| |
| |
| |
Griezelboeken
door Helma van Lierop-Debrauwer
De enorme aantrekkingskracht van Harry Potter en de populariteit van De griezelbus-boeken van Paul van Loon laten zien dat kinderen gefascineerd zijn door alles wat met griezelen te maken heeft. En wie de geschiedenis van de jeugdliteratuur overziet, ontdekt dat het eigenlijk nooit anders is geweest. Fantasiefiguren in de vorm van monsters, duivels, heksen, spoken, weerwolven en vampiers waren in de jeugdliteratuur altijd al ruim vertegenwoordigd. Zowel in de volwassenenals in de jeugdliteratuur zijn zoveel soorten griezelboeken dat met enige regelmaat discussies worden gevoerd over wat nu een griezelverhaal is. Het Van Dale Groot Woordenboek der Nederlandse taal omschrijft griezel als: ‘rilling van ontzetting of afkeer; afkeer, gruwel’. In essentie laat de griezelliteratuur zich onderverdelen in vier subgenres: horror (het griezelverhaal), fantasy, sciencefiction en misdaadverhalen. In de hedendaagse griezelliteratuur vindt men echter allerlei mengvormen die deze onderverdeling doorkruisen.
| |
Geschiedenis
In 1764 verscheen The Castle of Otranto van Horace Walpole. Hoewel er ook daarvoor al verhalen waren waarin griezelelementen een essentieel onderdeel vormden, beschouwt men deze roman vol gruwelijke intriges als het beginpunt van het griezelgenre. The Castle of Otranto wordt tot de ‘gothic novel’ gerekend. Kenmerken van dit genre zijn nog altijd typerend voor de griezelliteratuur: het mysterieuze, de dreiging, het bovennatuurlijke, het onherbergzame landschap, middeleeuwse kastelen, geestverschijningen, de dood en jonge vrouwen en hun geliefden als onschuldige slachtoffers.
In het begin van de negentiende eeuw vermengde de gothic novel zich met genres als de ridder- en roverroman. Er kwamen gothic novels voor een breed publiek en meer literaire vormen van het genre. Een beroemd voorbeeld van een literaire gothic novel is Frankenstein or a Modern Prometheus van Mary Shelley uit 1818.
The Vampyre (1819) van Polidori en Byron zorgde voor een opleving van dit oude griezelmotief en de vampierroman zou vanaf dat moment een belangrijke plaats blijven houden in de griezelliteratuur. In 1897 verscheen de beroemdste griezelroman aller tijden: Dracula van Bram Stoker.
| |
| |
De belangrijkste vertegenwoordiger van het korte griezelverhaal is Edgar Allan Poe. Nog steeds beschouwt men hem als een van de bekendste griezelverhaalauteurs. Nieuw in zijn verhalen was onder meer de toevoeging van een psychologische dimensie. The Murders in the Rue Morgue (1841) is een van zijn bekendste boeken. In dit verhaal, maar ook in andere, vermengt Poe misdaad en gruwel. Om die reden ziet men hem als de ‘uitvinder’ van de thriller. In interviews noemen hedendaagse auteurs van griezelboeken Poe nog altijd een belangrijke inspiratiebron.
In de tweede helft van de negentiende eeuw kwam het Victoriaanse spookverhaal tot ontwikkeling. Een vroege vertegenwoordiger van dit genre is A Christmas Carol (1843) van Charles Dickens, een van de beroemdste spookverhalen.
Twee klassieke griezelromans die tot het subgenre van de fantastische literatuur behoren, zijn The Invisible Man van (1897) H.G. Wells en The Strange Case of Dr. Jekyll and Mr. Hyde (1886) van R.L. Stevenson.
Hoewel de griezelliteratuur in de Angelsaksische landen een prominente plaats inneemt, is het niet zo dat ze alleen daar voorkomt. In Duitsland en Frankrijk kent men vanaf het eind van de achttiende eeuw de zogenaamde ‘Schauerromane’ en ‘romans noirs’. E.T.A. Hoffmann is de belangrijkste negentiende-eeuwse schrijver van korte fantastische griezelverhalen op het Europese vasteland. De Franse schrijver Alexandre Dumas père geldt als de grondlegger van het misdaadverhaal met bovennatuurlijke elementen. Markies de Sade introduceerde de erotische gruwelroman.
De verschillende elementen uit de achttiende- en negentiende-eeuwse griezelliteratuur vormen nog steeds de basis van de meer recente griezelliteratuur.
In de eerste periode na de Tweede Wereldoorlog was door de verschrikkelijke gebeurtenissen tijdens de oorlog het aanbod aan griezelliteratuur gering. De werkelijkheid was gruwelijker gebleken dan de verbeelding. Het aantal sciencefiction-boeken nam, vanwege het toekomstperspectief, wel toe.
In de jaren zestig ontwikkelde het psychologische griezelverhaal zich verder met schrijvers als Robert Bloch en Roald Dahl. Dahl geldt over het algemeen als de schrijver van verhalen met onverwachte en vaak gruwelijke wendingen.
De moderne griezelliteratuur wordt gedomineerd door auteurs als Stephen King, Dean R. Koontz en Clive Barker. Hun werk verenigt elementen uit vroegere griezelboeken. Nieuwe aspecten zijn de actualisering van de thema's en een grotere psychologische uitdieping van personages.
Binnen het subgenre misdaadverhalen en thrillers hebben auteurs als Iris Murdoch, Patricia Highsmith en Mary Higgins Clark traditionele griezelelementen aan hun verhalen toegevoegd, waardoor de grenzen tussen dit
| |
| |
subgenre en dat van het griezelverhaal zijn vervaagd.
| |
Griezelboeken voor de jeugd
De geschiedenis van griezelverhalen voor de jeugd is al heel oud. Ouders en opvoeders hebben eeuwenlang verhalen over heksen, spoken en andere griezelige wezens gebruikt om hun opvoedingsdoel te bereiken. De eerste verhalen werden mondeling overgeleverd. Een aantal van die verhalen is opgeschreven door Perrault, de gebroeders Grimm en anders auteurs van sprookjes en volksverhalen. Veel sprookjes bevatten griezelige elementen. Een voorbeeld is ‘De jongen die het griezelen wilde leren’ van de gebroeders Grimm.
In de negentiende eeuw was het griezelige in de jeugdliteratuur vooral verbonden met het sprookje. Tegen het einde van de eeuw kwamen er historische verhalen en avonturenboeken met angstaanjagende elementen.
In de jaren twintig en dertig van de twintigste eeuw verschenen verhalen die te typeren zijn als detectives met een spookachtig karakter. De verhalen zijn rationeel en moralistisch. De boodschap is duidelijk: er zijn geen spoken en geesten en het menselijk kwaad ontkomt niet aan zijn straf. Een auteur die griezelelementen in zijn werk verwerkte, was Franklin W. Dixon. Hij is bekend geworden door zijn De Hardy Boys-serie. Ook sommige boeken uit de Pim Pandoer-reeks van Carel Beke hadden spookachtige ingrediënten. In Vlaanderen werden vanaf de jaren dertig de zogenaamde Vlaamse Filmpjes uitgegeven, kleine boekjes die bedoeld waren om het lezen bij kinderen te bevorderen.
Aan het einde van de jaren zeventig veranderde het karakter van de griezelverhalen voor de jeugd. De moraal verdwijnt en ook jeugdboeken mogen eng zijn. Roald Dahl heeft in deze ontwikkeling een voortrekkersrol gespeeld met boeken als De Griezels (1980) en De Heksen (1984). Een auteur die bij het publiek tegengestelde reacties oproept, is Anthony Horowitz. Aanhangers van de schrijver van onder meer Grieselstate en Grieselstate 2 noemen hem ‘de Stephen King voor de jeugd’ en ‘Dahls ongekroonde opvolger’. Zijn tegenstanders typeren hem als een ‘brood- en veelschrijver’ en vinden dat hij te veel geweld, te veel horror in zijn boeken stopt en te vaak gezagsdragers als leraren en politieagenten in een monsterrol. De kinderen in zijn boeken hebben veel vrijheid.
In de jaren negentig bloeide het genre in de jeugdliteratuur als nooit tevoren. Het aanbod aan griezelboeken is groot. Er kan steeds meer en het vloeien van bloed is niet langer taboe. Met name in de boeken van een schrijver als R.L. Stine zijn griezelelementen als vampiers, zombies, weerwolven en andere monsters volop aanwezig. In ons land verrichtte uitgeverij Zwijsen baanbrekend werk op het terrein van de griezelliteratuur. Op zoek naar aan- | |
| |
sprekende thema's voor kinderen met leesproblemen, kozen ze net als eerder de producenten van de Vlaamse Filmpjes voor griezelige verhalen over vampiers, mummies en andere angstaanjagende wezens. In de Zoeklichtserie verschenen titels van onder meer Jacques Weijters, Eddy C. Bertin, Tais Teng en Peter Vervloed. Een achttal schrijvers van griezelverhalen besloot zich te organiseren in het Griezel Genootschap: Paul van Loon, Eddy C. Bertin, Bies van Ede, Tais Teng, Hans van de Waarsenburg, Jacques Weijters, Els Rooijers en Ton van Reen. Deze laatste is er inmiddels uitgestapt. Zijn plaats is ingenomen door Henk van Kerkwijk. De bekendste schrijver uit dit gezelschap is Paul van Loon. Hij begon als illustrator. Gaandeweg is hij zich steeds meer gaan toeleggen op het schrijven. Inmiddels is hij een zeer productief schrijver die zich vooral richt op het griezelgenre. Met name zijn Griezelbus-reeks is bij kinderen zeer populair. Van Loon bedacht ook de term ‘grumor’ voor griezelverhalen die geschreven zijn met humor en ironie. Voorbeelden van grumor-schrijvers zijn Dahl en Horowitz. Ook Nooit de buren bijten (1995) van Paul van Loon zelf is een grumor-boek.
Ook de Vlaming Eddy C. Bertin behoort tot de betere schrijvers van griezelverhalen voor de jeugd. Nadat hij al vele boeken voor volwassenen had geschreven, debuteerde hij in 1984 als jeugdboekenschrijver met Xenon, een sciencefiction-boek.
Naast het werk van de afzonderlijke auteurs heeft het Griezelgenootschap enkele bloemlezingen met griezelverhalen uitgegeven: Griezelige feestdagen (1994) en Griezelige vertellingen (1996).
De populariteit van het Griezelgenootschap bij kinderen leidde in 1995 tot de oprichting van de Griezelclub. Inmiddels heeft de club al meer dan 10.000 leden. Vier keer per jaar komt de Griezelclubkrant uit.
Volwassenen zijn over het algemeen minder enthousiast over het werk van de schrijvers van het Griezelgenootschap. Zij hebben meer waardering voor een boek als Vrienden van de maan (1989) van Mensje van Keulen die hiervoor de Nienke van Hichtumprijs kreeg. Vrienden van de maan is een boek waarop de term ‘grumor’ van toepassing is. Alle ingrediënten uit een echt vampierverhaal zijn aanwezig, maar het verhaal wordt verteld met de nodige humor. Vooral de gedichten van de jonge vampier die smacht naar een meisje, zijn geestig.
Terwijl er nooit sprake is geweest van een echte griezeltraditie in de Nederlandse literatuur voor volwassenen, is dat in de jaren negentig wel het geval in de jeugdliteratuur. Nederlandse griezelauteurs voor de jeugd doen zeker niet onder voor het werk van buitenlandse schrijvers als R.L. Stine.
| |
Harry Potter
De populairste loot aan de stam van het griezelgenre zijn de boeken over Harry Potter van J.K. Rowlings. Hoofdpersonage is het
| |
| |
weesjongetje Harry dat op elfjarige leeftijd ontdekt dat hij het zoontje is van een beroemd tovenaarsechtpaar. In korte tijd veroverden de Harry Potter-boeken de wereld. Het eerste deel is in minstens 28 talen vertaald. Voor andere delen stonden volwassenen en kinderen uren in de rij. Lezers reageren op een ontmoeting met de auteur als op een optreden van een popster. In Nederland is een Harry Potter-fanclub en geven de samenwerkende Kinderboekwinkels een Harry Potter Krant uit.
De wereld van Harry Potter, leerling van Zweinsteins Hogeschool voor Hekserij en Hocus-Pocus, bestaat uit wijze en slechte tovernaars, Dreuzels, Dementors, Zwerkbal en Knoeten. Naast komische momenten bevatten de delen ook duistere en angstaanjagende scènes. Een voorbeeld is Harry's eerste ontmoeting met een Dementor in Harry Potter en de Gevangene van Azkaban (2000): ‘Zijn gezicht ging schuil onder de kap van zijn mantel. Harry's blik flitste omlaag en zijn maag draaide om. Er stak een hand uit de mantel en die was glanzend, grijsachtig, slijmerig en overdekt met zweren, als iets doods dat in het water had liggen rotten...’ In dit deel komt ook een weerwolf voor, een veel voorkomend element in griezelboeken. Samen met zijn vrienden Ron en Hermelien gaat Harry telkens opnieuw de strijd aan met de boze tovenaar Voldemort. In die strijd leert hij zijn eigen angsten kennen en beheersen.
In Engeland en de Verenigde Staten hebben de boeken over Harry Potter inmiddels een groot aantal prijzen gewonnen.
| |
Bibliografie
Jeugdboeken
|
Carel Beke, Pim Pandoer en het spook van Sonsbeek. Den Bosch, Malmberg, 1961. Pim Pandoerserie, deel 10. |
In het slot van de levende dode. Den Bosch, Malmberg, 1966. Pim Pandoer-serie, deel 15. |
Eddy C. Bertin, Xenon. Brussel, BRT, 1984. |
Eddy C. Bertin, Dit huis wil bloed. Tilburg, Zwijsen, 1986. |
Eddy C. Bertin, Hekserij bij volle maan. Tilburg, Zwijsen, 1988. |
Eddy C. Bertin, Metro van de angst. Tilburg, Elzenga, 1992. |
Eddy C. Bertin, Overal vuur. Tilburg, Elzenga, 1996. |
Roald Dahl, De Griezels. Baarn, De Fontein, 1980. |
Roald Dahl, De Heksen. Baarn, De Fontein, 1984. |
Franklin W. Dixon, Het spookslot. Den Haag, Van Goor, 1972. (De nieuwe Hardy's, deel 26.) |
Franklin W. Dixon, Het spookschip. Den Haag, Van Goor, 1973. (De nieuwe Hardy's deel 27.) |
Bies van Ede, De stem in de kast. Tilburg, Zwijsen, 1993. |
Bies van Ede, Bloed op de heksensteen. Tilburg, Zwijsen, 1994. |
Bies van Ede, Het duivelsbeeld. Tilburg, Zwijsen, 1996. |
Het Griezelgenootschap (sam.), Griezelige feestdagen. Tilburg, Elzenga, 1994. |
Het Griezelgenootschap (sam.), Griezelige vertellingen. Tilburg, Elzenga, 1996. |
Anthony Horowitz, Grieselstate. Antwerpen, Facet, 1988. |
Anthony Horowitz, Grieselstate II. Antwerpen, Facet, 1992. |
Mensje van Keulen, Vrienden van de maan. Amsterdam, Querido, 1989. |
Leonie Kooiker, De heksensteen. Amsterdam, Ploegsma, 1989. |
Gie Laenen, Spoken. Antwerpen, Houtekiet, 1988. |
Paul van Loon, Vampier in de school. Tilburg, Zwijsen, 1990. |
Paul van Loon, De griezelbus. Tilburg, Elzenga, 1991. |
Paul van Loon, Gezicht in de mist. Tilburg, Elzenga, 1992. |
Paul van Loon, De vampiertand. Tilburg, Zwijsen, 1993. |
Paul van Loon, De griezelbus 2. Tilburg, Elzenga, 1994. |
| |
| |
Paul van Loon, Nooit de buren bijten. Tilburg, Zwijsen, 1995 |
Paul van Loon, De griezelbus 3. Tilburg, Elzenga, 1996. |
Paul van Loon, De griezelbus 4. Tilburg, Elzenga, 1998. |
Paul van Loon, De griezelbus 0. Tilburg, Elzenga, 1999. |
Paul van Loon, Als het licht uit is.... Tilburg, Elzenga, 1999. |
Margaret Mahy, De jongen met de gele ogen. Amsterdam, Ploegsma, 1983. |
Margaret Mahy, De inwijding. Amsterdam, Querido, 1989. |
Otfried Preussler, Meester van de zwarte molen. Rotterdam, Lemniscaat, 1979. |
Ton van Reen, Het meisje zonder spiegelbeeld. Tilburg, Zwijsen, 1996. |
R.L. Stine, De babysitter. Heerhugowaard, Kluitman, 1992. |
R.L. Stine, We zijn niet alleen. Heerhugowaard, Kluitman, 1994. Kippevelreeks. |
R.L. Stine, Ga niet naar de kelder. Heerhugowaard, Kluitman, 1994. Kippelvelreeks. |
R.L. Stine, Eet smakelijk! Heerhugowaard, Kluitman, 1996. Kippevelreeks. |
Tais Teng, Het spoor van de spookvos. Tilburg, Zwijsen, 1993. |
Tais Teng, Dode ogen. Tilburg, Elzenga, 1996. |
Peter Vervloed, Ademloos. Kampen, La Rivière & Voorhoeve, 1991. |
Secundaire literatuur
|
Lindsey Fraser, Een interview met J.K. Rowling. Amsterdam, Rubinstein Media, 2000. |
Christopher Frayling, De herkomst van horror. Utrecht, Stichting Teleac/NOT, 1996. |
Bart Moeyaert, Harry Potter bestaat niet. Van Pippi tot Potter. In: Vrij Nederland, 12-2-2000. |
Harry Overmeijer, De Nikes onder de schoenen. Over de populariteit van griezelboeken. In: Literatuur zonder leeftijd, jaargang 11 (1997), nr. 41, blz. 63-90. |
Bea Ros, Een apologie voor Harry Potter. Een reactie op Bart Moeyaerts verkettering. In: Literatuur zonder leeftijd, jaargang 14 (2000), nr. 52, blz. 252-258. |
Dennis Schouten, Duivelse boeken. Twee eeuwen griezelliteratuur in de Lage Landen. Den Haag, Stichting Bibliographia Neerlandica, 1997. |
Leesgoed, jaargang. 19 (1992), nr. 2. (Themanummer over griezelen in de jeugdliteratuur) |
56 Lexicon jeugdliteratuur
juni 2001
|
|