschikt of zelfs geheel afwezig. De inhoud wordt meestal gevonden in de zeer nabije leefwereld van het kind. Daarnaast verschijnen ook boeken die gericht zijn op begripsvorming, bijvoorbeeld over vormen en getallen. Op dit niveau valt niet altijd een scherpe grens te trekken tussen het zuiver informatieve prentenboek en het fictionele prentenboek. Vooral ook doordat voor peuters en kleuters informatie nogal eens ‘verpakt wordt’ in een verhaal.
| |
Vormen
Het informatieve boek voor kinderen komt in vele vormen voor. Tussen vorm en doelstelling (functie) behoort een nauwe relatie te bestaan. Een informatief boek voor kinderen moet niet zo maar een verzameling feiten bieden, maar deze feiten moeten in dienst staan van een bepaald doel. Dit doel bepaalt in belangrijke mate de structuur van het boek. Een andere bepalende factor is de doelgroep; informatieve boeken doen een beroep op cognitieve vaardigheden. Bij de opzet en vormgeving van het boek heeft de samensteller rekening te houden met het cognitieve ontwikkelingsniveau van de lezers.
Het boek Wijs met de Waddenzee (samensteller Noortje van Leeuwen) heeft een duidelijk doel: de lezers informeren over dit gebied en daardoor een bijdrage leveren aan mentaliteitsverandering. Dit boek bevat naast veel illustraties een groot aantal tekstsoorten. Sommige teksten zijn zuiver informatief, andere fictioneel. Daarnaast treffen we aan: dagboekfragmenten, verslagen, kranteberichten, persuasieve teksten en teksten waarin de informatie is verwerkt in een verhaal. Alle teksten behandelen een bepaald aspect van de Waddenzee. Deze structuur bevordert, dat lezers elk hoofdstuk afzonderlijk kunnen lezen.
Een geheel andere aanpak treffen we aan in de serie ‘Het leven van...’ Deze serie bevat boekjes die de ontwikkeling van verschillende dieren in beeld brengen. Elke pagina bevat een of meer (grote) foto's. De tekst is zeer beknopt gehouden, het is mogelijk deze boeken door te nemen zonder te kunnen lezen. De aard van het onderwerp brengt met zich mee, dat lezers (kijkers) de boeken uit deze serie van de eerste tot de laatste pagina moeten doornemen. De nadruk op de foto's maakt, dat deze boeken ook geschikt zijn voor jonge kinderen. Soms maakt een auteur gebruik van vragen om zijn lezers te dwingen actief te lezen. De kunstboeken van Robert Cumming (bijvoorbeeld Kijken en Zien) bevatten korte instructieve teksten en veel afbeeldingen van schilderijen.
| |
| |
De lezers moeten bij deze afbeeldingen vragen beantwoorden. Met behulp van de gegeven informatie moeten kinderen het antwoord op deze vragen zien te vinden.
Een auteur die kinderen inzicht wil geven in de relaties die bestaan tussen dieren in bepaalde landschappen, werkt over het algemeen met grote overzichtsplaten en kleinere detailtekeningen. Op de grote plaat beeldt hij een (meestal groot) aantal dieren af in het landschap, bijvoorbeeld ‘in het dal, bij de rivier’ (uit: Heel het jaar, door Alfred Leutscher). De kleine plaatjes hebben betrekking op deze dieren, meestal worden deze plaatjes toegelicht met een korte tekst. Deze aanpak heeft als nadeel, dat de dieren op de overzichtsplaat te groot of te klein worden afgebeeld (een mus lijkt bijvoorbeeld net zo groot als een arend).
Sommige informatieve boeken bevatten veel over het algemeen grote tekeningen. De hoeveelheid tekst is dan beperkt. In een enkel geval is de auteur ook zelf de tekenaar, bijvoorbeeld David Macauly (o.m. De Kathedraal). Meestal werken auteur en tekenaar nauw samen, bijvoorbeeld Gian Paolo Ceserani en Piero Ventura (o.m. Kreta, Het eiland van Koning Minos). De tekeningen in deze informatieve boeken hebben over het algemeen vooral een instructieve functie.
Instructieve tekeningen kunnen ook worden aangetroffen in de ‘doeboeken’. Met behulp van de tekeningen leert de lezer hoe hij bepaalde handelingen uit kan voeren. Ook binnen deze groep informatieve boeken kunnen veel verschillen worden opgemerkt in de verhouding tussen de hoeveelheid tekst en de hoeveelheid illustraties. Een boek als Je binnenste buiten van Midas Dekkers en Angela de Vrede bevat bijvoorbeeld relatief veel tekst, terwijl daarentegen Het grote waaromboek van Angela Wilkes en David Mostyn nauwelijks tekst bevat.
Soms doet een auteur een poging in een boek een fictionele en een informatieve benadering van een bepaald onderwerp te combineren. De kern van het boek wordt gevormd door ‘het verhaal’, in de marge laat de auteur dan korte informatieve teksten ‘meelopen’. Een voorbeeld van deze aanpak kan worden aangetroffen in Een boot in het koren van Mies Bouhuys en Francien van Westering.
| |
Beoordeling
Publikaties over informatieve boeken voor kinderen bevatten over het algemeen een gedeelte dat gewijd is aan de beoordeling van deze boeken. Sommige auteurs nemen gedetailleerde lijsten van beoordelingscriteria op, andere hebben meer oog voor ‘de grote lijn’. (Zo'n globale beoordeling kan gevolgd worden door een meer gedetailleerde.) Een voorbeeld van ‘een grote lijn
| |
| |
aanpak’ treffen we aan in het boek van Jo Carr, Beyond Fact. Deze stelt, dat een auteur van informatieve boeken voor kinderen in de eerste plaats een goede ‘schoolmeester’ moet zijn: ‘Een goede schoolmeester laat kinderen nadenken en hij laat hun emoties ondergaan.’ Het gaat er vooral om, dat er in een informatief boek voor kinderen een juiste verhouding bestaat tussen het enthousiasme van de auteur voor zijn onderwerp en een zakelijke, objectieve informatie-overdracht. Dit impliceert, dat ook in een informatief boek ‘de stem van de schrijver’ merkbaar moet zijn. Een kind moet zich min of meer persoonlijk door de schrijver aangesproken voelen.
Wanneer gekozen wordt voor een meer gedetailleerde beoordeling, kan worden gekeken naar de inhoud (Is de feitelijke inhoud juist? Opsomming van feiten of de nodige samenhang), de vorm (lay-out, functie van de illustraties, woord- en taalgebruik) en naar de wijze waarop vorm en inhoud tot een eenheid worden gemaakt. Deze criteria worden betrokken op de doelgroep van de boeken, vooral met cognitieve ontwikkeling (bijvoorbeeld het aspect begripsvorming) van kinderen moet rekening gehouden worden.
Bij het opstellen van beoordelingscriteria wordt ook gekeken naar de verschillende soorten informatieve boeken. Elk soort eist een aantal specifieke criteria. Zo zou een criterium bij de beoordeling van een doe-boek kunnen zijn, of de experimenten door de kinderen zonder gevaar uitgevoerd kunnen worden. De laatste jaren krijgt een mogelijke ideologische boodschap (of het ontbreken daarvan) van het informatieve boek meer aandacht van de besprekers. Het gaat hierbij onder meer om de vraag welk wereldbeeld bewust of onbewust wordt uitgedragen door het boek. Staan er op de plaatjes in boeken over natuur- en scheikundeproeven uitsluitend jongens, of blijken ook meisjes deze proeven uit te voeren? Deelt de auteur van een boek over vliegtuigen ook mee, dat een bommenwerper in de eerste plaats bedoeld is om zoveel mogelijk mensen (ook burgers) te vernietigen, of beperkt hij zich tot allerlei technische details? Laat de auteur merken dat de ontwikkeling van de techniek ertoe heeft bijgedragen dat de wereld vervuild is? Wordt een boek vanuit een typisch Westeuropees standpunt geschreven? Laat een auteur van een boekje over de natuur zijn lezers insekten vangen en opzetten? Laat hij hen grote hoeveelheden paddestoelen verzamelen?
Verschillende auteurs over het informatieve boek wijzen erop, dat er over het algemeen weinig goede informatieve boeken voor kinderen verschijnen. Zij verwijten uitgevers dat zij te snel met minderwaardige produkten op de markt komen. Een speciaal probleem vormen hierbij de
| |
| |
zogenaamde co-produkties. Daar informatieve boeken door het (veelal gekleurde) illustratiemateriaal een vrij hoge investering vergen, gaan steeds meer uitgevers ertoe over samen met uitgevers uit het buitenland boeken uit te geven. De illustraties worden voorzien van een bewerkte/vertaalde Nederlandse tekst. Vooral bij boeken over de natuur kan dit tot slechte resultaten leiden. Kinderen worden dan bijvoorbeeld geconfronteerd met afbeeldingen van dieren en planten die zij hier ‘in het echt’ niet tegen zullen komen.
Een uitgever kan ook kiezen voor een co-produktie met een organisatie. Zo is het boek Wijs met de Waddenzee een gezamenlijke uitgave van Meulenhoff-Informatief en de Waddenzeevereniging.
| |
Bibliografie
Een keuze
|
Margery Fisher, Matters of Fact. Leicester, 1972. |
Arthur Schütt en Brigitte Stuflesser, Das Sachbuch im Deutschunterricht. Düsseldorf, 1972. |
Martin Hussong, Das Sachbuch. In: Gerhard Haas (red), Kinder- und Jugendliteratur. Stuttgart, 1974. |
Overleggroep dokumentatie (Protestantse Stichting Bibliotheekwezen), Kriteria ter beoordeling van informatieve boeken voor het documentatiecentrum in de basisschool. Voorburg, 1976. |
Andrew Fergus, Finding out from books. Amersham, 1977. |
Jacques Vos, Brom de Hommel of: Zo leeft... de Hommel. In: Project Jeugdliteratuur, 3.0.0.7 (1978). |
Theodor Karst, Kinder- und Jugendlektüre im Unterricht. Bad Heilbrunn, 1979. |
Horst Kretschmer, Didaktische Anregungen für die Behandlung eines modernen Sachbuches im Deutschunterricht der 9/10 Jahrgangstufe. In: Jutta Grïzmacher, Didaktik der Jugendliteratur. Stuttgart, 1979. |
Werner Psaar en Manfred Klein, Sage und Sachbuch. Paderborn, 1980. |
Jacques Vos, Wijs met de Waddenzee, Een opruiend Geschrift? In: Leestekens, jaargang 1 (1980), blz. 90-97. |
E. Bol, Leespsychologie. Groningen, 1982. |
Bregje Boonstra, Informatieve lectuur. In: Annie Moerkercken van der Meulen en Harry Spelbrink, De wereld van het kinderboek. Groningen, 1982. |
Jo Carr, Beyond Fact. Chicago, 1982. |
Werner Psaar, Sachbuch. In: Dietrich Grünewald en Winfred Kaminski, Kinder- und Jugendmedien. Weinheim, 1984. |
Ineke Haykens en Jacques Vos, Iets ontstaat, je gaat ergens op voort. In: Leestekens, jaargang 4 (1984), bl.z 22-26. |
H. Annink en H.M.J. van den Bosch, Op verkenning naar wereldoriëntatie. Amsterdam, 1985. |
Peter Beuming, Teksten over dieren als bron van informatie. In: Leestekens, jaargang 6 (1985), blz. 14-19. |
Jacques Vos en Conny Meijer, Wegwijs in de jeugdliteratuur. Leiden, 1985. |
Donna E. Norton, Through the eyes of a child. An introduction to children's literature. Columbus, 1987 (2). |
16 Lexicon jeugdliteratuur
februari 1988
|
|