| |
| |
| |
Helme Heine
door Piet Mooren
Helme Heine werd op 4 april 1941 in Berlijn geboren. Hij studeerde bedrijfseconomie en kunst en was daarna werkzaam als regisseur, toneelspeler en decorontwerper. Hij verbleef lange tijd in Johannesburg in Zuid-Afrika. Hij werkte daar als cartoonist en illustrator voor diverse Engelse tijdschriften, richtte een cabaret op en gaf een satirisch tijdschrift uit. Na twaalf jaar keerde hij terug naar Duitsland. Hij woont en werkt nu in München.
Zijn debuut, Elefanteneinmaleins (1976), kwam in 1977 meteen op erelijsten: Bologna Premio Grafico en Schönsten Deutschen Bücher. Ook latere boeken werden in binnen- en buitenland bekroond. Zo ontving Freunde (Dikke Vrienden) in 1983 de Deutscher Jugendbuchpreis en een Vlag en Wimpel, een onderscheiding die een jaar later Het Allermooiste Ei kreeg. Het Tomani-boek, door Heine geïllustreerd, werd in Duitsland het begin van vele t.v.-bewerkingen van zijn werk. Met cartoons, films en cabaret werkt hij mee aan programma's als Sesamstrasse, Sandmännchen en Die Sendung mit der Maus. Ook zoekt hij zijn publiek rechtstreeks met cabaret en voorleesbijeenkomsten.
| |
Werk
Heine wordt met Ungerer, Waechter en Janosch wel tot de satirische humoristen gerekend, maar ook geprezen om het kameraadschappelijke en idyllische karakter van zijn werk. Satire en idylle zijn in zijn werk nauw met elkaar verbonden.
In De overwinning van Richard is naijver het mikpunt, omdat die vriendschap in de weg staat, in Het Tomaniboek wordt conformisme gehekeld, omdat het een natuurlijke gezinsontplooiing belemmert, in Tante Pudding, Ome Smeris en meneer Slim wordt vaste rolpatronen hun vanzelfsprekendheid ontnomen om samen te kunnen spe-
| |
| |
Uit De overwinning van Richard
len. Ik weet hoe het moet, zei Snoet is als bruiloftsfeest van varkens al een idylle apart, ook wanneer de gasten nog niet in een kleurrijk kostuum gestoken zijn. Speels educatief en buiten dit spanningsveld van satire en idylle zijn Hoe olifantjes leren tellen, dat leert hoe ver je niet kunt komen als je zoveel hoopjes als een olifant moet doen en Fantasie, Fantazicht, dat voor vele metamorfoses zorgt door een kind zich voor te laten stellen dat het een tafelpoot, appelboom, fontein of een oude, ineens weer jonge man is.
Met Dikke Vrienden is satire niet langer een middel om op vriendschap te wijzen, maar wordt kameraadschap in de idyllische sfeer van een archaïsche boerderij de basis voor een schelmenverhaal van een haan, een varken en een muis als onafscheidelijk drietal, ook in hun dromen. In de serie Drie kleine vrienden vindt datzelfde trio in dezelfde omgeving op een vuilnisbelt een pan, een rolschaats en De holderdebolderwagen, drukken ze De Wekker achterover waarmee ze op het spookuur present willen zijn en raken ze tijdens de Visite van Wolkje (een lammetje) allemaal even verliefd op dat lieve bezoek. De serie in klein formaat is ook een tikkeltje baldadig. De Parel zet als parabel over een bever die een schelp vindt, koestert en in de steek laat als dat de vriendschap schaadt, schoonheid op het tweede plan. In Het Allermooiste Ei wordt het gekibbel van de kippen over wie het mooist is voorgelegd aan de koning, die de beslissing verlegt naar het leggen van een ei. De
| |
| |
Uit Tante Pudding, ome Smerts en meneer Slim
| |
| |
rivalen krijgen daarbij te horen: ‘mooi zit niet van buiten, maar van binnen’, maar ook met dat schoonheidscriterium komt de koning er niet uit en moet hij ze alledrie tot zijn prinses nemen. Het is ook een allegorie op de produktie, beoordeling en de ontvangst van kunst in de samenleving, al zitten de illustraties terloops vol grapjes: de koning die, met gebraden kip op tafel, tot een oordeel over de drie kippen wordt geroepen. Zaterdag in het Paradijs verhaalt niet over God die met Adam en Eva de kroon op de schepping zet, maar over de kunstenaar, die dat in zijn atelier doet. De schepping is er niet minder mooi om, integendeel, want de mensenkinderen van Heine vinden een paradijs zonder erfzonde, slang of Boom van Goed en Kwaad. Was in De Parel en Het Allermooiste Ei het kunstenaarschap al nadrukkelijk aanwezig, in Zaterdag in het Paradijs wordt het tot thema gemaakt in wat het aan naïviteit en onschuld bijdraagt. De idyllische strekking van het werk vanaf Dikke Vrienden is zo Heines vorm van maatschappijkritiek.
Niet alleen de thematiek maar ook de vormgeving verraadt Heines toenemende voorkeur voor idyllische taferelen. Hoe olifantjes leren tellen en De overwinning van Richard zijn prentenboeken in zwart-wit die behalve in de satire ook in de techniek de hand van de cartoonist verraden. Het Tomaniboek en Tante Pudding, Ome Smeris en meneer Slim zijn in aquarel, al missen ze nog de latere allure. Met de verfijning van de aquarelleertechniek is bij Heine kennelijk ook het plezier gegroeid in de onderwerpen die zich traditioneel vooral voor de aquarel lenen, zoals het landschap en de dieren des velds met het varken als een landschap apart. Gelet op de pret waarmee een varken, een muis en een haan steeds in al maar wisselende omstandigheden worden neergezet, hoeft het niet te verbazen dat na Dikke Vrienden een serie Drie kleine Vrienden nodig was voor nog wat vrolijke verhalen. Niet het minst vanwege het plezier in de couleur locale.
Het landschap als omtrek voor zijn idyllische verhalen geeft Heine ook alle kans om zijn fascinatie voor kleur en licht vorm te geven. Te denken valt aan de kleurige vriendenboeken, het donkere in De Parel, het wit en geel van Het Allermooiste Ei. Of aan de weerspiegeling in het water van een geestige scène in Dikke Vrienden, waarbij de staart van Johnny als vishengel voor Herman Knorrema fungeert en Frans de Haan alvast de pieren zelf opeet, aan de lange schaduwen als de vrienden 's avonds terugkeren van hun avonturen, aan het clair-obscur van de sterrenhemel en de stallamp als spot op de staart van de koe die springtouw wordt. Deze samenhang tussen schildertechniek, landschap en thema treedt voor het eerst heel sterk naar voren in Dikke Vrienden en in de serie die daarop volgt. Bregje Boonstra karakteriseerde het trefzeker als volgt:
| |
| |
‘De ronde waterverfschilderingen, de aandoenlijke vriendschap en de verstilde landelijke sfeer maken elk boekje tot een kleine oase van warmte en veiligheid.’
| |
Waardering
Van het bij Van Goor verschenen werk werden Hoe olifantjes leren tellen, De Superhaas en Fantasie, fantazicht, vooral om educatieve redenen positief gewaardeerd; over het werken met De Superhaas schreef Mary Remery een enthousiasmerend artikel. In De overwinning van Richard is het de grafiek die waardering vond. Tante Pudding, Ome Smeris en meneer Slim en het bij Lemniscaat verschenen Het Tomaniboek werden vooral gewaardeerd vanwege de kritiek op vaste rolpatronen, maar desondanks niet opgenomen in Het kinderboek vanuit een andere hoek. De aandacht die sinds Dikke Vrienden voor Heine gegroeid is, is behalve het gevolg van een grotere naambekendheid, ook het effect van kwalitatieve groei van zijn werk. De vrije bewerkingen van Heines tekst door Wilmink - de flaptekst meldt steeds: ‘Met tekst van Willem Wilmink’ - worden in het algemeen blijkens de reacties daartoe gerekend. Met genoegen worden bijvoorbeeld regels geciteerd als: ‘Het weer is weer zo mooi... haal de fiets maar uit het hooi’ of: ‘Even zwemmen, mijne heren... is verfrissend voor de veren’. Toch is er ook fundamentele kritiek. Zo vroeg Bregje Boonstra zich af wat de zin is van het afwisselend gebruik van proza en poëzie met daarbij de kanttekening dat het bij het voorlezen storend is om steeds in en uit het ritme te moeten stappen. Een ander punt van kritiek met betrekking tot Heine (en Wilmink) is, dat de boeken soms te moeilijk van strekking en taal zijn voor kleuters. Prentenboeken beoordelen op hun exclusieve geschiktheid voor kleuters is dan ook een van de conventies in kinderboekenland in Nederland.
| |
Bibliografie
Door Helme Heine geschreven en/of geïllustreerde kinderboeken
|
Elefanteneinmaleins (1976): Hoe olifantjes leren tellen. Vertaald door Tillymarijn Mengelberg. Amsterdam/Brussel, Van Goor, 1977. |
Chr. Nöstlinger, Das Leben der Tomanis (1976): Het Tomani-boek. Vertaald door L.M. Niskos. Rotterdam, Lemniscaat, 1977. |
Na warte, sagte Schwarte (1977): Ik weet hoe het moet, zei Snoet. Vertaald door Tillymarijn Mengelberg. Amsterdam/Brussel, Van Goor, 1978. |
Der Superhase (1978): De superhaas. Vertaald door Tillymarijn Mengelberg. Amsterdam/Brussel, Van Goor, 1978. |
Richard. Wer dich besiegt, der is dein Freund (1978): De overwinning van Richard. Vertaald door Gerrie Lindenburg. Amsterdam/Brussel, Van Goor, 1980. |
Fantadu (1979): Fantasie, fantazicht. Vertaald door Tillymarijn Mengelberg. Amsterdam/Brussel, Van Goor, 1979. |
Tante Nudel, Onkel Ruhe und Herr Schlau (1979): Tante Pudding, Ome Smeris en meneer
|
| |
| |
Slim. Vertaald door Tillymarijn Mengelberg. Amsterdam/Brussel, Van Goor, 1980. |
Freunde (1981): Dikke Vrienden. Vertaald door Willem Wilmink. Haarlem, Gottmer, 1982. |
Der Rennwagen (1983): De holderdebolderwagen. Vertaald door Willem Wilmink. Haarlem, Gottmer, 1984. |
Der Besuch (1983): Visite. Vertaald door Willem Wilmink. Haarlem, Gottmer, 1984. |
Der Wecker (1983): De Wekker, Vertaald door Willem Wilmink. Haarlem, Gottmer, 1984. |
Das schönste Ei der Welt (1983): Het Allermooiste Ei. Vertaald door Willem Wilmink. Haarlem, Gottmer, 1983. |
Die Perle (1984): De parel. Vertaald door Willem Wilmink. Haarlem, Gottmer, 1984. |
Samstag im Paradies (1985): Zaterdag in het paradijs. Vertaald door Willem Wilmink. Haarlem, Gottmer, 1985. |
Over Helme Heine
|
H. Künnemann, Witz mit doppeltem Boden - Helme Heine. In: Profile zeitgenössischer Bilderbuchmacher (1978), nr. 2, blz. 91-98. |
Mary Remery, Fantasie, Fantazicht, doe maar eens je oogjes dicht. In: Leestekens, jaargang 1 (1980), nr. 2. |
E. Gerritsen, P. Mooren e.a., Prentenboeken in school; een handreiking. Den Haag, NBLC, 1983, blz. 52-54. |
Dokumentatie auteurs en illustratoren van jeugdboeken, jaargang 8 (1984). Den Haag, NBLC. |
12 Lexicon jeugdliteratuur
oktober 1986
|
|