| |
| |
| |
Heinrich Hoffmann
door Kees van Eunen
Heinrich Hoffmann werd op 13 juni 1809 in Frankfurt am Main geboren, als zoon van Philipp Jacob Hoffmann, een inspecteur openbare werken. Na z'n schooltijd studeerde hij van 1829 tot 1834 medicijnen in Heidelberg, Halle en Parijs. Nadat hij nog een door de stad Frankfurt vereist extra examen had afgelegd, vestigde hij zich als arts in z'n vaderstad. Tussen 1844 en 1851 gaf hij anatomische lessen aan het beroemde Senckenbergische Institut, waarna in 1851 zijn benoeming volgde als directeur van de Frankfurter inrichting voor psychisch gestoorden, destijds grofweg als ‘gekkenhuis’ betiteld. In de zorg voor z'n patiënten vond Hoffmann zijn eigenlijke roeping. Zijn ideeën over de inrichting van z'n instelling - hij bracht onder andere een opzienbarende nieuwbouw tot stand - waren heel progressief en spelen in zijn herinneringen een centrale rol. Hij zou zijn functie met grote inzet blijven bekleden tot z'n pensionering 37 jaar later, in 1888.
Zes jaar na zijn afscheid overleed hij, op 2 september 1894, in zijn geboortestad.
| |
Werk
Eigenlijk is Dr. Heinrich Hoffmann - zo staat hij op de omslagen van zijn boeken vermeld - per ongeluk als prentenboekauteur beroemd geworden. Zijn faam stoelt vooral op de in 1845 verschenen Struwwelpeter (Piet de Smeerpoets). De weinige prentenboeken die hij verder nog heeft geschreven, zijn verhoudingsgewijs onbekend gebleven.
Hoffmann tekende veel en verzon allerlei verhaaltjes voor de kinderen die hij in zijn praktijk kreeg. Kort voor Kerstmis 1844 ontstond het idee voor Der Struwwelpeter. Hij wilde zijn vierjarig zoontje Carl als kerstcadeau een prentenboek geven, maar kon tot z'n ergernis niets vinden dat hem zinde. En dus schreef en tekende hij zelf een schrift vol, waarbij hij dankbaar gebruik maakt van de verzinsels voor z'n kleine patiënten. In totaal telde het boekje zes verhaaltjes: over de boze Friedrich, die een hond slaat en gebeten wordt; over de moor, het negerjongetje dat om z'n huidskleur wordt uitgelachen; over de jager, die ten slotte door een slimme haas op de korrel wordt genomen; over Kaspar, die z'n soep niet wil eten; over Struwwelpeter met zijn vieze lange haren en nagels, het latere titelverhaal.
| |
| |
De kleine Carl vond het allemaal prachtig. Daar zou het bij gebleven zijn, als niet toevallig een vriend van Heinrich Hoffmann het boek onder ogen had gekregen: de boekhandelaar Loening, die met z'n compagnon Rütten juist een uitgeverijtje was begonnen en bruikbare manuscripten zocht. Zo kwam het in 1845 tot de eerste druk, onder de titel Lustige Geschichten und drollige Bilder mit 15 schön kolorierten Tafeln für Kinder von 3 bis 6 Jahren. De auteur verstopte zich in deze eerste druk nog achter een pseudoniem, Reimerich Kinderlieb. Pas bij de vijfde druk verscheen zijn werkelijke naam op de omslag. Het boekje oogstte ogenblikkelijk succes. De 1500 exemplaren waren al na vier weken verkocht. In 1846 volgde een tweede en eveneens een derde druk. Hierin verscheen Struwwelpeter als titelfiguur. De in 1847 verschenen vijfde druk is de bron voor alle latere Struwwelpeter-versies geworden, met het verhaal Der Struwwelpeter als start en de gelijknamige figuur op het titelblad.
Vergeleken met Der Struwwelpeter was het andere werk van Heinrich Hoffmann veel minder populair. Daarbij gaat het uitsluitend om prentenboeken, met steeds dezelfde kenmerkende mengeling van teksten en tekeningen. Overigens haalde Hoffmann's tweede boek, König Nußknacker und der arme Reinhold (1851), toch nog altijd zo'n 40 drukken. Zelf vond Hoffman dit boek zijn sterkste. Het is het verhaal van het arme jongetje Reinhold, dat door een engel de droomwereld van het speelgoed wordt binnengeleid.
Anders dan in Duitsland of bijvoorbeeld Engeland is Hoffmann's werk in Nederland nooit echt populair geworden. Van Der Struwwelpeter bestaan maar enkele vertaalde versies, met als titel steeds Piet de Smeerpoets. Van z'n overige boeken is alleen het sprookje Prinz Grünewald und Perlenfein, mit ihrem lieben Eselein (1870) vertaald, het laatste boekje dat nog tijdens Hoffmann's leven verscheen: De lotgevallen van prins Moedgevat en Roosmarijn en van hun lieve ezelkijn (1957). Via een ezeltje dat kan vliegen komt een ingebeelde prins terecht in een donker bos, waar hij om in leven te blijven hard moet aanpakken en allerlei ongewone dingen moet doen, zoals houthakken.
| |
Der Struwwelpeter
Der Struwwelpeter was vanaf het begin een enorm succes. Vanaf de vijfde druk is het boekje compleet. Het bevat naast de al eerder genoemde verhaaltjes de volgende aanvullingen:
- vanaf de tweede druk: Paulinchen, die met een aansteker speelt; Philipp, die maar niet aan tafel kan stilzitten.
- vanaf de vijfde druk: Hans, die maar steeds omhoog kijkt en dus niet oplet; Robert, die eigenwijs op pad gaat bij een flinke storm en wegwaait.
| |
| |
Illustratie van Heinrich Hoffmann uit Piet de Smeerpoets
De honderdste druk verscheen in 1876, de tweehonderdste precies twintig jaar later. In 1921 werd ten slotte de vijfhonderdste druk bereikt. De latere drukken zijn niet goed meer te overzien, aangezien er geen copyright meer op het boek rust.
Al snel werd Der Struwwelpeter ook buiten Duitsland populair, maar nauwelijks in ons land. Hoewel Hoffmann in 1876 schreef, dat hij een Nederlandse vertaling onder ogen had gehad, is deze bibliografisch niet te achterhalen. De eerste achterhaalbare Nederlandse vertaling verscheen pas in 1943, bijna honderd jaar na de Duitse eerste druk.
Gustav Adolf Bogeng schatte in 1939 dat er toen over de hele wereld al zo'n vijfduizend (!) verschillende uitgaven waren verschenen, tot in het Latijn en Esperanto toe. Voor een prentenboek een tot op heden ongeevenaard record. En dat voor een boekje, dat eigenlijk alleen maar voor de eigen familiekring bestemd was.
| |
Variaties en reacties
Heinrich Hoffmann zelf beschouwde zijn teksten als realistische sprookjes voor kinderen. Het nieuwe was, dat ze zich inderdaad specifiek tot die doelgroep richtten. De moraal van elk verhaal is heel duidelijk. Toch blijft het geheel
| |
| |
draaglijk en wordt niet penetrant, wat zeker samenhangt met Hoffmann's humoristische tekenstijl, die evenals zijn manier van vertellen veelvuldig navolging vond, zowel in Hoffmann's tijd als nu. Een recente variatie is bijvoorbeeld So ein Struwwelpeter (1970) van Hansgeorg Stengel en Karl Schrader. Alle scènes zijn overgezet maar de hedendaagse wereld. Zo duikt bijvoorbeeld de gestalte op van Frank, die verslaafd is aan tv-kijken. Net als in de oorspronkelijke Struwwelpeter zijn de wortels van de verhaaltjes burgerlijk getint.
Juist dit aspect van Heinrich Hoffmann's schepping daagde onvermijdelijk uit tot het ontwerpen van anti-versies. Nog niet zo lang geleden, in 1970, verscheen een Anti-Struwwelpeter van de hand van Friedrich Karl Waechter, waarin de jeugdige lezer wordt opgeroepen zich tegen het automatisme te verzetten waarmee volwassenen regels opleggen. Een bijdrage uit de anti-autoritaire hoek dus met aandacht voor seksuele emancipatie. Of de eigenlijke doelgroep, heel jonge kinderen, hier mee wordt bereikt, mag volgens prentenboekspecialist Helmut Müller worden betwijfeld.
Overigens zijn er niet alleen Struwwelpeter-variaties voor kinderen in omloop. Er zijn er ook die zich richten op volwassenen. Zo verscheen in het kader van de zich destijds overal in Europa manifesterende protestbeweging in 1969 Der Struwwelpeter neu frisiert oder lästige Geschichten und dolle Bilder für Bürger bis 100 Jahre nach Dr. Heinrich Hoffmann. Ook eerder al werd Der Struwwelpeter voor politieke doeleinden gebruikt, onder andere in Engeland. In het begin van de Eerste Wereldoorlog verscheen hier The Swollen-headed William. Painful Stories and Funny Pictures after the German (1914), waarin keizer Wilhelm II natuurlijk de weinig benijdenswaardige Struwwelpeter is. Een reactie volgde prompt: in 1915 verscheen in Duitsland Der Kriegsstruwwelpeter - Lustige Bilder und Verse, waarin de spot wordt gedreven met de gealliëerden.
Vanzelfsprekend kan men ontwikkelingen als deze niet beschouwen als liggend in de zin van Heinrich Hoffmann, de geestelijke vader van de Struwwelpeterfiguur. Toch bewijzen ze de enorme populariteit en herkenbaarheid van het prentenboek.
| |
Bibliografie
Niet in het Nederlands vertaald
|
König Nußknacker und der arme Reinhold (1851), Bastian der Faulpelz (1854), Im Himmel und auf der Erde, Herzliches und Scherzliches aus der Kinderwelt (1857), Besuch bei Frau Sonne. Neue lustige Geschichten und drollige Bilder von Dr. Heinrich Hoffmann, dem Verfasser des Struwwelpeter (postuum, 1924) |
| |
| |
In het Nederlands vertaald
|
Der Struwwelpeter (deze titel verschijnt vanaf 1847), Lustige Geschichten und drollige Bilder für Kinder von 3 bis 6 Jahren (1845):
- | Piet de Smeerpoets. Naar de oorspronkelijke uitgave vrij vertaald door J. Riemens-Reurslag. Amsterdam, C.A. Spin & Zn., 1943. |
- | Piet de Smeerpoets. Voor het Nederlandse taalgebied bewerkt door Lidi Luursema. 's-Gravenhage, Van Goor & Zonen, 1969. |
- | Piet de Smeerpoets: een aardig prentenboek met leerzame vertellingen. Vertaald door W.P. Razoux. Utrecht, Bruna 1977. |
|
Prinz Grünewald und Perlenfein mit ihrem lieben Eselein (1870): De lotgevallen van prins Moedgevat en Roosmarijn en van hun lieve ezelkijn. Een sprookje door de dichter van Piet de Smeerpoets. Vertaald door B. van Hoogstraten-Croll. Met illustraties van Pam G. Rueter. Amsterdam, Wereldbibliotheek, 1957. |
Opvallende vertalingen van Der Struwwelpeter (keuze)
|
In het Latijn: Petrulus hirratus, ‘Der Struwwelpeter’. Versiculos in sermonem latinum. Vertaald door Eduard Bornemann. Frankfurt am Main, Rütten & Loening, 1956. |
In het Esperanto: La Struvelpetro. Beletaj rakontoj kaj komikaj bildoj de Dr. Heinrich Hoffmann. Vertaald door J.D. Applebaum. Frankfurt am Main, Rütten & Loening, 1921. |
Parodieën op Der Struwwelpeter (keuze)
|
George Morrow, E.V. Lucas, The Swollenheaded William. Painful Stories and Funny Pictures after the German. Londen, Methuen & Co., 1914. |
Karl Ewald Olszewski, Der Kriegsstruwwelpeter. Lustige Bilder und Verse. München, Holbein Verlag, 1915. |
Eckart en Rainer Hachfeld, Der Struwwelpeter neu frisiert oder lästige Geschichten und dolle Bilder für Bürger bis 100 Jahre nach Dr. Heinrich Hoffmann. München/Bern/Wien, Rütten und Loening, 1969. |
Friedrich Karl Waechter, Der Anti-Struwwelpeter oder listige Geschichten und knallige Bilder. Darmstadt, Melzer, 1970. Reprint: Diogenes, Zürich, 1982. |
Variaties op het Struwwelpeter-thema (keuze):
|
Julius Lütje, Franz Maddalena, Die Struwwel-Liese. Oder lustige Geschichten und drollige Bilder für Kinder. Fürth, Pestalozzi Verlag, 1940. |
Hansgeorg Stengel, Karl Schrader, So ein Struwwelpeter. Lustige Geschichten und drollige Bilder für Kinder von 3 bis 6 Jahren. Berlijn, Kinderbuchverlag, 1970. |
Over Heinrich Hoffmann
|
Gustav Adolf Erich Bogeng, Der Struwwelpeter und sein Vater. Geschichte eines Bilderbuchs. Potsdam, Rütten & Loening, 1939. |
Helmut Müller, ‘Struwwelpeter’ und Struwwelpetriaden. In: Klaus Doderer, Helmut Müller, Das Bilderbuch, Geschichte und Entwicklung des Bilderbuchs in Deutschland von den Anfängen bis zur Gegenwart. Weinheim/Basel, Beltz, 1973, blz. 140-182. |
Elke en Jochen Vogt, ‘Und höre nur, wie bös er war’ Randbemerkungen zu einem Klassiker für Kinder. In: Dieter Richter, Jochen Vogt, Die heimlichen Erzieher. Kinderbücher und politisches Lernen. Reinbek, Rowohlt, 1974, blz. 11-30. (Rororo Taschenbuch Nr. 6843) |
17 Lexicon jeugdliteratuur
juni 1988
|
|