| |
| |
| |
Janni Howker
door Jos Staal
Foto: Tim Humphrey
Janni Howker is in 1957 op Cyprus geboren. Haar vader werkte bij de Royal Air Force, waardoor het gezin regelmatig moest verhuizen. Het grootste deel van haar jeugd bracht Janni Howker door in de omgeving van Lancaster, noordoost-Engeland. Daar zijn ook veel van haar verhalen gesitueerd.
Na de middelbare school studeerde ze letterkunde aan de universiteit van Lancaster. Ze onderbrak deze studie toen ze op negentienjarige leeftijd trouwde. Vervolgens werkte ze parttime met bejaarden en geestelijk gehandicapten; ook hielp ze mee in het bedrijf van haar echtgenoot. Omstreeks 1984, ze was intussen gescheiden, vatte ze de studie weer op en deed haar doctoraalexamen. In dezelfde periode volgde ze een cursus creatief schrijven.
Howker debuteerde in 1984 met Badger on the Barge and Other Stories (De Eierman en andere verhalen). Deze bundel werd lovend ontvangen en bekroond met de International Reading Association's Children's Book Award. Haar jeugdroman The Nature of the Beast (De aard van het Beest) kreeg de Whitbread Children's Novel Award en The Young Observer Teenage Fiction Prize. In Nederland werd het boek in 1987 met een Zilveren Griffel onderscheiden. Toen onze Daniel doodging kreeg in 1993 eveneens een Zilveren Griffel. Eerder had het in Engeland al The Somerset Maugham Award ontvangen.
| |
Werk
Een belangrijk thema in het werk van Janni Howker is de relatie tussen jongeren en volwassenen.
| |
| |
Haar debuut De Eierman en andere verhalen, herdrukt onder de titel Wormen voor mevrouw Brady, bevat vijf novellen die met elkaar gemeen hebben dat ze de ontmoeting beschrijven tussen een jongen of meisje en een veel ouder iemand, meestal een eenzelvige buitenstaander met een sterke persoonlijkheid. In ‘Wormen voor mevrouw Brady’ is dat een magere bejaarde vrouw die op een boot woont en daar tijdelijk een das verzorgt. De titelfiguur in ‘Jakey’ is een oude visser die weet dat hij nog maar kort te leven heeft en aan het eind van het verhaal met zijn schip de zee opgaat en niet meer terugkomt. In twee novellen figureren oude mensen met een tragische achtergrond. ‘De Eierman’ is sinds de dood van zijn vrouw in de war. ‘Reicker’ is een Duitser die in de oorlog met zijn vliegtuig is neergeschoten en sindsdien als boerenknecht in Engeland werkt; hij wordt door de bevolking nog steeds als een vreemdeling en ‘nazi’ gezien.
Door hun omgang met deze onafhankelijke, soms zonderlinge mensen raken de jonge hoofdfiguren van vooroordelen verlost en krijgen ze meer inzicht in zichzelf. In ‘De Engelse tuin’ vertelt de oude, vrijgevochten tuinierster Sally Beck haar levensgeschiedenis aan Liz, die met haar vader en broer in de buurt kampeert. Op haar twaalfde verjaardag liep Sally van huis weg, omdat ze er geen trek in had het leven te leiden dat in die tijd voor een meisje was weggelegd. Ze verkleedt zich als jongen en wordt tuinknecht. Liz gaat zich door dit verhaal realiseren hoe belangrijk het is toe te geven aan je vrijheidsdrift.
Toen onze Daniel doodging is qua opzet vergelijkbaar met ‘De Engelse tuin’. Het boek begint met een brief van de 96-jarige Isaac Campion aan ‘juffrouw Howker’. Vanuit een verpleegtehuis laat hij haar weten dat hij in de krant gelezen heeft over haar eerste boek, dat ‘over jongelui en oudelui’ ging. Hij wil haar vertellen wat er in 1901 met zijn oudere broer Daniel gebeurde en wat voor invloed deze gebeurtenis op zijn eigen leven had. Op 17 april 1901 gleed Daniel bij een sprong over een hoog hek uit en viel op een scherpe punt van het smeedwerk. ‘Toen Daniel nog leefde, ging het al slecht tussen mij en mijn vader. Maar toen mijn broer was begraven, kwam ik er pas achter hoe slecht.’ Zijn vader is paardenhandelaar en leeft al jaren in onmin met een concurrent, Clem Lacey. Het ongeluk van Daniel ontstond door een weddenschap van Daniel met een zoon van Lacey. Daniels vader acht de familie Lacey voor de dood van zijn zoon verantwoordelijk en zint op wraak. Meer door toeval dan door opzet weet Daniel een bloedige vergelding te voorkomen. Hij maakt zijn bijgelovige vader wijs dat hij de geest van Daniel ‘nee’ heeft zien schudden. Vanaf dat moment zakt zijn vader geestelijk in elkaar en
| |
| |
wordt een hulpeloze man die ten slotte sterft door drankmisbruik. Het boek wordt afgesloten met een tweede brief van de stokoude Campion aan juffrouw Howker. Hij bedankt haar voor haar bezoek; het was de eerste keer dat hij zijn relaas kwijt kon. ‘Volgens mij zijn kinderen pas na de eerste wereldoorlog uitgevonden,’ concludeert hij bitter. ‘In de tijd dat ik geboren ben, was je geen kind, met speelgoed en alles zoals tegenwoordig. Tot je kon werken voor de kost was je enkel een verdomde lastpost en een extra mond om te voeden.’
Het verhaal wordt verteld in de ik-vorm en heeft de kenmerken van een mondelinge vertelling: eenvoudige, soms ongrammaticale zinnen, uitweidingen, het rechtstreeks toespreken van de luisteraar, enzovoort. De taal is rauw en direct. Er is ook mededogen: op een zeker moment verneemt Isaac hoe zijn grootvader even hard voor zijn zoons was als zijn vader nu voor hem is. Zijn ooms waren blij dat hun vader stierf, zo diep was hun haat.
Janni Howker plaatst haar verhalen graag in een eenvoudig milieu. Daarbij hanteert ze ook het dialect van deze groep. De aard van het Beest speelt in een stadje dat geteisterd wordt door werkloosheid. De ik-verteller in deze jeugdroman is de jonge Bill Coward. Zijn moeder is kort na zijn geboorte weggelopen. Hij wordt opgevoed door zijn vader en grootvader: ruwe, driftige mannen die regelmatig dronken zijn. Bill is soms ook driftig, ‘maar er zit een lange lont aan mijn explosies’. Door de sluiting van de fabriek en de ingrijpende gevolgen die dit heeft voor zijn eigen bestaan, vindt een uitbarsting plaats.
| |
De aard van het Beest
Ten gevolge van een fabriekssluiting raken de vader en grootvader van Bill Coward net als veel andere mensen in Haverston hun baan kwijt. Het stadje is ondergedompeld in diepe neerslachtigheid. Tezelfdertijd manifesteert zich een geheimzinnig beest dat gruwelijke slachtingen aanricht onder het plaatselijk vee. Bill, die zich erg eenzaam en verlaten voelt - vader heeft zo zijn eigen sores en vertrekt naar Glasgow om werk te zoeken - gaat op jacht naar het Beest, dat voor hem steeds meer het symbool van het Kwaad wordt. Samen met zijn vriendje Mick weet hij een schimmige foto van het dier te maken die door de hoofdredacteur van de plaatselijke krant wordt weggelachen. ‘Ik denk dat ik voor het eerst van mijn leven iets wilde zijn dat zo machtig en angstaanjagend was, dat de mensen wel aandacht aan mij moesten besteden,’ zegt Bill dan. Met zijn luchtbuks volgt hij het spoor van het Beest en weet het in de moerassen te doden. Maar er is niemand die hem gelooft. Als hij te horen krijgt dat zijn vader in de gevangenis zit omdat hij in een driftbui een ‘smeris’ heeft neergeslagen,
| |
| |
en hij bovendien een gesprek opvangt waaruit blijkt dat hij in een pleeggezin zal worden geplaatst, slaan bij Bill de stoppen door. ‘Ze zullen nog eens wat beleven,’ eindigt het boek dreigend. ‘Ik ga door waar het Beest moest afhaken. Ze zullen nog eens wat beleven!’
Werkelijkheid en verbeelding zijn in De aard van het Beest op een knappe manier met elkaar verweven. Doordat Bill de verteller van het verhaal is, blijft het onzeker of hij het Beest werkelijk heeft gedood, of dat hij dit heeft verzonnen. De kracht van het verhaal is voor een belangrijk deel te danken aan de grote vaardigheid waarmee Janni Howker een sfeer van angst, wanhoop en woede weet op te roepen.
| |
Waardering
De aard van het Beest is door alle recensenten met enthousiasme ontvangen. Aukje Holtrop in Vrij Nederland: ‘[Het] is zo prachtig en knap, gevoelig en geloofwaardig opgeschreven, dat ik het een van de mooiste boeken van de afgelopen maanden vond.’ Herman Verschuren in Leesgoed: ‘De beklemming die er van dit sombere verhaal uitgaat is indrukwekkend.’
Het debuut van Howker, De Eierman en andere verhalen, dat in Nederland pas na De aard van het Beest verscheen, stelde sommige recensenten enigszins teleur. Aukje Holtrop (Vrij Nederland) en Bregje Boonstra (NRC Handelsblad) ergerden zich aan de brave moraal die de oudere personages uitdragen. ‘Ik had het leuker gevonden als er een echte engerd tussen had gezeten,’ schreef Holtrop.
Toen onze Daniel doodging kreeg wederom een warm onthaal: ‘Nogmaals blijkt Janni Howker met dit boek een vertelster van allure te zijn, een natuurtalent dat zich onttrekt aan literaire modes,’ aldus Lieke van Duin in Trouw.
| |
Bibliografie
Jeugdboeken
|
Badger on the Barge and Other Stories (1984): De Eierman en andere verhalen. Vertaald door Annelies Jorna. Weesp, Holkema & Warendorf, 1988. Tweede, herziene druk onder de titel Wormen voor mevrouw Brady: Amsterdam, Querido, 1994. (Jeugdsalamander) |
The Nature of the Beast (1985): De aard van het Beest. Vertaald door Annelies Jorna. Weesp, Holkema & Warendorf, 1986. Derde, herziene druk: Amsterdam, Querido, 1992. (Jeugdsalamander) |
Isaac Campion (1986): Toen onze Daniel doodging. Vertaald door Janneke van der Meulen. Amsterdam, Querido, 1992. |
Over Janni Howker
|
Herman de Graef, Animal alarm. In: Jeugdboekengids, jaargang 29 (1987), nr. 4. |
Herman Verschuren, De aard van het Beest. In: Leesgoed, jaargang 14 (1987), nr. 4. |
Aukje Holtrop, De aard van het Beest. Vooren nadelen van een ik-boek. In: Vrij Nederland, 7-2-1987. |
Aukje Holtrop, De Eierman. Vijf verhalen over kinderen en vreemde oude mensen. In: Vrij Nederland, 18-6-1988. |
Joke Linders-Nouwens, Sterke verhalen over jonge en oude mensen. In: Algemeen Dagblad, 4-7-1988. |
| |
| |
Bregje Boonstra, Excentrieke bejaarden. In: NRC Handelsblad, 9-9-1988. |
Joke Linders, Wat is echt? In: Algemeen Dagblad, 3-12-1992. |
Herman de Graef, Vaders en zonen. In: Jeugdboekengids, jaargang 35 (1993), nr. 4. |
Lieke van Duin, Dwingend relaas terecht bekroond. In: Trouw, 2-6-1993. |
39 Lexicon jeugdliteratuur
oktober 1995
|
|