| |
| |
| |
Wim Hofman
door Wilma van der Pennen
Wim Hofman is geboren op 2 februari 1941 in het Zeeuwse Oostkapelle. Hij wilde missionaris worden en ging naar het seminarie in Sterksel en later in Santpoort. De priesteropleiding volgde hij in Broomehall, een 18e-eeuws landhuis in Surrey in Engeland, en in Leuven. Zijn priesterwijding was in 1966. Nadat hij een aantal jaren parochiegeestelijke was geweest in Rijsbergen en in Rijen, besloot hij in 1969 een einde te maken aan zijn kerkelijke loopbaan en vertrok hij naar Afrika, waar hij enkele maanden verbleef. Na zijn terugkeer werkte hij jarenlang bij de Zeeuwse Culturele Raad, tot hij in 1996 ontslag nam.
Tijdens zijn studie begon hij te schilderen. Hierbij is hij sterk beïnvloed door de Cobra-groep. Hij deelde met deze groep kunstenaars de belangstelling voor primitieve kunst en kindertekeningen. Dit bracht hem op het idee kinderverhalen te gaan schrijven en te illustreren. Hofman debuteerde - hij verbleef toen zelf in Afrika - in 1969 met Welwel, de zeer grote tovenaar, een bundel met een lange ontstaansgeschiedenis die teruggaat naar zijn jaren op het seminarie in Sterksel. Naast kinderboeken publiceerde Hofman gedichten en verhalen voor volwassenen. Hij vertaalde uit het Frans (gedichten van Jacques Prévert) en Engels (onder meer prentenboeken van David McKee, Satoshi Kitamura en John Burningham). Hofman is daarnaast vrij schilder.
Ter gelegenheid van Hofmans vijftigste verjaardag organiseerde de Openbare Bibliotheek Vlissingen in 1991 de tentoonstelling De kleine Hofman: Wim Hofmans werk van A tot Z. In 2006 was Hofmans vijfenzestigste verjaardag de aanleiding voor een grote overzichtstentoonstelling in het Letterkundig Museum in Den Haag. Deze tentoonstelling reisde ook een
| |
| |
aantal maanden door Zeeland.
Hofman is voor zijn werk, zowel voor zijn teksten als zijn illustraties, vaak onderscheiden. In 1974 kreeg hij het Gouden Penseel voor Koning Wikkepokluk de merkwaardige zoekt een rijk, een prijs die hij tien jaar later nog een keer kreeg, voor Aap en Beer: een ABC boek. Een Gouden Griffel mocht hij in 1989 in ontvangst nemen voor Het vlot en in 1998 voor Zwart als inkt, een boek dat in dat jaar tevens is onderscheiden met de Woutertje Pieterse Prijs. Zilveren Griffels waren er in 1977 voor Wim, in 1984 voor Aap en Beer: een ABC boek en in 1987 voor Zip en andere verhalen. Voor Wim kreeg hij in 1977 eveneens de Nienke van Hichtumprijs. In 1991 is Wim Hofman onderscheiden met de Theo Thijssenprijs voor zijn gehele oeuvre.
| |
Werk
Vanaf het begin van zijn carrière hangen bij Wim Hofman het schrijven en illustreren nauw samen. Slechts één keer is een boek van hem door iemand anders geïllustreerd: Joost Roelofsz maakte de tekeningen voor Miep en ik (1986). Hofman heeft ook een aantal boeken van anderen geïllustreerd, met name gedichtenbundels van Johanna Kruit en poëzie van Jacques Prévert, die hij ook vertaalde.
Het werk van Wim Hofman beweegt zich tussen twee polen: fantasie en realiteit. Zijn eerste verhalen zijn fantasieverhalen, vol sprookjesachtige figuren. Ze spelen in niet-bestaande landen en thematiseren, net als in veel sprookjes gebeurt, universele onderwerpen. Andere verhalen, bijvoorbeeld Wim (1976) en het vervolg hierop, Het tweede boek over Wim (1978) en de korte verhalen in Straf en andere verhalen (1985) geven een hard, realistisch beeld van de werkelijkheid en met name van de omstandigheden waarin veel kinderen opgroeien.
Ansje Vis en Matje Klop (1979) en De stoorworm (1980) bevatten fantastische elementen, maar deze verhalen hebben een ander karakter dan de boeken uit de eerste periode. In De stoorworm, dat verhaalt over een grote watersnoodramp, worden fantasie en werkelijkheid geïntegreerd. Niet langer figureren in deze verhalen tovenaars, monsters, koningen en heksen; de personages zijn reëler en lijken op gewone mensen. Helemaal terug naar de realiteit gaat Hofman in Het vlot (1988), een autobiografisch getint verhaal over een jongen die opgroeit in het naoorlogse Vlissingen. Daarna verschenen opnieuw vooral sprookjesachtige verhalen, zoals een bewerking van Klein Duimpje (1991), met als hoogtepunt Zwart als inkt is het verhaal van Sneeuwwitje en de zeven dwergen (1997), een heel eigen interpretatie van het beroemde sprookje over Sneeuwwitje.
Hofman heeft een aantal boeken gemaakt voor het leesonderwijs. Zip en andere verhalen (1986) bevat twaalf korte verhalen voor beginnende lezers. Ook hier wisselen fantasieverha- | |
| |
len (over Zip, een robotje), sprookjes en realistische verhalen elkaar af. Uk en Bur (1987) verscheen in de serie ‘Leesje al?’ van uitgeverij Van Holkema & Warendorf, net als Grote Pien en Kleine Pien (1989), een verhaal over een meisje en haar pop. Voor Zwijsen maakte hij onder meer Het geheim van de inktvis (1991), een griezelverhaal over Liesje en Fup, die in een zelfgemaakt bootje varen en merken dat ze worden achtervolgd door een enge man. In de serie ‘Versjes voor beginnende lezers’ verscheen bij die uitgever ook Mijn buik is van koek (1997).
In 1983 verscheen een bijzonder abc-boek: Aap en Beer. Bijzonder, omdat Hofman er een doorlopend verhaal van heeft gemaakt, elk tekstje bij een letter van het alfabet is een onderdeel van het verhaal. In elke laatste zin bij een letter wordt een volgende ontmoeting van Aap en Beer op hun tocht aangekondigd. Onder meer hierdoor vormen de afzonderlijke teksten bij elke letter samen een eenheid. Ook de tekeningen dragen aan deze eenheid bij. Een bijzonderheid is verder dat Hofman in het verhaal uitsluitend gebruikmaakt van éénlettergrepige woorden. In het boek zijn veel typische Hofman-motieven aanwezig: absurde situaties (een pratende kist met een oor), op zoek zijn naar een schat, een huis bouwen, ontmoetingen met allerlei vreemde figuren en voorwerpen, enzovoort. Hij tekent vaak kisten, een doos, ton of koffer, waar soms iemand in woont.
Uit de verhalen van Hofman spreekt vaak een pessimistische levensvisie. In de realistische verhalen, zoals Wim, komen de volwassenen er niet goed af. Zo hebben de ouders van Wim het heel druk met zichzelf en met hun eigen problemen. Elsje, de hoofdpersoon uit het titelverhaal in Straf en andere verhalen wordt door haar vader mishandeld. In het autobiografische boek Het vlot heeft verteller Wim het zwaar te verduren van de ruwe Luitwieler die hem op een bepaald moment zelfs opsluit in de kelder. Een ander voorbeeld is Zwart als inkt.
Ook in zijn fantasieverhalen toont Hofman zich pessimistisch. Hij schrijft in Koning Wikkepokluk de merkwaardige zoekt een rijk (1973) bijvoorbeeld over de zinloosheid van het zoeken naar een beter land (of naar het hiernamaals). In De dochters van de kolenbrander en andere verhalen (1991) komt veel wreedheid voor, zoals het uittrekken van de poten van hooiwagens die een zwemwedstrijd houden. Op de vraag waarom hij - juist in een periode waarin het realistische verhaal hoogtij vierde - fantasieverhalen schreef, antwoordde Hofman: ‘Fantasie ondermijnt alle stelsels’.
De pessimistische visie op het leven blijkt eveneens uit de tekeningen. In zijn eerste boeken zijn die somber, angstaanjagend soms. In het boek over koning Wikkepokluk te-
| |
| |
Uit Koning Wikkepokluk de merkwaardige zoekt een rijk
kent hij ‘lege’, troosteloze landschappen. Welwel, de zeer grote tovenaar bevat tekeningen van vissen en vogels die op monsters lijken. In zijn latere werk toont hij zich ook wat betreft de illustraties minder donker en somber. In de eerder genoemde verhalen in Ansje Vis en Matje Klop en in De stoorworm zijn de tekeningen minder dreigend. Ze maken lang niet zo'n ‘donkere’ indruk als de tekeningen uit zijn vroege werk en zijn toegankelijker voor een breed publiek. De Cobra-invloeden blijven duidelijk merkbaar.
Hofman maakt voor zijn illustratieve werk vaak gebruik van pen en Oost-Indische inkt, ook bijvoorbeeld voor de serie kinderprenten die bij Moon Press verschenen (1992-1998). De illustraties daarvan zijn gemaakt met scraperboard (schraapkarton) en geven de indruk van houtsneden. Deze techniek paste hij later toe bij de illustraties van Zwart als inkt. Voor de bijbelprenten die hij in 1996 maakte in opdracht van Rembrandthuis in Amsterdam gebruikte hij de kleuren zwart en rood. Samen met wit vormen deze de drie karakteristieke kleuren in het werk van Hofman. Zwart is de kleur van de dood en de duisternis, rood de kleur van het bloed en het leven en wit de kleur van de ongereptheid, de onschuld. Op deze kleuren is zijn versie van Sneeuwwitje in Zwart als inkt gebaseerd.
Voor de omslagen van zijn boeken - ook altijd door hemzelf gemaakt - gebruikt Hofman een afgewogen kleurenpalet. Aanvankelijk werkend met gouache, ging hij later steeds vaker over op acrylverf.
In 2006 verscheen Van Aap tot Zip, dat speciaal is samengesteld in het kader van het Hofman-jaar 2006, waarin Hofmans vijfenzestigste verjaardag werd gevierd. Het bevat volgens de
| |
| |
ondertitel ‘voorleesverhalen, zelfleesverhalen, beeldverhalen en gedichten, en veel tekeningen’. Het is een verzamelbundel met eerder verschenen tekeningen (verschillende landkaarten), sprookjes (Roodkapje, Klein Duimpje), gedichten (Jacques Prévert), centsprenten (‘Naar Luilekkerland’), verhalen voor beginnende lezers (Uk en Bur) en andere verhalen die verschenen zijn in bijvoorbeeld het tijdschrift Mikmak en in verzamelbundels, kortom een ‘staalkaart’ van Hofmans werk van 1969 tot 2004. Het boek toont Wim Hofman in al zijn facetten, zowel in tekst als in beeld.
| |
Koning Wikkepokluk de merkwaardige zoekt een rijk
Koning Wikkepokluk woont met zijn drie onderdanen Poekaun, Stoomvis en Keevineen in een beest. Prettig hebben ze het daar niet en ze besluiten daarom op zoek te gaan naar een andere woonplaats. Dat valt niet mee. Ze ondernemen een lange tocht waarbij ze in absurdistische situaties terechtkomen en zeer merkwaardige wezens ontmoeten. Ze arriveren in de stad Omvalom, waar alles vernield is; achtervolgd door een draak komen zij in het land ‘waar alles anders is’ en ook hier kunnen ze niet blijven. Kortom: alles mislukt. Uiteindelijk worden
Uit Klein Duimpje
| |
| |
Wikkepokluk en zijn onderdanen naar een kist verbannen. In die kist heeft hij rust en kan hij regeren.
Dit boek over de merkwaardige koning Wikkepokluk is een complex boek. Hofman maakt gebruik van elementen uit sprookjes en de Bijbel, van dromen, literaire invloeden (bijvoorbeeld van Finnegans Wake van James Joyce) en jeugdherinneringen (de stad Omvalom herinnert aan het beeld van Vlissingen na de Tweede Wereldoorlog).
De tocht van koning Wikkepokluk is zinloos, uiteindelijk verdwijnt hij in een kist. Tijdens zijn tocht van ‘de wieg tot het graf’ ziet hij zich uitsluitend geconfronteerd met absurde situaties die geen enkele zinvolle betekenis hebben.
| |
Het vlot
In dit boek beschrijft Wim Hofman zijn herinneringen aan de periode tussen zijn vijfde en twaalfde jaar in Vlissingen. Deze herinneringen zijn niet allemaal even vrolijk. Wim heeft bijvoorbeeld veel last van de tirannie van Luitwieler. Hij probeert Luitwieler zoveel mogelijk te ontlopen, maar slaagt daar niet altijd in. ‘Luitwieler had een plan en daar paste ik in,’ schrijft Hofman, terugkijkend op die periode. Luitwieler heeft ‘een bende’ die door hem wordt getraind om een groepje van vijf protestantse kinderen aan te vallen. Wim moet met een van deze kinderen aanpappen: Pia, een wat smoezelig meisje. Luitwieler wil ook dat zijn groep een afvallig lid zal gaan ontvoeren: Jantje Koppenol mocht van zijn ouders niet meer met Luitwieler spelen; die ouders moesten volgens Luitwieler maar eens een lesje leren. De ontvoering mislukt, Luitwieler beschuldigt Wim van verraad en maakt zijn bril stuk.
Wim bouwt een vlot, omdat hij weg wil. Hij wil net als Huckleberry Finn een tocht ondernemen. De eerste tocht met het vlot mislukt jammerlijk: het wordt door de golven in tweeën gebroken.
Het is inmiddels 1953 geworden, een belangrijk jaar: Wim maakt de Watersnoodramp mee en hij gaat van school af naar het seminarie. Hij moet afscheid nemen van Pia, het enige kind waarbij hij zich in zijn jeugd op zijn gemak gevoeld heeft. Van Pia krijgt hij een knikker: ‘De knikker van Pia was het enige ding dat ik in mijn koffer deed.’
| |
Zwart als inkt is het verhaal van Sneeuwwitje en de zeven dwergen
In dit boek vertelt Wim Hofman het bekende sprookje van Sneeuwwitje en de zeven dwergen op een heel eigen manier na: hij volgt in grote lijnen de oorspronkelijke verhaallijn, maar voorziet het verhaal tevens van gruwelijke details. In Hofmans versie is Sneeuwwitjes vader een hoge militair die veel van huis is. Haar moeder is een heel mooie vrouw die zich eenzaam voelt. Bij Sneeuwwitjes geboorte is haar vader niet aanwezig en hij
| |
| |
komt ook niet terug. Hij is omgekomen in de oorlog. De vrouw, die denkt dat dat niet zou zijn gebeurd als ze een zoon had gebaard, begint haar kind daarom te haten en dat vormt de basis van de daaropvolgende ellende.
In deze versie is dus niet sprake van een boze stiefmoeder, maar is het de eigen moeder die haar kind dood wenst. Sneeuwwitje ziet aanvankelijk niet in welke rol haar moeder speelt. Ze houdt onbevangen van haar en dat maakt de daden van de moeder des te gruwelijker. Toch lijkt aan het slot van het verhaal Sneeuwwitje geen haar beter dan haar moeder. Hofman zegt in een interview met Lieke van Duin: ‘Misschien zijn moeder en dochter ook wel dezelfde persoon. Het gaat over volwassenen die kinderen het bos injagen, maar misschien ook wel over volwassenen die het kind in zichzelf doden.’
Uit Zwart als inkt
| |
| |
Hofman vertelt zijn verhaal in een vorm die het midden houdt tussen proza en poëzie. Zinnen worden op een ongebruikelijke manier afgebroken, wat ingegeven lijkt door het verlangen om een bepaalde nadruk aan de woorden te geven. De taal is niet helemaal de alledaagse prozataal: de tekst lijkt op gezang, met alliteraties en herhalingen.
Het boek is geïllustreerd in de ‘typische’ Hofman-kleuren: zwart, wit en rood. Dat zijn de kleuren van Sneeuwwitje: een huid zo wit als sneeuw, lippen zo rood als bloed, haren zo zwart als ebbenhout. Wit en zwart symboliseren goed en kwaad, leven en dood; en rood is de kleur van bloed, van liefde, hartstocht en haat. Anne de Vries wijdde in het themanummer van Literatuur zonder leeftijd over Wim Hofman (2006) een artikel aan de iconografie in Zwart als inkt en concludeert dat de afbeeldingen het centrale thema van de roman, de cyclus van leven en dood - in tegenstelling tot de eeuwige jeugd - onderstrepen. ‘Dat de moeder zich verzet tegen de natuurlijke gang van het leven en probeert haar jeugd en haar schoonheid vast te houden, is de sleutel tot de tragedie. Ook andere motieven, direct verbonden met het centrale thema, vinden we bij een symbolische interpretatie in de afbeeldingen terug: haat en dreiging, hekserij, liefde.’
| |
Waardering
Wim Hofman wordt gerekend tot de belangrijkste auteurs van kinderboeken van de afgelopen zestig jaar. Hij heeft een select lezerspubliek: niet alle kinderen kunnen zijn fantasieverhalen, waarin hij absurde situaties beschrijft, waarderen. Ook zijn ze niet allemaal even gevoelig voor de manier waarop hij met de taal speelt. Sommige critici zijn van mening dat Hofman in zijn fantasieverhalen wel eens verstrikt raakt in zijn eigen fantasieën en daardoor de draad van zijn verhaal kwijtraakt, wat de compositie niet ten goede komt. Nel Teeuwen-Opheij schrijft naar aanleiding van De stoorworm: ‘Het verhaal is in de grondverf blijven staan. De vorm is er, het idee is er, maar de inhoud komt te weinig uit de verf. Het verhaal blijft te afstandelijk.’ Over met name Zwart als inkt is de kritiek het niet eens over de doelgroep. Sommigen zien er een bewerking voor volwassenen in. Aukje Holtrop echter zegt hierover in Vrij Nederland: ‘Net als in die eerdere boeken heeft hij het sprookje verteld vanuit de gevoelens van het kind, in de taal van het kind. Een heel simpel procédé eigenlijk, maar het werkt. Zwart als inkt is een poëtisch verhaal (-), met korte suggestieve zinnen en dialogen, kinderlijk, grappig soms, en doortrokken van een grote treurigheid.’
Ook zijn realistische verhalen roepen bij sommigen weerstanden op. De wereld die Hofman beschrijft, vindt men te somber, bijvoorbeeld in
| |
| |
Wim, waarin de uitzichtloosheid van zijn bestaan scherp naar voren komt. Marjoleine de Vos (NRC Handelsblad) zegt echter: ‘Hofman is niet bepaald een zonnige schrijver. Het land van de jeugd is bij Hofman al menigmaal beschreven als een onherbergzaam en onveilig land, waar een kind eenzaam en weerloos tegenover allerlei kwaad - onverschillige of zelfs gemene ouders, sarrende kinderen, pijnlijke eenzaamheid - doorheen doolt. Het is te danken aan zijn lichte toon, aan zijn woordkeus en zeker ook aan zijn tekeningen (want Wim Hofman is een van die in de jeugdliteratuur zo opvallend veel voorkomende dubbeltalenten) dat zijn boeken niet uitsluitend neerslachtig maken.’
Hofmans stijl is in de loop der tijd veranderd. ‘Het dominerende donker en het element van vervreemding verdwijnt steeds meer. Er komt een (schijn)luchtigheid voor in de plaats, die in het vroege werk ontbreekt, maar waardoor ze toegankelijker worden voor een groter publiek,’ schrijven Truusje Vrooland en Ida Schuurmans in het themanummer Literatuur zonder leeftijd. En: ‘Zijn omslagen zijn altijd schilderachtig, geheimzinnig en krachtig. Daarin toont hij zich van het begin af aan een schilder die geen enkele concessie doet aan het medium boek of de commerciële functie van het omslag.’
Uit diverse interviews blijkt dat Hofman zich er terdege van bewust is, dat hij niet voor een groot publiek schrijft: ‘Je schrijft zoals je temperament is. Wat ik leuk vind, vinden anderen niet leuk. Ik ben gehecht aan de manier waarop ik schrijf. Dat kan ik ook niet veranderen.’ (Interview met Nel Teeuwen-Opheij)
| |
Bibliografie
Voor volwassenen
|
Wat we hadden en wat niet (2003), Na de storm (2005). |
Kinder- en jeugdboeken
|
Welwel, de zeer grote tovenaar & zes andere doldwaze verhalen over ridders, tovenaars, matrozen, krentenbollen, cowboys, indianen & over een planeet. Den Haag, W. van Hoeve, 1969 (herdruk: Bussum, Van Holkema & Warendorf, 1979). |
Het eiland Lapje Loem. Bussum, Van Holkema & Warendorf, 1972. |
Koning Wikkepokluk de merkwaardige zoekt een rijk. Bussum, Van Holkema & Warendorf, 1973 (herdruk: Amsterdam, Querido, 1993, o.d.t. Wikkepokluk; opnieuw herdrukt in 2006, Vlissingen, Den Boer/De Ruiter). |
De mist in. Bussum, Van Holkema & Warendorf, 1975. |
Wim. Bussum, Van Holkema & Warendorf, 1976 (herdruk: Amsterdam, Querido, 1993; 2006). |
Mijnheer Gregoor. Eemnes, De Oude Degel, 1977. |
Het tweede boek over Wim. Bussum, Van Holkema & Warendorf, 1978 (herdruk: Amsterdam, Querido, 1994). |
Ansje Vis en Matje Klop. Bussum, Van Holkema & Warendorf, 1979. |
De stoorworm. Bussum, Van Holkema & Warendorf, 1980 (herdruk: Amsterdam, Querido, 1998) |
Aap en beer: een ABC boek. Bussum, Van Holkema & Warendorf, 1983. |
| |
| |
Aap en Beer op reis. Middelburg, Verhage, 1984. |
Straf en andere verhalen. Weesp, Van Holkema & Warendorf, 1985. |
Zip en andere verhalen. Houten, Van Holkema & Warendorf, 1986. |
Miep en ik. Met tekeningen van Joost Roelofsz. Tilburg, Zwijsen, 1986. (Botjes) |
Uk en Bur. Houten, Van Holkema & Warendorf, 1987. |
Het vlot. Houten, Van Holkema & Warendorf, 1988 (herdruk: Amsterdam, Querido, 2006). |
Grote Pien en Kleine Pien. Houten, Van Holkema & Warendorf, 1989. |
De dochters van de kolenboer en andere verhalen. Houten, Van Holkema & Warendorf, 1991. |
In de stad. Houten, Van Holkema & Warendorf, 1991. (Niet storen, ik lees) |
Het geheim van de inktvis. Tilburg, Zwijsen, 1991. (Bizon) |
Klein Duimpje. Bussum, Moon Press, 1991. |
De kerstreis. Amsterdam, Van Goor, 1991. |
Suusje Olipietz. Middelburg, Zeeuwse Bibliotheek, 1991. |
Het kerstverhaal. Bewerking van: The first Christman (1992), geïllustreerd met schilderen uit de National Gallery te Londen. Amsterdam, Van Goor, 1993. |
Een ABC en Suusje Pietz. Amsterdam, Querido, 1996. |
Zwart als inkt is het verhaal van Sneeuwwitje en de zeven dwergen. Amsterdam, Querido, 1997. |
Mijn buik is van koek. Tilburg, Zwijsen, 1997. (Versjes voor beginnende lezers) |
Gered! Tilburg, Zwijsen, 2000. (Leesleeuw) |
Aap en beer gaan op reis. Tilburg, Zwijsen, 2000. (Spetter) |
Het bos in. Tilburg, Zwijsen, 2001. (Leesleeuw) |
Ik vlieg, ik vlieg! Tilburg, Zwijsen, 2002. (Leesleeuw) |
De hut in het bos. Tilburg, Zwijsen, 2003. (Leesleeuw) |
Kleine Pien op reis. Tilburg, Zwijsen, 2003. (Schatkist) |
Van Aap tot Zip. Amsterdam, Querido, 2006. |
Met illustraties van Wim Hofman
|
Johanna Kruit, Als een film in je hoofd. Haarlem, Holland. 1989. |
Johanna Kruit, Kun je zien wat je voelt? Haarlem, Holland, 1991. |
Johanna Kruit, Vannacht zijn we verdwenen. Mechelen, Bakermat, 1993. |
Johanna Kruit, Zoals wind om het huis. Mechelen, Bakermat, 1995. |
Als de maan breekt. Samenstelling Carina Brummel e.a. Den Haag, Letterkundig Museum/Kinderboekenmuseum, 1997. |
Johanna Kruit, Wie weet nog waar we zijn? Amsterdam, Leopold, 1999. |
Jacques Prévert, Voor jou mijn lief. Vertaald door Wim Hofman. Amsterdam, Querido, 2000. |
Jacques Prévert, We schilderen een vogel. Vertaald door Wim Hofman. Amsterdam, Querido, 2001. |
Johanna Kruit, De maan begon te schijnen. Amsterdam, Leopold, 2002. |
Opa, hou jij het nog vol? Samenstelling Johanna Kruit. Amsterdam, DiVers, 2002. |
C. Buddingh', Alle gorgelrijmen. Amsterdam, De Bezige Bij, 2003. |
Wim Hofman (over zichzelf, zijn werk en/of literatuuropvatting)
|
Margriet Heymans, Wim Hofman en Joke van Leeuwen, Driedubbel. Fanoy boeken, 1982. (Drie Gouden Penseel-winnaars die hun verhalen zowel tekenen als schrijven geven in tekst en illustraties aan hoe zij komen tot het maken van een verhaal of een boek) |
De kleine Hofman: Wim Hofmans werk van A tot Z. Vlissingen, Openbare Bibliotheek Vlissingen, 1991 |
Hoe word je kinderboekenschrijver. In: Theo Thijssen-prijs voor Kinder- en Jeugdliteratuur 1991 aan Wim Hofman. Houten, Van Holkema & Warendorf, 1991, blz. 18-27 (Ook in:
|
| |
| |
Literatuur zonder leeftijd, jaargang 20 (2006) afl. 69, blz. 116-123). |
Over Wim Hofman (selectie)
|
Cees Cijsouw, Kinderboeken moeten geen zoethoudertjes zijn. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 21-9-1974. |
Miep Diekmann, [over Koning Wikkepokluk]. In: Rotterdamsch Nieuwsblad, 22-10-1974. |
Truusje Vrooland-Löb, Gouden Penseel 1974 voor Wim Hofman. In: Bibliotheek en samenleving, jaargang 2 (1974), nr. 10, blz. 423-425. |
Hans Dorresteijn, [over De mist in]. In: Vrij Nederland, 22-11-1975. |
Henk Egbers, Kinderen helpen volwassen worden. In: De Stem, 26-11-1975. |
Mischa de Vreede, [over Wim]. In: NRC Handelsblad, 25-3-1977. |
Miep Diekmann, Bizarre humor van Wim Hofman. In: Haagsche Courant, 3-5-1977. |
Gertie Evenhuis, Wim Hofman voor de tweede keer bekroond voor kinderboek. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 16-8-1977. |
Margriet Bakker, Wim Hofman. Den Haag, NBLC, 1979. (Monografieën over auteurs en illustratoren van jeugdliteratuur, serie m; 4.) |
Wim Hofman. Documentatie auteurs en illustratoren van jeugdboeken, jaargang 4, afl. 18 (aanvullingen tot en met 1999) |
Guido Troch, Wim Hofman. In: Jeugdboekengids, jaargang 22 (1980-1981), afl. 1, blz. 86-89. |
Bregje Boonstra, [over Aap en Beer]. In: NRC Handelsblad, 19-8-1983. |
Piet Mooren, Schrijven is strandjutten. In: En nu over jeugdliteratuur, jaargang 10 (1983), afl. 4, blz. 135-138. |
Nel Teeuwen-Opheij, Shun de punman: over de schrijver Wim Hofman. Lier, Van In/Den Haag, NBLC, 1984. (Refleks, nr. 4) |
Rindert Kromhout, Hofman kan met weinig woorden heel veel zeggen. In: de Volkskrant, 21-1-1986. [Over Straf en andere verhalen.] |
Theo de With, Wim Hofman als anti-held in eigen Vlissings jeugdboek. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 21-6-1988. |
Joke Linders, Buiten spelen met Wim Hofman. In: Algemeen Dagblad, 6-8-1988. [Over Het vlot.] |
Bregje Boonstra, Grootgebekte Luitwieler. In: NRC Handelsblad, 30-9-1988. [Over Het vlot.] |
Cornald Maas, Een onopvallende dagdromer. In: Elseviers Magazine, 21-1-1989. |
Lieke van Duin, Gouden Griffel voor veelzijdige Wim Hofman. In: Trouw, 7-6-1989. |
Rindert Kromhout, Niks aan de hand met de Gouden Griffel. In: De Tijd, 23-6-1989. |
Jan van Damme, Bedachtzaam een verhaal vertellen. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 1-2-1991. |
Lieke van Duin, Encyclopedie van een fantastisch universum. In: Trouw, 20-2-1991. [Over De kleine Hofman.] |
Selma Niewold, Hofmans koffer, kisten, kasten en koffiepot. In: de Volkskrant, 9-3-1991. [Over In de stad en De kleine Hofman.] |
Frits Bromberg, Waarom een aparte prijs voor een jeugdboek?. In: Het Dagblad, 15-5-1991. |
Lieke van Duin, Strandvondsten, juttersgeheimen en wiebelgolven. In: Trouw, 31-7-1991. [Over Het geheim van de inktvis.] |
Lieke van Duin, Over poten uittrekken en ander interessant sadisme. In: Trouw, 13-11-1991. [Over De dochters van de kolenboer.] |
Bregje Boonstra, Treiterbroer. In: NRC Handelsblad, 15-11-1991. [Over Klein Duimpje.] |
Cornald Maas, [over Het kerstverhaal]. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 10-12-1991. |
Nel Teeuwen-Opheij, Is Wim Hofman wel een kinderboekenschrijver? In: Documentatieblad Kinder- en Jeugdliteratuur, jaargang 6 (1992), afl. 21, blz. 74-77. |
Joke Linders, Kunst en cultuur voor de kerstdagen. In: Algemeen Dagblad, 23-12-1993. [Over De kerstreis.] |
Lieke van Duin, Poppenen beren kunnen knap eigenwijs zijn. In: Trouw, 13-7-1994. [Over Grote Pien en kleine Pien.] |
| |
| |
Annemarie Helms, De topografische verbeelding van Wim Hofman. In: Leesgoed, jaargang 21 (1994), afl. 5, blz. 162-165. |
Annemiek Neefjes, Door Edward Lear was het kinderlijke geen verboden terrein meer. In: Vrij Nederland, 19-8-1995. |
Andreas Bode, Wim Hofman, de kunstenaar en het kinderboek. In: Literatuur zonder leeftijd, jaargang 9 (1995), afl. 36, blz. 490-5-2. |
Marjoleine de Vos, Sneeuwwitje lezen met bonzend hart. In: NRC Handelsblad, 31-1-1997. [Over Zwart als inkt.] |
Lieke van Duin, De bijbel en Sneeuwwitje. In: Trouw, 9-4-1997. [Over Zwart als inkt.] |
Rita Ghesquiere, [over Zwart als inkt]. In: De Standaard, 2-5-1997. |
Aukje Holtrop, Met Sneeuwwitje komt het nooit meer goed: de sprookjes van Wim Hofman. In: Vrij Nederland, 17-5-1997. [Over Zwart als inkt.] |
Selma Niewold, Briefje aan een stoel. In: de Volkskrant, 23-5-1997. [Over Zwart als inkt.] |
Tom Baudoin, Illusies en desillusies. Hoop en Wanhoop: over Wim Hofmans Sneeuwwitje. In: Literatuur zonder leeftijd, jaargang 11 (1997) afl. 43, blz. 376-394. |
Paul Steenhuis, Hoe blaaswier dwerg wordt: de beeldende kunst in de boeken van Wim Hofman. In: NRC Handelsblad, 20-3-1998. |
Hanneke de Klerck, Een boek is er toch ook om de schrijver te plezieren. In: de Volkskrant, 27-3-1998. |
Jan Van Coillie, Hofman tekent Prévert. In: Leesidee jeugdliteratuur (2001), afl. 6, blz. 268. |
Pjotr van Lenteren, ‘Ik werd een beetje berucht - per ongeluk’: interview Wim Hofman. In: de Volkskrant, 27-1-2006. |
Bregje Boonstra, Er was eens een Waseens. Den Haag, Letterkundig Museum, 2006. |
Themanummer Literatuur zonder leeftijd, voorjaar 2006 (nr. 69). [met o.m. een interview; over Zwart als inkt; de illustrator Hofman; een bibliografie] |
Judith Eiselin, Wim de strandjutter: de stillevens van schrijver en tekenaar Wim Hofman. In: NRC Handelsblad, 3-2-2006. |
Annemie Leysen, De vogel moet zingen. In: De Morgen, 15-2-2006. |
Monique Snoeijen, [over Van Aap tot Zip]. In: NRC Handelsblad, 24-2-2006. |
Vanessa Joosen, Een literaire duizendpoot. In: De Standaard, 17-3-2006. |
75 Lexicon jeugdliteratuur
oktober 2007
|
|