| |
| |
| |
Wam Heskes
door Richard van Schoonderwoerd
Foto © Anefo / Spaarnestad Photo
Willem Frederik (Wam) Heskes werd op 29 juli 1891 in Delft geboren als zoon van Adrianus Heskes en Catharina Jansen. Zijn vader was leraar aan de plaatselijke hbs. Op jeugdige leeftijd verhuisde Wam naar Rotterdam, waar hij de hbs bezocht. Vervolgens studeerde hij aan academies voor beeldende kunst in Rotterdam en Den Haag. Een diploma behaalde hij echter niet; zijn drang naar onafhankelijkheid, waarin weinig plaats was voor reglementen en knellende banden, bleek te groot. Heskes bleef zijn hele leven een individualist, een onafhankelijke, vrijgevochten geest die zelf beslist over zijn doen en laten. Toneelspelen was een van zijn passies, al op jonge leeftijd speelde hij bij het gezelschap van Willem Royaards. Toen hij negentien was, vertrok hij naar Florence om de klassieke meesters uit de Renaissance te bestuderen. Geld verdiende hij met schilderen en optredens als violist of zanger - op straat, in kroegen en in cabarets. Terug in Nederland ontmoette hij zijn jeugdvriendin Henriëtte (Jenny) Mossel, dochter van een muziekpedagoog. Ze trouwden in 1928, vestigden zich in Laren in de bekende villa ‘De blauwe vogel’ en kregen een zoon.
In de jaren twintig en dertig leidde Heskes een onbezorgd leven. De Tweede Wereldoorlog bracht daar verandering in. Hij weigerde lid te worden van de Kultuurkamer; zijn vrouw, die Joods was, ondervond allerlei moeilijkheden. Door het schilderen van portretten kon Heskes zijn gezin in leven houden. Na de oorlog werd zijn vrouw ziek, ze overleed in
| |
| |
1948. Deze schok kwam Heskes niet meer te boven. Hoewel hij succesvol was als hoorspelacteur, zonderde hij zich af van de buitenwereld en liet slechts weinig mensen toe tot zijn privéleven. Van professioneel tekenen en schilderen was geen sprake meer. Hij overleed in behoeftige omstandigheden op 20 augustus 1973.
| |
Werk
Wam Heskes debuteerde in 1916 als boekillustrator in Felicie Jehu's vertellingen deel I, een uitgave van Em. Querido te Amsterdam. Tussen 1916 en 1932 maakte hij tekeningen voor ruim vijftig jeugdboeken van uitgevers als Van Holkema & Warendorf, Jacob van Campen, W. de Haan, Van Goor en Kluitman. Hij illustreerde zowel jongens- als meisjesboeken, verhalen van onder meer C. Joh. Kieviet, Willy Pétillon, Anna Hers, A.D. Hildebrand en E. Molt. Bekende titels zijn Stans van de vijfjarige (1927) door Diet Kramer en Het beugeljong (1928) van Anna Hers.
Heskes kon zowel elegant tekenen als karikaturaal. Zijn stijl kenmerkt zich door krachtige, karakteristieke pennenlijnen. In sommige tekeningen overheersen vrij grote zwarte vlakken, soms wat barok op papier gezet. Enkele boeken bevatten droefgeestige plaatjes, bij verhalen die in naargeestige buurten of sombere gezinnen spelen. Later maakte Heskes dit soort werk ook als vrij kunstenaar. Het past bij het dubbele in zijn karakter: vrolijk, maar ook weemoedig, droefgeestig. De montere tekeningen overheersen evenwel.
Dat is zeker het geval in de stripverhalen waarvoor hij de tekeningen maakte. Flip en Flop, met tekst van C. Joh. Kieviet, is een strip in filmpjes, toentertijd rolprenten genoemd. Er verschenen zes filmpjes van Flip en Flop, elk twee meter lang, die opgerold in speciaal daarvoor vervaardigde kokertjes opgeborgen dienden te worden. Deze zes kokertjes zaten op hun beurt weer samen in een doos. In 1926 kwam er ook een boekuitgave van Flip en Flop op de markt. Een andere strip, De beklimming van de Poermanpatsja, met tekst van Ada Hildebrand-van Oort, werd vanaf maart 1930 gepubliceerd in de Radiobode van de avro en later ook in boekvorm uitgebracht. Een enkele keer zette Heskes zich zelf aan het schrijven, zoals bij De avonturen van Pé (1929), een reclame-uitgave voor de jeugd van het levensmiddelenbedrijf spar.
De sfeer van de boeken die hij illustreerde, voelde Heskes goed aan. Het einde van een jongensoorlog (1919), van de socialistische auteur Joan A. Nieuwenhuis, is een pacifistisch verhaal waarin een relatie wordt gelegd tussen de Eerste Wereldoorlog en de strijd tussen jongensgroepen in het Amsterdam van omstreeks 1860. Met zijn ondersteunende illustraties wist Heskes de sfeer van die tijd raak op te roepen. In zijn illustraties voor Het beugeljong (1928) van Anna Hers
| |
| |
heeft hij vooral de luxe ambiance thuis goed getroffen. Voluit in de karikatuur kon Heskes gaan in Als we zingen, zijn we blij! (1929), met versjes van Antoinette van Dijk, en in Uit de kast van kabouter Kandat (1931) van A.D. Hildebrand. Hier lag zijn grootste talent: het komische in meerdere facetten, overgebracht in vaak koddige figuren.
Heskes werkte ook als bandontwerper van serieboeken, onder meer voor ‘De Lentehof’ van uitgeverij Bosch & Keuning en voor de ‘Tip-Top-Serie’ en ‘Bekroonde boeken’ van Van Holkema & Warendorf. Daarnaast manifesteerde hij zich als reclametekenaar. In 1924 ontwierp hij de omslag voor het humoristische weekblad De Lach. Bijna veertig jaar sierde zijn ontwerp, een ladder met daarop een scala aan uiteenlopende types, de voorpagina van het blad. Dag- en weekbladen als Astra, Algemeen Handelsblad, Haagsche Post, Het Leven en De Zakenwereld publiceerden tekeningen van Heskes.
Nadat hij in contact was gekomen met de radiowereld, ging hij aan de slag als tekenaar bij de avro. Vanaf 1930 stond er regelmatig werk van hem in de Radiobode en werd hij, samen met Eelco ten Harmsen van der Beek, dé illustrator van dit omroepblad. Hij maakte illustraties in allerlei vormen, van groot tot klein, van karikaturaal tot realistisch.
Heskes tekende ook voor Prins Avro, een veertiendaags tijdschrift
Illustratie uit Uit de kast van kabouter Kandat van A.D. Hildebrand.
voor de jeugd, dat vanaf 17 september 1930 enkele jaren naast de Radiobode verscheen. Samen met Ada Hildebrand-van Oort maakte hij voor dit blad de strip ‘Raapstaart en Fluweeltje's reizen’, over een hond en een kat die de wijde wereld in trekken. Grappig zijn de platen die hij voor Prins Avro maakte van Biet en Kuifmans, een schilder en zijn vriend die de kinderen aanzetten tot creativiteit.
In de jaren dertig werd het teken- en illustratiewerk langzaam minder in omvang. Dit had vooral te maken met de tweede carrière die Heskes in de jaren dertig bij de avro opbouwde. Hij had veel succes als de voordrachtskunstenaar Koos Koen, die allerlei typetjes creëert. Heskes trad overal in het land op, waardoor er maar weinig tijd overbleef voor het illustratiewerk. Ook na de oorlog bleef hij, nu bij de kro, een bekend radiofiguur met zijn mijmeringen over alledaagse dingen in ‘De gewone man
| |
| |
zegt er het zijne van’. Tevens was hij een geliefd hoorspelacteur. Werken als illustrator deed hij eigenlijk niet meer na de oorlog.
| |
Waardering
Bij zijn overlijden in 1973 verschenen diverse artikelen in kranten en tijdschriften. De nadruk daarin ligt op zijn radiowerk en de kommervolle omstandigheden in de laatste jaren van zijn leven. Hoewel meestal vermeld staat dat hij als illustrator en tekenaar begonnen was, wordt daar weinig aandacht aan besteed. Over zijn vooroorlogse illustratiewerk is weinig beoordelingsmateriaal te vinden. In het dagblad De Tijd wordt in een recensie van De vlucht van Nol Walders (1932) opgemerkt: ‘Wam Heskes' illustraties doen het zeer wel’. Over de jeugdkalender 1929 van drukkerij Jacob van Campen schrijft het Algemeen Handelsblad: ‘Het schild, waarop de kalender ditmaal verschijnt is van Wam Heskes, die er in geslaagd is, daarvan iets bijzonders te maken, iets wat zonder twijfel zeer aantrekkelijk is - door tekening, maar ook door kleur - voor kinderen.’ Ook de paginagrote puzzelbladzijden die Heskes in de loop van de jaren tekende voor diverse bladen, worden gewaardeerd. Zijn werk viel ook op in het buitenland: het Engelse blad Strand Magazine publiceerde in 1929 een uitgebreid artikel van J.D. Miljard: ‘Wam Heskes, de man die Holland doet lachen’. In het overzichtswerk van het Nederlandse kinderboek, De hele bibelebontse berg (1989), wordt het betreurd dat Heskes maar zo weinig heeft geïllustreerd. De auteurs typeren hem als ‘noemenswaard’ en ‘te weinig ingeschakeld’.
| |
Bibliografie
Keuze uit de door Wam Heskes geïllustreerde jeugdboeken
|
Felicie Jehu, Felicie Jehu's vertellingen I. Amsterdam, Em. Querido, 1916. |
Lina Tervooren, Toetie Roetmop. Amsterdam, Em. Querido, 1917. |
Felicie Jehu, Felicie Jehu's vertellingen II. Amsterdam, Em. Querido, 1917. |
Lina Tervooren, De oude klok van Sonnehof. Amsterdam, Em. Querido, 1918. |
E. Belinfante, Het hol van Kaan. Amsterdam, Em. Querido, 1919. |
Joan A. Nieuwenhuis, Het einde van een jongensoorlog. Amsterdam, Van Holkema & Warendorf, 1919. |
E. Belinfante, Casa Bianca. Amsterdam, Jacob van Campen, 1921. |
E. Belinfante, Tine Durieu. Amsterdam, Jacob van Campen, 1922. |
P.A. Oosterhoff, Reinaart de Vos. Bussum, Koster, 1922. |
A.B. Korff, Een hollandse jongen naar Java. Dordrecht, Pieters, 1924. |
Jan Wagenaar, De schatten van den ouden slotheer. Utrecht, W. de Haan, 1925. |
E. Belinfante-Belinfante, Mies Demming. Alkmaar, Kluitman, 1925. |
Felicie Jehu, Zonnekind. Alkmaar, Kluitman, 1926. |
Tine Brinkgreve-Wicherink, Roel uit den woonwagen. Amsterdam, Van Holkema & Warendorf, 1926 |
| |
| |
C. Joh. Kieviet, Flip en Flop. Amsterdam, Scheltens & Giltay, 1926. |
Diet Kramer, Stans van de vijfjarige. Amsterdam, Jacob van Campen, 1927. |
C. Joh. Kieviet, Pim en Kim. Amersfoort, Valkhoff, 1927. |
Tine Cool, Wij met ons vijven. Amsterdam, Van Holkema & Warendorf, 1928. |
Jeanne Koning-Coeterier, Pension Golfzang. Gouda, Van Goor, 1928. |
Anna Hers, Het beugeljong. Amsterdam, Van Holkema & Warendorf, 1928. |
Estrid Ott, Drie meisjes in een Ford door Amerika. Amsterdam, Van Holkema & Warendorf, 1929. |
Annie Heijermans-Jurgens, De club der onafscheidelijken. Amsterdam, Van Holkema & Warendorf, 1929. |
Willy Pétillon, Beatrix van Eldringen. Amsterdam, Van Holkema & Warendorf, 1929. |
Antoinette van Dijk, Als we zingen, zijn we blij!. Amsterdam, Scheltens & Giltay, 1929. |
Wam Heskes, De avonturen van Pé. De Spar, 1929 |
J. Kist, De ondergang van het rijk van Montezuma. Amsterdam, Van Holkema & Warendorf, 1930. |
Miss Cummins, De lantaarnopsteker. Amsterdam, Van Holkema & Warendorf, 1930. |
E. Molt, De kluizenaar. Amsterdam, Van Holkema & Warendorf, 1930. |
D. Dijkstra, De jongens van Oudenoord. Amsterdam, Van Holkema & Warendorf, 1930. |
Alfred H. Bill, De erfenis van den rooden prior. Amsterdam, Van Holkema & Warendorf, 1930. |
Karel Gieber, De eenzame berk. Rotterdam, Bolle, 1930. |
G.A. Henty, Door de Russische sneeuwvelden. Amsterdam, Van Holkema & Warendorf, 1930. |
Karel Gieber, Het booze oog. Rotterdam, Bolle, 1930. |
A.D. Hildebrand, Uit de kast van kabouter Kandat. Amsterdam, Van Holkema & Warendorf, 1931. |
Ada Hildebrand-van Oort, De beklimming van de Poermanpatsja. Hilversum, AVRO, 1931. |
Jan Wagenaar, De vlucht van Nol Walders. Amsterdam, Van Holkema & Warendorf, 1932. |
Over Wam Heskes
|
[Anoniem], Radio-illustrator wordt 60 jaar; Wam Heskes, de man met duizend stemmen. In: Leeuwarder Courant, 2-9-1950. |
[Anoniem], ‘Gewone man’ Wam Heskes een vergeten 80-jarige. In: Het Binnenhof, 30-7-1971. |
Emile Lopez, Wam Heskes. De man van de laddertjes-omslag. In: De Lach, jaargang 47-4-1972 |
Evelien en Kees Kousemaker, Wam Heskes. In: Wordt vervolgd - stripleksikon der Lage Landen. Utrecht, Het Spectrum, 1979. |
H.W.A. Joosten, Willem Frederik Heskes (1891-1973). In: Biografisch Woordenboek van Nederland 3. Den Haag, Huygens ING, 1989. |
Richard van Schoonderwoerd, Wam Heskes, een eigenzinnig dubbeltalent. In: Boekenpost, jaargang 14 (2006), nr. 83. |
Frits Abrahams, Portret. In: NRC Handelsblad, 27-8-2007. |
96 Lexicon jeugdliteratuur
oktober 2014
|
|