drie volgende delen spelen in een eenvoudiger milieu. Een steeds weerkerend thema in de laatste delen is de eenzaamheid, die verzacht kan worden door de vreugde in de kleine dingen.
Deze meisjesboeken zijn geschreven vanuit een vrijzinnig-christelijke overtuiging. Zij wist de geestesgesteldheid van oudere meisjes goed weer te geven. Haar figuren zijn gewone jonge mensen in herkenbare situaties.
Boeken voor jonge kinderen heeft ze niet veel geschreven. Enige bekendheid heeft gekregen Het Kabouterhuis (1916). Dit boek heeft ze geschreven voor en over haar eigen vier kinderen, die met de door de moeder gemaakte kabouters en het door de vader vervaardigde kabouterhuis speelden. Mevrouw Van Hille-Gaerthé, die het spel van de fantaserende kinderen steeds gade sloeg, verzamelde zodoende de stof voor een reëel en fantasierijk verhaal, dat tegelijk een leidraad voor handendarbeid geworden is.
In haar korte verhalen, vooral de verhalen over kinderen, komt haar schrijverstalent het beste tot uiting. (Rosarium, In Knop, De feesten van Det en Nol.)
Haar romans zijn inhoudelijk niet sterk te noemen. Als conflicten en spanningen dieper of tragischer worden schiet zij te kort. Haar gehele oeuvre munt echter uit door een verzorgde stijl, een goede sfeerschepping door haar verbondenheid met de natuur en haar liefde voor de muziek, en een positieve instelling ten opzichte van het leven.
In de jaren voor en na de Tweede Wereldoorlog schreef zij regelmatig artikelen en feuilletons voor de dagbladen Het Vaderland, Nrc en Algemeen Handelsblad.
Onder haar leiding verscheen in 1923 een tijdschrift Droom en daad; maandblad voor jonge meisjes. Het uitgangspunt was om tegemoet te komen aan het tekort aan goede lectuur voor deze leeftijdsgroep; men streefde ernaar de lezers datgene te geven wat tot levensverrijking zou kunnen dienen. De artikelen hadden ook tot doel de meisjes te informeren over de verschillende wegen die voor hen open stonden en ze te wijzen op de betekenis van het werk, de zegen van de arbeid. Bij de oprichting van het tijdschrift schreef mevrouw Van Hille-Gaerthé ter inleiding: ‘De wereld heeft de werkzame jonge mensen zoo noodig in dezen tijd, maar de wereld heeft ook noodig de zuivere droomen, de droomen, die dikwijls het uitgangspunt zijn van de plannen, leidende tot de daad.’
Een groot deel van de bijdragen werd door haar zelf verzorgd: boekbesprekingen, natuurbeschrijvingen, folkloristische bijzonderheden, levensbeschrijvingen van beroemde personen. Andere medewerkers waren onder anderen Tony de Ridder, Nannie van Wehl, Tine Cool, Elize Knuttel-Fabius, Marie van Zeggelen, J. Stam-Dresselhuys, Jo Kalmijn-Spieren-