| |
| |
| |
Cornelis Grilk
door Jacques Vos
Cornelis (Kees) Grilk werd geboren op 14 oktober 1885 in Nijmegen. Zijn vader - geboren en getogen op Schiermonnikoog - was net als vele andere ‘Grilken’ aanvankelijk zeeman, maar werd later hoofdconducteur bij de Nederlandse Spoorwegen. Dit beroep maakte dat het gezin nogal eens moest verhuizen, onder andere naar Leeuwarden. In deze stad bracht Cornelis Grilk het grootste deel van zijn jeugd door.
In 1900 deed hij toelatingsexamen voor de kweekschool in Leeuwarden. Vier jaar later behaalde hij zijn onderwijzersakte. In het najaar van 1904 werd hij benoemd aan een lagere school in Noord-Scharwoude. In dit West-Friese dorp trouwde hij met Trijntje Bierman en begon zijn journalistieke carrière: een lokale krant vroeg hem de verslagen van de gemeenteraad te verzorgen. Lang bleef het gezin niet in Noord-Holland wonen, in 1907 werd Grilk onderwijzer in Leeuwarden. Vanwege zijn slechte gezondheid ging hij in 1943 met vervroegd pensioen.
Zijn debuut als schrijver van jongensboeken maakte hij in 1928 met Twee zeemansjongens, dat verscheen in de destijds bekende serie ‘In de vacantie’ van uitgeverij Kluitman. Voor dit boek, en de meeste andere titels van zijn hand die bij Kluitman verschenen, maakte Grilk gebruik van het pseudoniem C. Goudriaan. Eigenlijk is er sprake van een ‘dubbeldebuut’, want onder eigen naam publiceerde Grilk in 1928 bij uitgeverij L.J. Veen ook Het geheim van de oude ruïne. In totaal zou hij - al dan
| |
| |
niet onder pseudoniem - negentien jongensboeken publiceren.
Grilk overleed op 8 september 1961 in het Bonifatiushospitaal in Leeuwarden. Vier dagen later werd hij in Velsen gecremeerd.
| |
Werk
Cornelis Grilk kan met recht een schrijvende schoolmeester worden genoemd. Boven een artikel dat ter ere van zijn zeventigste verjaardag in de Leeuwarder Courant verscheen, staat als kop: ‘Schoolmeester, kranteman, kenner van het Schiermonniksoogs, schrijver van jongensboeken’.
Grilk was jarenlang correspondent van De Telegraaf. Bovendien werkte hij mee aan het vooroorlogse weekblad voor Friesland Fen Fryske Groun en had hij lang onder het pseudoniem Observator een vaste rubriek in de Leeuwarder Courant. Ook schreef hij voor deze krant tot op hoge leeftijd verslagen van rechtbankzittingen.
Zijn liefde voor Schiermonnikoog en voor het Friese dialect dat op dit eiland wordt gesproken, kon hij kwijt in de Kollumer Krant, waarin hij een rubriek verzorgde over en in het Schiermonniksoogs. Grilk was van mening dat dit het oudste dialect van het Fries is. Hij gebruikte het ook in verhalen en gedichten die hij schreef voor de bladen Fryslân en Frisia.
Grilk publiceerde in de periode 1928 tot 1935 zestien jongensboeken, waarvan tien onder het pseudoniem C. Goudriaan en zes onder eigen naam. Die prijkt ook op de drie boeken die na de Tweede Wereldoorlog verschenen. De ‘Grilkboeken’ zijn veelal bestemd voor iets oudere lezers. In de ‘Goudriaanboeken’ zijn de hoofdpersonen over het algemeen jonger. Opvallend is ook dat de gebeurtenissen in deze boeken meestal zijn gesitueerd in Nederland, terwijl de hoofdpersonages in de Grilkboeken avonturen beleven in landen buiten Europa. In De kluizenaar in het Kokambagebergte (1929) vertrekken ze naar het eiland Zanzibar aan de oostkust van Afrika, in De bron in het Beverwoud (1931) en Meesters der lucht (1949) speelt de handeling zich grotendeels af in de Verenigde Staten en in Van klerk tot oceaanvlieger (1932) vliegen de hoofdpersonen vanuit Australië de hele wereld over. Grilk had veel belangstelling voor de luchtvaart, hij was lid van een commissie die met succes ijverde voor de aanleg van een vliegveld bij Leeuwarden.
De hoofdpersonen in zowel de Grilk- als de Goudriaan-boeken zijn zonder uitzondering jongens of jonge mannen, die - in de regel met z'n tweeën - van het ene in het andere avontuur rollen. Er is nauwelijks sprake van meisjes, heel af en toe hebben de jongens een zusje. De meisjes die incidenteel in de verhalen opduiken, stellen de jongens in staat om heldhaftig en ridderlijk gedrag te vertonen, bijvoorbeeld als ze
| |
| |
een meisje redden dat overboord is gevallen of bevrijd moet worden uit een auto die in een sloot is terechtgekomen. Soms mogen de meisjes mee met een zeiltocht, maar dan moeten ze zich wel voornamlijk bezighouden met koken, het schoonhouden van de boot en het aanmoedigen van de ‘boys’ wanneer die voetballen tegen een plaatselijke club of tegen toevallig aanwezige, vakantiehoudende buitenlandse voetbalelftallen.
Grilk maakt in zijn verhalen gebruik van de typische ingrediënten van het avontuurlijke jongensboek: smokkelaars, dieven - soms als vrouw verkleed, zoals in De geheimzinnige inbreker (1929) -, een begraven schat, onderaardse gangen, als spook uitgedoste boeven, ‘wilden’ in Afrika, indianen in de VS en aboriginals in Australië, geheimzinnige kluizenaars en ongelukken die door ingrijpen van de hoofdpersonen op het nippertje goed aflopen.
Een veelvuldig voorkomend verhaalelement is de tocht. Hierbij verloochent de auteur zijn liefde voor het Waddengebied, met name Schiermonnikoog, niet. In Het geheim van de oude ruïne onderbreekt Grilk zelfs de loop van het verhaal door zijn personages een vakantie op een Waddeneiland te laten doorbrengen. Jan Kamper, de hoofdpersoon uit De bron in het Beverwoud, reist op een groot passagiersschip naar de VS om daar het geld te verdienen waarmee hij de schulden van zijn overleden vader kan afbetalen. In De linksbinnen van S.V.C (1957) vaart het gezelschap door kanalen en rivieren in Nederland.
Ook laat Grilk zijn personages geregeld gebruik maken van een fiets. In De kluizenaar van het Kokambagebergte schaffen Wim en Max bij aankomst op Zanzibar onmiddellijk twee fietsen aan. Henk en Toon uit Avontuurlijke vakantiedagen (1935) ondernemen met hun leraar geschiedenis Veerman een fietstocht door Nederland. Omdat ze door een boef (een aan lager wal geraakte neef van de leraar) achterna gezeten worden, huurt Veerman een auto om aan hem te kunnen ontsnappen. In Bergen aan Zee ontmoeten ze een rijke Duitse landeigenaar. Na allerlei avonturen, waarbij de neef nog steeds een kwalijke rol speelt, belanden ze in Wuppertal. Uiteindelijk gaan ze met de Duitse landeigenaar op vakantie in Zwitserland.
De structuur van Avontuurlijke vakantiedagen is kenmerkend voor veel boeken van Grilk: in zijn verhalen is veelvoudig sprake van decorwisselingen, soms zelfs per hoofdstuk. Een recensent omschreef deze snelle wisselingen ietwat ironisch als ‘van de Robbenplaat naar het Kokambagebergte in Afrika’.
Symptomatisch voor veel verhalen van Grilk is het optreden van een rijke man die zich over de hoofdpersonen ontfermt. Jaap uit Jaap uit de zesde klas (1931) kan voortreffelijk vi- | |
| |
ool spelen, maar zijn ouders kunnen een studie aan het conservatorium en de aanschaf van een goede viool niet betalen. Tijdens een vakantie met de klas op Vlieland redden Jaap en zijn vriend Arie de dochter van meneer Bauer van de verdrinkingsdood. Het blijkt dan dat Bauer een beroemd violist is geweest. Uit dankbaarheid schenkt hij Jaap een dure viool en zal hij zijn muziekstudie betalen.
Willem en Max uit De kluizenaar uit het Kokambagebergte hebben het geluk dat ze de overboord geslagen dochter van een rijke planter redden. De man is beide broers zo dankbaar dat hij ze tot zijn compagnons maakt: ze krijgen de leiding over een nieuw op te zetten plantage. Ondanks vele tegenslagen, waaronder aanvallen van ‘wilden’, wordt dit een succes, zeker als ze ook nog petroleum in de grond vinden.
Van weldoeners is ook sprake in De bron in het Beverwoud, Van klerk tot oceaanvlieger (1932), Op en om den Afsluitdijk (1934), Meesters der lucht, De linksbinnen van S.V.C en De geheimzinnige inbreker. De in de laatste titel genoemde insluiper wordt uiteraard gepakt en het loopt slecht met hem af: ‘De gewonde slaat [-] de ogen op en richt zich, met een ruk, half overeind. Dan valt het lichaam weer neer. Nog een laatste stuiptrekking. Hij is dood.’ Met schurken is er in de boeken van Grilk weinig meelij. Een passage uit De kluizenaar van het Kokambagebergte: ‘Jaren geleden schoot ik vijf Arabieren, die een negergehucht hadden geplunderd en uitgemoord, neer.’ In een aantal verhalen wordt fanatiek op dieren geschoten. Zo legt in De geheimzinnige inbreker menig olifant het loodje.
Hoewel zijn voorlaatste boek, De linksbinnen van S.V.C., alle typische kenmerken van een Grilkboek vertoont, is het opvallend dat de auteur in dit werk niet alleen avontuur biedt, maar de lezer ook confronteert met een kwestie die in de jaren vijftig nog steeds actueel was, namelijk goed of fout in de oorlog. Naast dit serieuze probleem schenkt Grilk aandacht aan de vraag hoe zinvol de invoering van betaald voetbal is.
| |
De erfenis van den aviateur
Harm Olthof woont in een klein huisje aan de dijk in Noord-Groningen. Hij heeft pas zijn mulo-diploma behaald en zal na de vakantie naar de zeevaartschool op Schiermonnikoog gaan. Tot die tijd helpt hij zijn vader, die visser is. Dat is niet zonder gevaar: het is 1916 en de zee ligt vol mijnen.
Op een dag vertelt vader Harm een geheim. Hij heeft op de Robbenplaat een goed verborgen hut gebouwd en daarin een kistje met edelstenen en geld verstopt dat hij in bewaring heeft gekregen van de commandant van een Duitse torpedobootjager. Vader heeft beloofd het kistje aan de erfgenamen te zullen
| |
| |
Illustratie van Hans Borrebach uit De erfenis van den aviateur
overhandigen, mocht de commandant niet terugkeren van een missie. Als de commandant sneuvelt, is er nog maar één erfgenaam in leven, neef Friedrich von Eckt. Het is echter niet bekend waar die zich bevindt.
Na de vakantie gaat Harm op Schiermonnikoog in de kost bij weduwe Jarings. Hij raakt bevriend met haar zoon, Willem. Wanneer de jongens op een dag op weg zijn naar vaders hut op de Robbenplaat, stort vlak bij hen een Duits vliegtuig in zee. Ze redden de piloot en brengen hem naar de hut. Geleidelijk aan raakt Harm ervan overtuigd dat de man wel eens de Friedrich von Eckt zou kunnen zijn uit het verhaal van zijn vader.
Hoewel dit verboden is, varen de jongens met hun zeilboot naar het eiland Borkum om te voorkomen dat de piloot wordt geïnterneerd. Na een spannende tocht, waarbij ze geconfronteerd worden met Engelse smokkelaars, komen ze aan op Borkum. Onderweg blijkt dat het vermoeden van Harm juist was: de piloot is de door zijn vader gezochte erfgenaam.
Harm en Willem worden op Borkum als helden ontvangen: ze hebben een van de beste piloten van de Duitse luchtmacht gered en ontvangen elk een flinke som geld waarmee ze hun studie kunnen betalen. Bovendien krijgen ze ieder 10.000 Mark van Friedrich von Eckt. Ook de vader van Harm wordt rijkelijk beloond, de aviateur overhandigt hem een envelop met 40.000 Mark, dit om aan te geven dat hij ‘grote hoogachting en diepe bewondering [heeft] voor het edele karakter’ van Harms vader.
| |
Waardering
Cornelis Grilk schreef een groot aantal jongensboeken, maar is inmiddels nagenoeg vergeten. Daalder noemt hem in Wormcruyt met suycker (1976) slechts één keer en beperkt zich daarbij tot de weergave van de titel van zijn debuut, het onder pseudoniem geschreven Twee zeemansjongens (1928).
| |
| |
Het geheim van de oude ruïne, het eerste ‘Grilkboek’, eveneens verschenen in 1928, wordt in het Leeuwarder Nieuwsblad kort besproken in de rubriek ‘Ter aankondiging’. De recensent vindt het tot het einde toe een spannend boek. Hij voegt hieraan toe: ‘Dat het verhaal in een kustgebied speelt is bij dezen schrijver bijna vanzelfsprekend en komt aan het varieerende er van ten zeerste ten goede.’ Marie Schmitz heeft een totaal andere mening over dit boek. In NRC geeft ze het volgende oordeel: ‘Een verhaal van onwaarschijnlijk avontuur, met een draadje van al te welwillend toeval aaneen geregen, van de traditionele kloekheid van Hollandse jongens, van brave, zelfs edelaardige gevoelens en dit alles opgelepeld in een onverdraaglijk pruikerige stijl.’
Over het tweede boek van de auteur, De kluizenaar van het Kokambagebergte, waren de meningen niet veel gunstiger. In zijn artikel in het Leeuwarder Nieuwsblad refereert de bespreker om te beginnen aan Grilks eerste boek: ‘Een en ander bleek verleden jaar al, toen hij eveneens een jongensboek liet verschijnen. Maar deed toen zijn fantasie al aan als ietwat simpel, in deze “Kluizenaar” is ze buitengewoon onwerkelijk en stoort zich weinig of in het geheel niet aan den eisch, dat een verdicht verhaal, om te voldoen, toch enigszins op een mogelijke gebeurtenis moet lijken.’
Het Vaderland schenkt aandacht aan twee boeken van Grilk: De erfenis van den aviateur en Jaap uit de zesde klas. In beide gevallen gaat het om een korte bespreking in de rubriek ‘Nieuwe uitgaven’. De samensteller ervan beperkt zich bij De erfenis van den aviateur tot het in drie zinnen weergeven van de inhoud en is verder van oordeel dat het verhaal over de lotgevallen van Jaap ‘aardig verteld’ is. Overigens was De erfenis van den aviateur het enige boek van Grilk dat het tot een tweede druk bracht.
In Leeuwarden is Grilk niet helemaal vergeten. In een boekje over een literaire stadswandeling in de Friese hoofdstad voert de tocht ook langs een van de huizen waar hij heeft gewoond.
| |
Bibliografie
Onder eigen naam
|
Het geheim van de oude ruïne. Met illustraties van M.L. Middelhoek. Amsterdam, 1928. |
De kluizenaar van het Kokambagebergte. Met illustraties van M.L. Middelhoek. Amsterdam, 1929. |
De bron in het Beverwoud. Met illustraties van T. Leeser. Amsterdam, L.J. Veen, 1931. |
Van klerk tot oceaanvlieger. Met illustraties van T. Leeser. Amsterdam, L.J. Veen, 1932. |
Op en om den Afsluitdijk. Met illustraties van Floris Jansen en Willy Berkhout. Een uitgave van Erven de Weduwe J. van Nelle, 1934. |
Avontuurlijke vacantiedagen. Met illustraties van Gretha Bosch van Drakestein. 's-Gravenhage, Uitgeverij J. Philip Kruseman, 1935. |
| |
| |
Meesters der lucht. Uitgeverij J. Philip Kruseman, 1949. (Naam illustrator niet genoemd.) |
De linksbinnen van S.V.C. Met illustraties van Rein van Looy. Amsterdam, L.J. Veen, 1957. |
Hans van de Berkenhof. Met illustraties van Rein van Looy. 's-Gravenhage, Uitgeverij J. Philip Kruseman, 1959. |
Onder het pseudoniem C. Goudriaan
|
Twee zeemansjongens. Met illustraties van Frans van Noorden. Alkmaar, Kluitman, 1928. |
De geheimzinnige inbreker. Met illustraties van Pol Dom. Alkmaar, Kluitman, 1929. |
Drie vrolijke vagebonden. Met illustraties van Jeanne Harper. Een uitgave van V&D, 1930. |
De erfenis van den aviateur. Met illustraties van Hans Borrebach. Amersfoort, Uitgeverij Valkhoff en Co, 1930. |
Jaap uit de zesde klas. Met illustraties van Pol Dom. Alkmaar, Kluitman, 1931. |
Het kamp aan de grens. Met illustraties van Hans Borrebach. Alkmaar, Kluitman, 1932. |
Bob Ros en z'n vrienden. Met illustraties van Hans Borrebach. Alkmaar, Kluitman, 1933. |
De hut in het Nieuwveld. Met illustraties van O. Verhagen. Alkmaar, Kluitman, 1933. |
Twee vrienden in smokkelland. Met illustraties van Pol Dom. Alkmaar, Kluitman, 1934. |
Naar het Kempenland. Met illustraties van Pol Dom. Alkmaar, Kluitman, 1935. |
Over C. Grilk
|
[Anoniem], Ter aankondiging. In: Leeuwarder Nieuwsblad, 22-11-1928. [Over Het geheim van de oude ruïne] |
Marie Schmitz, Voor de jeugd. In: NRC, 12-2-1929. [Over Het geheim van de oude ruïne] |
[Anoniem], Ter aankondiging. In: Leeuwarder Nieuwsblad, 3-12-1929. [Over De kluizenaar van het Kokambagebergte] |
[Anoniem], De havenactie Oostmahorn. In: Nieuwsblad van het Noorden, 21-5-1930. |
[Anoniem], De erfenis van den Aviateur. In: Het Vaderland, 2-12-1930. |
[Anoniem], Nieuwe uitgaven. In: Nieuwsblad van het Noorden, 24-9-1931. [Over De bron in het Beverwoud] |
[Anoniem], Nieuwe uitgaven. In: Het Vaderland, 19-11-1931. [Over Jaap uit de zesde klas] |
[Anoniem], Een luchthaven voor Friesland. In: Leeuwarder Nieuwsblad, 9-6-1934. |
D.L. Daalder, Wormcruyt met suycker. Historisch overzicht van de Nederlandse kinderliteratuur. Schiedam, Interbook International, 1976, blz. 171. |
[Anoniem], C. Grilk wordt volgende week zeventig jaar. In: Leeuwarder Courant, 8-10-1955. |
A.G.M.F. Brok, ‘De Kluitmannetjes’, een geliefd verzamelobject. In: Boekenpost, jaargang 23 (2005), nr. 76, blz. 18-19. |
Marjan Schuddeboom, Goudriaan pseudoniem van Grilk, de Schiermonnikoogse strandvogel. In: Bekend en onbekend. Woerden, Free Musketeers, 2007, blz. 77-80. |
Johannes Faber, Cornelis Grilk, onderwijzer, bestuurder, verteller. In: Leovardia, nr. 25, 2008, blz. 8-10. |
Teake Oppewal e.a., In slach troch de stêd. Sporen van schrijvers en dichters. Leeuwarden, Historisch Centrum/Tresoar/VVV, 2011, blz. 77. |
90 Lexicon jeugdliteratuur
oktober 2012
|
|