| |
| |
| |
Daan Hoeksema
door Margreet van Wijk-Sluyterman
Daniël Hoeksema werd op 11 april 1879 in het Groningse plaatsje Oldekerk geboren. Kort daarna verhuisde de familie naar het Drentse Roden, waar vader een ‘koekebakkerij’ kreeg. Toen hij daar oud genoeg voor was, werkte Daan mee in de winkel. Later ging hij in een bakkerij in Groningen werken. Intussen volgde hij tekenlessen op de avondschool van Minerva, de academie voor beeldende kunsten in Groningen. Na nog eens twee jaar dagonderwijs op Minerva ging hij in 1901 naar de kunstnijverheidsschool in Amsterdam, een opleiding die hij drie jaar later afrondde. Daarnaast volgde hij in 1903 en 1904 de avondklas aan de Akademie van Beeldende Kunsten in de hoofdstad. Hij trouwde er zijn tweede vrouw, Nel (P.F.J.W.) Tollenaar. Hoeksema overleed op 4 januari 1935 in Amsterdam.
| |
Werk
Daan Hoeksema had een grote en gevarieerde productie voor kinderen. Naast illustraties voor kinderboeken zijn er de teken- en knutselmaterialen voor kinderen, waardoor hij bekend werd als ‘Vriend Daan’. Bovendien was hij een van de eerste striptekenaars van Nederland. Dat zijn werk zo'n grote variëteit kent, komt vooral doordat hij zijn stijl en techniek zo goed kon aanpassen aan de opdracht van de uitgever en de functie van de tekeningen.
In een periode waarin reclametekenen een betrekkelijk nieuw werkterrein was, werd Hoeksema een van de eerste reclametekenaars. Hij tekende vele advertenties, affiches en uiteenlopende reclame-uitgaven. Zo ontwierp hij voor de zeepfabriek Klok in Heerde een kwartet en de Nederlandsche Spaarkas gaf als reclame een klein babyboekje uit met silhouetjes van zijn hand. ‘De enige die hier heeft getracht een speciale kunstnijverheid voor het
| |
| |
Uit De leukste versjes uit de oude doos
kind, aangepast aan de industrie, in het leven te roepen, is Daan Hoeksema,’ schreef Cornelis Veth.
Hoeksema ontwierp ook boekomslagen. Toen uitgever J.C. Koster hem omstreeks 1904 om ‘kinderwerk’ vroeg, maakte hij zijn eerste serie kleurplaten. Sindsdien ontwierp hij vele tekenvoorbeelden en mappen met voorbeelden om te knippen, plakken en borduren. Ook verzorgde hij mappen met ‘bouwkartons’ en knipwerk en ‘kleurstukken’, om schilderachtige wandplaten mee te maken (serie Bont en Blauw, 1913). Het mapje Teekenen zonder stift (1932) bevat ‘100 legfiguren’. Van papieren bouwdozen konden de kinderen ‘Paleizen der jeugd’ (1913) bouwen.
Hoeksema gebruikte op verschillende manieren oude rijmpjes en versjes als uitgangspunt voor het kindertekenwerk. De leukste versjes uit de ouwe doos met krabbels van Vriend Daan (1925) is een uitgave als ‘kleuter-kleurboekje’. Om het kleurwerk voor de kleuters niet al te moeilijk te maken, tekende hij simpele figuurtjes met spillebeentjes en -armpjes, ronde hoofdjes en lijfjes in eenvoudige vormen.
Een andere opzet kregen de rijmpjes in De aloude Baker- en Kinderrijmen in Hokus Pokus Pas, 32 tooverplaatjes van Daan Hoeksema (ca. 1921). Uit het witte glanspapier konden kinderen de verborgen beelden te voorschijn toveren door er met een kleurpotlood overheen te gaan. Daar tussendoor staan gedetailleerde zoekplaatjes. In de tekening van een wandelaar verwerkte Hoeksema bijvoorbeeld een haas en in de tekening van een kapotte slof moesten kinderen een muis zoeken.
Voor het natekenwerk gebruikte hij ‘sterke, helle kleuren, die gemakkelijk na te tekenen zijn’. Voor kleurplaten -
| |
| |
ook in een formaat dat als kaart verstuurd kon worden - waren duidelijke omtrekken van de figuren een vereiste. De grote kleurplaten in de ‘post-kleurmap’ Langs Hollands Waterkant (1931) kregen ook Engelse en Franse onderschriften.
De kinderen werkten graag met het door Hoeksema ontworpen materiaal. Dat blijkt uit herdrukken en nieuwe uitgaven als Wat Daan Hoeksema als kleuter knutselde: Naar gegevens uit zijn oude plakschriften (ca. 1927). Niet alles hoefde door de kinderen bewerkt te worden. In de serie ‘Kant en klaar’ tekende Hoeksema ‘grote wandplaten voor de kinderkamer, in kleur uitgevoerd’ (ca. 1927).
‘De Teekenschool van Oom Daan’ was vanaf 1928 een van de rubrieken in het tijdschrift Jong Nederland (1916-1931). Voor dit kindertijdschrift en de Vlaamse tegenhanger ervan, Na School, was Daan Hoeksema de belangrijkste illustrator. Hij tekende voor Jong Nederland vaak een voorplaat, vele raadseltjes en ook cartoons: ‘Grappige prentjes voor meisjes en ventjes’ (vanaf 1926). Tekeningen van hem verschenen ook in het tijdschrift Voor Onze Jeugd en het kleuterblad Kiekeboe, net als Jong Nederland later opgenomen in Zonneschijn. In deze jeugdtijdschriften stonden ook stripverhalen van zijn hand. Veel reacties kreeg hij op zijn werk voor ‘Onze kinderen’, de kinderkrant van het Algemeen Handelsblad.
Albums met plaatjes om te kleuren schreef en tekende Hoeksema voor Douwe Egberts: De avonturen van Flip en Flap (deel 4 t/m 6, 1924). Kleine reclameboekjes voor kinderen ontwierp hij in opdracht van jamfabriek De Betuwe in Tiel. Het zijn boekjes van een paar pagina's met gekleurde en zwartwitplaatjes en enkele regels tekst eronder. Hij tekende onder meer een kleine serie Flip en zijn vriendje Kangoe, een neger-Flipje met zijn vriendje de kangoeroe. De bekende fruitflipje is als figuurtje wel aanwezig in de tekeningen (als muurtekening bijvoorbeeld), maar niet als de ‘levende’ hoofdpersoon van de verhalen. Andere boekjes in dezelfde vorm zijn Klaas en Trijntje uit Volendam, Drie meisjes uit Westkapelle en De avonturen van Knar en Korrie Biggie.
| |
Stripverhalen
De tekststrip De neef van Prikkebeen, een wonderbaarlijke en kluchtige historie, aan de jeugd verhaald door Oom Abraham, werd in 1909 meteen als boek in oblongformaat uitgegeven. Petrus Prik, neef van Töpffers held Prikkebeen, en de Speelman gaan mee op de huwelijksreis van Dikkie en Pieternel, de weduwe van Prikkebeen. Het is een wonderlijk gezelschap van twee dikke en twee dunne mensen, een contrast waarvan Hoeksema dankbaar gebruik maakt. De figuren krijgen de karikaturale trekken die passen bij het verhaal. Van de neef van Prikkebeen wordt de neus overdreven aangezet en de viool van de Speelman is veel te groot in verhouding tot zijn lichaam. Er zijn in de tekeningen veel details te
| |
| |
Uit De neef van Prikkebeen
zien, vooral in de grote platen boven de tekstkolommen.
Dezelfde opzet heeft Mee in den zak: de ernstige lotgevallen van stoute Grietje en Pietje, aan de jeugd verhaald door Oom Abraham (1915). Elke pagina is opgebouwd uit drie kolommen tekst op rijm en daarboven de uitbeelding van een of twee taferelen. De twee kinderen die in de zak van Sinterklaas meegaan naar Spanje maken op zee een storm mee en komen in een kermiswagen terecht die van de heuvel rolt als het wiel breekt. Dergelijke chaotische situaties zijn met vaart uitgebeeld. De kermismensen en dieven zijn net zulke uitgesproken types als de knechtjes van Sinterklaas en ‘de wilden’ uit De neef van Prikkebeen.
Naast de stripverhalen in boekvorm maakte Hoeksema ook tekststrips voor jeugdtijdschriften, zoals in Jong Nederland vanaf het begin een strip (bijna) zonder woorden: ‘De Wekelijksche Film’. Vanaf 1922 tekende hij ‘De vrolijke avonturen van de twee kwaaie apen Pimmy en Jimmy’ (tekst I. Keesing jr.), en verder ‘Grappige avonturen uit den Dierentuin’ en ‘Fred en Minet’. ‘Dissy en Gemsy, de twee grappenmakers’ verscheen in 1932 in Zonneschijn.
| |
Stijl en techniek
In de jaren 1916 en 1917 tekende Daan Hoeksema veel voor Jacob van Campen's Jongens- en Meisjesbibliotheek. In deze dunne, goedkope, wat grauwe boekjes maakte hij pentekeningen, volpaginaplaten en plaatjes tussen de tekst. Het zijn gedetailleerde pentekeningen in fijne lijntjes en arceringen zoals hij die bij andere boeken slechts een enkele maal tekende. De stijl past goed bij de historische verhalen zoals Pieterbaas in Holland (1917) van Corn. J. Gimpel, over tsaar Peter de Grote in Zaandam. Of een bewerking van Charles Dickens' Een jongensleven (1916), waarbij de tekeningen de historische bijzonderheden kunnen verduidelijken.
De heldere compositie van de platen van Daan Hoeksema is goed te zien in Flip-Flop-Floep: de geschiedenis van een duveltje uit een doosje (1931) van Julius Berstl. De platen zijn opgebouwd uit duidelijke contouren waarbinnen zwarte en grijze vlakken worden gevarieerd met verschillende soorten rasters. Een zwartwit-tekening in een strak kader vormt de bandteke-
| |
| |
Uit Flip-Flop-Floep
ning van dit boek, dat een stofomslag in kleur kreeg. Voor de meeste andere bandontwerpen maakte Hoeksema gebruik van een enkele steunkleur binnen de contouren.
Net als in zijn reclamewerk paste Hoeksema ook voor zijn illustraties silhouetten toe. In het babyboekje Onze Lieveling, een reclameboekje van de Nederlandsche Spaarkas, staan silhouetjes op de pagina's waar ouders gegevens over hun baby kunnen optekenen. Met silhouetten illustreerde hij ook verschillende liedjesbundels met pianobegeleiding voor Sinterklaas en Kerstmis. Als het 6 december wordt... (1921), een uitgave van Philip Kruseman, laat zien hoe hij silhouetten combineert met tekeningen in strakke lijnen en heldere contouren, met daarbinnen een enkele steunkleur. Johan Veth verzamelde een aantal Decemberliedjes voor de kleinen (ca. 1934) die Hoeksema illustreerde met kleine tekeningetjes boven de muziek en de tekst.
L.E. Kos schrijft in een artikel over Daan Hoeksema in De bedrijfsreklame (1917): ‘Het schijnt mij toe dat hij zich geweld moet aandoen, om gedetailleerd te tekenen.’ Kos waardeert ‘de tekeningen met krachtig sprekende vlakken’ het meest. Zo'n boek met enkele sprekende kleuren en vlakken is A is het aanbeeld (1923). Een ander abc kreeg de vorm van een Draaibaar prentenboek (1924). Met bijbehorende 6 schijven, waarop 1000 cm. filmtekeningen van Daan Hoeksema.
| |
| |
In navolging van Hoffmanns Struwelpeter tekende Hoeksema omstreeks 1925 zijn eigen versie van Piet de Smeerpoets: De wrede Karel; De wilde Jaap (ca. 1925) en daarnaast nog een aantal andere ‘Struwelpetertjes uit Daan Hoeksema's teekenstift’, zoals De wilde Jager en De luie Frans.
In de serie ‘Uurtjes die wij nooit vergeten’, met berijmde verhaaltjes van Clinge Doorenbos, illustreerde hij de deeltjes Jan de Berenleider (1927) en Karel Kuifkop (1927). Het lange, smalle oblongformaat gaf hem de ruimte landschappen te tekenen en daarin van alles te laten gebeuren. Hoewel er op de zwartwit-tekeningen veel details zijn te zien, blijven de platen helder en overzichtelijk door de compositie, het ontbreken van schaduweffecten en het gebruik van verschillende rasters voor grijstinten. Een gekleurde versie van twee van de zwartwit-platen vormt het kaft van de boekjes.
In die tijd verzorgde Hoeksema ook oblongboekjes in het formaat van een prentbriefkaart, waarin een paar geillustreerde versjes staan van P.A.E. Oosterhoff. Het zijn de zes deeltjes van Daan Hoeksema's gebonden prenten (1927), gemaakt in twee kleuren.
Hoewel er van een opvallende ontwikkeling geen sprake is, zijn er in Hoeksema's werk tussen 1909 en 1927 wel degelijk verschillen. Hij tekende steeds minder gedetailleerd en werkte steeds meer op de manier waarin zijn kracht ligt. Zelf vond hij het vooral belangrijk dat hij steeds iets nieuws kon laten zien, zowel in zijn illustraties als in zijn teken- en plakwerk. ‘Ik heb er maar voor te zorgen, dat mijn werk fris blijft en oorspronkelijk.’
| |
Waardering
Wordt Vervolgd, Stripleksikon der Lage Landen (1979) vermeldt Hoeksema als ‘een van de eerste tekenaars van stripverhalen in Nederland’. Daarnaast wordt hij ook een van de eerste reclametekenaars in Nederland genoemd. Als L.E. Kos zijn werk bespreekt in De bedrijfsreklame (1917) schrijft hij: ‘Het is geen grote reclamekunst, maar Daan Hoeksema heeft ze ook niet als zodanig bedoeld.’ Hoeksema is een van de ‘mensen die niet tot een bepaalde richting of school behoren, maar rustig hun gang gaan en zichzelf zijn’; ‘iemand die zich eerlijk voor z'n taak stelt en met eerlijke middelen iets goeds weet te bereiken.’ Volgens Kos maakte Hoeksema de mooiste tekeningen wanneer hij zich ‘tot krachtig zwart en wit beperkt of met enkele kleuren zijn doel bereikt.’ ‘Zijn werk is goedig en heeft weinig pretentie,’ meent Cornelis Veth in zijn bespreking van kinderboekillustraties in Geschiedenis van de Nederlandse caricatuur en van de scherts in de Nederlandse beeldende kunst (1921). ‘Heerlijk uitbundig en fris’ noemt ‘Annelen’ (Algemeen Handelsblad, 6-1-1935) zijn werk voor kinderen.
| |
| |
| |
Bibliografie
Keuze uit door Daan Hoeksema geïllustreerde jeugdboeken
|
Asschepoester. Opnieuw verteld door Ch. Doorman. Amsterdam, J. Vlieger, [1907]. |
De neef van Prikkebeen, een wonderbaarlijke en kluchtige historie, aan de jeugd verhaald door Oom Abraham. Amsterdam, Gebr. Koster, [1909]. (10de druk: Bussum, Koster, 1950) |
Tijl XI, De laatste der Uilenspiegels: Eene historie van snakerijen, aan de jeugd verhaald door Oom Abraham. Amsterdam, Gebr. Koster / Nijmegen, G.J. Thieme, [1910]. |
Titiaan de Wever, Een koning in vagebondage. Amsterdam, Van Looy, 1910. |
Miep Snelders, Nonnie Dorsvliet: het leven van een Indisch meisje in Holland. Amsterdam, Scheltens en Giltay, 1913. |
Mee in den zak: de ernstige lotgevallen van stoute Grietje en Pietje, aan de jeugd verhaald door Oom Abraham. Amsterdam, Gebr. Koster, 1915. |
Anna van Gogh-Kaulbach, Robin Hood. Amsterdam, Jacob van Campen, [1916]. |
Charles Dickens, Een jongensleven. Amsterdam, Jacob van Campen, [1916]. |
Aletta Hoog, Ferme kinderen. Amsterdam, Jacob van Campen, [1916]. |
Truida Kok, Een doos uit Amsterdam. Amsterdam, Jabob van Campen, [1916]. |
Het sprookje van Marmelier. Naverteld door W.A.C. van Strien. Amsterdam, Jacob van Campen, 1916. |
Eduard Vernaire, Een Hollandsche jongen op de Engelse vloot. Amsterdam, Van Munster, [1916]. |
Nienke van Hichtum, De bewoners van het kleine tuinhuis; Van een soldaat, een vuurslag en drie honden met groote ogen. Amsterdam, Jacob van Campen, [1917]. |
Nienke van Hichtum, Duimelijntje; Sneeuwwitje en Rozerood: een oud sprookje. Amsterdam, Jacob van Campen, [1917]. |
Corn. J. Gimpel, Pieterbaas in Holland. Amsterdam, Jacob van Campen, [1917]. |
G. Kramer, Een deserteur. Amsterdam, Jacob van Campen, [1917]. |
Als het 6 december wordt... 12 oude en nieuwe St Nicolaasliedjes verzameld door Philip Kruseman. 's Gravenhage, J.Ph. Kruseman, [1921]. |
De aloude Baker- en Kinderrijmen in Hokus Pokus Pas, 32 tooverplaatjes van Daan Hoeksema. Laren, Koster, ca. 1921. |
P.A.E. Oosterhoff, Poppedijntjes en hare ongehoorde lotgevallen: 'n vertelling. Bussum, Koster, ca. 1922. |
Daan Hoeksma's gebonden prenten, met versjes van P.A.E. Oosterhoff. Bussum, Koster, [1922]. (Zes delen: 1. De avonturen van een aapje op stap; 2. Het maanmannetje; 'n wondere maanreize; 3. Maar een droom vliegavonturen; 4. Smul en Snoeper in Luilekkerland; 5. De springende springer; 6. De verkeerde wereld.) |
A is het aanbeeld. Het ABC voor Holland's kleintjes. Bussum, Koster, [1923]. Opnieuw uitgegeven onder de titel Het ABC der 20e eeuw van Daan Hoeksema, [ca. 1927]. |
De avonturen van Flip en Flap, deel 4, 5 en 6. Utrecht/Joure, Douwe Egberts, 1924. |
Voor het kerstfeest: 12 oude en nieuwe kerstliedjes. Verzameld door Philip Kruseman. 's Gravenhage, J.Ph. Kruseman, [1923]. |
Draaibaar prentenboek. Met bijbehoorende 6 schijven, waarop 1000 cm. filmteekeningen van Daan Hoeksema. Bussum, Gebr. Koster, [1924]. |
De leukste versjes uit de ouwe doos met krabbels van Vriend Daan. Kleuter-kleurboekje. Bussum, Koster, [1925]. |
De leukste versjes uit de oude doos: Hoe Daan Hoeksema onze aloude baker-en kinderrijmpjes zag. Kleuter kleur- en leesboekje. Bussum, Koster, [1952]. (Heruitgave) |
De Struwelpetertjes uit Daan Hoeksema's teekenstift. Vier delen: 1. Piet de Smeerpoets: De wreede Karel; 2. De wilde Jaap, De wilde Jager; 3. De luie Frans, Soep Hein; 4. Flip de Schommelaar. Teekeningen van DH; rijmpjes van 't Woudvogeltje. Bussum, Koster. ca. 1925-1927. |
Karel Kuifkop. Rijmpjes van Clinge Doorenbos. Bussum, Koster, [1927]. (Deel 1 van ‘Uurtjes die wij nooit vergeten’) |
| |
| |
Jan de Berenleider. Rijmpjes van Clinge Doorenbos. Bussum, Koster, [1927]. (Deel 2 van ‘Uurtjes die wij nooit vergeten’) |
Julius Berstl, Flip-Flop-Floep: de geschiedenis van een duveltje uit een doosje. Bussum, Koster, [1931]. |
Over Daan Hoeksema
|
L.E. Kos, Daan Hoeksema en zijn werk. In: De bedrijfsreklame, 2de serie, nr. 6, juli 1917. |
Annelen, Daan Hoeksema overleden. In: Algemeen Handelsblad, 6-1-1935. |
Wordt Vervolgd, Stripleksikon der Lage Landen. Utrecht/Antwerpen, Het Spectrum, 1979. |
Majoke van Rietveld, Jeugdtijdschriften in Nederland en Vlaanderen 1757-1942. Bibliografie. Leiden, Primavera, 1995. |
Margreet van Wijk-Sluyterman, Een groot kindervriend: De tekenaar Daan Hoeksema. In: Boekenpost, jaangang 7 (1999), nr. 23, blz. 4-6. |
52 Lexicon jeugdliteratuur
februari 2000
|
|