| |
| |
| |
Philip Hopman
door Truusje Vrooland-Löb
Philip Hopman is op 16 juli 1961 in Egmond geboren. Net als zijn grootvader, vader en ooms was hij voorbestemd bollenboer te worden. In de zomervakanties moest hij helpen op het bedrijf van zijn ouders, bollen pellen in de schuur. Maar echt in de bollen werken leek hem beslist geen aantrekkelijk vooruitzicht.
Na de havo in Alkmaar, en de laatste twee jaren in Bergen - waar hij ontzettend veel heeft getekend en de tekenleraren hem klaarstoomden voor een beroepsopleiding in die richting - besloot hij de bloembollenstreek te ‘ontvluchten’. In 1979 ging hij naar de Rietveld Academie in Amsterdam. Eerst wilde hij modeontwerper worden, maar al snel bleek dat hij beter met de tekenpen dan met de naaimachine overweg kon. Daarom stapte hij over naar de toenmalige afdeling Illustratie, waar hij les kreeg van onder anderen kinderboekillustrator Thé Tjong-Khing. Na zijn studie had hij allerlei baantjes, onder meer als ober en als werknemer bij een tekenfilmstudio waar hij voor korte tekenfilms de animatie en de achtergronden deed. Langzaam begonnen daarna illustratieopdrachten te komen.
In 1988 verschenen zijn eerste kinderboekillustraties in Een reuze heksentoer van Frances Kelly. Hij brak pas echt door met zijn tekeningen voor Een ober van niks (1992) van Tjibbe Veldkamp, een prentenboek dat genomineerd werd voor de Unicef Ezra Jack Keats Award for excellence in Children's Book Illustration. Vanaf 1991 maakte hij - net als Alex de Wolf - een aantal jaren deel uit van Gravi- | |
| |
te Illustratiestudio. Inmiddels heeft hij meer dan honderdvijftig boeken geïllustreerd, waaronder in 2004 en in 2006 het Kinderboekenweekgeschenk van de cpnb. Daarnaast maakte hij in 2006 zijn eerste eigen prentenboek: Altijd als ik aan je denk, waarvoor hij ook de tekst schreef. In datzelfde jaar verruilde hij de werkruimte in zijn woning aan een Amsterdamse gracht voor het riante atelier dat hij bouwde in de voormalige bollenschuur van het ouderlijk huis in Egmond, midden tussen de bollenvelden.
Naast illustratiewerk geeft hij workshops op basisscholen en maakte hij muurschilderingen (de Nederlandse school in Brussel, het Wilhelmina Kinderziekenhuis in Utrecht en het gebouw van de Stichting Jeugdzorg in Rotterdam). Ook verzorgde hij een televisieanimatie voor Villa Achterwerk op basis van zijn tekeningen in Veldkamps Wilbur en Otje.
Juryleden Rindert Kromhout en Max Velthuijs kozen een van zijn illustraties in Het varkentje van Adri van Wouter Klootwijk uit voor de Leopoldprijs voor Beste Prent van 1998.
In 1995 kreeg hij voor zijn tekeningen in Temmer Tom van Tjibbe Veldkamp een Vlag en Wimpel van de Penseeljury. Vier jaar later was er een Zilveren Penseel voor zijn tekeningen in Veldkamps 22 wezen (1999). Daarnaast deelde hij een flink aantal keren een Pluim van de Maand met auteurs als Nannie Kuiper, Tjibbe Veldkamp, Mies Bouwman en Hans Hagen. Voor Ridder Florian kregen hij en schrijfster Marjet Huiberts de Leespluim van oktober 2006. In al deze met pluimen bekroonde boeken vormen de illustraties een belangrijk onderdeel.
| |
Werk
Philip Hopman is een rastekenaar, die met een soepel pennetje veel beweging weet te suggereren. Het kleurgebruik in zijn penaquarellen (met in de begintijd ook soms ecoline) is bijna overal fel, waarbij hij af en toe zijn illustraties in transparante en zeer eigentijdse snoepjeskleuren aquarelleert. Hij tekent met dunne pennenlijntjes het ‘decor’ waarbinnen zijn figuren bewegen: Angelsaksische tuinen en huizen met ouderwetse of juist eigentijdse interieurs vol gekke details. Hij mixt daarin altijd een zekere mate van realisme met zijn eigen manier van losjes deformeren - zo ontstond zijn persoonlijke illustratorenhandschrift. Humor is duidelijk aanwezig in zijn tekeningen. Hopman dikt vaak visueel een beetje aan wat de auteur in zijn tekst suggereert, waardoor zijn illustraties vol kleine kijkgrapjes zitten en de tekst een geestige meerwaarde krijgt. In zijn zwart-wittekeningen (gewassen pentekeningen) weet hij door een geraffineerd geschilderde vlekwerking met grijstonen een dusdanige spanning op te roepen, dat het ontbreken van kleur wordt ge-
| |
| |
Uit Temmer Tom van Tjibbe Veldkamp
compenseerd. Wanneer hij de motoriek van kinderen en dieren in een situatie laat zien, is zichtbaar dat het ritme in zijn tekeningen verwant is aan dat van strips en zelfs tekenfilms.
Vanaf zijn eerste prentenboek Een ober van niks (1992) had Hopman duidelijk een eigen vorm. Met auteur Tjibbe Veldkamp werkt hij sindsdien succesvol samen. Die ober van niks - ooit mislukte Philip Hopman zelf als ober in een pannenkoekenhuis - blijkt met zijn lange onhandige slingerarmen en spaghettibenen zo slecht te serveren en zoveel ongelukjes te veroorzaken, dat de gasten het restaurant gaan mijden. Maar een klein meisje weet heel slim de negatieve eigenschappen van de ober positief aan te wenden en de zaak weer vol te krijgen. Wat kinderen in dit boek aantrekt, is de bewust slierterige en slapstickachtige motoriek van de ober. Met een vrije penvoering en gedurfde, transparante kleurvlekken geeft Hopman die eigenzinnig gestalte. Door de consequent volgehouden stijl heeft het boek een sterk ritme en vormen de illustraties een duidelijke eenheid.
Hun volgende gezamenlijke boek Temmer Tom (1994) is zowel tekstueel als visueel rustiger. De illustraties zijn ingetogener, expressiever en - hoewel Hopman zich uitleeft in het weergeven van allerlei verrassende details - ook wat meer uitgebalanceerd dan in Een ober van niks. Het daarop volgende boek 22 wezen (1998) laat de groei van de illustra- | |
| |
tor in de tussenliggende jaren zien. Visueel compositorisch zit dit geestige prentenboek uiterst doordacht in elkaar. Het plezier en de blijmoedige humor waarmee Hopman de beschreven situatie visualiseert is voelbaar op elke pagina, in een evenwichtig kleurpalet en met een veelheid aan geestige details. Met een bijna filmische vaart toont hij in zijn illustraties vanuit een wisselend en steeds verrassend perspectief de situaties in het weeshuis - de daarin ronddollende kinderen, de dikke directrice en de inspecteur van het weeshuiswezen. Het weeshuis zelf is een vertederend fantasiepaleis met torens, balkons en imposante zalen.
Vanwege de enigszins Angelsaksisch aandoende (karikaturale) manier van tekenen is Hopman wel eens de Nederlandse Quentin Blake genoemd. De vele details in de slaapzaal van de wezen verwijzen naar beroemde kinderboekfiguren als Oliver Twist, Remi, Annie, Pippi Langkous, Batman, Tarzan en Assepoester. Zowel voor dit boek als voor hun prentenboek Het schoolreisje (2000) kregen Hopman en Veldkamp een Pluim van de Maand (een prijs waarvoor hij zelf ooit het logo ontwierp). Aan hun prentenboek Het Papegaaienplan (2006) valt te zien dat hij als illustrator af en toe ook een andere weg inslaat. Want in inkt, acryl met een beetje aquarelverf is hij hier ditmaal echt schilderachtig bezig geweest.
| |
Samenwerking met auteurs
Philip Hopman illustreerde boeken van een groot aantal kinderboekenschrijvers, onder wie Tais Teng, Mies Bouman en Francine Oomen. Dikwijls werkt hij met de auteur samen aan het boek. Zoals met Hans Hagen, van wie hij veel boeken heeft geïllustreerd. Zijn losse gewassen pentekeningen in de Jubelientje-leesboeken vormen vanaf het begin in 1991 een onlosmakelijk speels geheel met Hagens verhalen over een basisschoolmeisje en haar Oma. Zijn getekende visie op het uiterlijk van Jubelientje - een sprieterig blond meisje van een jaar of zeven met kniekousen en een grote hoed - is na een paar boeken zo stevig verankerd, dat er zelfs een stoffen Jubelientje-popje kon worden gemaakt. Inmiddels is er ook een strip in kleur (Jubelientje draaft door, 2003) met weinig tekst over het tweetal verschenen. Daarin spelen Hopmans vele charmante kleine pen-aquarellen nu op hun beurt een dominante rol.
Voor hun gezamenlijke prentenboek Iedereen min één (1998) over de Peruaanse Rosa en haar tweelingzusje die ieder met de bus naar elkaar toe gaan om hun verjaardag te vieren, zijn Hagen en Hopman samen op studiereis geweest naar Latijns-Amerika. In warme kleuren en een treffend gesuggereerde omgeving weet Hopman het verhaal geloofwaardig te situeren in die zuidelijke cultuur. Ook voor De dans van de
| |
| |
Uit Jubelientje en haar liefste oma van Hans Hagen
drummers (2003) gingen Hopman en Hagen samen op reis. Het verhaal is een raamvertelling over een Ghanese meester-drummer en zes nieuwe leerlingen die alleen les zullen krijgen als ze er in slagen een bepaalde proef te volbrengen. Werkte Hopman in Iedereen min één al wat schilderachtiger en iets minder decoratief versierend, in De dans van de drummers toont hij zich van een heel andere, nieuwe kant. Ingehouden en strakker geeft hij op zijn platen in acrylverf de mysterieuze Afrikaanse wereld weer. In het eveneens met een griffel bekroonde Zwaantje en Lolly Londen (2003), portretteert hij het meisje en hond Lolly Londen in stille, koele, zwart-witplaten, en geeft hij zo een meerwaarde aan Hagens tekst. Het lijkt erop of hij wéér een nieuwe uitdrukkingsvorm heeft gevonden.
Nadat Hopman in z'n eentje in een verlaten gebied in de Spaanse Pyreneeën een spannende periode had doorgemaakt met een kudde paarden, wist hij veel over deze dieren te vertellen. Zijn meeslepende verhalen hierover vormden voor Hans en Monique Hagen de aanleiding om Het paardenboek (2005) te maken. Voor zijn tekeningen documenteerde Hopman zich extra door op de Utrechtse paardenmarkt te
| |
| |
Uit Het paardenboek van Hans & Monique Hagen
gaan tekenen. Hij laat zich in dit boek opnieuw van een heel andere kant zien, namelijk als een meer realistische tekenaar in zwart-wit, die de motoriek van paarden uitstekend kent en op een eigen manier weergeeft.
Voor de acht Adri-boeken van journalist Wouter Klootwijk, waarin drie kinderen (Adri, Wim en Martje) avonturen beleven met een inventieve oom, maakte Hopman tussen 1991 en 1999 illustraties in zwart-wit. In zachte pennenlijntjes met vele fraaie grijstinten en wat minder gechargeerd dan in de Jubelientje-boeken, schildert hij met inkt en water hun kleine wereld. Daarin typeert hij de leefomgeving van deze kinderen, het Nederlandse landschap, een stadje, de zee, een vervallen hotel. Het zijn tekeningen waar ondanks de actie vaak een grote rust vanuit gaat.
Ook Nannie Kuiper is een auteur voor wie Philip Hopman geregeld illustreert. Samen met haar maakte hij bijvoorbeeld in 1996 het prentenboek De circustrein, over een jongetje dat met zijn hond in een rijdende circustrein terechtkomt. Daar ontmoeten ze clowns, een boeienkoning, het orkest, wilde dieren, een jongleur en de slangenbezweerster. Aan het eind van de rit mogen ze van de circusdirecteur meedoen met de grote parade. Hopman tekent dit alles met zwier en fantasie in een vrolijk kleurpalet. In Kuipers kleuterwoordenboeken verduidelijken of verluchten Hopmans penaquarellen haar beschrijvingen van een woord of een begrip, verbinden ze alles met elkaar en ontnemen ze de korte, informatieve tekstjes de zwaarte die ze zonder dit soort illustraties misschien zouden krijgen.
Een zware en eervolle opdracht vormde de dikke bundel Alle sprookjes van Grimm (2001) waarvoor Hopman vele illustraties in kleur mocht maken. Om in de soms donkere, grimmige sfeer van de sprookjes te komen, ging hij op reis naar een gebied in Polen met sombere bossen en duistere kastelen. Het werd een uitgave in een fraai kleurpalet waaraan hij lang heeft gezwoegd en die nu beslist als een hoogtepunt binnen zijn oeuvre gezien kan worden. Speels getekende beginkapitalen en losse, schetsmatig aandoende strooigoed-
| |
| |
Uit Alle sprookjes van Grimm
| |
| |
Uit Het erf van de oom van Adri van Wouter Klootwijk
tekeningetjes worden afgewisseld met paginagrote doorwerkte tekeningen. Maar het hele boek door weet Hopman een evenwichtige ‘losheid’, zwierigheid in al zijn illustraties te behouden.
| |
Altijd als ik aan je denk...
Na al die jaren teksten van anderen te hebben geïllustreerd, ontstond op zeker moment de behoefte om zelf een prentenboek te maken. Het werd Altijd als ik aan je denk... (2006), een ode aan de liefde. Want ‘altijd als ik aan je denk voel ik me super/ stuiter ik van geluk/ moet ik zo giechelen/ ben ik in de wolken/ borrelt er een liedje in mij op/ heb ik zin om te dansen/ word ik nogal opgewonden/ ben ik zo trots als een pauw/ krijg ik kippenvel/ zie ik sterretjes/ voel ik me een stoere bink/ krijg ik knikkende knieën/ word ik een beetje springerig/ voel ik me jong./ en weet je waarom? omdat ik van je hou!’
In een bonte optocht schildert Hopman krachtig en blijmoedig bladzijde na bladzijde steeds een ander dier dat goed bij die liefdesverklaring past (naar aanleiding van de steeds terugkerende zin ‘altijd als ik aan je denk’): een dansende struisvogel, een trotse pauw, een ijsbeer met kippenvel, een springpaard, een schildpad met rollater.
Ook hier laat Hopman een andere kant van zijn talent zien, want naast de dynamische en vaak chargerende tekenaar met oog voor detail en een vaak fel kleurgebruik, de meer realistische paardentekenaar in zwart-wit, de illustrator van vele boeken met gewassen pentekeningen, is er nu ook de meer schilderende illustrator van platen met een grote mate van eenvoud.
| |
| |
| |
Waardering
Philip Hopman is een productief illustrator die van veel verschillende uitgeverijen opdrachten krijgt. Behalve voor het illustreren van series als Jubelientje, de Adri-boeken, Wilbur en Otje, kleuterwoordenboeken en prentenboeken van één auteur, wordt hij regelmatig gevraagd voor op zichzelf staande titels. Waardering in de pers voor zijn werk is er dan ook regelmatig, vooral sinds hij in 1999 voor zijn illustraties in 22 wezen een Zilveren Penseel kreeg: ‘Het plezier en de blijmoedige humor waarmee hij de beschreven situaties visualiseert, is op elke pagina te voelen.’ En: ‘[-] ondanks zijn uiterst gedetailleerde manier van werken, weet hij ook een grote beweging in zijn pagina's tot stand te brengen. Het lijkt of al die kinderen en hun omgeving met enkele snelle lijntjes vlug op papier terecht zijn gekomen. Maar de tekeningen blijken bij nadere beschouwing uiterst doordacht opgezet en de keuze voor de extreme perspectieven verhoogt de inhoudelijke spanning van de pagina. Hij is heel “camera-gevoelig” en hanteert daarbij ook nog eens een mooi evenwichtig kleurpalet.’ (Juryrapport Zilveren Penseel 1999).
Over de samenwerking met Hans Hagen in Iedereen min één: ‘Bewonderenswaardig hoe schrijver en illustrator er in geslaagd zijn allerlei aspecten van een andere cultuur op toegankelijke wijze in een grappig verhaal te verwerken. Ze laten de kinderen even over de grenzen kijken.’ (Herman Kakebeeke in het juryrapport voor de Pluim van de maand juli 1999).
Pjotr van Lenteren benadrukt in de Volkskrant de rol van de illustrator in Hagens met een Gouden Griffel bekroonde boek De dans van de drummers: ‘Aan de bekroning van dit boek is maar één ding mis, namelijk dat Philip Hopman met zijn fenomenale, ingeschilderde tekeningen niet ook in de prijzen viel.’
| |
Bibliografie
Keuze uit door Philip Hopman geïllustreerde kinderboeken
|
Frances Kelly, Een reuze heksentoer. Amsterdam, Leopold, 1988. |
Lygia Bojunga Nunes, De gele tas. Amsterdam, Leopold, 1989. |
Hans Hagen, De stem van de schildpad. Tilburg, Zwijsen, 1989. |
Katherine Scholes en Jaques Weijters, De jongen en de walvis. Tilburg, Zwijsen, 1989. |
Tais Teng, De goudmaker. Tilburg, Zwijsen, 1989. |
Hans Hagen, Hina en het mes. Tilburg, Zwijsen, 1990. |
Diana Lebacs, Lichten boven Klein Bonaire. Amsterdam, Leopold, 1990. |
Ton van Reen, Eigen schuld, dikke bult. Tilburg, Zwijsen, 1990. |
Tais Teng, De vloot van de sultan. Tilburg, Zwijsen, 1990. |
Hans Hagen, Jubelientje en haar liefste Oma. Amsterdam, Van Goor, 1991. |
Hans Hagen, Het is nacht, we gaan op jacht. Tilburg, Zwijsen, 1991. |
Hans Hagen, Het spoor van de panter. Tilburg,
|
| |
| |
Zwijsen, 1991. |
Wouter Klootwijk, De brug van Adri. Amsterdam, Leopold, 1991. |
Nannie Kuiper, Vriendjes genoeg. Houte, Van Holkema & Warendorf, 1991. |
Nannie Kuiper, Wat een huis! Amsterdam, Leopold, 1991. |
Alma Post, Dag Siem, dag Tom!: afscheid van Pappa. Heemstede, Altamira, 1991. |
Ton van Reen, Piepende remmen, boem! Tilburg, Zwijsen, 1991. |
Klaus Kordon, Dit is Harrie! Houten, Van Holkema & Warendorf, 1992. |
Peter Jan Rens, Rauzer. Amsterdam, Ploegsma, 1992. |
Tais Teng, Roebels voor de generaal. Tilburg, Zwijsen, 1992. |
Tjibbe Veldkamp, Een ober van niks. Amsterdam, Ploegsma, 1992. |
John Vonk, Blub en Blob. Heerhugowaard, Kluitman, 1992. |
Dolf Verroen, Juf doet het in haar broek. Amsterdam, Leopold, 1992. |
Jacques Vriens, Ik ben ook op jou. Amsterdam, Van Goor, 1992. |
Wim Burkunk, Hoera, ik ben dom! Tilburg, Zwijsen, 1993. |
Henk Figee, Kootje. Amsterdam, Leopold, 1993. |
Hans Hagen, Jubelientje leert lezen. Amsterdam, Van Goor, 1993. |
Hans Hagen, De prins en de slak. Tilburg, Zwijsen, 1993. |
Wouter Klootwijk, Het erf van de oom van Adri. Amsterdam, Leopold, 1993. |
Nannie Kuiper, Zo kan het ook; de mooiste gedichten. Amsterdam, Leopold, 1993. |
Jos Lammers, Poppe en Beer. Amsterdam, Ploegsma, 1993. |
Jan-Simon Minkema, Sander en Stoel. Weert, Van Reemst, 1993. |
Tais Teng, Het spoor van de spookvos. Tilburg, Zwijsen, 1993. |
Dolf Verroen, Heb jij het buskruit soms uitgevonden? Amsterdam, Leopold, 1993. |
Peter Vervloed, Vluchten voor een glimlach. Tilburg, Zwijsen, 1993. |
Henk Figee, De schoenen van de zee. Amsterdam, Leopold, 1994. |
Hans Hagen, Maliff en de wolf. Amsterdam, Van Goor, 1994. |
Hans Hagen, Vreemde gasten: tien families en een huis. Amsterdam, Van Goor, 1994. |
Wouter Klootwijk, De H van Adri. Amsterdam, Leopold, 1994. |
Jan-Simon Minkema, Zus en zon. Tilburg, Zwijsen, 1994. |
Robbert Jan Swiers, De kuilhut. Utrecht, Thieme/Meulenhoff, 1994. |
Tjibbe Veldkamp, Temmer Tom. Amsterdam, Ploegsma, 1994. |
Jacques Vriens, Napoleon. Amsterdam, Piccolo, 1994. |
Jacques Vriens, Napoleon, de stoerste kater van de hele wereld. Amsterdam, Piccolo, 1994. |
Burny Bos, Mijn vader woont in Rio. Amsterdam, Querido, 1995. |
Lieneke Dijkzeul, Bang voor een plant. Tilburg, Zwijsen, 1995. |
Bies van Ede, Tijn en de huismonsters. Amsterdam, Leopold, 1995. |
Leon Garfield, Broodje Sabeltand. Houten, Van Holkema & Warendorf, 1995. |
Els de Groen, Eigenwijs. Tilburg, Zwijsen, 1995. |
Hans Hagen, Jubelientje legt een ei. Amsterdam, Van Goor, 1995. |
Wouter Klootwijk, Op reis met de oom van Adri. Amsterdam, Leopold, 1995. |
Klaus Kordon, Lutje luchtballon. Baarn, La Rivière & Voorhoeve, 1995. |
Bart van Mierop, Bonpa. Naarden, Comenius, 1995. |
Dolf Verroen, Saar doe niet zo raar, of: De geur van grote mensen. Amsterdam, Leopold, 1995. |
Peter Vervloed, Vluchten voor een glimlach. Tilburg, Zwijsen, 1995. |
Wouter Klootwijk, Varen met de oom van Adri.
|
| |
| |
Amsterdam, Leopold, 1996. |
Nannie Kuiper, Het abc rijmboek van Sofie en Maarten, Amsterdam, Piramide, 1996. |
Nannie Kuiper, De circustrein. Houten, Van Holkema & Warendorf, 1996. |
Nannie Kuiper, Het kleuterwoordenboek. Amsterdam, Piramide, 1996. |
Amber Nahar, De Bonistraat. Amsterdam, Piramide, 1996. |
Francine Oomen, De computerheks. Houten, Van Holkema & Warendorf, 1996. |
Hans Hagen, Jubelientje vangt een vriendje. Amsterdam, Van Goor, 1997. |
Karin Jäckel, Droomverhalen. Houten, Van Holkema & Warendorf, 1997. |
Wouter Klootwijk, Mogen wij u ophijsen, mevrouw? Amsterdam, Leopold, 1997. |
Nannie Kuiper, Het herfstwoordenboek. Amsterdam, Piramide, 1997. |
Nannie Kuiper, Het winterwoordenboek. Amsterdam, Piramide, 1997. |
Jan Simon Minkema, De droomtweeling. Heemstede, Big Balloon, 1997. |
Selma Noort, Flip de beer. Amsterdam, Leopold, 1997. |
Francine Oomen, Computerheks in gevaar. Houten, Van Holkema & Warendorf, 1997. |
Gunther Preuss, Hondenverhalen. Houten Van Holkema & Warendorf, 1997. |
Nanda Roep, Missie in Lelijkland. Tilburg, Zwijsen, 1997. |
Akiko Sueyoshi, Het gele olifantje. Amsterdam, Leopold, 1997. |
Tjibbe Veldkamp, Wilbur en Otje. Amsterdam, Ploegsma, 1997. |
Tjibbe Veldkamp, Wilbur en Otje en het kleine donker. Amsterdam, Ploegsma, 1997. |
Thea Dubelaar, Het uur van de haan. Amsterdam, Ploegsma, 1998. |
Hans Hagen, Iedereen min één. Amsterdam, Van Goor, 1998. |
Hans Hagen, Jubelientje ontploft. Amsterdam, Van Goor, 1998. |
Wouter Klootwijk, Het varkentje van Adri. Amsterdam, Leopold, 1998. |
Klaus Kordon, Lutje Luchtballon en de kersthond. Baarn, De Fontein, 1998. |
Nannie Kuiper, Het Lentewoordenboek. Amsterdam, Piramide, 1998. |
Nannie Kuiper, Het zomerwoordenboek. Amsterdam, Piramide, 1998. |
Ditte Merle, Lekker vies! over drupneuzen, stinktenen, smeeroren, zweethanden en meer van die dingen. Houten, Van Reemst, 1998. |
Tais Teng, Grol maakt lol. Tilburg, Zwijsen, 1998. |
Tjibbe Veldkamp, 22 wezen. Rotterdam, Lemniscaat, 1998. |
Coot van Doesburgh, Een rare familie. Amsterdam, Van Goor, 1999. |
Claire Hülsenbeck, Groenblauwe dromen en duizend jaar zand. Houten, Van Holkema & Warendorf, 1999. |
Francine Oomen, Lang leve de computerheks. Houten, Van Holkema & Warendorf, 1999. |
Hans Hagen, Jubelientje wil winnen. Amsterdam, Van Goor, 2000. |
Nans Hagen, Ik wil er twee! Amsterdam, Van Goor, 2000. |
Nannie Kuiper, Muizen. Tilburg, Zwijsen, 2000. |
Astrid Lindgren, Michiel van de Hazelhoeve. Amsterdam, Ploegsma, 2000. |
Ditte Merle, Lekker bekkie! over holle kiezen, hazentanden, kromme beugels, enge boren en een klepperend kunstgebit. Houten, Van Holkema & Warendorf, 2000. |
Francine Oomen, Computerheks in de sneeuw. Houten, Van Holkema & Warendorf, 2000. |
Tjibbe Veldkamp, Het schoolreisje. Rotterdam, Lemniscaat, 2000. |
Tamara Bos, Rosa Pardon en haar speurvarken. Hilversum, Klaproos, 2001. |
Bies van Ede, Tijn en de zeerotten. Amsterdam, Leopold, 2001. |
Jacob en Wilhelm Grimm, Alle sprookjes van Grimm. Houten, Van Holkema & Warendorf, 2001. |
| |
| |
Nannie Kuiper, Kip abc. Amsterdam, Piramide, 2001. |
Nannie Kuiper, Koe abc. Amsterdam, Piramide, 2001. |
Nannie Kuiper, Konijn abc. Amsterdam, Piramide, 2001. |
Nannie Kuiper, Soms zie ik 1000 lichtjes. Amsterdam, Leopold, 2001. |
Nannie Kuiper, Varken abc. Amsterdam, Piramide, 2001. |
John Vonk, Het rietmonster, Alkmaar, Kluitman, 2001. |
Mies Bouman, Rambamboelie. Amsterdam, Ploegsma, 2002. |
Hans Hagen, Jubelientje speelt vals. Amsterdam, Van Goor, 2002. |
Wouter Klootwijk, Vissen met een vlieger. Rijswijk, Produktschap Vis, 2002. |
Carrie Slee, Hebbes. Amsterdam, Prometheus, 2002. |
Anke de Vries, Hokus, pokus, papa. Tilburg, Zwijsen, 2002. |
26 letters en een beetje fantasie. Amsterdam, DiVers, 2003. |
Hans Hagen, De dans van de drummers. Amsterdam, Van Goor, 2003. |
Hand Hagen, Jubelientje draaft door: in 26 stripverhalen. Amsterdam, Van Goor, 2003. |
Hans Hagen, Zwaantje en Lolly Londen. Amsterdam, Van Goor, 2003. |
Francine Oomen, De computerheks ziet ze vliegen. Houten, Van Holkema & Warendorf, 2003. |
Francine Oomen, Het Zwanenmeer maar dan anders. Amsterdam, CPNB, 2003 (Kinderboekenweekgeschenk) |
Carrie Slee, Vals. Amsterdam, Prometheus, 2003. |
Kees de Baar, Mar is weg. Utrecht, Thieme/Meulenhoff, 2004. |
Kees de Baar, Met Ron naar school. Utrecht, Thieme/Meulenhoff, 2004. |
Kees de Baar, Ron en Mar. Amsterdam, Thieme/Meulenhoff, 2004. |
J.M. Barrie, Toen Peter Pan nog bij de elfjes woonde. Amsterdam, Van Goor, 2004. |
Hans Hagen, Wilde beesten: de avonturen van Maliff en Djit. Amsterdam, Querido, 2004. |
Ted van Lieshout, Goochelaar! Amsterdam, Van Goor, 2004. |
Francine Oomen, De computerheks tovert er op los. Houten, Van Holkema & Warendorf, 2004. |
Philip Pullman, De vogelverschrikker en zijn knecht. Houten, Van Goor, 2004. |
Carrie Slee, Botsing met Zwarte Piet. Amsterdam, Blue in Green, 2004. |
Wat je schrijft, ben je zelf. Amsterdam, DiVers, 2004. |
Kate DiCamillo, Despereaux of het verhaal cvan een muis, een prinses, een schoteltje soep en een klosje garen. Amsterdam, Querido, 2005. |
Er woont een liedje in mijn hoofd. Amsterdam, DiVers, 2005. |
Hans Hagen, Jubelientje krijgt een pluim. Amsterdam, Blue in Green, 2005. |
Hans Hagen, Jubelientje pakt uit. Amsterdam, Querido, 2005. |
Hans Hagen, Jubelientje weet de weg. Amsterdam, PON, 2005. |
Monique en Hans Hagen, Het paardenboek. Amsterdam, Querido, 2005. |
Mina Janssen, De wraak van Deedee. Houten, Van Goor, 2005. |
Simon Puttock en Tjibbe Veldkamp, Hallo aarde, hier Sterre. Houten, Van Goor, 2005. |
Daan Remmerts de Vries, Over het uitkomen van wensen (en hoe je dit kunt laten gebeuren) Den Haag, Kinderboekenmarkt, 2005. |
Driek van Wissen, Dierendokter Dik. Houten, Van Holkema & Warendorf, 2005. |
Bibi Dumon Tak, Laika tussen de sterren. Amsterdam, CPNB/Querido, 2006. (Kinderboekenweekgeschenk) |
Hans Hagen, Jubelientje wordt wild. Amsterdam, Querido, 2006. |
Philip Hopman, Altijd als ik aan je denk. Amsterdam, Van Goor, 2006. |
| |
| |
Marjan Huiberts, Ridder Florian. Haarlem, Gottmer, 2006. |
Kolet Janssen, Onweerstaanbaar; de kunst van het verleiden. Leuven, Davidsfonds, 2006. |
Nannie Kuiper, Het grote vier seizoenen woordenboek. Baarn, De Fontein, 2006. |
Sjoerd Kuyper, Robin is verliefd. Amsterdam, Nieuw Amsterdam, 2006. |
Mijn wereld onder woorden. Amsterdam, Divers, 2006. |
Tjibbe Veldkamp, Het Papegaaienplan. Tielt, Lannooo, 2006. |
Bette Westera, De schilderijententoonstelling. Haarlem, Gottmer, 2006. |
Annie M.G. Schmidt, Wiplala, Amsterdam, Querido, 2007. |
Over Philip Hopman
|
Jan Vriend, ‘Wegdromen van je eigen friemels’: Tekenwerk van Philip Hopman bekroond met Zilveren Penseel. In: Gooi en Eemlander, 18-9-1990. |
Willem Wilmink, Ida Schuurman en Truusje Vrooland-Löb [bio/bibliografische informatie bij illustratie in:] Ali Baba en de veertig tekenaars. Zirkoon, 1995, pag. 4. |
Lieke van Duin, Sierlijke slapstick in stijl. In: Trouw, 29-4-98. |
Rindert Kromhout en Max Velthuijs, Juryrapport van de Leopoldprijs voor de Beste prent 1998. |
Juryrapport Zilveren Penseel, CPNB, 1999. |
Truusje Vrooland-Löb, [citaat Philip Hopman], In: Dutch Oranges. Waanders, 2001, pag. 48-49. |
Pjotr van Lenteren, [Vijftigste Kinderboekenweek] In: Volkskrant, 2-10-2004. |
Monique Snoeijen, Philip Hopmans dieren stuiteren van geluk. In: NRC Handelsblad, 24-2-2006. |
Monique Snoeijen, Kinderboeken. In: NRC Handelsblad, 27-10-2006. |
Jeugdliterom
|
Verzamelde recensies en artikelen over Nederlandstalige jeugdliteratuur. De Jeugdliterom is te vinden in iedere openbare bibliotheek. |
Website
|
www.philiphopman.nl |
74 Lexicon jeugdliteratuur
juni 2007
|
|