| |
| |
| |
Margriet Heymans
door Joke Linders
Foto: Philip Mechanicus
Margriet Heymans is op 29 oktober 1932 in 's-Hertogenbosch geboren. Het creatieve, kinderrijke en turbulente gezin waarin zij opgroeide is van grote invloed geweest op haar kunstzinnige ontwikkeling. Zodra ze kon schrijven, begon ze beeldverhalen te maken. Na het gymnasium studeerde ze enige tijd aan de School voor Kunst en Kunstnijverheid in haar geboorteplaats. Omdat ze zich niet kon of wilde onderwerpen aan het regime van onderwijs en gezinsleven, moest ze naar een ‘gesticht’ om te ‘normaliseren’. Daar voelde zij zich - naar ze zelf zegt - erg op haar gemak. Twee jaar later vertrok ze naar Amsterdam waar ze 's avonds de modelklas van de Rijksacademie bezocht en overdag schoonmaakte om de kost te verdienen. Uit twee, weldra weer ontbonden huwelijken kreeg ze vijf kinderen.
De eerste illustratieopdracht kwam in 1958 van het kindertijdschrift Kris Kras en in een tijd dat ze nog voornamelijk schilderde en gedichten schreef. Daarna begon ze samen met haar drie jaar jongere zuster Annemie aan een prentenboek dat pas in 1971 verscheen omdat geen uitgever het op de markt durfde te brengen. Uitgeverij Lemniscaat slaagde er echter in van Het poppenfeest (1971) een coproduktie te maken die tegelijk in Amerika, Engeland en Duitsland op de markt kwam.
Van 1972 tot 1993 was Margriet Heymans docent aan haar oude school in Den Bosch, thans Koninklijke Akademie voor Kunst en Vormgeving geheten, waar ze een jongere generatie illustratoren heeft opgeleid.
De samenwerking tussen de zusjes is voortgezet in De gele draad (1982),
| |
| |
Adam Wortel krijgt bezoek (1986) en De prinses van de moestuin (1991). Voor dit laatste boek ontvingen zij zowel een Zilveren Griffel als de Nienke van Hichtumprijs 1993. Behalve gezamenlijke successen kent Margriet Heymans ook persoonlijke hoogtepunten. In 1973 kreeg ze een Gouden Penseel voor Hollidee de Circuspony; in 1981 en in 1983 maakte ze met Kees Fens de speciale uitgave van de kinderboekenweek, Meneer van Dale en juffrouw Scholte. De enigszins naïeve anatomie van haar figuren en de uitdrukkingen op de gezichten waren aanleiding voor veel discussie. In 1985 kreeg zij een Zilveren Penseel voor Jipsloop en in 1988 nogmaals een Gouden voor de tekeningen in Imme Dros' Annetje Lie in het holst van de nacht. Voor Lieveling, boterbloem kreeg zij in 1989 zowel een Zilveren Griffel als de Libris Woutertje Pieterse Prijs.
| |
Werk
Typerend voor Margriet Heymans is de combinatie van het alledaagse met het absurde. Bij haar hebben beeld èn tekst humor en vaart, haar werk refereert aan een sprookjeswereld maar is nooit zoetelijk. Voor haar vormentaal is zij geinspireerd door Friedrich Karl Waechter, Maurice Sendak, Janosch en Helen Oxenbury. Haar teksten zijn muzikaal, drukken een verlangen uit naar intimiteit en geborgenheid zonder expliciet moralistisch te worden. De rijkdom van de verbeeldingswereld lijkt veiligheid en troost
Uit Hollidee de Circuspony
te bieden voor de duistere kanten van het menselijk bestaan.
Waar de stijl van tekenen eerst nog wat stroef was, met name in Het poppenfeest, een omdraaiboekje dat ze samen met zus Annemie maakte, en ook het samengaan van tekst en beeld niet geheel vlekkeloos, is daar in latere produkten weinig meer van te merken. In haar eerste eigen prentenboek, Hollidee de Circuspony (1972), is het kleurenspel juist zeer harmonisch, terwijl de arceringen heel fijn en beheerst zijn. Anders dan bij haar grote voorganger en inspiratiebron Maurice Sendak hebben de tekeningen van Margriet Heymans een kinderlijker perspectief. In de illustraties voor Grimms Sprookjes voor kind en gezin (1976) werd de stijl van tekenen losser maar ook minder lief, hetgeen bij Won't you go on a picknick in my company? tot een breuk leidde met uitgeverij Lemniscaat.
| |
| |
In 1978 begon zij beeldverhalen te maken die tevens een soort dagboek zijn. Die vrije expressies zijn een weergave van haar gevoelswereld die soms dicht bij die van kinderen ligt. De dagboekjes bieden mogelijkheden voor het ontwikkelen van nieuwe technieken (met kleurpotlood en aquarel) of een strakkere stijl waarin het dromerige gecombineerd wordt met hoekiger uitdrukingsvormen.
Al haar boeken suggereren dat verandering en soms zelfs uitzicht op betere tijden tot de mogelijkheden behoort. Dat geldt zowel voor de fantasierijke en sprookjesachtige avonturen als voor de verhalen die uitgaan van een (psychologische) werkelijkheid. Absurditeiten, humor, het ontbreken van moraal en vaste rolpatronen zijn vaste elementen in haar werk. En ook als de plot zich niet makkelijk gewonnen geeft, er is altijd een min of meer geruststellende afloop. Zo wil de hoofdfiguur in Hollidee de Circuspony per se een pony. Die wens wordt ook vervuld, waarna Elsje met die circuspony door de wereld trekt totdat een vriendelijke reus hen met reuzenstappen naar huis terugbrengt.
In Kattekwaad en popperommel (1975) moet het meisje Suzan van haar tante Lucy het huis van spinnen ontdoen. Terwijl tante Lucy op reis was, hebben de poppen en katten zich meester gemaakt van haar huis. Ze zien Suzan als een indringster en maken haar het werk onmogelijk. Met slimme trucjes weet Suzan de katten en poppen zover te krijgen dat ze ten slotte meehelpen aan de schoonmaak.
Jipsloop (1984) gaat over een klein ventje met een grote pet die als een warmwaterzak op zijn hoofd ligt en veel optrekt met Esther Muis-op-haar-schoen. Die is vast al volwassen, want ze kan goed lezen en taart bakken en heeft een kast vol met koek en spekkies. De stripverhalen, die eerst in Okki verschenen, drukken vooral veiligheid en geborgenheid uit. Daarbinnen lopen de emoties soms hoog op. ‘Er was eens een... verschrikkelijke stiefmoeder. Die beet haar allerliefste stiefkind in zijn bil. Ze sloeg hem op zijn kop. Pam! Pam! Ze tilde hem op. Gaf hem honderd kusjes en... liet hem in de afgrond vallen. Whammm! Toen stopte ze hem onder en zong liedjes voor hem tot hij sliep.’ De harmonie wordt pas bereikt nadat er veel gegriezeld en beleefd is, al is het maar in de verbeelding. De visuele en ironische uitdrukkingskracht van de prenten liet zich uitstekend verfilmen. De vpro vulde er een aantal kinderprogramma's mee.
| |
Lieveling, boterbloem
Dit boek uit 1988 behoort tot de hoogtepunten in het werk van Margriet Heymans, omdat het een sterke emotionaliteit paart aan een geraffineerde uitbuiting van verschillende genres. Het boek oogt als een lang gedicht, korte zinnen die sterk ritmisch zijn en veel
| |
| |
Uit Lieveling, boterbloem
rijmklanken hebben, maar is zowel een verhaal als een klassiek drama en bevat een schat aan bakerachtige verzen: ‘Hoppetiepop de wind steekt op’, ‘Zwingel zwengel en uit is het feest./ Nu is het wel weer genoeg geweest’ of ‘Tien pond knoedels zonder gaten,/ rijstebrij met koeievla,/ kopje kletskoek, glaasje water/ en een kikkervisje na.’
De hoofdfiguur Berthe heeft twee kanten: een aardige, zorgende en een agressieve, vernietigende. Het ene moment is zij de lieve verzorgende moederfiguur, het andere een boos, in de steek gelaten kind dat haar verdriet botviert op haar poppekind Poppeleia. ‘Die komt uit het nergensland vandaan./ Daar hebben ze zwarte jurken aan./ Ze poepen er in kartonnen dozen,/ ze stoken er valse kinderen op,/ ze leren er klikken en vloeken tot God./ Ze snuiten hun neuzen in jonge rozen/ en als wij naar bed gaan/ dan staan zij op.’ Op de tekeningen boven de tekst is goed te zien wanneer Berthe de moederfiguur is en wanneer de boze fee in haar gekropen is. In het laatste geval heeft ze haar haren los.
Behalve de twee tegenstrijdige personen in Berthe is er nog een verteller of een commentator die net als in een klassiek treurspel uitleg geeft of waarschuwende geluiden laat horen. ‘Dat is Berthe niet, o nee,/ dat is de boze heksenfee.’ Of tegen Berthe: ‘Je moet haar troosten!/ Een vingerhoedje poppeverdriet/ lijkt bitter weinig,/ maar dat is het niet.’ Of meer in het algemeen: ‘Geen moeder ter wereld kan verdragen,/ dat haar kind zo wordt geslagen./ De pijn van een kind is zijn moeders pijn./ Zo is het nu eenmaal./ Zo moet het ook zijn.’ Juist om de verscheidenheid van fantasiewerelden en verschuivingen in de handelingen achtte de jury van de Libris Woutertje Pieterse Prijs het een leesavontuur
| |
| |
Uit Jipsloop
| |
| |
dat in meer dan één literaire categorie thuishoort.
De heldere lijntekeningen met een bed, een kast, een raam, een plantje in een pot op een tafelkleedje, een hond met een pop in zijn bek en de pop met zijn moeder en de boze fee hebben door de variaties op één thema een sterk ritmisch karakter. Op elke tekening gebeurt wel iets: de poppenmoeder loopt weg, kruipt door het raam naar binnen of buiten, pakt haar kind of holt achter de hond aan.
Het boek was ook de basis voor de jeugdtheatervoorstelling Berthe, Berthe waarmee toneelgroep Teneeter door het land trok.
| |
De zusjes Heymans
De prentenboeken die Margriet samen met haar zus Annemie heeft gemaakt - Het poppenfeest, De gele draad, Adam Wortel krijgt bezoek en De prinses van de moestuin - hebben vaak het karakter van een beeldverhaal waaraan ieder een eigen bijdrage heeft geleverd. Ze bevatten reeksen plaatjes van verschillende afmetingen die ieder een aspect van het verhaal uitdrukken. Voor Het poppenfeest hebben beiden met pen, inkt en krijt één kant van het verhaal getekend. Margriet ontfermde zich over de poppen in huis, Annemie nam die van buiten onder haar hoede. Voor De gele draad (1982) tekende Annemie de onderste plaatjes met de kogelronde, radeloze tante Pollie die de wilde Lena achterna gaat om de niet afgehechte jurk te redden en Margriet de rare vlasharige Lena in het bovenste deel. De plaatjes van de een stonden boven die van de ander. Wie van de ene wereld naar de andere moest, klauterde langs een kaderrand omhoog of slingerde zich over de onderrand heen. De tekeningen van Annemie zijn ronder en vriendelijker dan die van Margriet, maar vullen elkaar aan in humor en absurdisme.
Ook De prinses van de moestuin is het resultaat van een intensieve samenwerking. Margriet nam de linkerpagina's met Lutje Matte en zijn vader voor haar rekening, Annemie de rechterpagina's met Hanna die wegloopt en in de tuin van haar overleden moeder gaat wonen. Aan de tekst, die pas geschreven is toen de tekeningen af waren, is lang gezwoegd. Die mocht namelijk niets bevatten van wat al in de tekeningen stond. Verhaal en tekeningen samen maken duidelijk dat zowel de kinderen als de vader treuren om het verlies van hun moeder. Hanna probeert de uitzichtloosheid van dat verdriet te doorbreken door in de moestuin van haar moeder een nieuw bestaan op te bouwen. Maar omdat je je nooit helemaal van het verleden los kunt maken, vraagt ze haar broertje allerlei meubelen uit het ouderlijk huis te brengen. Uiteindelijk besluiten zowel Lutje Matte als haar vader dat ze liever bij Hanna
| |
| |
Uit De prinses van de moestuin van Annemie & Margriet Heymans
willen wonen in het nieuwe huis. Met elkaar voelen zij zich sterker.
‘Het is geen happy end’, zei Margriet. ‘Alsjeblieft niet! Het einde hebben we bewust open gelaten. Dit is niet het verhaal van een gebroken gezin waarin alles weer in orde is gekomen. De ellende kan net zo goed weer van voren af aan beginnen.’ Het leven is geen rozegeur en dus wisselen momenten van geluk en ongeluk elkaar af, ook in verhalen voor kinderen. Maar tegenover de gevaren staan altijd momenten van geborgenheid, van dromen. In De prinses van de moestuin mag de geborgenheid die moeders bieden dan ontbreken, het lukt Hanna toch in haar moestuin een wereld op te bouwen die houvast biedt.
Anders dan in De gele draad of Adam Wortel krijgt bezoek is het verhaal niet gebaseerd op een absurde situatie of fantasietje, maar op een concrete, pijnlijke ervaring van het verlies van een moeder. Hanna vindt daar haar eigen antwoord op, al gaat dat niet vanzelf. Die andere sfeer is ook te zien in de tekeningen, die sterker op elkaar aansluiten dan in eerdere boeken die ze samen maakten. Slechts met grote moeite is te zien dat linker- en rechterpagina door twee verschillende handen getekend zijn. Op de kleurenpagina's wordt de kamer van de moeder steeds leger, terwijl de moestuin rechts steeds voller wordt. In de kamer en het huis is alles recht en netjes, terwijl in de moestuin alles kronkelt en bloeit.
| |
| |
Twee verschillende werelden, die van Margriet en Annemie, die elkaar aanvullen.
Het boek heeft een afgewogen compositie, veel betekenislagen, een zuivere toon en intrigerende tekeningen, ‘een sprookje in de letterlijke en figuurlijke betekenis van het woord’, aldus de griffeljury.
| |
Illustrator
Margriet Heymans heeft ook werk van anderen geïllustreerd. Behalve de sprookjes van Grimm waren dat vaak boekjes voor beginnende lezers voor uitgeverij Zwijsen. Met name die in Voor niks gaat de zon op (1982) van Els Pelgrom zijn geprezen.
De mooiste illustraties uit haar carrière zijn die voor Annetje Lie in het holst van de nacht (1987) van Imme Dros. Voor iedere bladzijde van dit verhaal maakte ze verfijnde, sterk gearceerde tekeningen binnen eenzelfde kader die een scène uit het verhaal verbeelden. In die met veel liefde uitgewerkte tekeningen wist zij de angsten en koortsdromen van Annetje Lie uitstekend te verbeelden. De jury die het boek van Imme Dros een Libris Woutertje Pieterse Prijs waard achtte, roemde de illustraties om hun poëtische kracht, om de synchroniteit van tekst en beeld die ze als een grafisch hoogtepunt in de kinderboekenproduktie van 1987 beschouwde.
Sinds Lieveling, boterbloem, waarin Margriet Heymans zich ook als schrijver profileerde, heeft ze een voorkeur voor boeken waarin tekst en tekeningen van één hand zijn, met dien verstande dat haar handen uitwisselbaar zijn met die van Annemie, omdat zij naast ervaring en opvattingen ook stijl, techniek en werkhouding delen.
| |
Waardering
Als tekenaar en als schrijver heeft Margriet Heymans vernieuwend werk verricht. Haar tekenstijl is onconventioneel, poetisch en uitdagend. ‘Met hun schonkige lijven, knobbelneuzen, krenteoogjes en houterige pruikjes doen haar verhaalfiguren mij soms denken aan vreemd uitgelopen aardappels,’ aldus Bregje Boonstra naar aanleiding van Lieveling, boterbloem. De rijkdom van haar fantasie, haar scherpe oog voor detail en de thematiek van haar teksten zijn op brede schaal geroemd. Juist omdat zij het absurde en tegenstrijdige weet te paren aan warmte en koestering.
De afbeeldingen in pastelkleuren of verfijnde zwart-wit arceringen oogsten doorgaans meer lof dan de ietwat statistische voorstellingen in Lieveling, boterbloem.
De laatste jaren heeft zij zich, vaak in samenwerking met Annemie, meer geprofileerd als auteur van rijke literaire teksten waarin ritme en klank een grote rol spelen. Ook in de taal is zij onconventioneel en altijd op zoek naar nieuwe verbindingen.
| |
| |
| |
Bibliografie
Kinderboeken
|
Samen met Annemie Heymans, Het poppenfeest. Rotterdam, Lemniscaat, 1971. |
Hollidee de Circuspony. Rotterdam, Lemniscaat, 1972. |
Kattekwaad en popperommel. Rotterdam, Lemniscaat, 1975. |
Samen met Annemie Heymans, De gele draad. Amsterdam, Kosmos, 1982. |
Moe vist een bel op. Tilburg, Zwijsen, 1982. |
Mijn muis wil een boek. Tilburg, Zwijsen, 1982. |
Wie iek is, wil geen kaas. Tilburg, Zwijsen, 1982. |
Ik ben Jantje en ik kan al lezen. Amsterdam, Querido, 1982. |
Jipsloop. Amsterdam, Querido, 1984. |
Samen met Annemie Heymans, Adam Wortel krijgt bezoek. Amsterdam, Querido, 1986. |
Lieveling, boterbloem. Amsterdam, Querido, 1988. |
Ik wil naar huis. Tilburg, Zwijsen, 1989. |
Wie heeft er mijn broertje gezien? Tilburg, Zwijsen, 1990. |
Samen met Annemie Heymans, De prinses van de moestuin. Amsterdam, Querido, 1991. |
Goede raad kan geen kwaad. Bussum, Moon Press, 1992. (Kinderprenten nr 3.) |
Riet op de mat. Tilburg, Zwijsen, 1992. |
Keuze uit de door Margriet Heymans geïllustreerde kinderboeken
|
Grimm, Sprookjes voor kind en gezin. Rotterdam, Lemniscaat, 1974. |
Carole Vos, De vrouw van de pauw. Tilburg, Zwijsen, 1975. |
Carole Vos, Tim heeft een spin. Tilburg, Zwijsen, 1975. |
Corrie Hafkamp, De boom van Jantien. Tilburg, Zwijsen, 1980. |
Ella Snoep, Kip op sokken. Amsterdam, Querido, 1981. |
Ben de Cocq, Koken leer je van (je)zelf. Utrecht, Sjaloom, 1982. |
Els Pelgrom, Voor niks gaat de zon op. Tilburg, Zwijsen, 1982. |
Els Pelgrom, Een zak vol geld. Tilburg, Zwijsen, 1982. |
Kees Fens, Mijnheer Van Dale en juffrouw Scholten. Amsterdam, Querido, 1983. (In opdracht van de cpnb voor de kinderboekenweek 1983). |
Ben de Cocq, Het verschil tussen haring en een jurk. Utrecht, Sjaloom, 1973. |
Conrad van de Wetering, Mijn balletjuf heeft een boerderij. Westbroek, Harlekijn, 1984. |
Burny Bos, Een trui voor kip Saar. Tilburg, Zwijsen, 1986. |
Imme Dros, Annetje Lie in het holst van de nacht. Houten, Van Holkema & Warendorf, 1987. |
Ienne Biemans, Ik was de zee. Amsterdam, Querido, 1989. |
Ienne Biemans, Het Akke-Takke-kistje. Tilburg, Zwijsen, 1992. |
Over Margriet Heymans
|
Dokumentatie auteurs en illustratoren van jeugdboeken, knipselkrant jeugdliteratuur. Den Haag, nblc, jaargang 3 (1979), nr. 4. |
Loes van Dijck en Piet Mooren, Ik ben het kind waarvoor ik teken. In: Brochure bij tentoonstelling Margriet Heymans. Schoolbegeleidingsdienst, Tilburg, [1981]. (Met bibiografie) |
Margriet Heymans, Wim Hofman en Joke van Leeuwen, Driedubbel. Middelburg, Fancy Boeken, 1982. (Met bibliografie) |
Rindert Kromhout en Selma Niewold, Ouders moeten in mijn boeken wereldvreemd zijn. In: de Volkskrant, 11-3-1989. (Interview) |
Cornald Maas, We voeren samen constant strijd tegen het gewone. In: de Volkskrant, 7-9-1991. (Interview) |
Marjoleine de Vos, De moeder was dood. In: Jan Campertprijzen 1993. Baarn, De Prom, 1993. |
42 Lexicon jeugdliteratuur
oktober 1996
|
|