| |
| |
| |
A.D. Hildebrand
door Jacques Vos
A.D. Hildebrand (‘Tonnie’) werd in 1907 in Groningen geboren. Een jaar later verhuisde het gezin naar Amsterdam. Na het behalen van het hbs-diploma (1926) zou hij worden opgeleid voor een functie bij het bankwezen; zelf wilde hij liever vliegenier worden. Uiteindelijk werd het een studie Duits. De bevoegdheid om in deze taal les te geven heeft hij niet gebruikt, hij heeft nooit voor de klas gestaan.
In 1928 trad Hildebrand in dienst van de avro-radio als omroeper. Hij raakte betrokken bij het maken van hoorspelen. Zelf heeft hij ook hoorspelen geschreven, waarvan sommige later tot boek werden bewerkt. Na de Tweede Wereldoorlog werkte hij een periode bij de cgr, een commissie die moest uitzoeken waar door de Duitse bezetters geroofde goederen en installaties terecht waren gekomen. Voor de kro-televisie presenteerde hij een programma over hobby's.
Hildebrand is nooit van plan geweest voor kinderen te gaan schrijven, hij voelde zich bijvoorbeeld meer aangetrokken tot het schrijven van poëzie. Een vriend, Freddy ten Harmsen van der Beek, vroeg hem een stukje te schrijven voor de kinderpagina van een krant, omdat de vaste schrijver wegens ziekte hiertoe niet in staat was. Hij merkte dat het schrijven voor kinderen hem ‘vlot’ afging. Het boek waardoor hij het bekendst is geworden, Bolke de Beer, is niet zijn eerste kinderboek. Het kostte hem namelijk aanvankelijk veel moeite dit boek uitgegeven te krijgen, uitgevers zagen er weinig in. Pas nadat het in feuilletonvorm in Het Volk was verschenen, was een uitgever bereid het uit te geven (1935). Er volgden nog ongeveer 250 andere kinderboeken. Een aantal van deze boeken werd vertaald (Duitsland, Zwitserland, Noorwegen, Zuid-Afrika).
Hildebrand heeft in verschillende landen gewoond, onder andere in Frankrijk en Zwitserland. Hij stierf in 1977 te Kollum.
| |
Werk
Hildebrand was wat wel genoemd wordt een ‘veelschrijver’. Van 1931 tot en met 1933 verscheen er van zijn hand per jaar één boek, in 1935 kwamen er drie boeken van hem uit, in 1936 twee en in 1937 vijf. Vanaf dit jaar ligt zijn produktie op een gemiddelde van ongeveer drie boeken per jaar. Ook gedurende de
| |
| |
Tweede Wereldoorlog publiceerde hij door, met uitzondering van het laatste oorlogsjaar. De boeken waardoor hij het bekendst is geworden verschenen voor de Tweede Wereldoorlog. Het betreft hier de verhalen over Bolke de Beer, Valko Vos en Belfloor en Bonnevu. (De eerste delen van de series.)
Hildebrand heeft alle genres van de jeugdliteratuur beoefend: historische verhalen, zeeverhalen, dierenverhalen, sf-verhalen, familieverhalen, fantasieverhalen etc. Ook schreef hij voor ‘alle leeftijden’. Een aantal van zijn boeken is gebaseerd op een hoorspel, bijvoorbeeld: monus de man van de Maan, De spijkers van Duindorp en Brilstra en zijn bromvlieg.
Voor zijn historische verhalen zocht Hildebrand zijn stof over het algemeen in het Nederlandse verleden, waarbij hij een voorkeur had voor periodes waarin ‘wat van de mensen werd gevraagd’: De Tachtigjarige Oorlog en De Franse Tijd. Hij ontkomt daarbij niet aan een stereotiepe beschrijving van de ‘vijand’. Ook bij hem treffen we het geijkte beeld van de wrede, niet te vertrouwen ‘Spanjool’ aan. Met al hun beschaving leggen de Spanjaarden het af tegen de eenvoudige en vastberaden Nederlanders. Het is opmerkelijk, dat in De schildknaap van generaal Cortez de Spanjaarden de ‘goeden’ zijn, zij brengen de beschaving in Midden- en Zuid-Amerika, onder andere door slaven van de Inca's te bevrijden. In zijn historische verhalen geeft de schrijver veel informatie, soms houden zijn hoofdpersonen bijna historische verhandelingen. Deze informatie is niet altijd juist en ook niet steeds objectief.
In interviews heeft Hildebrand er meermalen op gewezen, dat zijn voorkeur uitgaat naar het dierenverhaal. Hij heeft dit genre dan ook veelvuldig beoefend: verhalen over Bolke de Beer, Valko Vos, Dr. Veelstekel, Walle Wasbeer en Knorre Bigelijn. Veelal zijn de dieren in zijn verhalen mensen met een vacht; ze handelen niet volgens hun aard. Dat blijkt bijvoorbeeld uit het feit, dat zij alle vegetariër zijn. Wanneer jonge dieren aanvankelijk nog wel volgens hun instincten handelen, wordt hen dit door ‘hun ouders’ afgeleerd. Hildebrand beschrijft zijn dieren ook stereotiep: de vos is altijd wijs en slim, de konijnen en hazen zijn altijd dom; dat illustreert Hildebrand bijvoorbeeld aan de hand van het feit, dat zij niet kunnen tellen.
In zijn fantasieverhalen heeft Hildebrand een voorkeur voor reuzen en kleine mannetjes. Zij leven tussen de ‘gewone’ mensen, zonder dat dit verbazing wekt. Lodewijk uit Het kleine mannetje Lodewijk brengt het zelfs tot ere-burger van Amsterdam, doordat hij een gevaarlijke inbreker heeft helpen vangen. De problemen die het
| |
| |
geeft deze afwijkende wezens tussen de mensen met een normaal postuur te laten leven, kan Hildebrand niet altijd oplossen, hij maakt fouten. Hoe het bijvoorbeeld mogelijk is, dat de reus Belfloor in De reuzenauto van Bonnevu gebruik maakt van een gewone ‘mensen-telefoon’, wordt niet helemaal duidelijk. En uit ditzelfde boek: Bonnevu schopt op een bepaald moment de schoorsteen van het huis van de rovers en laat zich vervolgens door deze schoorsteen zakken; in het huis kan hij zich vervolgens achter een gewone deur verstoppen.
Met veel van zijn boeken had Hildebrand succes. Dit maakte, dat de uitgever keer op keer om een vervolgdeel vroeg. Op deze manier groeide de Bolke de Beer-serie bijvoorbeeld uit tot een serie van tien boekjes. Veelvuldig verwijst hij naar de andere delen van een serie. Een criticus sprak in dit verband zelfs over ‘grapjes als reclame voor andere deeltjes’. In bespreking van de serie-boeken wordt meermalen melding gemaakt van het feit, dat het eerste deel van de serie het beste is en dat de andere delen vaak van veel mindere kwaliteit zijn. Dit mede doordat de auteur zich gaat herhalen. Uit interviews met Hildebrand blijkt dat hij zich hiervan zeker bewust was.
| |
Bolke de Beer
Door de boekjes over Bolke de Beer en zijn zoon Boltje kreeg Hildebrand zijn grootste bekendheid. Dat blijkt onder meer uit het feit, dat veel besprekingen van werk van hem beginnen met: ‘Van A.D. Hildebrand, de schrijver van de bekende serie boekjes over Bolke de Beer, is...’ Oorspronkelijk was het volstrekt niet de bedoeling dat er over deze beer zo veel boekjes zouden verschijnen. In deel twee is Bolke eigenlijk al te oud om hem nog veel avonturen te laten beleven. Om de serie toch te kunnen voortzetten past Hildebrand een ‘truc’ toe: de zoon wordt de eigenlijke hoofdpersoon. Bolke is nog slechts op de achtergrond aanwezig als zorgzame vader die af en toe zijn zoon te hulp moet komen. Om het verband met het eerste deel aan te geven, gebruikt Hildebrand in elke titel de aanduiding ‘de zoon van Bolke de Beer’. Na tien delen had ook Hildebrand genoeg van Bolke: ‘Ik ben helemaal ziek geworden van Bolke de Beer’, verklaart hij in een interview.
Net als in de andere delen van de serie is de schrijver in het eerste deel ‘zelf’ aanwezig. Zogenaamd tekent hij de verhalen op die de beren hem vertellen. Ze vertellen wat chaotisch, hij moet hun verhaal dus wel wat fatsoeneren. De ik-figuur ontmoet als klein jongetje op de Veluwe een beer, Bolke. Deze beer vertelt hem hoe hij op de Veluwe terecht is gekomen: hij is uit een circus ontsnapt. Samen met andere dieren heeft hij vervolgens zijn zusje en een aantal andere dieren bevrijd. Hij vertelt ook wat hij zoal
| |
| |
Illustratie van J.R. van Reek uit Bolke de Beer
doet en meemaakt. De jongen mag niet doorvertellen wat hij heeft gehoord, dat zou te gevaarlijk zijn. Hij moet beloven dat hij pas na 33 jaar een boek over Bolke zal schrijven.
Wanneer de schrijver in het tweede deel Bolke gaat opzoeken (de uitgever had gevraagd nog eens een boekje over die beroemde beer te schrijven) blijkt dat Bolke naar de Hartz is vertrokken. In dit tweede en in de volgende delen laat Hildebrand zijn beren veel avonturen beleven en veel verhuizen; de familie komt ook nog een keer op de Veluwe terug, omdat het in de Hartz te druk is geworden. ‘Om van hen af te zijn’ laat hij hen in deel 10 naar de Rocky Mountains verdwijnen, ‘waar zij sindsdien spoorloos zijn’.
| |
Machiel de spion
De gebeurtenissen in dit verhaal spelen zich af in de Franse Tijd, vlak voordat de Fransen uit Nederland wegtrekken. De twee hoofdpersonen zijn Pieter Jacobsz en Jan Verschoor, eenvoudige, vaderlandslievende jongens. Voor een verzetsbeweging voeren zij onder meer koeriersdiensten uit. Zij ontdekken
| |
| |
Illustratie van Georges Mazure uit Machiel de spion
een onderaardse gang waarin ze Frits, een zoon van een rijke baron uit Den Haag verstoppen. Frits is gedeserteerd uit het Franse leger. Bijna worden zij verraden door Machiel Vandervelde, die zich uitgeeft voor een goede vaderlander, maar die als verklikker in dienst is bij de Fransen. Wanneer zijn bedrog uitkomt, toont hij berouw en sluit zich aan bij het verzet. Frits moet naar Den Haag gesmokkeld worden. Wanneer het zo ver is, hoeft het niet meer, Napoleon is verslagen en de Fransen trekken weg. In een aantal hoofdstukken vertelt Hildebrand de gebeurtenissen in Den Haag nadat de Fransen zijn ‘verdreven’. Het boek eindigt met de intocht van koning Willem I.
Het boek verscheen oorspronkelijk in 1958. Bij de herdruk in 1982 oordeelde een criticus, Eric Hulsens, zeer negatief over dit werk. Hij kwalificeerde het als een triviale historische avonturenroman: weinig karaktertekening, stereotiepe beschrijvingen, veelvuldig gebruik van clichétaal, technische fouten en zeer nationalistisch. De Idil-Gids noemde het overigens in 1958 nog een ‘goed vaderlands boek’.
| |
De prooi der zee
Hildebrand heeft ook ‘zeeverhalen’ geschreven. De prooi der zee beschrijft de onmogelijk geachte berging van een op een zandplaat vastgelopen tanker. Hoofdpersonen zijn twee dertigers, Lloyd Deir en Belden Little. Met het geld dat ze voor het schroot van het schip krijgen hopen ze een eigen bedrijfje te beginnen. Na veel tegenslagen (als de klus bijna geklaard is, komt er bijvoorbeeld een storm opzetten) lukt het hun het schip naar een haven te brengen. Omdat Hildebrand zich er kennelijk van bewust was, dat kinderen van elf, twaalf jaar zich wat moeilijk identificeren met mensen van midden dertig, voerde hij een jongen en
| |
| |
Illustratie van Rein van Looy uit Monus, de man van de maan
een meisje in, kinderen van een van de bergers. Deze kinderen spelen echter nauwelijks een rol van betekenis in het verhaal. Het meisje, Bessie, beperkt zich tot het koken van eten in de kombuis.
Ook over dit boek schreven critici dat de karakters niet goed uitgewerkt zijn. Over het algemeen mist men ook details over het dichten van het enorme gat in de romp van het te bergen schip. Hildebrand beperkt zich tot de opmerking dat het ‘heel moeilijk’ was.
| |
Monus, de man van de maan
De vara wou een alternatief voor het hoorspel over ‘Ome Keesje’ dat op zondag in de namiddag werd uitgezonden. Dit alternatief werd Monus, de man van de maan. De hoorspelserie werd een succes en dus verschenen er ook boeken over Monus. Later werd het gegeven ook nog eens gebruikt voor een stripverhaal en voor plaatjes bij kauwgom. Professor Andree, hoogleraar in de ruimte-luchtvaart en zijn assistent, ingenieur Harm Peters hebben in alle stilte gewerkt aan een raket die hen naar de maan zal brengen. Het blijkt dat de maan bewoond wordt door hoog begaafde mensen die oplossingen heb- | |
| |
ben gevonden voor de problemen die het leven op de maan met zich mee brengt. Hun gids op de maan is Monus. Deze heeft tot taak in de gaten te houden wat er op aarde gebeurt. Hij spreekt een soort Nederlands: ‘Ik kan kijk in hart’, glimlachte Monus. ‘Ik zien dat jelui het woord houd zal. Nu jelui ga mee en ik zal laat zien stad Sinopol.’
Monus maakt zich zorgen over het feit, dat de bewoners van de aarde de maan kunnen bereiken. Op de maan heeft men nooit meer last van oorlog, hij is bang, dat de maan gebruikt zal worden voor militaire doeleinden. Er zit niets anders op dan dat hij meegaat naar de aarde om duidelijk te maken aan de regering dat de maanbewoners de mensen niet op de maan zullen dulden. Dit lijkt te lukken. ‘Ik hoop... ik hoop...’ zei Monus met een zucht. ‘Wij zal moet wacht af’.
De volgende drie delen van de serie over Monus maken overigens duidelijk, dat het de generaals op aarde moeite kost van de maan af te blijven.
Het hoorspel en de boeken waren destijds heel populair door de spanning en de humor. Critici hadden juist moeite met deze typische ‘Hildebrand-humor’, zij konden in tegenstelling tot veel jonge lezers het taalgebruik van Monus bijvoorbeeld maar matig waarderen. Sympathiek stond men tegenover de boodschap van het verhaal: de mens moet een voorbeeld nemen aan de verdraagzaamheid van de maanbewoners. (Het thema verdraagzaamheid komt ook veelvuldig voor in de dierenverhalen van Hildebrand.)
| |
Waardering
Uit het feit, dat veel van de boeken van Hildebrand meermalen werden herdrukt, kan worden afgeleid dat hij populair was, dat hij door kinderen veel gelezen werd. De officiële kritiek heeft altijd wat ambivalent gereageerd op zijn werk. D.L. Daalder rekent de boeken over Bolke, Valko en Bellefleur (sic) en Bonnevu ‘tot de voortreffelijke kinderliteratuur’. Hij voegt er echter aan toe, dat ieder boek wel ‘vlot en fleurig’ is geschreven, en ‘met een verbluffende handigheid is gecomponeerd’, maar: ‘het werk wordt meermalen geschaad door haast, onrust en speculatie op effect’. Ook Daalder constateert al, dat Hildebrand een thema dat succesvol was gebleken ‘onmatig’ kon uitbreiden. (Een boek dat succesvol bleek, werd vaak het begin van een hele serie.) De kwalificaties van Daalder vinden we in de meeste recensies over de boeken van Hildebrand terug. Hij kan vlot vertellen, weet spanning op te bouwen, weet welke soort humor kinderen waarderen, maar hij maakt er zich wat al te gemakkelijk vanaf.
In de jaren zeventig kreeg de kritiek meer oog voor maatschappelijke aspecten van de jeugdliteratuur. Ook de boeken van Hildebrand zijn hieraan niet ontkomen. Deze benadering
| |
| |
viel namelijk samen met een aantal herdrukken van zijn boeken. Met name zijn historische verhalen kregen het hierdoor zwaar te verduren. Het valt te betwijfelen, of uitgevers er goed aan gedaan hebben zijn werk ongewijzigd te herdrukken. Veel critici wezen op het sterk verouderde taalgebruik, waardoor de boeken een ouderwetse indruk maken. Dit leidt ertoe, dat we in de besprekingen meermalen een zin kunnen tegenkomen als: ‘Een herdruk waar we niet op gewacht hebben.’
| |
Bibliografie
(Een keuze)
Series
|
P.P. Koekelberg en zijn vriendjes. Amsterdam, Van Holkema en Warendorf, 1933. |
P.P. Koekelberg en zijn woonwagen. Met illustraties van R. Venema. Hoorn, Westfriesland, 1977. |
Bolke de Beer. Met illustraties van E. van de Stadt. Amsterdam, Meulenhoff, 1935. |
De zoon van Bolke de Beer. Met illustraties van E. van de Stadt. Amsterdam, Meulenhoff, 1936. |
Bolkes zoon en Dorus Das op de Veluwe. Met illustraties van R. Stuurman. Amsterdam, Meulenhoff, 1949. |
Bolke de Beer naar Amerika. Met illustraties van R. Stuurman. Amsterdam, Meulenhoff, 1951. |
Belfloor en Bonnevu, de twee goede reuzen. Amsterdam, De Arbeiderspers, 1939. |
Nieuwe avonturen van Belfloor en Bonnevu. Met illustraties van G. van Raemdonck. Amsterdam, De Arbeiderspers, 1941. |
De reuzenauto van Bonnevu. Met illustraties van A. van Heusden. Amsterdam, De Arbeiderspers, 1967. |
Valko Vos; de kleinzoon van Reinaert. Amsterdam, De Arbeiderspers, 1937. |
Valko Vos en z'n vrienden. Met illustraties van W. van der Walle. Amsterdam, 1938. |
Boeken naar hoorspelen
|
Monus, de man van de maan. Met illustraties van A. van Heusden. Amsterdam, Meulenhoff, 1952. |
Brilstra en zijn bromvlieg. Met illustraties van M. Toonder en G. Stapel. Amsterdam, Meulenhoff, 1954. |
De spijkers van Duindorp. Met illustraties van G. van Straaten. Amsterdam, Meulenhoff, 1955. |
Dierenverhalen
|
De uittocht der dieren. Met illustraties van F. Hazeveld. Amsterdam, De Arbeiderspers, 1951. |
Dokter Veelstekels wonderspiegel. Met illustraties van W. Bijmoer. Amsterdam, De Arbeiderspers, 1954. |
Historische verhalen
|
De schildknaap van generaal Cortez. Met illustraties van S. Pennink. Amsterdam, Meulenhoff, 1953. |
Machiel de Spion. Amsterdam, Meulenhoff, 1958. |
Avonturenverhalen
|
Vier Hollandse jongens in de Alpen. Met illustraties van P. Dom. Alkmaar, Kluitman, 1938. |
Brik Bruuns, avonturier. Met illustraties van G. Mazure. Amsterdam, Meulenhoff, 1957. |
Strijd op Koraaleiland. Met illustraties van Herson. Hoorn, Westfriesland, 1971. |
Verhalen voor kleuters
|
Hakkie Piepmans, de muis. Met illustraties van W. Schermelé. Amsterdam, Meulenhoff, 1938. |
Het huis van de dierenfee. Met illustraties van W. van Nieuwenhoven. Naarden, Rutgers, 1941. (Kleintjes voor de kleintjes, nr. 1) |
Joessoef, het knechtje van de sultan. Met illustraties van H. Geerlag. Amsterdam, Meulenhoff, 1950. (Kleuter-serie) |
| |
| |
Over A.D. Hildebrand
|
D.L. Daalder, Wormcruyt met suycker. Amsterdam, 1950, blz. 146-147. |
F. Daalder en I. Daalder-Schripsema, Van wormcruyt met suycker tot jeugdliteratuur. Purmerend, 1971, blz. 32, 33, 194. |
F. de Swert, Over jeugdliteratuur. Tielt, 1977, blz. 37, 413. |
Dokumentatie auteurs en illustratoren van jeugdboeken, jaargang 6, nr. 8. Den Haag, NBLC, 1981. |
16 Lexicon jeugdliteratuur
februari 1988
|
|