| |
| |
| |
Nynke van Hichtum
door Janneke van der Veer
Foto © Spaarnestad Photo / Hollandse Hoogte, Amsterdam
Nynke van Hichtum is de schrijversnaam van Sjoukje Troelstra-Bokma de Boer. Zij werd op 13 februari 1860 geboren in Nes, een dorp in het noorden van Friesland. Haar vader was hervormd predikant, in de loop der jaren ontwikkelde hij zich van gematigd orthodox tot vrijzinnig. Sjoukje was de jongste in het gezin, een nakomertje dat ‘Pop’ werd genoemd. Ze groeide op met drie zussen, van wie er één, Catharina, op zestienjarige leeftijd overleed.
Sjoukje had een onbezorgde jeugd in een beschermde omgeving. Haar ouders voedden haar op met waarden als tolerantie, wederzijds respect, eerlijkheid, rechtvaardigheid en medemenselijkheid. (Voor) lezen en vertellen namen in het gezin een belangrijke plaats in.
Op haar vijftiende ging Sjoukje naar de ‘Dag en Kostschool voor Jonge Dames’ in Dokkum, die gevestigd was in het koetshuis bij de woning van dominee M.W. Scheltema. Ze kreeg een klassieke opleiding met veel aandacht voor literatuur. Scheltema, die haar schrijftalent had opgemerkt, stimuleerde haar deze gave verder te ontwikkelen.
Op haar negentiende keerde Sjoukje terug naar huis en verzorgde enkele jaren haar ziekelijke moeder. In 1885 leerde ze tijdens een studentenbal in Groningen de Friese dichter en rechtenstudent Pieter Jelles Troelstra kennen, met wie ze in 1888 trouwde. Uit dit huwelijk kwamen twee kinderen voort: Dieuwke in 1889 en Jelle in 1891.
Na de geboorte van haar tweede
| |
| |
kind kreeg Sjoukje Troelstra-Bokma de Boer lichamelijke en psychische klachten. Waarschijnlijk het gevolg van een kraamvrouwenpsychose die niet adequaat was behandeld. Verschillende malen werd ze opgenomen in het ziekenhuis, ook verbleef ze geregeld in een Duits kuuroord.
Doordat Troelstra zich inzette voor de arbeidersbeweging en hielp de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (sdap) op te richten, was hij veel van huis. Zijn politieke activiteiten brachten bovendien afkeuring en vijandschap met zich mee, wat een negatieve uitwerking had op zijn advocatenpraktijk. Regelmatig leefde het gezin in armoede. Desondanks steunde Bokma de Boer haar echtgenoot; zelf raakte ze ook nauw betrokken bij sociale kwesties, zoals de strijd voor het algemeen kiesrecht. Nadat Troelstra in 1897 lid was geworden van de Tweede Kamer, verbeterde hun financiële positie.
De lichamelijke en geestelijke problemen van Bokma de Boer hadden veel invloed op het gezinsleven. Mede om die reden werd besloten de twee kinderen onder te brengen op buitenlandse kostscholen, waar men werkte volgens de allernieuwste pedagogische inzichten. In 1907 kwam het tot een definitieve breuk tussen de echtgenoten. Een paar maanden later trouwde Troelstra de huishoudster Sjoukje Oosterbaan, met wie hij al enige tijd een verhouding had.
Na de scheiding woonde Bokma de Boer een tijd in Genève, samen met haar kinderen die er een kunstopleiding volgden. Terug in Nederland vestigde zij zich uiteindelijk in Hilversum, vlak bij haar zoon Jelle, van wie ze veel steun ondervond.
Haar eerste boek Teltsjes yn skimerjoun, een Friestalige bewerking van Duitse sprookjes, verscheen in 1887. Tien jaar later debuteerde ze in het Nederlands met Sip-su, de knappe jongen; een Eskimo-geschiedenis. Als pseudoniem koos ze Nynke van Hichtum. Het eerste deel verwijst naar de voornaam van twee vrouwen die ooit de pastorietuin van haar vader verzorgden en beiden voortreffelijk konden vertellen. Het tweede deel van haar pseudoniem is afgeleid van Hichtum, een plaatsje bij Bolsward waarvan ze de naam goed vond passen bij Nynke.
Vanaf 1888 werkte ze mee aan het door Troelstra opgerichte Friestalige literair tijdschrift For hûs en hiem. Voor dit blad schreef ze verhalen in de kinderrubriek. Ook aan diverse andere tijdschriften verleende ze haar medewerking, waaronder Ons Blaadje, Zonneschijn en Onze kinderen. Vanaf 1900 recenseerde ze ruim twintig jaar kinderboeken in literaire en pedagogische tijdschriften en opiniebladen, zoals Het Kind, De Amsterdammer, Het Volk en De Kroniek.
Nynke van Hichtum overleed op 9 januari 1939 in Hilversum. In haar geboorteplaats Nes werd in 1997 een door Hans Jouta gemaakte portretbuste onthuld. In 2001 was de pre- | |
| |
mière van Nynke, een speelfilm over haar leven onder regie van Pieter Verhoeff.
| |
Werk
Nynke van Hichtum werd bij het schrijven gedreven door verschillende motieven: ze had er plezier in, ze wist dat ze goed kon vertellen en haar boeken zorgden voor de vaak broodnodige extra inkomsten.
In haar oeuvre zijn verschillende categorieën te onderscheiden. Allereerst de vertalingen en bewerkingen van sprookjes, sagen en volksvertellingen uit de hele wereld. Haar debuut Teltsjes yn skimerjoun (1887), gebaseerd op Träumereien an Französischen Kaminen van Leander (pseudoniem van Richard von Volkmann), is hiervan een voorbeeld. Met name na 1920 verschenen talloze verzamelbundels, waarmee ze probeerde het mooie, het ware en het goede uit de wereldliteratuur in begrijpelijke taal over te brengen op (jonge) Nederlandse lezers. Ook vertaalde ze werk van bekende auteurs, onder wie Daniel Defoe, Rudyard Kipling en A.A. Milne (Winnie-de-Poeh).
Vanuit een belangstelling voor vreemde culturen en volkeren ontstonden aan het begin van haar schrijverschap verhalen over Eskimo-kinderen (o.a. De geschiedenis van den kleinen Eskimo Kudlago, 1898) en zwarte Zuid-Afrikanen (drie delen over de Kafferjongen Oehoehoe, jaarlijks vanaf 1899). Omdat ze het belangrijk vond uitheemse culturen zo realistisch mogelijk te beschrijven, ging aan deze boeken veel studie vooraf.
Een derde categorie zijn de verhalen over het Friese dorpsleven, die ze voor het merendeel aan het einde van haar leven schreef. Ze verwerkte hierin veel jeugdherinneringen, voorbeelden zijn Jelle van Sipke-Froukjes (1932), Schimmels voor de koets of... vlooien voor de koekepan? (1936) en Drie van de Oude Plaats (1938). Al deze verhalen gaan over goedwillende mensen die hard moeten werken voor hun bestaan. Meestal is in deze boeken een bijzondere rol weggelegd voor de moederfiguur - vrouwen die hun kinderen met veel zorg en liefde omringen en tegelijk streng en rechtvaardig zijn. Ook gezinswarmte in het algemeen, iets voor elkaar over hebben en verdraagzaamheid zijn terugkerende thema's in deze verhalen. Het bekendste voorbeeld is Afke's tiental (1903), het boek waarmee ze beroemd werd.
Bij het schrijven van haar boeken richtte Van Hichtum zich op een breed publiek, wat ook blijkt uit de ondertitel van Jelle van Sipke-Froukjes: ‘voor kinderen van 11 tot 101 jaar’. Haar schrijfstijl is direct en aansprekend, waardoor de lezer meteen betrokken raakt bij het verhaal. Haar taalgebruik is helder en toegankelijk, met korte, suggestieve zinnen. De levendige dialogen geven de verhalen vaart. Zowel haar vertelselboeken als haar oorspronkelijke werk liet zij
| |
| |
Illustratie van Tjeerd Bottema uit Jelle van Sipke-Froukjes
illustreren door de beste tekenaars, onder wie Rie Cramer, Pol Dom, B. Midderigh-Bokhorst, Tjeerd Bottema en Cornelis Jetses.
De Nederlandstalige editie van de in Friesland spelende verhalen bevatten woorden en uitdrukkingen die direct aan het Fries zijn ontleend dan wel onvertaald bleven, zoals ‘vanzelf’ (fansels) in plaats van ‘natuurlijk’ en ‘heit’ en ‘mem’ voor vader en moeder. Doel hiervan is de Friese sfeer te bewaren.
Jelle van Sipke-Froukjes werd door Van Hichtum eerst in het Fries geschreven. Onder de titel ‘De jonge priiskeatser’ werd het als feuilleton in het Nieuwsblad van Friesland gepubliceerd (van 14 okt. 1932 tot 24 febr. 1933) en later ook in het Leeuwarder Nieuwsblad (4 maart tot 12 mei 1933). De Nederlandstalige boekuitgave van deze ‘schets uit het Friesche dorpsleven’ verscheen in 1932 bij uitgeverij G.B. van Goor. Centraal staan de avonturen van de dorpsjongen Jelle Spijkstra, oudste kind en enige zoon in een arbeidersgezin. Samen met zijn vrienden haalt Jelle allerlei streken uit, waarbij hij zelf meestal het voortouw neemt. Zijn gedrag levert hem geregeld straf op. Jelle bezit echter een goed hart en voor zijn ‘mem’ heeft hij alles over. Hij verkoopt zelfs zijn hond Bijke, zodat zijn moeder niet meer op het land hoeft te werken. Dankzij boer Pieter Beersma en zijn vrouw Sietske, die zich over hem ontfermen en hem in dienst nemen als hij van school gaat, ontwikkelt Jelle zich van een hardwerkende, leergierige arbeider tot een goed verdienende tuinman. Zijn hobby kaatsen, waarmee hij prijzen wint, zorgt voor extra inkomsten. Aan het einde van het verhaal zijn de financiële zorgen van vader en moeder Spijkstra voorgoed voorbij.
Van Hichtum verwerkte verschillende oude volksvertellingen en versjes in het verhaal. Zo laat ze boer Beersma een schets vertellen die S.K. Feitsma in het tijdschrift For hûs en hiem had gepubliceerd. Ook diverse Friese gebruiken hebben een plaats gekregen, bijvoorbeeld aan het
| |
| |
Illustratie van Cornelis Jetses uit Afke's tiental
einde van het verhaal, als Jelle met een met geld gevulde knottedoek zijn vriendin Aaltje ten huwelijk gaat vragen. Het boek besluit met een uitleg van het in Friesland zeer populaire kaatsspel. In 1939 verscheen bij Drukkerij Eisma te Leeuwarden een Friestalige boekuitgave: De jonge priiskeatser; in forhael for bern van 12-80 jier. Van Hichtum vond het teleurstellend dat het vaak zo veel moeite kostte om haar boeken in het Fries gepubliceerd te krijgen. Van Afke's tiental kwam onder de titel De tsien fan Martens Afke pas in 1957 een eerste Friese vertaling. Drie van de Oude Plaats werd in 1967 vertaald als Jonge Jaike fan it Aldhiem.
| |
Afke's Tiental
In 1903 verscheen het bekendste werk van Nynke van Hichtum: Afke's tiental. Het verhaal over het gezin van Marten en Afke, waarin armoe troef is maar een liefdevolle geest heerst, is gebaseerd op de verhalen die Van Hichtum in het begin van haar huwelijk, omstreeks 1888, hoorde van haar dienstmeisje Hiltje Feenstra, oudste dochter uit een groot arbeidersgezin in het Friese dorp Warga. Die verhalen brachten Van Hichtum ertoe enkele malen naar Warga te gaan om het gezin op te zoeken. De levenswijsheid van Harmke Feenstra, de moeder van Hiltje, maakte veel indruk. De zorg en warmte van Harmke voor haar ge- | |
| |
zin zou Van Hichtum een leven lang tot voorbeeld blijven. Ze voltooide het verhaal in 1900 toen Troelstra, na een uitgelokt proces dat samenhing met de zogeheten Hogerhuiszaak, een maand in de gevangenis zat. Aanvankelijk was ze niet van plan het als boek uit te geven. Nellie van Kol en Jan Ligthart waren echter zo enthousiast, dat ze voorstelden het op te nemen in de ‘Geïllustreerde bibliotheek voor jongens en meisjes van 11-14 jaar’ van uitgeverij J.B. Wolters, waarvan zij samen met Van Hichtum de redactie vormden. Afke's tiental schetst een beeld van het leven en de armoe op het Friese platteland. Het schrale eten, de kou en het gebrek aan alles. Van een ‘tendens’ in socialistische zin is echter geen sprake. Van Hichtum vond dat literaire kwaliteit belangrijker was dan het uitdragen van een maatschappelijke visie.
De eerste druk van Afke's tiental verscheen bij J.B. Wolters in Groningen, met illustraties van Cornelis Jetses. Toen uitgeverij Wolters in 1906 de ‘Geïllustreerde bibliotheek voor jongens en meisjes van 11-14 jaar’ afstootte, belandde het boek bij Kluitman. Daarna verscheen de ene na de andere druk. In 2005 werd de zestigste druk uitgebracht. Afke's tiental is onder meer vertaald in het Engels (1936), Zweeds (1955) en Esperanto (1974). De meest recente Friese vertaling kwam in 1989 op de markt. In 2014 maakte Dick Matena een stripversie van het verhaal. Sinds 1970 staat in Warga een op Afke's tiental geïnspireerde beeldengroep.
| |
Opvattingen over kinderboeken
Met Nellie van Kol en Ida Heijermans behoort Nynke van Hichtum tot de pioniers van de Nederlandse kinder- en jeugdliteratuur. Als eersten beseften zij dat een kinderboek alleen goed kan zijn als het geschreven is met liefde en belangstelling voor het kind. Van Hichtums opvattingen blijken zowel uit haar artikelen over kinderboeken als uit de vele door haar geschreven recensies. Ook in verscheidene voorwoorden die ze schreef komen de eisen die ze stelde aan het kinderboek, naar voren. Bijvoorbeeld in haar ‘Woord vooraf’ bij Een doktersfamilie in het hooge Noorden (1903) van S. Agot Gjems: ‘Allereerst voele men het warme, liefdevolle hart van den auteur er in kloppen; dan zij de vorm artistiek, de inhoud boeiend maar niet prikkelend, de stijl vloeiend en los, de woordenkeus eenvoudig en sober, en voor de kinderen begrijpelijk; en, last but not least, als geheel zij het even aantrekkelijk voor volwassenen als voor kinderen (dit is trouwens het kenmerk van ware kunst) en, zoo mogelijk, door zijn warmen, bezielenden inhoud van opvoedende kracht, zoowel voor ouders als voor kinderen!’
Hieruit kan worden geconcludeerd dat Van Hichtum zowel eisen stelde aan inhoud en stijl, als aan de
| |
| |
vormgeving van kinderboeken. Wat betreft de inhoud propageerde ze liefde, natuurlijkheid en waarheid. Overigens had ze een hekel aan moralisme, althans moralisme in de vorm van opgeheven vingertjes en loodzware pedagogische boodschappen. Ze was van mening dat goede boeken uit zichzelf een boodschap overbrengen. Daarbij dacht ze aan algemeen menselijke waarden als tolerantie en respect alsook aan eerlijkheid en rechtvaardigheid. Politieke of godsdienstige overtuigingen hoorden naar haar mening niet in kinderboeken thuis. Ook verzette ze zich tegen de opvatting dat een kinderboek uitsluitend vermaak of spanning moet geven. Ze had weinig waardering voor oppervlakkige avonturenverhalen en romannetjes, die ze rekende tot de zogeheten prikkellectuur.
Hoe ze haar opvattingen verwerkte in recensies blijkt onder meer uit haar bespreking van Een Indisch troepje (1912) van C.M.H. Bauer: ‘Wat zullen de kinderen daarvan genieten! 't Is zoo frisch en natuurlijk geschreven en vol stillen humor! De karakters zijn over het algemeen goed volgehouden.’ Naar aanleiding van De jongste thuis (1912) van A.H. Schlüter schrijft ze: ‘Alweer “een meisjesboek”, dat ik kan aanbevelen, al blijf ik er bij, dat ik aparte boeken voor jongens en meisjes over 't algemeen niet noodig vind. Men overdrijft die scheiding nog veel te veel! Dit neemt niet weg dat een auteur zich bepaald geïnspireerd kan voelen, een meisjes- of jongenskarakter uit te beelden, en dan doet zich gewoonlijk 't verschijnsel voor dat onze meisjes beide soorten boeken gaarne lezen, als ze goed geschreven zijn, terwijl de jongens maar al te dikwijls den neus optrekken voor “meisjeslektuur”. Dit is natuurlijk eensdeels toe te schrijven aan hun ontwakende neiging tot “mannelijkheid”, maar ook die allerflauwste meisjesboeken, die jaren lang de markt overstroomden, hebben er schuld aan. We willen hopen dat we ook in dit opzicht betere tijden tegemoet gaan!’
| |
Waardering
Nynke van Hichtum wordt beschouwd als de belangrijkste kinderboekenschrijfster uit de eerste helft van de twintigste eeuw. Zowel tijdens haar leven als daarna kreeg haar werk veel waardering. In een citaat van ‘G.J.L. - 's-Gr.’ in De kleine vuurtoren 1932 wordt dit als volgt verwoord: ‘Zij geeft het friesche leven ten voeten uit met zijn naar het uiterlijk nuchtere menschen, van binnen warm en diep menschelijk. Haar korte verhalen en schetsen tintelen van leven. Zij grijpen bewust de kern van het friesche volksleven en zet die in simpele, sprekende tafereeltjes voor ons. Dit volkomen begrijpen van eigen kultuur en liefdevol meeleven is het dunkt mij, dat haar, naast literaire kwaliteiten, in staat stelde, de karakteristieke verhalen, sprookjes
| |
| |
en sagen van andere volken zoo treffend juist in onze taal weer te geven.’
D.L. Daalder spreekt in Wormcruyt met suycker (1950) van ‘een kunstenares, die zich aan de kinderen heeft weggeven’. ‘In haar is de eenheid van artiste, psychologe en paedagoge, de harmonie van aesthetische, ethische en theoretische normen, die kenmerkend is voor de echte persoonlijkheid. (...) In haar boeken géén aansporing tot deugdzaam handelen, maar de uitbeelding van mensen in situaties, die tot een keuze dwingen en waarbij het vanzelfsprekend wordt, dat de goedheid triomfeert: gèèn poging tot schrijven van leerleesboeken (...) en toch een serie geschriften, waaruit enorm veel valt te leren over mensen, ideeën en toestanden.’
Haar boeken over Oehoehoe werden vooral geprezen omdat Van Hichtum volgens de recensenten zo goed de sfeer van het Kafferleven had getroffen: ‘de zeden en gebruiken van zijn volk, hun verhouding tot elkaar, tot de omringende natuur, tot de hoogere machten’ (Jan Lighthart in Over opvoeding, 1907-1908). Afke's tiental was meteen succesvol. Het met liefde geschreven gezinsportret sprak zowel kinderen als volwassenen aan. Van Hichtum ontving veel brieven van arbeiders, die haar bedankten voor het verhaal. Ook de beroepscritici reageerden positief. Jacob de Haan schreef in Het Volk: ‘'n Heldere kijk op de simpele dingen van 't gewone leven en 'n zuiver zeggen van de waarneming in 'n meestal zeer goede taal.’ Een recensent van De kleine vuurtoren noemde het ‘één der mooiste boeken der Nederlandsche kinderliteratuur’. Die waardering is door de jaren heen onverminderd gebleven. In 1950 sprak D.L. Daalder van een ‘groot, gaaf kunstwerk’.
Het positieve oordeel over haar werk blijkt ook uit de vele herdrukken en vertalingen. Waardering spreekt eveneens uit de in 1964 door de gemeente Den Haag ingestelde Nienke van Hichtum-prijs. Deze was oorspronkelijk bedoeld voor een in het Nederlands geschreven boek voor kinderen vanaf 13 jaar. Sinds 1989 komen ook boeken voor een jongere leeftijdsgroep in aanmerking voor deze tweejaarlijkse bekroning.
| |
Bibliografie
Oorspronkelijk werk (keuze)
|
Sip-su, de knappe jongen; een Eskimo-geschiedenis. Met anonieme illustraties. Heusden, L.J. Veerman, 1897. |
De geschiedenis van den kleinen Eskimo Kudlago. Met illustraties van H en W. van Schaik. Amsterdam, S.L. van Looy, 1898. |
Oehoehoe I; hoe een kleine kafferjongen page bij den koning werd. Met illustraties van W. van Haestrecht. Amsterdam, S.L. van Looy, 1899. |
Oehoehoe in de wildernis. Met anonieme illustraties. Amsterdam, S.L. van Looy, 1900. |
Een kaffersche heldin of Oehoehoe en Oezinto; Oezinto's vlucht I, Oehoehoe en Oezinto II. Met anonieme illustraties. Amsterdam, S.L. van Looy, 1901. |
| |
| |
Afke's tiental; een schets uit het Friesche arbeidersleven. Met illustraties van C. Jetses. Groningen, J.B. Wolters, 1903. (Geïllustreerde bibliotheek voor jongens en meisjes van 11-14 jaar). Vanaf de 2de druk in 1907 uitgegeven door Kluitman, Alkmaar. Friesche vertaling: De tsien fan Martens Afke (1957). |
Het apenboek; met vele afbeeldingen naar photographieën. Amsterdam, Elsevier, 1905. |
Friesche schetsen. Met illustraties van W. Dingemans. Groningen, J.B. Wolters, 1905. (Geïllustreerde bibliotheek voor jongens en meisjes van 11-14 jaar) |
Kinderleven; 10 schetsjes. Met illustraties van B. Midderigh-Bokhorst. Bussum, C.A.J. van Dishoeck, 1906. |
Jetse; een Friesche vertelling. Met illustraties van Tjeerd Bottema. Santpoort, C.A. Mees, [1931]. |
Jelle van Sipke-Froukjes; een schets uit het Friesche dorpsleven; (voor kinderen van 11 tot 101 jaar). Met illustraties van Tjeerd Bottema. 's-Gravenhage, G.B. van Goor, [1932]. Friese vertaling: De jonge priiskeatser; in forhael for bern van 12-80 jier. Met illustraties van Tjeerd Bottema. Leeuwarden, Drukkerij Eisma, [1939]. |
Schimmels voor de koets of... vlooien voor de koekepan?; een schets uit het Friesche dorpsleven. Met illustraties van Tjeerd Bottema. 's-Gravenhage, G.B. van Goor, [1936]. |
Drie van de Oude Plaats. Met illustraties van Tjeerd Bottema. 's-Gravenhage, G.B. van Goor, [1938]. Friese vertaling: Jonge Jaike fan it Âldhiem. Met illustraties van Tjeerd Bottema. Den Haag-Batavia, G.B. van Goor, [1950]. |
Keuze uit de bewerkingen en verzamelingen
|
Teltsjes yn skimerjoun. Sneek, H. Pyttersen TZn., 1887. |
Der wier ris in âld wyfke; in âld teltsje foar Fryske bern opskreaun. Met illustraties van Tjeerd Bottema. Leeuwarden, R. van der Velde, 1908. Er was eens een oud vrouwtje; een oud-Friesch vertelseltje voor Hollandsche kinderen bewerkt. Met illustraties van Tjeerd Bottema. Leeuwarden, R. van der Velde, 1908. |
Fortunatus en zijn zonen; een oud verhaal naverteld. Met illustraties van F. Stassen. Amsterdam, Van Holkema en Warendorf, 1910. |
Moeders vertellingen. Met illustraties van C. Jetses en G. van de Wall Perné. Alkmaar, Gebr. Kluitman, [1911]. |
Tien verhalen uit de Duizend-en-één-nacht. Met illustraties van K. Šimünek. Amsterdam, P.N. van Kampen, [1912]. |
Oude en nieuwe verhalen. Met illustraties van B. Midderigh-Bokhorst. Alkmaar, Gebr. Kluitman, 1913. Ook verschenen in twee delen: Om honderd daalders en andere verhalen en Klein Martje en andere verhalen, beide met illustraties van B. Midderigh-Bokhorst. Alkmaar, Gebr. Kluitman, 1913. |
Zwarte Jakob van den Valkenburg; een ware geschiedenis. Met illustraties van L.W.R. Wenckebach. Amsterdam, P.N. van Kampen, [1914]. |
Sneeuwwit en Rozerood. Met illustraties van Daan Hoeksema. Amsteardam, Drukkerij Jacob van Campen, [1917]. |
Gouden sprookjes van gebr. Grimm. Met illustraties van B. Midderigh-Bokhorst. Gouda, G.B. van Goor, [1920]. |
Vertellingen uit de duizend en één nacht. Met illustraties van Rie Cramer. Utrecht, W. de Haan, [1921]. |
Het groot vertelselboek. Met illustraties van Rie Cramer. Utrecht, W. de Haan, 1922. |
Het groot winteravondboek. Met illustraties van Pol. Dom. Alkmaar, Gebr. Kluitman, [1925]. |
Het Gulden Sprookjes- en Vertelselboek; sprookjes en vertellingen uit de Landen der Middernachtzon. Met illustraties van Rie Cramer. Utrecht, W. de Haan, [1926]. |
Sprookjes uit verre landen. Met illustraties van Pol Dom. [Amsterdam], Mij. voor Goede en Goedkoope Lectuur, 1926. |
Met Cor Bruijn, Uit het sagenland. Met illustraties van J.H. Isings en J. Gabriëlse. Groningen, J.B. Wolters, 1927-1929. (Drie delen) |
| |
| |
Ons vertelselboek. Met illustraties van Rie Cramer. Den Haag, G.B. van Goor, [1928]. |
Het Wereldsprookjesboek; sprookjes en vertellingen uit vele verre landen. Met illustraties van Rie Cramer. Utrecht, W. de Haan, [1928]. |
Oud-Fransche legenden. Met illustraties van Pol Dom. Zutphen, W.J. Thieme, 1928. |
Oud-Fransche sagen. Met illustraties van Pol Dom. Zutphen, W.J. Thieme, 1930. |
Vertellingen en sprookjes van overal. Met illustraties van Tjerk Bottema. Amsterdam, De Arbeiderspers, 1931. |
Nellie's groot vertelselboek; sprookjes en vertellingen. Met illustraties van Tjeerd Bottema, 's-Gravenhage, G.B. van Goor, [1931]. |
Wilhelm Hauff, De mooiste wonderverhalen. Met illustraties van Rie Cramer. Den Haag, G.B. van Goor, [1931]. |
Russische sprookjes. Met illustraties van Rie Cramer. 's-Gravenhage, G.B. van Goor, [1933]. |
Met Jop Pollmann, Het spel van moeder en kind; oude kinderrijmen voor jonge ouders. Heemstede, De Toorts, 1936. |
Oude bekenden; sprookjes bijeengebracht en naverteld door N. van Hichtum. Met illustraties van Pol Dom. Amsterdam, H.J.W. Becht, [1937]. |
N. van Kol, Dierenvriendjes. Verhaaltjes en versjes voor de kleintjes. Verzameld door N. van Hichtum. Den Haag, G.B. van Goor, [1938]. |
Nienke van Hichtum vertelt weer. Sprookjes en vertellingen verzameld door Nienke van Hinctum. Met illustraties van Lidow. Den Haag-Batavia, [1939]. |
Mijn laatste vertellingen. Sprookjes en vertellingen verzameld door Nienke van Hichtum. Met illustraties van Rie Cramer. 's-Gravenhage, van Goor, [1940]. |
Geplukte bloemetjes; een bundel heel kleine verhaaltjes. Met illustraties van Jet Zondag. Assen, De Torenlaan, [1948]. |
Keuze uit haar vertalingen
|
E. Kreidolf, De grasdwergjes. Bussum, C.A.J. van Dishoeck, 1904. |
E. Turner, De vier kinderen Lomax. Utrecht, A.W. Bruna, 1912. |
R. Kipling, De witte zeehonden en andere verhalen. Met illustraties van Pol Dom. Rotterdam, Nijgh & Van Ditmar, [1917]. |
E. Turner, De bengel. Utrecht, A.W. Bruna, 1919. |
S.B. Pearse, Amelioranna en de groene parapluie. Alkmaar, Gebr. Kluitman, [1921]. |
E. Turner, De huisjes van David en Jonathan. Utrecht, A.W. Bruna, 1922. |
Het leven en de wonderbare lotgevallen van Robinson Crusoë. Vrij naar het Engelsch van Daniël Defoe. Met illustraties van Pol Dom. Arnhem, H. ten Brink, 1923. |
S.B. Pearse, Miaula en de tweelingen. Alkmaar, Gebr. Kluitman, [1924]. |
A.A. Milne, Winnie-de-Poeh. Met illustraties van E.H. Shephard. Rotterdam, Nijgh & Van Ditmar, 1929. |
V. de Waal-Irving, De avonturen van Kek den jongen Koper-eskimo. Met illustraties van Pol Dom. Alkmaar, Gebr. Kluitman, [1930]. |
J. Chandler Harris, Oom Remus vertelt sprookjes van de oude plantage aan een kleinen jongen. Amsterdam, Arbeiderspers, 1932. |
Keuze uit haar publicaties over kinder- en jeugdliteratuur
|
Waarom oude kinderdeuntjes. In: Het Kind, jaargang 5 (1904), blz. 43-46. |
Ethel Turner en haar werken. Gouda, G.B. van Goor, 1905. |
Prikkellitteratuur. In: De Ploeg, jaargang 1 (1908-1909), blz. 133-141. |
Prikkellitteratuur II. In: De Ploeg, jaargang 1 (1908-1909), blz. 189-192. |
Lijsten van aanbevelenswaardige kinderboeken. In: School en Leven, jaargang 21 (1919-1920), blz. 233-240. |
Een woord vooraf; aan ouders en kindervrienden. In H.J. Kluit en S. Lobo, De kleine vuurtoren. Jeugdboekengids 1932. Rotterdam, 1931. |
Onze kinderliteratuur. In: Roel Houwink, Rondom het boek 1935. Geschenk ter gelegenheid van de Nederlandsche Boekenweek 30 maart - 6 april 1935. Utrecht/Amsterdam, Vereeniging ter Bevordering van de Belangen des
|
| |
| |
Keuze uit de publicaties over Nynke van Hichtum
|
Jacob de Haan, [over: Afke's tiental]. In: Het Volk, 26-9-1903. |
Jan Ligthart, Over opvoeding. Groningen, Wolters, 1907-1909 (2 delen). |
H.J. Kluit en S. Lobo, De kleine vuurtoren. Jeugdboekengids 1932. Rotterdam, 1931, blz. 27. |
C. Bruijn, Nienke van Hichtum; bibliographie samengesteld ter gelegenheid van de tentoonstelling, gewijd aan haar nagedachtenis. Rotterdam, Voorhoeve en Dietrich, 1939. |
D.L. Daalder, Wormcruyt met suycker; historisch-critisch overzicht van de Nederlandse kinderliteratuur met illustraties en portretten. Amsterdam, N.V. De Arbeiderspers, 1950, blz. 111-116. |
J. Troelstra, Mijn vader Pieter Jelles. Amsterdam, De Arbeiderspers, 1952. |
J.J. Kalma, Nynke fan Hichtum en Afke fan Wergea. Bolsward, Osinga, 1967. |
F. Bijlsma, Nienke van Hichtum. NBLC-Monografie, serie h, nr. 5. Den Haag, NBLC, 1976. |
‘Boekbeoordeling in 1912; recensies van Nienke van Hichtum’. In: En nu over jeugdliteratuur, jaargang 6 (1979), blz. 142-144. |
Anne de Vries, Wat heten goede kinderboeken? Opvattingen over kinderliteratuur in Nederland sinds 1880. Amsterdam, Em. Querido's Uitgeverij B.V., 1989. |
Sikke van der Weg & Jant van der Weg-Laverman, Hûndert jier Nynke fan Hichtum: monuminten yn berneliteratuer: monumenten in kinderliteratuur. Grouw, Stichting It Fryske Boek, 1989. |
Daan Cartens e.a. (red.), Nienke van Hichtum. Bzzlletin, jaargang 17 (1989), nr. 165. |
Jant van der Weg-Laverman, De wereldreis van een boek. In: Boekenpost, jaargang 2 (1994), nr. 10, blz. 12-14. |
Tineke Steenmeijer-Wielenga, Eigen waarde; herinneringen van Nynke van Hichtum. Z. pl., Uitgeverij Noordboek, 2000. |
Aukje Holtrop, ‘Denk nooit: een kinderhand is gauw gevuld’; over leven, werken en opvattingen van Nienke van Hichtum. In: Berry Dongelmans e.a. (red.), Tot volle waschdom. Bijdragen aan de geschiedenis van de kinder- en jeugdliteratuur. Den Haag, Biblion, 2000, blz. 47-56. |
Wonderland; de wereld van het kinderboek. Zwolle, Waanders; Den Haag, Koninklijke Bibliotheek, 2003, blz. 92-93. |
Aukje Holtrop, Nynke van Hichtum; leven en wereld van Sjoukje Troelstra-Bokma de Boer, 1860-1939. Amsterdam, Uitgeverij Contact, 2005. |
Piet Hagen, Politicus uit hartstocht; biografie van Pieter Jelles Troelstra. Amsterdam/Antwerpen, De Arbeiderspers, 2010. |
96 Lexicon jeugdliteratuur
oktober 2014
|
|