| |
| |
| |
Annemarie van Haeringen
door Margreet van Wijk-Sluyterman
Foto: Mark Sassen
Annemarie van Haeringen, geboren op 16 februari 1959 in Haarlem, groeide op in Eindhoven in een gezin met vier meisjes. Al op haar elfde wist ze zeker dat ze in de toekomst van tekenen haar beroep wilde maken. Op de middelbare school koos ze tekenen als eindexamenvak. Ze had een inspirerende docent, die met de leerlingen naar het museum ging en van zijn lessen een soort academie maakte. Hij stimuleerde haar ook om aan de lerarenopleiding in Tilburg tekenen en handvaardigheid te gaan volgen. Nadat ze deze opleiding had voltooid, werd ze toegelaten tot de Rietveld Academie in Amsterdam, waar ze in 1983 afstudeerde in de richting Illustratie. Tijdens haar studie vond ze vooral het tekenen in Artis erg leerzaam. Het snel ‘noteren’ van bewegingen heeft ze daar geleerd. Dieren spelen in haar werk een belangrijke rol en om die zo natuurgetrouw mogelijk weer te kunnen geven, bestudeert zij de dieren altijd eerst in Artis.
Van Haeringen heeft altijd veel opdrachten gekregen. Ze werkt met verschillende auteurs, onder wie Rindert Kromhout, Sjoerd Kuyper, Lydia Rood en Selma Noort; schrijvers die haar veel vrijheid geven. Daarnaast maakt ze steeds vaker eigen prentenboeken.
In 1993-1994 illustreerde ze verhalen van Toon Tellegen in NRC Handelsblad. Toen de vpro een serie animatiefilmpjes van deze verhalen liet maken, werkte Van Haeringen daar ook aan mee. Voor de Kinderboekenweek van 1996 tekende ze het af- | |
| |
fiche en ander materiaal rond het thema Heksenketel. In dat kader schreef en tekende ze ook het boekenweekprentenboek, De koning bakt een huis. In 2000 illustreerde ze het Kinderboekenweekgeschenk Eiber van Sjoerd Kuyper. Samen met Tonke Dragt kreeg ze de opdracht om het prentenboekje voor de Kinderboekenweek van 2007 te maken: Wat niemand weet, over een eekhoorn die met de ark van Noach mee wil gaan.
Uitgeverij Leopold stelde een grote Verjaarskalender samen met kleurenillustraties van Annemarie van Haeringen. De meeste tekeningen zijn afkomstig uit prentenboeken. Illustraties van haar hand zijn ook uitgegeven in de vorm van prentbriefkaarten.
Het werk van Annemarie van Haeringen is vele malen bekroond. Een Gouden Penseel kreeg ze in 1999 voor haar illustraties in Malmok van Sjoerd Kuyper. In 2000 volgde een tweede Gouden Penseel, ditmaal voor haar eigen prentenboek De prinses met de lange haren. Een derde Gouden Penseel viel haar in 2005 ten deel voor Beer is op Vlinder. Voor de tekst in haar prentenboek Het begin van de zee kreeg ze in 2003 een Zilveren Griffel. Twee boeken die ze samen met Rindert Kromhout maakte vielen ook in de prijzen: Een grote ezel kreeg de Kiekeboekprijs 2001 en Kleine Ezel en jarige Jakkie werd bekroond met de Oostenrijkse Kinder- en jeugdboekenprijs 2003.
| |
Werk
Voor educatieve uitgeverijen illustreerde Annemarie van Haeringen delen van series leesboekjes. In de Bisonreeks van Zwijsen verschenen verhalen van Rindert Kromhout, waaronder Hens up! (1989) en Mooie vrienden maar niet heus (1992). Bij deze spannende en fantastische verhalen tekende Van Haeringen de hoofdpersonen een beetje eng en toch onschuldig, precies zoals ze door Kromhout zijn beschreven. De griezelige vampiers en gevaarlijke boeven zijn onschuldiger dan ze lijken, net als de skeletten in Het geheim van de afgebeten vingers (1990). Die tegenstelling in personen die boos, bedreigend lijken maar toch ook iets goedigs hebben, wordt heel treffend uitgebeeld in haar tekeningen bij Kromhouts serie over de tweeling Erge Ellie en Nare Nellie (1993-2005).
In De billenbijters (1997) is Joes met zijn opa op zoek naar de oorzaak van een vreemd verschijnsel. Hij komt in het riool terecht; de dieren die daar leven worden zijn vrienden en gaan aan het eind van het verhaal mee naar huis. De ondergrondse wereld van het riool is heel levensecht uitgebeeld. Verschillende door Annemarie van Haeringen geïllustreerde delen uit de Bizonreeks werden genomineerd en soms uitverkoren door de Nederlandse Kinderjury.
De boze heks met de paddenstoelmuts uit Verhalen van de boze heks (1990) van Hanna Kraan moppert wel voortdurend, maar blijkt uitein-
| |
| |
Uit Toveren met de boze heks van Hanna Kraan
delijk toch goedaardig te zijn. Van Haeringen weet haar met die afwisseling van slechte en goede humeuren treffend en met humor uit te beelden. Als de heks in Toveren met de boze heks (1996) iets tovert, kan dat onaangenaam maar ook vermakelijk zijn. Haas, Uil en Egel vragen haar bijvoorbeeld om een ‘papieren vlinder’, een vlieger, te toveren. De heks heeft er zelf plezier in en zo beeldt Annemarie van Haeringen haar ook uit: ze moet hard trekken aan het vliegertouw en pas op de volgende pagina is de vlindervlieger te zien. Een keuze uit de verhalen over de boze heks is in 2005 gebundeld onder de titel Hier is de boze heks. Van Haeringen maakte voor deze uitgave nieuwe illustraties in kleur.
Dromen en fantasieën van kinderen en de werkelijkheid lopen door elkaar in de verhalen van Henk Figee over Jesse Pantoffel en van Lydia Rood over Roosmarijn. In de fantasiewereld kan van alles gebeuren. In Zuigen op je neus (1990) van Lydia Rood hangt Roosmarijn met haar speelgoedhaas aan de waslijn te drogen.
Een bijzondere opdracht, ‘zoals je maar één keer in je leven krijgt’, was voor Annemarie van Haeringen het illustreren van een nieuwe uitgave van Bijbelse verhalen voor jonge kinderen (1994) van D.A. Cramer-Schaap. Deze bundel, waarvan de eerste druk in 1957 verscheen, werd door Lieke van Duin bewerkt en aangevuld. De vernieuwing kreeg ook vorm in de illustraties. Van Haeringen is hervormd opgegroeid maar voelde zich vrij van traditionele denkbeelden over deze verhalen. Voor haar platen verdiepte ze zich in de wijze waarop mensen in die periode leefden. Ze raadpleegde vele bronnen om zoveel
| |
| |
mogelijk historisch verantwoord te kunnen tekenen, bijvoorbeeld hoe het toeging aan het hof van de farao. De bekende feiten vulde ze aan met haar eigen interpretatie. Vooral in het Oude Testament zitten veel sprookjesachtige elementen die haar aanspreken, zoals de Toren van Babel en de Ark van Noach. Op deze platen zijn levendige details te zien, bijvoorbeeld Noach die met spijkers in zijn mond aan de ark werkt. Om hem heen staat alles wat hij nodig heeft, waaronder vogelkooitjes en een bijenkorf. De personen zijn uitgebeeld als gewone mensen in hun dagelijkse bezigheden. Isaac gaat gebukt onder de takkenbos die hij naar boven draagt voor het offer van zijn vader. Van Esther, dapper en verlegen tegelijk, maakte Van Haeringen een portret met sprekende ogen.
De taferelen uit het Nieuwe Testament zijn vaak opgenomen in een groter verband. Herders in het uitgestrekte heuvelland zien een licht aan de hemel, maar er zijn geen engelen uitgebeeld. Alleen op de plaat van de vlucht naar Egypte zijn de vage contouren van een engel te zien. Bijzonder zijn de kleuren en het perspectief van de platen bij ‘Storm op het meer’ en ‘Petrus laat Jezus in de steek’. De kruisiging is uitgebeeld op een grote plaat van het landschap waar het donker is geworden, met een groepje mensen rond de heuvel met de drie kruisen. De laatste plaat, ‘Een nieuwe wereld’, geeft een kleurig beeld van een toekomstige wereld, waarin ook kamelen en een paar olifantjes rondlopen.
De prentenboeken ontstonden vaak in nauwe samenwerking met de auteurs. Hans Dorrestijn schreef het verhaal voor De heksentoren (1988) naar een idee van Annemarie van Haeringen. Twee kinderen worden in een boot naar een toren gebracht die op een duiventil voor heksen lijkt en door de ligging aan zee en de inrichting van een ‘lichtzolder’ associaties oproept met een vuurtoren.
Een reis door Kenia inspireerde Van Haeringen tot een prentenboek met een Afrikaans sprookje, waarvoor Pauline Mol de tekst schreef. De kleine jager (1990) is een eigen interpretatie van het verhaal over een jongetje dat in maannachten in een luipaard wil veranderen, om op gazellen te kunnen jagen. Maar daarmee bedreigt hij ook zijn vriendinnetje. Malmok (1998) is geïnspireerd op vier werkbezoeken aan Aruba en de Nederlandse Antillen. De kinderen daar hadden geen boeken over hun eigen eiland en daarom maakte Van Haeringen samen met Sjoerd Kuyper dit prentenboek over de pelikaan Malmok, die een baby'tje heeft gered dat in een grote storm van boord is gevallen. Malmok verbergt de baby in zijn snavel, maar als de moeder ‘Duschi’ roept, gaat de baby huilen. Dan opent Malmok zijn snavel en krijgt de moeder haar kind terug. In het verhaal zijn allerlei de-
| |
| |
Uit De kleine jager
| |
| |
tails verwerkt die alleen Antilliaanse kinderen herkennen, zoals de betekenis van Duschi, schatje. Het bootje van de moeder draagt de naam van een oud landhuis, Suikertuintje. Het boek is vertaald in twee Papiamentotalen en in het Engels. In de plaat van de grote storm op zee zijn voor de goede lezer alle elementen te vinden die in het verhaal een rol spelen: de pelikaan, het rode bootje op een grote golf en, voor wie goed kijkt, de baby. Dat vindt Van Haeringen erg belangrijk: de goede lezers mogen beloond worden. En aan de verhalen moet ook voor de volwassen (voor)lezer veel te beleven zijn.
Voor Toon Tellegen illustreerde ze Is er dan niemand boos? (2002) en Plotseling ging de olifant aan (2004). In het laatstgenoemde verhaal willen de dieren allemaal een eigenschap van een ander dier bezitten. Als de olifant oplicht als een vuurvliegje, wordt het hele bos verlicht.
De verhalen over Kleine Ezel, die ze met Rindert Kromhout maakte, zijn ontstaan toen ze eind jaren tachtig werkten aan Wat staat daar? (1999). Van alle dieren in dit boekje vond Kromhout de kleine ezel het leukst. Met Kromhout werkte Van Haeringen ook aan een dierenalfabet, waarbij de E een kleine ezel werd. Vanaf 2002 maakten ze samen de Ezelboeken, waaronder Kleine Ezel en jarige Jakkie (2001) en Kleine ezel en de oppas (2003). Daarnaast zijn er kleine kartonnen boekjes over de
Kleine Ezel
Kleine Ezel, die Van Haeringen zelf samenstelde, waaronder Kleine Ezel zoekt een vriendje (2001) en Kleine Ezel gaat varen (2003). Met Kromhout stelde ze ook Het Kleine Ezel Babyboek (2005) samen. De Kleine Ezel is zo populair, dat er in 2005 zelfs een musical van is gemaakt door Theater Terra. De productie won een Zilveren Krekel en ging als Little Donkey het jaar daarna op tournee in de Verenigde Staten en Canada. Het verhaal van de musical is in 2007 verwerkt in het prentenboek Kleine Ezel en het boebeest - de Maraboe waar iedereen bang voor is, maar die heel verlegen blijkt te zijn.
| |
| |
| |
Eigen prentenboeken
Als kind was Annemarie van Haeringen erg onder de indruk van de prentenboeken van Jean de Brunhoff over het olifantje Babar. De heldere tekeningen met details waar ze als kind lang naar kon kijken, boeien haar nog steeds. Ze werd vooral getroffen door de sfeer en de herhaling en het ritme van de platen, vertelde ze in een interview met Literatuur zonder leeftijd. Ze kon eindeloos kijken naar de schutbladen met een patroon van olifantjes. Het zijn elementen die in haar eigen werk zijn terug te vinden. De enige plaat op de Verjaarskalender die niet uit een boek afkomstig is, toont een olifantje in een vliegtuig.
Haar eigen prentenboeken spelen zich ook in een fantasiedierenwereld af. Het eerste prentenboek met tekst en tekeningen van Annemarie van Haeringen is Kattesprongen en reuzestappen (1985), over katten en kinderen die zich bedreigd voelen door een reus. De laatste plaat toont een wervelende feestdans van mensen, kinderen en katten.
De boom en het meisje (1991) maakte Annemarie van Haeringen nadat ze het project van haar zus in Nicaragua had bezocht. Een meisje gaat pitten en stekjes planten als er in de hele omgeving nog slechts één mangoboom is overgebleven. De platen zijn getekend in alle mogelijke groentinten voor het oerwoud, bruingeel voor het droog geworden land en diepblauw en paars voor de nacht, als de kinderen in hun hangmatten slapen.
De ideeën voor haar eerste eigen prentenboeken zijn veelal gebaseerd op fabelmotieven. Een verhaal met een staartje (1993) gaat over Haas en Schildpad die een wedstrijd doen om wie het eerst een veld vol sla bereikt. Het idee voor Onder water, boven water (1997) komt voort uit verhalen over de spin Anansi. Niet alleen dit boek, maar veel van de verhalen van Annemarie van Haeringen spelen zich af in en rond het water. Ze is dol op water en heeft goede herinneringen aan zeilvakanties op de Waddenzee; uiteraard is het ook gewoon een Hollands gegeven. Wie slechts kruimels zaait, zal geen taarten oogsten, is de wat absurde moraal van Onder water, boven water, maar het is een les die kinderen erg blijkt aan te spreken. Kinderen zijn onthutst door het egoisme van de spin en vinden dat hij straf verdient. Het is een goed rechtsbesef dat het kwade gestraft en het goede beloond wordt, vindt Van Haeringen. Daarom zijn de hoofdpersonen in haar verhalen vaak gastvrij, aardig en open.
De aap in De notenkraker (1996) die de noten steelt van zijn speelmakkertje de eekhoorn, is net zo egoïstisch als Anansi de spin. Eekhoorn lost het op een vriendelijke manier op. Als Aap te dik geworden is van de noten die de eekhoorns verzameld hebben, gaat hij op dieet, totdat hij in het voorjaar dun genoeg is om weer met Eekhoorn te spelen. Op de platen
| |
| |
Uit De prinses met de lange haren
overheerst de donkere kleur van de herfst of de winter; de kleuren in het voorjaar zijn vrolijk geel en groen. In de lange winter troost Eekhoorn Aap met een leesboek: De fabels van Aesopos.
De reiger in het prentenboek Op hoge poten (1994) wordt steeds bedreigd als hij op zoek is naar eten, totdat hij in de stad komt en een visje toegegooid krijgt vanaf de ophaalbrug. Waarom Reiger zich zo thuisvoelt in Amsterdam, wordt duidelijk op de plaat bekeken vanuit het perspectief van de haan op de kerktoren en op de volgende pagina's met vogels langs de grachten.
De prinses met de lange haren (1999) is het eerste prentenboek van Annemarie van Haeringen dat helemaal uit haar fantasie voortkomt. Het begin van dit verhaal was een beeld. Ze zag een meisje met lange haren in een koffer voor zich. Daarna werd het een prinses die van haar vader haar haren niet mag afknippen.
De oorsprong van een boek kan ook een verhaal zijn, of een vraag zoals die door kinderen wordt gesteld, het uitgangspunt van Het begin van de zee (2002). Een jongen vraagt waar het begin van de zee is. Hij gaat de zee op en alle volwassenen aan wie hij het vraagt, gaan met hem mee zoeken, totdat de boot bijna een ark vol mensen geworden is. Het ant- | |
| |
woord op de vraag is ook op de schutbladen terug te vinden. Voor in het boek zijn schilderijen van de zee te zien, de schutbladen achterin tonen schilderijen van wolken.
In opdracht van de cpnb maakte ze voor de Kinderboekenweek van 1996 het prentenboekje De koning bakt een huis. Ze verwerkte er haar eigen verlegenheid in. Blootpad durft zich nergens te laten zien omdat hij zich zo bloot voelt. Als de koning voor hem een schild van klei bakt, voelt hij zich veilig en durft hij weer op pad te gaan.
Sinds Max Velthuijs, wiens boeken ook bij Leopold worden uitgegeven, haar vroeg of hij iets over haar werk zou mogen zeggen, hebben de twee vele inspirerende gesprekken gevoerd over het vak van illustreren, hun ervaringen met technieken en wat platen kunnen uitdrukken. Het belangrijkste wat zij van Velthuijs leerde, is dat je je veel vrijheid kan permitteren, als je een beeld maar overtuigend neerzet. Dan hoef je je ook niet meer af te vragen of het wel realistisch is. Kinderen vragen nooit of het wel kan dat Ezel bij Kip op schoot zit. En ze vragen zich ook niet af of de vlinder in het verhaal Beer is op Vlinder (2004) niet veel te groot is. De tekenaar schept een eigen wereld in het boek en als die overtuigend is, hoort het gewoon zo.
Beer is op Vlinder was een opdracht van het Museum voor Communicatie om ‘communicatie met de zintuigen’ uit te beelden. Beer doet alles om Vlinder te veroveren. Hij plukt bloemen, breit een jas en bouwt zelfs een huis op palen voor haar. Toch kan hij zijn gevoel voor Vlinder niet overbrengen. Als hij aan het eind van de dag alles wanhopig in het vuur gooit, komt Vlinder op de rookpluimen af, die de vorm van hartjes hebben. Morseseinen brachten Van Haeringen op het idee voor dit einde.
Sommige ideeën dringen zich als het ware op de voorgrond en worden dan een verhaal. Soms pakt Van Haeringen een idee toevallig op. Ook het illustreren van werk voor anderen levert soms een idee voor een eigen prentenboek op.
| |
Stijl en Techniek
Van Haeringen heeft altijd een schetsboekje bij zich om ideeën, beelden en invallen vast te leggen. Haar platen beginnen met een tekening, soms in potlood, alleen om aan te geven wat waar moet komen. Ze zal de lijnen nooit overtrekken, want dan krijg je geen spontane en soepele lijn. Ook voor haar illustraties in kleur begint ze altijd met lijnen in zwarte pen en inkt. Voor de uitwerking van haar tekeningen - zowel die in zwart-wit als in kleur - gebruikt ze inkt en aquarelverf. Ze tekent met kroontjespen, penseel of rietpen op rijst- of aquarelpapier. De vochtige ondergrond maakt dat de lijnen kunnen uitvloeien. Met een kroontjespen kan je lijnen dik en dun maken, waardoor ze spanning en snelheid krijgen.
| |
| |
Uit Musje, mijn zusje van Selma Noort
Als ze niet op deze manier werkt, gaat de beweging eruit en die is nu juist essentieel. Het uitwerken van een tekening kost veel tijd. Soms maakt ze een tekening wel dertig keer over voordat ze tevreden is. De tengere kinderen uit de boeken van Selma Noort en Lydia Rood zijn met hun lange spillebenen, lange voeten en handen voortdurend in beweging. Gezichten geeft Van Haeringen met weinig middelen veel uitdrukking.
Als ze een idee voor een prentenboek heeft, maakt ze een eerste opzet van het verhaal, waarvoor een vast aantal pagina's staat. Voor die 24 pagina's maakt ze een indeling en kleine schetsjes met vulpen om te weten wat op welke pagina komt. Daarna maakt ze de eerste grote schetsen, soms met vulpen, soms met potlood.
De platen uit haar prentenboeken zijn aquarellen met een bijzonder kleurgebruik. Om mooie diepe en tegelijk heldere kleuren te krijgen, mengt Van Haeringen de waterverf met ecoline. Met waterverf alleen krijg je nooit die schitterende felle kleuren, met een beetje ecoline erbij wel. Door het gebruik van deze verf en aquarelpapier gaan de lijnen uitvloeien. De warme kleuren vloeien in elkaar over en een soort licht spatwerk zorgt voor schaduweffecten. Net als bij zwart-wit tekeningen zijn de contouren open en lijken de lijnen snel en met vaart op papier te zijn gebracht.
In haar stijl is een ontwikkeling te zien naar meer eenvoud en directheid: minder lijnen, met meer uitdrukking. ‘Waarom kras je zo?’ vroegen kinderen haar wel eens. Daarmee doelden ze op de lijnen en grijstonen in de tekeningen, om het effect van arceringen te bereiken. Dat is steeds minder nodig. Het gaat om de essentie van de tekening. Bij het tekenen vraagt ze zich steeds af: wat wil ik met dit beeld uitdrukken? Welk gevoel wil ik met dit beeld overbrengen? Wat is echt belangrijk voor de sfeer?
| |
| |
De tekeningen in Musje, mijn zusje (2006) van Selma Noort zijn heel direct en eenvoudig. Details die niet van belang zijn, liet ze weg. Het beeld concentreert zich op de hoofdfiguren van het verhaal en hun emoties - de kleine Kloes van het duinvolkje die in hetzelfde nest is terechtgekomen als een jong musje. Op de plaatjes ziet de lezer soms iets van de omgeving, maar op de meeste plaatjes gaat het om de gevoelens van Musje, Kloes en Meeuw en de sfeer van het strand en de duinen. Voor de bandtekening van dit boek gebruikte Van Haeringen stukjes papier; de bomen met het nest van Musje en Kloes zijn een collage van verschillende soorten papier.
Annemarie van Haeringen is in de loop van de tijd steeds meer uiteenlopende materialen gaan gebruiken. De haren van de prinses met de lange haren zijn eerst geschilderd en daarna met satéstokjes verder bewerkt. Een variatie aan materialen paste ze ook toe in De koningin die niet kon kiezen (2006). De koningin hakt uit een grote steen zelf een beeld, omdat ze niet kan beslissen welke van de andere beelden ze het mooist vindt. Van Haeringen gebruikte hiervoor een collagetechniek met bijzondere kleuren papier. Eerder had ze in de bijbelverhalen al geëxperimenteerd met verschillende soorten papier voor bergen en rotsen en een stempeltechniek voor het papierriet van Mozes in het biezen mandje.
Van Haeringen gebruikt steeds meer heldere kleuren en grotere vlakken en minder contouren. De band van Beer is op Vlinder heeft een bijzondere kleur blauw door een extra, vijfde drukgang. Beer is eerst op papier gezet in een zwart vlak en daarna zijn de witte lijntjes met een pen ingekrast. De hartjes in de rook waarmee de beer de vlinder voor zich weet te winnen, zijn gevormd door binnen een malletje met de vingers te stempelen. De vlinder heeft haar luchtige vorm gekregen door met de pen in de nog natte blauwe verf het blauw weg te krassen.
Dat de prentenboeken van Annemarie van Haeringen zo uitgebalanceerd zijn in de vormgeving, komt ook door de goede samenwerking met Tessa van der Waals, die de typografie verzorgt. Van Waals kiest de goede letter, de plaats van de tekst op de pagina en de vormgeving van de band. Wat zij belangrijk vindt, is het ritme van het boek en een samenhang in de ontwerpen van Annemarie van Haeringen.
| |
Waardering
De herkenbare stijl van Annemarie van Haeringen, die al opviel in haar eerste zwierige zwart-wit tekeningen, is vooral zichtbaar in haar illustraties in kleur van de prentenboeken. ‘Wat opvalt, is dat alles in haar tekeningen in beweging lijkt te zijn’, merkt Jolande aan de Stegge op in De Humanist. Zij karakteriseert de tekeningen van Van Haeringen als
| |
| |
Omslagillustratie Beer is op Vlinder
| |
| |
‘onstuimig en vaak kleurrijk werk’. In Malmok ‘spettert het water van de pagina's af’, aldus Marianne Witvliet in het Reformatorisch Dagblad.
In besprekingen van haar werk komt altijd naar voren dat Van Haeringen zich onderscheidt ‘door de subtiele humor in de tekeningen’, zoals Selma Niewold het uitdrukt in de Volkskrant. Ze merkt op dat in Onder water, boven water (1997) verrassende combinaties te vinden zijn: ‘Zachtblauw en groen constrasteert hevig met zuurstokroze’.
Ook in andere besprekingen van het werk Van Haeringen komen deze kenmerken naar voren. Pagina's met illustraties vol felle constrasten worden gevolgd door transparante prenten, waarmee Van Haeringen de stemmingen van de personages en de sfeer van het verhaal treffend in beeld brengt. De platen in Beer is op Vlinder (2004) zijn sprekend door de contrasten tussen de logge soepele beer en de vleugels van de vlinder, transparant als een ‘uitgeknipt stukje hemel’, zoals in het verhaal staat.
Wat al opviel in Malmok (1999) en steeds weer wordt genoemd, ook in de besprekingen van Kleine Ezel en het boebeest (2007), zijn de verrassende details, waardoor de goede lezer in de eerste platen al aangekondigd ziet wat verder in het verhaal een belangrijke rol gaat spelen. De verhalen over Kleine Ezel zijn erg geliefd bij kinderen; de verschillende kleuren en tinten, de bijzondere details, de sfeer van de tekeningen harmoniëren met de sfeer en de gevoelens van de tekst.
Werk van Van Haeringen is vaak tentoongesteld in bibliotheken en kinderboekwinkels. In 2004 wijdde Kasteel Groeneveld een tentoonstelling aan Annemarie van Haeringen. Haar werk was ook te zien op de tentoonstelling Helden in beeld (2006-2007) van het Letterkundig Museum.
Tijdens de Kinderboekenbeurs in 1991 in Bologna was werk van haar te zien en ook in 1993 op een tentoonstelling van Nederlandse illustratoren in Tokio. Haar werk maakte eveneens deel uit van Dutch Oranges, Fifty illustrators from Holland, een rondreizende tentoonstelling van Nederlandse illustratoren. In 2005 werd als onderdeel van de expositie Dutch Treat werk van haar tentoongesteld in New York en het in Eric Carle Museum in Amherst, Massachusetts,
| |
Bibliografie
Door Annemarie van Haeringen getekend en geschreven
|
Kattesprongen en reuzestappen. Rotterdam, Lemniscaat, 1985. |
De boom en het meisje. Amsterdam, Leopold; Den Haag, novib, 1991. |
Een verhaal met een staartje. Amsterdam, Leopold, 1993. |
Op hoge poten. Amsterdam, Leopold, 1994. |
De koning bakt een huis. Amsterdam, CPNB, 1996. |
| |
| |
De notenkraker. Amsterdam, Leopold, 1996. |
Onder water, boven water. Amsterdam, Leopold, 1997. |
De prinses met de lange haren. Amsterdam, Leopold, 1999. |
Blootpad en Co: dierenverhalen. Amsterdam, Leopold, 2000. |
Ik heb twee staarten. Amsterdam, Leopold, 2001. |
Kleine Ezel zoekt een vriendje. Amsterdam, Leopold, 2001. |
Het begin van de zee. Amsterdam, Leopold, 2002. |
Kleine Ezel kleedt zich uit. Amsterdam, Leopold, 2003. |
Kleine Ezel gaat varen. Amsterdam, Leopold, 2003. |
Beer is op Vlinder. Amsterdam, Leopold, 2004. |
De koningin die niet kon kiezen. Amsterdam, Leopold, 2006. |
Keuze uit de door Annemarie van Haeringen geïllustreerde kinderboeken
|
Marie Hamsun, De Langerudkinderen in de winter, De Langerudkinderen in de zomer; In het dal en op de zomerwei. Zeist, Christofoor, 1983. |
Heleen Kernkamp-Biegel, Avonturen van de Baron van Münchhausen. Groningen, Wolters-Noordhoff, 1983. (Wenteltrap) |
Johanneke Leestemaker, Het meidendagboek. Amsterdam, Uitgeverij Sara, 1984. |
Rita Törnqvist-Verschuur, De pianomeester. Tilburg, Zwijsen, 1984. (Zebraboeken) |
Jur Algera, Aladin en de wonderlamp. Groningen, Wolters-Noordhoff, 1985. (Wenteltrap) |
Peter Vervloed, Leeslogboek. Groningen, Wolters-Noordhoff, 1986. |
Anke de Vries, De Blauwe Reus. Rotterdam, Lemniscaat, 1986. |
Dolf Verroen, Karel en de kindermoordenaar. Amsterdam, Leopold, 1987. |
Fakir Baykurt, Sakardja de haan. Utrecht, Sjaloom, [1987]. |
Ton van Reen, Het duvelsjong en andere weerwolfverhalen. Amsterdam, Van Goor, 1987. |
Jutta Richter, Prins Nieman(d) die een andere naam heeft dan zijn vader. Amsterdam, Leopold, 1987. |
Pauline Mol, De verhalen van de zwarte kraai. Amsterdam, Van Goor, 1987. |
Hans Dorrestijn, De heksentoren. Baarn, Bekadidakt, 1988. |
Saban Günes, De koffer. Amsterdam, Leopold, 1988. |
Ted van Lieshout, Kaatje Koe. Tilburg, Zwijsen, 1988. (Schommel) |
Ulf Stark, Moeder gezocht. Amsterdam, Lemniscaat, 1988. |
Henk Figee, Striep. Amsterdam, Van Goor, 1989. |
Kees Stip, Spoken zijn toch niet zwart. Amsterdam, Leopold, 1989. |
Rindert Kromhout, Hens up! Tilburg, Zwijsen, 1989. (Bizon) |
Hans Hagen, Als je van een wolk valt. Amsterdam, Van Goor, 1989. |
Annie Keuper-Makkink, Tabo, de witte olifant. Groningen, Dijkstra, [1989]. (De leesbus) |
Jan D. van Laar, Hokke pokke peen en andere versjes voor kinderen. Kampen, La Rivière en Voorhoeve, 1989. |
Peter Vervloed, Mijn zwarte vuurvogel en andere verhalen. Kampen, La Rivière en Voorhoeve, 1989. |
Rindert Kromhout, Wat een vakantie. Amsterdam, Leopold, 1990. |
Rindert Kromhout, Het geheim van de afgebeten vingers. Tilburg, Zwijsen, 1990. (Bizon). |
Peter Vervloed, Het heksenboek. Groningen, Dijkstra, 1990. |
Pauline Mol, De kleine jager. Amsterdam, Van Goor, 1990. |
| |
| |
Eveline Hasler, De ruige kater Roderik. Tilburg, Zwijsen, [1990]. |
Hanna Kraan, Verhalen van de boze heks (1990), De boze heks is weer bezig (1992), Bloemen voor de boze heks (1994), Toveren met de boze heks (1996), De boze heks moet winnen (1999), De boze heks geeft een feest (2002), Lange leve de boze heks (2003), Hier is de boze heks (2005). Rotterdam, Lemniscaat. |
Lydia Rood, Zuigen op je neus. Amsterdam, Leopold, 1990. |
Lydia Rood, Torren onder de bank. Amsterdam, Leopold, 1991. |
C.S. Lewis, Het betoverde land achter de kleerkast. Amsterdam, Leopold, 1989. |
Rindert Kromhout, Mooie vrienden maar niet heus. Tilburg, Zwijsen, 1992. (Bizon) |
Henk Figee, Jesse Pantoffel gaat naar een ander (1991), Jesse Pantoffel en het lampenmonster (1991), Jesse Pantoffel krijgt een hond (1992), Jesse Pantoffel gaat kamperen (1992). Amsterdam, Van Goor. |
Henk Figee, Navel en Luca. Amsterdam, Van Goor, 1992. |
Selma Noort, Eilandheimwee. Amsterdam, Leopold, 1992. |
De sprookjes van Andersen. Rotterdam, Lemniscaat, 1992. |
Lydia Rood, Gebakken moeder met spek. Amsterdam, Leopold, 1993. |
Rindert Kromhout, Erge Ellie en nare Nellie (1993), De wraak van Ellie en Nellie (1996), Nellie in gevaar (1999), Juf Ellie en juf Nellie (2002), Het knalfeest van Ellie en Nellie (2005). Tilburg, Zwijsen. (Bizon) |
A.D. Cramer-Schaap, Bijbelse verhalen voor jonge kinderen. Bewerkt door Lieke van Duin. Amsterdam, Ploegsma, 1994. |
Selma Noort, Sterreneiland. Amsterdam, Leopold, 1994. |
Lydia Rood, Het ware verhaal van Marietje Appelgat en haar vieze vrienden. Amsterdam, Leopold, 1994. |
Lydia Rood, Oren in de knoop. Amsterdam, Leopold, 1995. |
Hans Hagen, Kom terug. Amsterdam, Van Goor, 1995. |
Ruud Spruit, De heks van Bali. Amsterdam, Leopold, 1995. |
Rindert Kromhout, De billenbijters. Tilburg, Zwijsen, 1997. |
Hans Kuyper, Ik word wel koningin. Amsterdam, Leopold, 1997. |
Esmé Lammers, Lang leve de koningin. Amsterdam, Leopold, 1997. |
Sjoerd Kuyper, Malmok. Amsterdam, Leopold, 1998. |
Sjoerd Kuyper, Alleen mijn verhalen nam ik mee. Amsterdam, Leopold, 1998. |
Hans Kuyper, Aardbeien op brood. Amsterdam, Leopold, 1998. |
Selma Noort, Raven, de jongen van het eiland. Amsterdam, Leopold, 1998. |
Ted van Lieshout, Kaatje Koe, Tilburg, Zwijsen, 1998. |
Rindert Kromhout, Wat staat daar? Amsterdam, Leopold, 1999. |
Rindert Kromhout, Knappe Gans. Amsterdam, Leopold, 2000. |
Hans Kuyper. Het poezenvarken. Amsterdam, Leopold, 2000. |
Sjoerd Kuyper, Eiber. Amsterdam, CPNB, 2000. |
Rindert Kromhout, Een grote ezel (2000), Kleine Ezel en de jarige Jakkie (2001), Kleine Ezel en de oppas (2003), De kleine ezel gaat varen (2003), De pappa van Kleine Ezel (2005), Kleine ezel en het boebeest (2007), Amsterdam, Leopold. |
Rindert Kromhout, Beesten in het nieuws. Amsterdam, Leopold, 2001. |
| |
| |
Toon Tellegen, Is er dan niemand boos? Amsterdam, Querido, 2002. |
Lydia Rood, Roosmarijn kan alles: alle verhalen over Roosmarijn. Amsterdam, Leopold, 2003. |
Karlijn Stoffels, Foead en de vliegende badmat. Amsterdam, Querido, 2004. |
Toon Tellegen, Plotseling ging de olifant aan. Amsterdam, Querido, 2004. |
Rindert Kromhout, De hele erge Ellie en nare Nellie; de herziene versie van de verhalen gebundeld. Amsterdam, Leopold, 2005. |
Rindert Kromhout, Het Kleine Ezel Babyboek. Amsterdam, Leopold, 2005. |
Selma Noort, Musje, mijn zusje. Amsterdam, Ploegsma, 2006. |
Over Annemarie van Haeringen
|
Joke Linders, Illustrator als ondernemer. In: Boekblad, jaargang 155 (1988), nr. 7. |
Catherine van Houts, ‘Een tekenaar hoeft niet zoveel te praten’. In: Het Parool, 6-10-1990. (interview) |
‘Ik teken Jezus niet als een doetje.’ Annemarie van Haeringen maakte tweehonderd illustraties voor kinderbijbel. In: De Gelderlander, 24-3-1994. (interview) |
Lieke van Duin, ‘Ik teken om niet te hoeven praten’. Annemarie van Haeringen houdt van heksen en fabeldieren. In: Trouw, 2-10-1996. (interview) |
Marianne Witvliet, De kunst van kijken. Annemarie van Haeringen: ‘Het mooist is een kapot gelezen prentenboek’. In: Reformatorisch Dagblad, 17-1-1998. (interview) |
Sandra Niewold, Een egoïstische spin. In: de Volkskrant, 13-3-1998. |
Wilma van der Pennen, Babar en de oude dame. De beslissende plaatjes van Annemarie van Haeringen. In: Literatuur zonder leeftijd, nr. 49, zomer 1999, blz. 168-172. |
Jolanda aan de Stegge, ‘Ik word steeds minder gedienstig’. Annemarie van Haeringen, winnares Gouden Penseel 1999. In: Humanist, nr 10, oktober 1999, blz. 14-17. (interview) |
Mick Salet, Krassen met satéstokjes, In: De Stem, 4-10-2000 |
Marja Boonstra, Aap in diskrediet, In: Leeuwarder Courant, 30-11-2001 |
Marianne Witvliet, Het water spettert van de pagina's. In: Reformatorisch Dagblad, 4-2-2004. |
Juryrapport Penseeljury 2005. |
Anneke Stoffelen, Niets is Annemarie van Haeringen te gek. In: De Gelderlander, 19-1-2006 |
Hanneke van den Berg, Mijn hart ligt bij prentenboeken. In: Het Parool, 24-1-2007. |
Jeugdliterom
|
Verzamelde recensies en artikelen over Nederlandstalige jeugdliteratuur. De Jeugdliterom is te vinden in iedere openbare bibliotheek. |
Websites
|
www.leopold.nl |
www.leesplein.nl |
75 Lexicon jeugdliteratuur
oktober 2007
|
|