Het Parool en De Bezige Bij, die na krap twee jaar weer verdween.
Het Parool gaf haar de opdracht een wekelijkse kinderpagina samen te stellen. Ze maakte al de vrouwenpagina en volgens de hoofdredactie behoorden vrouwen en kinderen nu eenmaal bij elkaar. In 1949 kwam ‘Parool-junior’ uit. De pagina bleef bestaan tot 1962, later onder de titel ‘P.S.-kind’. Verschillende belangrijke auteurs maakten hun debuut in de kinderkrant. Annie Schmidt bracht er haar eerste versjes en Jip en Janneke, Mies Bouhuys begon met de poezen Pim en Pom, die ruim vijfhonderd afleveringen haalden. Verder liet Hora Adema veel Engelse verhalen vertalen, waarvan een aantal later is uitgegeven in de serie Prisma Juniores van Het Spectrum.
Later werd ze adviseur bij de Arbeiderspers, onder andere ten behoeve van de A.P.-jeugdserie. Ze maakte er ook haar eerste bloemlezingen, aanvankelijk samen met Annie Schmidt (Het rad van avontuur en De vlaggelijn) en later alleen. Vanaf 1975 verschenen de bloemlezingen bij uitgeverij Het Spectrum. Inhoudelijk lag de nadruk op de Engelse jeugdliteratuur en het is opvallend hoeveel schrijvers van naam bereid bleken vertalingen te leveren: Clare Lennart, Margaretha Ferguson, Harriët Freezer, Ruth Wolf, An Rutgers van der Loeff. Alle verhalen werden opnieuw geïllustreerd door Nederlandse, vaak aankomende tekenaars. De meest in het oog springende bundel is misschien wel Meisjes blijven meisjes blijven meisjes, waarin fragmenten uit zestig jaar meisjesboeken verzameld werden.
Na 1980 was Wim Hora Adema alleen nog als recensente actief. Ze schreef grotere stukken voor de Haagse Post, aanschafadviezen voor Margriet en ten slotte voor Tubantia. Vanaf 1950 tot aan haar vertrek in 1968 publiceerde ze met grote regelmaat boekbesprekingen in Het Parool. Hierin volgde ze de jaarproductie uiterst kritisch. ‘Laten we’, schreef ze in 1956, ‘alleen prijzen wat werkelijk goed is en ons niet langer welwillend tonen tegenover alles wat “wel aardig” of “goed bedoeld” is.’ Ze was streng in haar oordeel en soms venijnig, zoals in een stuk over Pieter Grashoff in Margriet (1975). ‘Hoe zit dat met al die ouders, kijken die nooit eens de lectuur in die ze hun kinderen geven?’, vroeg ze zich hierin af. Het werk van de schrijver werd krachtig in de verste hoek gezet: ‘Dat Pieter Grashoff zo'n boek in twaalf uren, verdeeld over vier dagen, elke dag drie uur nadat de school is uitgegaan, schrijft, geloof ik direct: zulke onzin kost alleen de tijd van het typen.’
Haar hart ging vooral uit naar het literaire, humoristische kinderboek, dat vaak uit het Engels taalgebied afkomstig was. ‘Opzettelijkheid en burgerlijkheid maken de meeste Nederlandse boeken onverteerbaar.’ Ze vond de jaarlijkse boekproductie veel te groot, pleitte voor meer herdrukken van titels die hun kwaliteit al bewezen hadden en onderstreepte het belang