| |
| |
| |
W.G. van de Hulst
door Marleen Wijma
Detail van een geschilderd portret door W.G. van de Hulst Jr.
Willem Gerrit van de Hulst werd op 28 oktober 1879 in Utrecht geboren. Doordat zijn vader al jong overleed, leefde het gezin in voortdurende financiële zorgen. In 1898 behaalde Willem zijn onderwijzersacte. Hij werd onderwijzer in Utrecht, op de Ned. Herv. school aan de Croeselaan. Van 1913 tot 1940 was hij hoofd van deze school.
Zijn moeder heeft hem mede gestimuleerd korte schetsjes te schrijven. Enkele zijn gepubliceerd in bladen als Eigen Haard en Elsevier. In 1898 ontving hij daarvoor een prijs van de Commissie voor Letterkunde van het Christelijk Jongelings Verbond.
In 1907 publiceerde hij zijn eerste kinderboek, Willem Wijcherts, onder het pseudoniem Jan van Croese. Toen in 1909 de Nederlandse Zondagsschoolvereniging een prijsvraag uitschreef, stuurde W.G. van de Hulst drie verhalen in: Willem Wijcherts, Ouwe Bram en Van een klein meisje en een grote klok. Zijn bekroning deed hem besluiten verder uitsluitend voor kinderen te schrijven. Hij was zeer produktief en zijn verhalen bereikten hoge oplagecijfers. Van de Hulst was getrouwd en had zes kinderen, van wie zijn zoon Willem Gerrit - bekend als W.G. van de Hulst Jr. - naam heeft gemaakt als auteur van kinderboeken, maar vooral als illustrator van de boeken van zijn vader.
Voor zijn verdiensten werd W.G. van de Hulst Ridder in de Orde van Oranje Nassau. Op zijn tachtigste verjaardag (1959) werd hij bevorderd tot Officier in de Orde van Oranje Nassau. In 1963 is hij op 84-jarige leeftijd in Utrecht overleden.
| |
Werk
Bij herlezing van het werk van W.G. van de Hulst vallen in zijn verteltechniek direkt de stippeltjes op, de
| |
| |
vele herhalingen, de korte zinnen en de eenvoudige woordkeus.
De kleine avontuurtjes en grappige voorvalletjes in zijn boekjes ‘Voor onze kleinen’ spelen zich af in de veilige geborgenheid van volwassenen die de kleinen vol begrip en liefde tegemoet treden en van een God die ervoor zorgt dat het goede zegeviert. Zijn verhalen voor jongens en meisjes van acht tot twaalf jaar tonen een realistische maatschappelijke werkelijkheid van sociale misstanden, ziekte, dood en geweld. Hieruit ontstaan vaak emoties als haat, drift en jaloezie: niet slechts bij de volwassenen: de kinderen maken eveneens deel uit van deze wereld. Daarnaast hebben zij hun eigen jongens- of meisjeswereld met hun ondernemingslust, dierenliefde, kameraadschap en fantasie.
In zijn verhalen gaat Van de Hulst uit van zijn jeugdige hoofdpersonen, zonder evenwel het perspectief tot hen
Illustratie van Frans van Noorden uit Om twee schitteroogjes
te beperken. Hij blijft steeds op de achtergrond aanwezig als alwetende verteller die zijn verhaalwereld onder controle houdt. Al wordt het gevaar nog zo groot, de kwelling nog zo erg, er komt redding, dat staat vast. Het goede overwint, het kwade wordt gestraft. Maar ook voor de schurk is de vergiffenis als hij berouw toont. En zo is die boze wereld in de verhalen van Van de Hulst toch een veilige geborgen wereld, want God is een God van liefde. Hij ziet alles en Hij beschermt de zwakken.
| |
Van de Hulst in zijn tijd
Het genre van de kerst- en zondagsschoolboekjes werd sinds ongeveer 1850 beoefend. In het begin van deze eeuw beschreef men het recept van dergelijke boekjes soms gekscherend als volgt: ‘Neem een arm kind, een aan drank verslaafde vader en een rijke freule. Meng die door elkaar, bak ze op en presenteer dat baksel met een vroom sausje met Kerstmis.’
W.G. van de Hulst is meester in het genre van de zondagsschoolboekjes geworden, maar dan wel anders dan hier omschreven. Zijn verhalen voor jong en oud volgen weliswaar steeds hetzelfde patroon: inleiding, conflict, climax, loutering en een bij de inleiding aansluitend slot, maar hij weet als verteller de spanning goed op te voeren en vast te houden en hij zet zich sterk af tegen ‘opzettelijkheid’. ‘Het godsdienstige lag erop als zout op het eten. Men stelde heilswaarheden cen-
| |
| |
“Als je 't je vader of je moeder niet zeggen durft...”: illustratie van J.H. Isings uit Ouwe Bram
traal waardoor de personen uit het verhaal marionetten werden. Niet marionetten moesten de waarheden dragen, maar levende mensjes - Kinderen. Zij moesten primair zijn. Ik heb er heel wat verdachtmakingen om uitgestaan, want dat was revolutionair.’ Hij liet de boodschap van de christelijke naastenliefde uit het gebeuren zelf spreken en zijn verhaalfiguren werden meer waarheidsgetrouw.
Nog op andere wijze was het werk van Van de Hulst vernieuwend: hij schrijft geen hoogdravende grotemensen-zinnen. Hij past zijn woordkeus aan aan de leeftijdsgroep waartoe hij zich richt. En hij gebruikt korte zinnetjes. Met cursiveringen, accenttekens, herhalingen en zijn bekende stippeltjes helpt hij de lezer de juiste intonatie te vinden. Ook is hij een meester in klanknabootsingen. ‘Een schrijver van kinderboeken moet zèlf kind worden. Als ik wil vertellen hoe twee kleine jongens naar school gaan, moet ik niet die kereltjes zíen, maar ik moet ze zíj́n. In hun ogen is de oude schutting waar ze langskomen heel iets anders dan voor de wandelaar met hoed en actetas.’
Het merendeel van zijn werk valt onder de noemer ‘huiselijk realisme’. Daarnaast schreef hij enkele historische verhalen, bijvoorbeeld Van Hol-
| |
| |
landsche jongens in de Franse tijd (1913); een aantal gelegenheidswerkjes, bijvoorbeeld Liefde en Trouw over Koningin-Moeder Emma (1934), en de teksten bij vooral grappig bedoelde strips als In de Soete Suikerbol (1936-1948). Ook heeft hij, vaak in samenwerking met anderen, een groot aandeel schoolleesboekjes geschreven. Na 1940 schreef hij bijna uitsluitend voor de ‘kleinen’: kleine boekjes en korte verhalen die in voorleesboeken gebundeld werden. W.G. van de Hulst was ervan overtuigd dat het voorlezen op moeders schoot van onschatbare waarde was.
Zijn stijl is in de loop der jaren enigszins veranderd. Uitvoerige beschrijvingen worden beknot, er komt minder actie in zijn verhalen, meer gedachtenweergave, zijn taalgebruik wordt subtieler, zijn zinnen vloeiender en het opvoedende en godsdienstige element wordt in zijn latere werk sterker.
| |
Waardering
Van zijn meer dan honderd titels hebben de volgende verhalen meer dan twintig drukken beleefd: Ouwe Bram (1909), Jaap Holm en z'n vrinden (1910), Niek van de bovenmeester (2 dln., 1917), Van de boze koster (1923), Het huisje in de sneeuw (1924), Rozemarijntje (1933), Rozemarijntje naar school (1934) en alle zeven delen van In de Soete Suikerbol (1936-48).
Met zijn verhalen heeft Van de Hulst miljoenen kinderen bereikt - ook buiten protestants christelijke kringen - van wie velen zich de sfeer van zijn verhalen als een kostbaar goed herinneren. In het boekje Dàt was nog eens lezen (1972), waarin 40 auteurs schrijven over de lectuur van hun kinderjaren, is hij de meestgenoemde auteur. Gerrit Krol stelt zelfs dat hij de structuur van Jaap Holm en z'n vrinden in bijna al zijn boeken heeft nagevolgd.
Zijn verhalen zijn nu duidelijk gedateerd; niet alleen feitelijkheden, maar ook waarden en normen zijn gewijzigd. In een recensie van Jaap Holm in Het Kind van 1910 moet men slikken over het feit dat Jaap zijn bloedeigen zusje benadeelt: ‘Zoiets doet een echte Hollandsche jongen toch niet!’ In een recensie van het NBLC in 1975 wordt Jaap Holm een ‘puur moralistisch boek’ genoemd.
Verhalen van W.G. van de Hulst zijn in zeven talen vertaald. Zijn werk wordt ten dele nog steeds herdrukt.
| |
Peerke en z'n kameraden (1919)
Peerke is een Belgisch jongetje dat zijn beide benen heeft verloren bij een bombardement in de Eerste Wereldoorlog. Zijn moeder is daarbij omgekomen. Peerke is nu wees. Samen met zijn grootvader, een vioolbouwer, brengt hij zijn laatste levensdagen in Holland door, in een oud pakhuis aan het water. Ondanks zijn lijden kan Peerke genieten van kleine dingen en beestjes uit de natuur, maar echte vreugde verschaft de vriendschap met vier jongens met wie hij bij toeval con- | |
| |
tact krijgt. De stoere Joost, de bange Karel, de gevoelige en fantasievolle Dieuwe en de nuchtere Frans spelen wilde jongensspelletjes in een oude boot op het water. Zij raken ontroerd door Peerkes lijden en ook door het vioolspel van de jongen en zijn grootvader. Nog een aantal keren ontmoeten zij elkaar. Peerke wordt in hun spel betrokken. Maar dan is ‘het joggie’ dood. Grootvader vertelt dat hij heel vredig is heengegaan in de volle overtuiging dat hij bij zijn moeder in de hemel komt. De oude man kampte zelf met vreselijke haatgevoelens ten opzichte van de Duitse soldaten die hen dit alles hadden aangedaan. Nadat hij het overlijden van Peerke heeft meegemaakt, is hij in staat zijn vijanden te vergeven. De jongens krijgen Peerkes speelgoed. Dieuwe krijgt zijn viool.
Van de Hulst noemde dit zijn lievelingsverhaal. ‘In Peerke heb ik het beste kunnen benaderen wat ik eigenlijk zeggen wilde. Het ligt mij ook zo na aan het hart omdat de jongens - de dromer, de realist, de waaghals en het bange jochie - vier gezellen uit mijn jeugd waren die om voorrang worstelden in mijn geest. Hier hebben ze afzonderlijk gestalte gekregen.’
Peerke en z'n kameraden is een verhaal waarbij velen gehuild hebben. Het is in zijn tijd gunstig ontvangen. Recente herdrukken en de fascimilé uitgave van 1975 roepen heel verdeelde meningen op: ‘Druipend van sentiment en voorbije sociale weeklachten. Onnozel
Illustratie van Tjeerd Bottema uit Het wegje in het koren
geworden.’ ( Idil, 1968) ‘Peerke is een smartlap, nou en of. Maar dan een goeie. Van de Hulst is vakman genoeg om al die gevoeligheden goed te mixen.’ ( Het Parool, 18-11-'75) ‘Heel besmuikt klinken anti-militairistische geluiden en taboes rond invaliditeit en dood worden doorbroken.’ ( Sekstant, 1978) ‘De hier overdadig aangezette werkelijkheid staat wel heel ver weg van de kinderen van vandaag.’ ( De Volkskrant, 1975)
| |
Rozemarijntje (1933)
De moeder van Rozemarijntje is ernstig ziek en haar vader is zeeman. Daarom moet het meisje een poos bij haar deftige tante logeren. De spontane wildebras komt bij lange na niet overeen met het beeld dat tante heeft van een keurig
| |
| |
net en rustig meisje. Ze wil Rozemarijntje in die richting opvoeden. Menig conflict is het gevolg. Het meisje wil wel doen wat tante zegt, maar iedere keer vergeet ze het weer. Ze zit bij de koetsier op de bok, klimt op de rug van een koe, neemt de grote hond Nero in haar bed, steekt haar vingers in de kuiltjes in de dikke wangen van de dienstmeid Dina. Ze maakt veel vrienden, maar 's avond in bed is ze verdrietig. Ze mist haar ouders. Als ze dan in haar eigen woorden alles aan de Here Jezus kan vertellen, voelt ze zich niet langer alleen. Uiteindelijk weet ze haar tante voor zich te winnen. Het verhaal besluit met het weerzien met haar lieve ouders.
In dit verhaal komt het vernieuwende van Van de Hulst goed naar voren: Rozemarijntje bekijkt de wereld vanuit haar kinderlijke eenvoud, het is geen halve volwassene maar een lief kind. En de religieuze boodschap van Jezus als de kindervriend is goed ingepast in het gebeuren. De eenvoudige woorden, korte zinnen en duidelijke verteltrant maken het verhaaltje begrijpelijk voor jonge kinderen en eenvoudig zelf te lezen.
Deze in zijn tijd vernieuwende elementen doen nu verouderd aan: Rozemarijntje vinden we nu té lief; het is een geïdealiseerd kind. Het religieuze en opvoedende element is naar moderne maatstaven te nadrukkelijk, de vertelstijl te verouderd. Door de vertellerskwaliteiten, de eenvoud en het kinderlijke perspectief is het echter voor kinderen van deze tijd nog altijd aantrekkelijk als voorbeeld van een gezellig, ouderwets verhaal.
| |
Bibliografie
Kinderboeken
|
Willem Wijcherts. Met illustraties van J.H. Isings Jr. Eerste druk onder pseudoniem Jan van Croese. Nijkerk, Callenbach, 1907. (19e druk 1979) |
Ouwe Bram. Met illustraties van J.H. Isings Jr. Nijkerk, Callenbach, 1907. (Vanaf de 16e druk met illustraties van W.G. van de Hulst Jr.; 23e druk 1979) |
Van een klein meisje en een grote klok. Met illustraties van Frans van Noorden. Nijkerk, Callenbach, 1909. (Vanaf de 11e druk met illustraties van Sierk Schröder; 16e druk 1979) |
Jaap Holm en z'n vrinden. Met illustraties van J.H. Isings Jr. Nijkerk, Callenbach, 1910. (Vanaf de 18e druk met illustraties van W.G. van de Hulst Jr.; 27e druk 1979) |
Zonnige Paschen! Met illustraties van J. Visser. Amsterdam. D.B. Centen, 1910. |
Om twee schitteroogjes. Met illustraties van F. van Noorden. Nijkerk, Callenbach, 1911. (Vanaf de 8e druk met illustraties van W.G. van de Hulst Jr.; 12 druk 1960) |
Uit het Winter-Wonderland. Met illustraties van B. Midderigh-Bokhorst. Gouda, Van Goor en Zn., 1912. (Vanaf de 5e druk met illustraties van B. Bouman; 6e druk 1964) |
Het verhaal van de Kurassier. Met illustraties van J. Visser. Amsterdam, D.B. Centen, 1912. |
Van Hollandsche jongens in de Franse tijd. Nijkerk, Callenbach, 1913. (Vanaf de 9e druk met illustraties van van W.G. van de Hulst Jr.; 18e druk 1979) |
Beppie en Joop. Met illustraties van Tjeerd
|
| |
| |
Bottema. Groningen, P. Noordhoff, 1917. (Later met illustraties van W.G. van de Hulst Jr.; 14e druk 1959) |
Het gat in de heg. Met illustraties van F. van Noorden. Nijkerk, Callenbach, 1917. (Vanaf de 7e druk met illustraties van W.G. van de Hulst Jr.; 14e druk 1977) |
Grootmoedertje. Nijkerk, Callenbach, 1917. |
Niek van de Bovenmeester. Deel 1 en 2. Met illustraties van W. Hardenberg en T. Rammelt. Nijkerk, Callenbach, 1917. (Vanaf de 26e druk met illustraties van W.G. van de Hulst Jr.; 35e druk 1978) |
Zo'n vreemde jongen. Met illustraties van F. van Noorden. Nijkerk, Callenbach, 1917. (Vanaf de 9e druk met illustraties van W.G. van de Hulst Jr.; 10e druk 1956) |
De bijbelse geschiedenissen in vertelling. Met illustraties van J.H. Isings Jr. Rijswijk, H.J. Spruyt, 1918. (16e druk 1976) |
Thijs en Thor. Met illustraties van van J. Franse. Arnhem, H. ten Brink, 1918. (Vanaf de 6e druk met illustraties van W.G. van de Hulst Jr.; 9e druk 1961) |
In de zon. Baarn, E.J. Bosch, 1919. |
Peerke en z'n kameraden. Met illustraties van J.H. Isings Jr. Nijkerk, Callenbach, 1919. (Later met illustraties van W.G. van de Hulst Jr.; 18e druk 1977; in 1975 verscheen een fascimilé uitgave) |
Lezen leren. In samenwerking met D. Wouters. Met illustraties van Tjeerd Bottema. Groningen, P. Noordhoff, 1919. |
Fik. Met illustraties van Tjeerd Bottema. Nijkerk, Callenbach, 1920. (Vanaf de 15e druk met illustraties van W.G. van de Hulst Jr.; 21e druk 1976) |
Elck wat wils. Leesboek voor de christelijke school. In samenwerking met K. ter Becke. Arnhem, H. ten Brink, 1920. |
Stille dingen. Nijkerk, Callenbach, 1921. (Vanaf de 4e druk met illustraties van W.G. van de Hulst Jr.; 5e druk 1956) |
Van Bob, Bep en Brammetje. Met illustraties van Tjeerd Bottema. Nijkerk, Callenbach, 1921. (Vanaf de 14e druk met illustraties van W.G. van de Hulst Jr.; 19e druk 1976) |
Toen en nu! Leesboek over de geschiedenis van het vaderland voor de christelijk scholen. In samenwerking met R. Huizinga. Met illustraties van C. Jetses en J.H. Isings Jr. Drie delen. Groningen, J.B. Wolters, 1921. |
Allemaal katjes. Met illustraties van Tjeerd Bottema. Nijkerk, Callenbach, 1922. (Vanaf de 12e druk met illustraties van W.G. van de Hulst Jr.; 18e druk 1979) |
Drie vertellingen. Met illustraties van Tjeerd Bottema. Nijkerk, Callenbach, 1922. |
Er op of er onder! 1 april 1572. Met illustraties van J.H. Isings Jr. Nijkerk, Callenbach, 1922. (9e druk 1955) |
Een held. Met illustraties van E.J. Veenendaal. Nijkerk, Callenbach, 1922. (Vanaf de 8e druk met illustraties van W.G. van de Hulst Jr.; 9e druk 1955) |
Van de boze koster. Met illustraties van Tjeerd Bottema. Nijkerk, Callenbach, 1923. (Vanaf de 14e druk met illustraties van W.G. van de Hulst Jr.; 20e druk 1978) |
Het huisje in de sneeuw. Met illustraties van Tjeerd Bottema. Nijkerk, Callenbach, 1924. (Vanaf de 15e druk met illustraties van W.G. van de Hulst Jr.; 20e druk 1977) |
In 't kraaiennest. Baarn, Bosch & Keuning, 1924. (Vanaf de 4e druk met illustraties van W.G. van de Hulst Jr.; 13e druk 1969) |
Van drie domme zusjes. Met illustraties van Tjeerd Bottema. Nijkerk, Callenbach, 1925. (Vanaf de 10e druk met illustraties van W.G. van de Hulst Jr.; 15e druk 1977) |
Wout de scheepsjongen. Met illustraties van E.J. Veenendaal. Nijkerk, Callenbach, 1925. (9e druk 1961) |
Bijbelse vertellingen voor onze kleintjes. Met illustraties van J.H. Isings Jr. Leiden, Spruyt,
|
| |
| |
van Mantgem & de Does, 1926. (16e druk 1974) |
Bruun de beer. Met illustraties van Tjeerd Bottema. Nijkerk, Callenbach, 1927. (Vanaf de 12e druk met illustraties van W.G. van de Hulst Jr.; 19e druk 1979) |
Gerdientje. Met illustraties van E.J. Veenendaal. Nijkerk, Callenbach, 1927. (Vanaf de 11e druk met illustraties van W.G. van de Hulst Jr.; 17e druk 1978) |
De roode vlek. Met illustraties van Tjeerd Bottema. Amsterdam, H.J. Spruyt, 1928. (11e druk 1963) |
Zoo'n griezelig beest. Met illustraties van Tjeerd Bottema. Nijkerk, Callenbach, 1928. (Vanaf de 9e druk met illustraties van W.G. van de Hulst Jr.; 11e druk 1966) |
Het wegje in het koren. Met illustraties van Tjeerd Bottema. Nijkerk, Callenbach, 1929. (Vanaf de 13e druk met illustraties van W.G. van de Hulst Jr.; 18e druk 1977) |
Bello. Leesboekje voor de christelijke scholen. Met illustraties van Tjeerd Bottema. Groningen, P. Noordhoff, 1930. |
Een leugen? Amsterdam, D.B. Centen, 1930. |
Ergens in de wijde wereld. Met illustraties van H. Poeder. Nijkerk, Callenbach, 1931. (Vanaf de 6e druk met illustraties van W.G. van de Hulst Jr.; 9e druk 1977) |
Grote Bertus en kleine Bertus. Met illustraties van Tjeerd Bottema. Nijkerk, Callenbach, 1931. (Vanaf de 8e druk met illustraties van W.G. van de Hulst Jr.; 13e druk 1977) |
De wilde jagers. Met illustraties van Tjeerd Bottema. Nijkerk, Callenbach, 1931. (Vanaf de 9e druk met illustraties van W.G. van de Hulst Jr.; 14e druk 1976) |
Anneke en de sik. Met illustraties van Tjeerd Bottema. Nijkerk, Callenbach, 1932. (Vanaf de 9e druk met illustraties van W.G. van de Hulst Jr.; 15e druk 1979) |
Hans in het bos. Met illustraties van Jan Lutz. Nijkerk, Callenbach, 1932. (Vanaf de 8e druk met illustraties van W.G. van de Hulst Jr.; 8e druk 1959) |
Een muis in dit huis? Met illustraties van W.G. van de Hulst Jr. Amsterdam, Ned. Bijbelgenootschap, 1933. |
Prins Willem, vader des vaderlands. 's-Gravenhage, Daamen, 1933. (5e druk, met illustraties van W.G. van de Hulst Jr., 1948) |
Rozemarijntje. Met illustraties van E.J. Veenendaal. Nijkerk, Callenbach, 1933. (Vanaf de 13e druk met illustraties van W.G. van de Hulst Jr.; 22e druk 1979) |
Liefde en trouw. Gedenkboekje ter herinnering aan onze Koningin-moeder. Met illustraties van W.G. van de Hulst Jr. 's-Gravenhage, Daamen, 1934. |
Rozemarijntje naar school. Met illustraties van Sierk Schröder. Nijkerk, Callenbach, 1934. (Vanaf de 15e druk met illustraties van W.G. van de Hulst Jr.; 22e druk 1978) |
Het plekje dat niemand wist. Met illustraties van J. Lutz. Nijkerk, Callenbach, 1935. (Vanaf de 9e druk met illustraties van W.G. van de Hulst Jr.; 14e druk 1977) |
Achter de bloempotjes. Met illustraties van W.G. van de Hulst Jr. Amsterdam, Ned. Bijbelgenootschap, 1936. |
In de Soete Suikerbol. Deel 1-3. Met illustraties van W.G. van de Hulst Jr. Nijkerk, Callenbach, 1936 (1e deel: 33e druk 1977; 2e deel: 32e druk 1979; 3e deel: 30e druk 1974) |
Het karretje. Met illustraties van W.G. van de Hulst Jr. Nijkerk, Callenbach, 1936. |
Het boek dat nooit oud wordt. Amsterdam, Ned. Bijbelgenootschap, 1937. |
De grote schat. Met illustraties van W.G. van de Hulst Jr. Amsterdam, Ned. Bijbelgenootschap, 1937. |
Jantje van de Scholtenhoeve. Met illustraties van W.G. van de Hulst Jr. Nijkerk, Callenbach, 1937. (10e druk 1977) |
| |
| |
Om het kind. Met illustraties van W.G. van de Hulst Jr. Nijkerk, Callenbach, 1937. |
Den vaderland getrouwe. Ter herinnering aan het veertigjarig regeringsjubileum van onze koningin. Met illustraties van W.G. van de Hulst Jr. 's-Gravenhage, G.B. van Goor en Zn., 1938. |
Toen... en nu. Schetsen uit de algemene geschiedenis. In samenwerking met J. van Hulzen en A. de Vries. Met illustraties van J.H. Isings. Twee delen. Groningen, J.B. Wolters, 1938. |
Ha!... lezen! Verzamelde leeslessen voor de christelijke school. In samenwerking met L. van der Zweep. 12 delen. Groningen, P. Noordhoff, 1939-1940. |
Het kerstfeest van twee domme kindertjes. Met illustraties van W.G. van de Hulst Jr. Nijkerk, Callenbach, 1941. (12e druk 1978) |
Rozemarijntje en Rooie Pier. Met illustraties van W.G. van de Hulst Jr. Nijkerk, Callenbach, 1941. (15e druk 1977) |
In de Soete Suikerbol. Deel 4. Met illustraties van W.G. van de Hulst Jr. Nijkerk, Callenbach, 1942. (30e druk 1976) |
In de Soete Suikerbol. Deel 5. Met illustraties van W.G. van de Hulst Jr. Nijkerk, Callenbach, 1943. (30e druk 1976) |
De machtige meester. Amsterdam, Ned. Bijbelgenootschap, 1943. |
Nog beter dan brood. Amsterdam, Ned. Bijbelgenootschap, 1943. |
Klaas, een Sinterklaasverhaal. Met illustraties van W.G. van de Hulst Jr. Amsterdam, Ploegsma, 1945. (Herdruk onder de titel Sinterklaas, 1967) |
Het zwarte poesje. Met illustraties van W.G. van de Hulst Jr. Nijkerk, Callenbach, 1945. (12e druk 1977) |
Zeven kerstvertellingen. Met illustraties van W.G. van de Hulst Jr. Nijkerk, Callenbach, 1946. (4e druk 1963) |
Die domme Nora. Amsterdam, Ned. Bijbelgenootschap, 1947. |
Het grote voorleesboek. Met illustraties van W.G. van de Hulst Jr. Wageningen, Zomer en Keuning, 1947. (9e druk 1975) |
Oom Jannus met de pet. Met illustraties van W.G. van de Hulst Jr. Amsterdam. Ned. Bijbelgenootschap, 1947. |
In de Gouden Gaper. Met illustraties van W.G. van de Hulst Jr. Twee delen. Nijkerk, Callenbach, 1947. |
In de Soete Suikerbol. Deel 6 en 7. Met illustraties van W.G. van de Hulst Jr. Nijkerk, Callenbach, 1948. (30e druk 1976) |
Het klompje dat op het water dreef. Met illustraties van W.G. van de Hulst Jr. Nijkerk, Callenbach, 1948. (10e druk 1977) |
De pruikenmaker en de prins. Met illustraties van W.G. van de Hulst Jr. Amsterdam, Ploegsma, 1948. (4e druk 1971) |
De gedroogde appeltjes. Met illustraties van W.G. van de Hulst Jr. Nijkerk, Callenbach, 1949. (5e druk 1965) |
Rozemarijntje en de Zwarte Jongen. Met illustraties van W.G. van de Hulst Jr. Nijkerk, Callenbach, 1949. (12e druk 1977) |
Annelies. Met illustraties van W.G. van de Hulst Jr. Nijkerk, Callenbach, 1951. (9e druk 1977) |
Het mooie begin. Boekjes voor het allereerste leesonderwijs. Met illustraties van W.G. van de Hulst Jr. Twee delen. Groningen, P. Noordhoff, 1952. |
Voetstapjes in de sneeuw. Met illustraties van W.G. van de Hulst Jr. Nijkerk, Callenbach, 1953. (9e druk 1978) |
Het nieuwe voorleesboek. Met illustraties van W.G. van de Hulst Jr. Wageningen, Zomer en Keuning, 1954. |
Rozemarijntje en de oude juffrouw. Met illustraties van W.G. van de Hulst Jr. Nijkerk, Callenbach, 1954. (11e druk 1978) |
De bengels in het bos. Met illustraties van W.G. van de Hulst Jr. Nijkerk, Callenbach, 1956. (8e druk 1978) |
Margrieten, Hollandse bloemen. Leesboek voor de christelijke school. Met illustraties van
|
| |
| |
W.G. van de Hulst Jr. Leiden, Spruyt, van Mantgem en De Does, 1956. |
Kareltje. Met illustraties van W.G. van de Hulst Jr. Nijkerk, Callenbach, 1957. (13e druk 1976) |
Kleine zwerver. Met illustraties van W.G. van de Hulst Jr. Nijkerk, Callenbach, 1958. (17e druk 1977) |
Het Gouden Voorleesboek. Met illustraties van W.G. van de Hulst Jr. Wageningen, Zomer en Keuning, 1959. (5e druk 1977) |
De prins en de moordenaar. Met illustraties van W.G. van de Hulst Jr. Den Haag, Voorhoeve, 1959. (8e druk 1977) |
Over W.G. van de Hulst
|
Leonard Roggeveen, Aan welke eisen moet een goed kinderboek voldoen? Antwoord van de Heer W.G. van de Hulst. In: Het Kind, jaargang 40 (1939), blz. 236-239. |
W.G. van de Hulst, Herinneringen van een schoolmeester. Kampen, J.H. Kok, 1943. |
Rie van Rossum, De jongen met de toverfluit. W.G. van de Hulst 70 jaar. Nijkerk, Callenbach, 1949. |
W.G. van de Hulst, Waarom verdient het goede kinderboek onze diepe belangstelling? In: Verslag van het Congres Boek en Jeugd, gehouden te 's-Gravenhage op 2 en 3 november 1951. ['s-Gravenhage, Stichting voor jeugdlectuur, 1952], blz. 7-16. |
Leo Roelants, W.G. van de Hulst... Wel bejaard, maar niet oud! In: Lectuurgids, jaargang 6 (1959), nr. 8-10. |
Voor freules thans geen heldinnenrol meer in onze kerstboekjes. In: Philips Koerier, 19-12-1959. |
C. Rijnsdorp, Het unieke bij Van de Hulst, kunstwerkjes voor kinderen. In: Nieuwe Haagsche Courant, 3-9-1963. |
Dat was nog eens lezen! 40 auteurs over boeken uit hun kinderjaren. Amsterdam, De Arbeiderspers/Querido, 1972. |
Eddy Mielen, Een warm nest; leed en verlossing bij W.G. van de Hulst. Een schrijver voor drie generaties. In: Vrij Nedrland, 15-9-1973. |
Hens de Sitter, Van de Hulsts sadisme. In: Vrij Nederland, 17-10-1973. (Ingezonden brief met naschrift van Eddy Mielen) |
C. Rijnsdorp, De vertelkunst van W.G. van de Hulst. In NRCV-gids, 27-10-1973. |
Steven van Campen, Je weet niet wat je ziet bij Van de Hulst. In: Verkenningen op het gebied van de jeugdliteratuur, jaargang 10 (1979-1980), nr. 3. |
Maarten 't Hart, Dynamiet naast de kinderbijbel. Over Jaap Holm en z'n vrinden. In: NRC Handelsblad, 21-10-1977. |
Dokumentatie auteurs en illustratoren van jeugdboeken, knipselkrant jeugdliteratuur. Jaargang 4 (1980), nr. 6. |
6 Lexicon jeugdliteratuur
oktober 1984
|
|