| |
| |
| |
W.G. van de Hulst Jr.
door Marleen Wijma
Willem Gerrit van de Hulst Jr. werd in 1917 in Utrecht geboren als een van de zes kinderen van de schrijver W.G. van de Hulst. Al op jonge leeftijd begon hij de verhalen van zijn vader te illustreren. Hij was 16 jaar toen het eerste boekje met zijn tekeningen verscheen: Een muis, in dit huis? (1933). Vanaf die uitgave werd hij vaste illustrator van zijn vader. Ook illustreerde hij verhalen van E.J. van Binsbergen.
Van 1934 tot 1940 bezocht hij de Rijksacademie voor schilderkunst te Amsterdam. Later begon hij ook zelf verhalen te schrijven: Tippeltje (1946) was zijn schrijversdebuut. Hij trouwde en kreeg drie kinderen. Na 1970 verminderde hij zijn schrijf- en illustratiewerk om zich meer te kunnen toeleggen op zijn werk als kunstschilder.
| |
Illustraties
W.G. van de Hulst Sr. stelt als eis aan een goed kinderboek dat het op de juiste wijze geïllustreerd moet worden: ‘De tekeningen moeten werkelijk dienen tot het verstaan van het gelezene.’ (Het Kind, 1939). Hij moet een groot vertrouwen in zijn zoon gehad hebben om hem als vaste illustrator te verkiezen boven tekenaars als Tjeerd Bottema, Sierk Schröder en J.H. Isings. Alle bestaande uitgaven zijn opnieuw geïllustreerd door Van de Hulst Jr. en van het werk na 1933 zijn alleen de schooluitgaven door anderen geïllustreerd.
De tekeningen van Van de Hulst Jr. zijn zwart-witte pentekeningen met een zekere stereotypie in de personen: het ronde jongetje met kuifje, korte broek en kromme beentjes en voetjes, het lieve meisje met strikken in haar haar, een keurig jurkje en kniekousjes aan, een lieve, dikke oma met een knotje in haar nek, een benig, oud en krom mannetje met pet op, een lieve, mooie moeder en een dikke-bolle veldwachter, bakker of burgemeester. Zijn tekeningen verbeelden de belangrijke episoden uit het verhaal. Feitelijk stemmen ze goed overeen met de tekst. Wat betreft de sfeer neigen de illustraties erg naar het zoete, méér en eenzijdiger dan de tekst.
Van de Hulst noemt zichzelf ‘een heel goeie illustrator, een uitgekookte vakman’. Hij vindt heel pertinent dat je illustreren geen kunst mag noemen. ‘Het blijft het opentrekken van een trukendoos.’ In de loop der jaren maakte hij 20.000 illustraties.
| |
Kinderboeken
Van de Hulst Jr. heeft voornamelijk verhaaltjes voor 4- tot 8-jarigen geschreven. Ze verlopen steeds volgens hetzelfde stramien: er gebeurt iets dat niet in de haak is
| |
| |
Pagina 2 en 3: illustraties van W.G. van de Hulst Jr. uit In de Soete Suikerbol
(weglopen, verdwalen, iets ondeugends doen enz.); het kind krijgt wroeging, berouw of leert zich verzoenen met zijn ongelukkig lot; het geloof is daarbij de catalysator. En natuurlijk is het: eind goed, al goed. Het zijn dezelfde ingrediënten die zijn vader gebruikte. De verhalen van de zoon zijn echter niet zo levendig en per definitie niet zo oorspronkelijk als die van de vader.
Hij heeft - evenwel zonder veel succes - nog andere genres beoefend. In 1963 publiceerde hij een korte roman voor volwassenen, Feestgebouw in de regen, en voor de leeftijdsgroep van 10 jaar en ouder schreef hij een historisch verhaal, Zijn de kraaien nog zwart? (1965). De middeleeuwse entourage is weinig uitgewerkt. Een ingewikkelde plot wordt langzaam ontrafeld. De personen zijn stereotiep (knollenneus betekent dom; blond betekent lief en zuiver; iemand met een te spits puntbaardje is een doortrapte schurk en de held is een knappe jongeman met brede kin). Het christelijk element ontbreekt hier. In 1981 is dit verhaal herdrukt onder de titel Zwarte kraaien.
| |
In de Soete Suikerbol
In de dertiger jaren hadden alle grote kranten hun eigen strip. Het socialistische dagblad Het Volk had ‘Bulletje en Bonestaak’, het Handelsblad ‘Bruintje Beer’ en De Telegraaf ‘Jopie Slim’ en ‘Dikkie Bigmans’. Het antirevolutionaire dagblad De Standaard wilde niet achterblijven en vroeg een dominee een verhaal te schrijven dat W.G. van de Hulst Jr. zou illustreren. Het wilde niet zo goed lukken, daar het verhaal te weinig vaart bezat. W.G. van de Hulst Sr. zag zijn zoon tobben en bood aan zelf een ‘gek verhaaltje’ te schrijven. ‘Het begon dus als een grapje.’
‘In de Soete Suikerbol’ (1936-1948) heeft lange tijd grote populariteit genoten. Na de oorlog nam het dagblad Trouw de strip over. Het zijn avonturen van een dikke, altijd in moeilijkheden rakende suikerbollenbakker en
| |
| |
zijn magere, overdreven nette vrouw. Het zijn eenvoudige, alledaagse avontuurtjes, met kleine ondeugd, zachte grapjes, zonder monumentale effecten of geweld. Iedere aflevering bestond uit twee omkaderde plaatjes met afzonderlijke tekst, de gebruikelijk vorm in die tijd. Peter Karstkarel schrijft in 1977 in Stripschrift: ‘De prentjesmaker is vooral uitgegaan van het figuratieve beginsel, waardoor de vertelling, de eigenlijke actie, soms verloren gaat in te ver doorgevoerde detaillering.’
In 1973 is de strip bewerkt als televisiestrip waarbij W.G. van de Hulst Jr. de regie voerde. De zeven delen van de strip zijn inmiddels als omnibus verschenen.
| |
Bibliografie
Voor volwassenen
|
Feestgebouw in de regen. Amsterdam, De Arbeiderspers, 1963. |
Kinderboeken
|
Tippeltje. Nijkerk, Callenbach, 1946. |
Het geheim. Nijkerk, Callenbach, 1947. |
Wilhelmus. Nijkerk, Callenbach, 1948. |
Japie. Nijkerk, Callenbach, 1950. (Herdrukt onder de titel De verloren foto. Nijkerk, Callenbach, 1977.) |
Ko-tje en het Kerstfeest. Nijkerk, Callenbach, 1950. |
Ik ben een oude juffrouw. Nijkerk, Callenbach, 1952. (Herdrukt onder de titel Ik en Beppie. Nijkerk, Callenbach, 1965.) |
Tussen het gele riet. Nijkerk, Callenbach, 1954. |
Kijk, het heeft gesneeuwd. Verhalen bij de winterplaat. 2 delen. Alphen aan den Rijn, Samsom, 1960. |
Ik zie, ik zie wat jij niet ziet. 2 delen. Alphen aan den Rijn, Samsom, 1960. |
Het verdwaalde schaap. Nijkerk, Callenbach, 1961. |
Waarom de tram stilstond... Alphen aan den Rijn, Samsom, 1961. |
Kerstfeest voor een gulden. Nijkerk, Callenbach, 1962. |
Het geheim in de mist. Leesboek voor de lagere school. Leiden, Spruyt, Van Mantgem en De Does, 1964. |
Hans de ponnie en nog 21 andere verhalen. Amsterdam, Ploegsma, 1965. |
Zijn de kraaien nog zwart? Nijkerk, Callenbach, 1965. (Herdrukt onder de titel Zwarte kraaien. Amsterdam, Van Goor/Elsevier, 1981.) |
| |
| |
Duizend jaar. 2 delen. Alphen aan den Rijn, Samsom, 1966. |
Tom. Nijkerk, Callenbach, 1966. |
Kip-kakel. Nijkerk, Callenbach, 1967. |
Ezeltje. Nijkerk, Callenbach, [1968]. |
De tovenaar. Nijkerk, Callenbach, 1968. |
Wat de uil zag. Nijkerk, Callenbach, 1970. |
Vera. Nijkerk, Callenbach, 1971. |
Luister-kijk-lees. 4 delen. Alphen aan den Rijn, Samsom, 1972. |
Duffie. Nijkerk, Callenbach, 1974. |
Illustraties
|
W.G. van de Hulst Sr., In de Soete Suikerbol. 7 delen. Met plaatjes van W.G. van de Hulst Jr. Nijkerk, Callenbach, 1936-1948. |
Zie verder de bibliografie van W.G. van de Hulst (Sr.). |
Over W.G. van de Hulst Jr.
|
In de Soete Suikerbol hertekend als tv-strip in 25 delen. In: Zutphens Dagblad, 11-9-1973. |
Schilderen, illustreren, schrijven en galerie houden. In: Utrechts Nieuwsblad, 10-10-1975. |
P. Karstkarel, Honderdduizenden soete suikerbollen. In: Stripschrift, nr. 98 (1977). |
Steven van Campen, Je weet niet wat je ziet bij Van de Hulst. In: Verkenningen op het gebied van de jeugdliteratuur, jaargang 10 (1979-1980), aflevering 3. |
John Jansen van Galen, Suikerbol. In: Haagse Post, 4-10-1980, blz. 104-105. |
Dokumentatie auteurs en illustratoren van jeugdboeken, knipselkrant jeugdliteratuur. Jaargang 4 (1980), nr. 6. |
6 Lexicon jeugdliteratuur
oktober 1984
|
|