| |
| |
| |
Koen Fossey
door Marita de Sterck
Koen Fossey is op 30 juni 1953 in Anderlecht (België) geboren. Hij doorliep een opleiding voor grafische vormgeving aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten te Antwerpen. Na een bezoek aan de internationale kinderboekenbeurs in Bologna besloten hij en zijn vrouw Lieve Baeten kinderboeken te gaan illustreren. Sinds 1980 werkt Fossey als zelfstandig boekillustrator. Daarnaast doceert hij het vak Illustratie aan de Hogeschool voor Beeldende Kunsten St. Lucas te Antwerpen.
Het eerste prentenboek van Koen Fossey, Het spoortje in het bos, waarvoor hij ook de tekst schreef, is in 1983 bekroond met de Prijs van de Vlaamse Provincies. Voor zijn tekeningen in Moet je echt weg? van Ed Franck kreeg hij in 1989 de Boekenpauw. Zijn prentenboek Feest voor Karel is in het Duits en in het Portugees vertaald en net als Sloddervossen verfilmd door de brtn. Sloddervossen werd in 1993 bekroond door de Kinder- en Jeugdjury Limburg.
Het werk van Koen Fossey werd diverse keren geselecteerd voor de overzichtstentoonstelling in Bologna. Over zijn illustratiewerk en dat van Lieve Baeten is in 1990 de reizende tentoonstelling Parels voor de kleinen gemaakt, die op achttien locaties in Vlaanderen te zien is geweest.
| |
Werk
Koen Fossey's eerste opdracht als free-lancer was een miniboekje, De kikkerkoning. Daarin presenteerde uitgeverij Lemniscaat haar nieuwe prentenboeken. Bij het begin van zijn carrière speelde vooral het werk voor de kindertijdschriften Zonnekind, Zonneland en Zonnestraal een belangrijke rol.
Fossey illustreerde boeken van ver- | |
| |
schillende bekende Vlaamse auteurs: Ed Franck, Annelies Tock, Hugo Brems, Paul Kustermans, Kolet Janssens, René Swartenbroekx, Willy Schuyesmans.
In 1981 kreeg hij de kans een eigen prentenboek te maken: Het spoortje in het bos. Maaike en Katrien vinden in het bos een oude spoorwagon. Hierin woont de mysterieuze Piet Spoorwissel. Hij bevoorraadt dieren en mensen die de milieuvervuiling van de stad zijn ontvlucht. Omdat hij ziek is nemen de kinderen zijn taak over. Fantasie en realiteit zijn in het verhaal en in de illustraties vermengd. Er is veel aandacht voor de natuur; voor dieren, landschappen en het milieu. Kleurkeuze en vormgeving zijn sterk op het scheppen van sfeer afgestemd.
Koen Fossey heeft bij het illustreren van boeken van anderen een voorkeur voor natuurtaferelen. Dieren, landschappen en planten tekent hij met oog voor de realistische structuur. Vooral in het latere werk zijn dieren en planten als levende wezens met een eigen emotionele inhoud geportretteerd. Een voorbeeld is Beuk in het bekroonde kinderboek Moet je echt weg? (1987) van Ed Franck. Beuk blijft de vorm van een beukeboom houden, maar vooral in de gedetailleerde gelaatsuitdrukkingen komen stemmingen en emoties naar voren waarin kinderen zich kunnen herkennen. Fossey hecht veel belang aan de wisselwerking tussen tekst en tekeningen; bij dit boek werkte hij nauw samen met Ed Franck.
Bij de keuze van de te illustreren momenten laat Koen Fossey zich leiden door actie, humor en emotie. Maar ook ingetogen momenten worden gevisualiseerd. Bij het uitwerken van omslagen ontwikkelde hij gaandeweg een voorkeur voor warme waterverfkleuren die in een harmonisch geheel worden geplaatst. Kruisarcering gebruikt hij om licht- en donkereffecten en sfeercontrasten aan te duiden. Veel aandacht gaat naar het decor, dat weidsheid suggereert. Het landschap versterkt soms de emoties van de hoofdfiguur. De dreiging en woede van de springende jongen op het omslag van Wie wil Wubbe weg? (1989) van Ed Franck wordt benadrukt door het grimmige donkere bos.
Koen Fossey is duidelijk sterker in natuurtekeningen dan in close-ups van gezichten van mensen. Hij lijkt deze in omslagen te vermijden en brengt eerder globale mensenfiguren in een dynamische pose in beeld. Vooral in de omslagen van zijn kinderboeken zit veel beweging. Het accent ligt op een beperkt aantal figuren die vaak uit het decor lijken te springen.
De omslagen van de jeugdboeken zijn statischer; hier overheerst de sfeer en gaat veel aandacht naar de natuur, zoals bij Braam (1992) van Willy Schuyesmans en Zomer Zeventien (1990) van Ed Franck. Een omslag
| |
| |
Uit Feest voor Karel
| |
| |
Uit Wie wil Wubbe weg? van Ed Franck
moet niet de essentie van het verhaal weergeven, maar eerder een emotionele diepgang aanduiden die aansluit bij de sfeer van het verhaal. Fossey kiest visuele momenten uit het verhaal die de emotionele ondertoon kunnen overbrengen.
Fossey neemt in de jaren negentig veel minder opdrachten aan dan in de jaren tachtig. Hij selecteert zorgvuldig en trekt voor een project meer tijd uit: ‘Naargelang de jaren verstrijken heb ik steeds meer de behoefte om elke illustratie als een kunstwerk op zich te beschouwen. Dat is in de eerste jaren van je professionele carrière niet altijd mogelijk, omdat je als free-lancer zoveel mogelijk opdrachten aanneemt. Je wilt zo snel mogelijk een plaats veroveren.’
Feest voor Karel (1990), Fossey's tweede prentenboek, zet de lijn voort van een reeks opmerkelijke dierenportretten in kleur die hij in het tijdschrift Zonnekind publiceerde. Centraal staan figuren die vrij realistisch getekend zijn, maar die in hun mimiek en door hun attributen kinderlijke trekken hebben. Karel de kikker krijgt een uitnodiging voor een groot feest. Omdat hij verlegen is voelt hij er eerst weinig voor. Maar de andere kikkers halen hem over toch te gaan, zonder feestuitdossing in zijn gewone kikkervel. Het wordt een wervelend feest met allerlei wedstrijden. Opnieuw moet Karel zijn verlegenheid overwinnen, maar hij eindigt als eerste bij het verstoppertje spelen. Dan verstoort de reiger het feest en slokt de ene kikker na de andere op. Karel neemt de houding van een namaakkikker aan en redt zo niet alleen zijn eigen hachje, maar ook dat van zijn vrienden.
Inhoudelijke overgangen en sfeerwisselingen worden benadrukt door kleurschakeringen en -contrasten (felle kleuren op het hoogtepunt van het feest en hardrood bij de aanval van de reiger). Perspectiefwisselingen illustreren de emoties van de hoofdfiguur Karel. De tekeningen stralen soms een ironische sfeer uit, vooral waar het macho-gedrag van worstelende kikkers wordt uitgebeeld. De acrylplaten zijn beurtelings
| |
| |
Uit Sloddervossen
omkaderd en niet-omkaderd en varieren in grootte, wat het geheel een dynamisch cachet geeft. Naast twee pagina's grote prenten zijn ook kleine, losstaande tekeningen tussen de tekstblokken opgenomen. De summiere tekst is sober, bevat veel dialogen, laat zich vlot voorlezen, maar is niet onmisbaar.
Ook in Sloddervossen (1991) kunnen kleuters heel wat van hun emoties en fantasieën herkennen. Het verhaal begint op een zonnige dag als drie jonge vossen de hei in trekken. Ze vragen juffrouw Eekhoorn of ze op de prachtige plek voor haar huis een zandkasteel mogen bouwen. Als dat klaar is, nodigen ze alle dieren uit voor een wild feest met snoep en drank en originele spelletjes. Bij wijze van feestelijke afsluiting leest juffrouw Eekhoorn bij het kampvuur voor. Maar de puinhoop die 's ochtends overblijft drijft haar tot wanhoop.
Het verhaal sluit aan bij de fantasiespelletjes van jonge kinderen en bevat impliciet een pleidooi voor milieuzorg. De antropomorfe dieren zijn herkenbaar neergezet, met expressieve, kinderlijke gezichten. In dit prentenboek heeft Fossey vooral aandacht besteed aan de panoramische heidelandschappen, die in tere waterverftinten zijn neergezet. Met licht- en donkereffecten roept hij wisselende stemmingen op (het contrast tussen de kampvuurscène en de speltaferelen). De platen wisselen opnieuw in grootte. De compositie
| |
| |
van elke plaat en van het boek in zijn geheel is doordacht en ook de schutbladen zijn in het geheel geïntegreerd. De beknopte tekst bevat veel dialogen en repetitieve elementen. Vergeleken met het vorige boek zijn vertel- en tekenstijl rustiger.
| |
Waardering
Koen Fossey's debuut Het spoortje in het bos kreeg veel aandacht in de pers. De recensenten wezen op de goede integratie van fantasie en realiteit en op de gedetailleerde uitwerking en de kleurenrijkdom van de tekeningen. Ook het omslag en de tekeningen in Moet je echt weg? van Ed Franck kregen veel lof. De jury van de Boekenpauw wees op de hechte integratie van tekst en tekeningen, de expressiviteit waarmee hoofdfiguur Beuk tot leven is geroepen en de knappe beeldcompositie. Enkele critici wezen er op dat Koen Fossey het sterkst is in zijn illustratiewerk voor de jongste groep.
Het tweede prentenboek, Feest voor Karel, kreeg in Vlaanderen unaniem lovende recensies. Tegenover deze positieve beoordelingen viel de bespreking van Bregje Boonstra in nrc Handelsblad op. Zij meldde dat dit prentenboek het oog treft door de ‘hoofdpijnkleuren’.
Sloddervossen kreeg in Nederland en Vlaanderen minder recensies, maar deze waren wel overwegend positief: ‘Een prachtig prentenboek dat met milde humoristische trekken een dierenwereld tekent waarin kinderen zich goed zullen thuisvoelen.’ (Ria de Schepper in Jeugdboekengids). Het Laatste Nieuws schreef: ‘Als we in België een groot talent hebben op grafisch gebied in de sector van de kinderboeken, is het ongetwijfeld Koen Fossey. Hij doorstaat moeiteloos de vergelijking met buitenlandse talenten. Ieder nieuw boek is een feest voor het oog.’
| |
Bibliografie
Prentenboeken van Koen Fossey
|
Het spoortje in het bos. Rotterdam, Lemniscaat, 1981. |
Feest voor Karel. Hasselt, Clavis, 1990. |
Sloddervossen. Hasselt, Clavis, 1991. |
Keuze uit de kinderboeken met illustraties van Koen Fossey
|
Ed Franck, Spetters op de kermis. Hasselt, Clavis, 1985. |
Hugo Brems, Een poes in een put in je hoofd. Tielt, Lannoo, 1985. |
Ed Franck, Tenten in de wei. Hasselt, Clavis, 1986. |
Ed Franck, Moet je echt weg? Hasselt, Clavis, 1987. |
Ed Franck, De witte muur. Leuven, Infodok, 1988. |
Paul Kustermans, Negen is het getal. Averbode, Altiora, 1988. |
Karel Verleyen, Dag stad, ik ben Sanja. Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 1988. |
Annelies Tock, De reis van Wannes. Averbode, Altiora, 1988. |
Ed Franck, Wie wil Wubbe weg? Hasselt, Clavis, 1989. |
René Swartenbroekx, Dit moet ik je vertellen. Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 1989. |
Kolet Janssen, Op zoek naar de bron. Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 1989. |
| |
| |
Ed Franck, Zomer Zeventien. Hasselt, Clavis, 1990. |
Annelies Tock, Nachtschaduw. Averbode, Altiora, 1990. |
Ed Franck, De duistere stem van het eiland. Hasselt, Clavis, 1992. |
Willy Schuyesmans, Braam. Averbode, Altiora, 1992. |
Ed Franck, Spetters in tenten. Hasselt, Clavis, 1992. |
Over Koen Fossey
|
Marita de Sterck, Het oog wil ook wat: Vlaamse kinder- en jeugdboekillustraties. In: Vlaanderen, jaargang 38 (1989), nr. 5, blz. 329-335. |
Marita de Sterck, Bologna en de face-lift van het Vlaamse kinderboek. In: Kultuurleven, jaargang 56 (1990), nr. 3. |
Ria de Schepper. Een feestelijk prentenboek. In: Jeugdboekengids, jaargang 32 (1990), nr. 9, blz. 289-290. |
Bregje Boonstra, Opa's vlieger. In: NRC Handelsblad, 2-11-1990. |
Hilde Verbist, Parels voor de kleinen. In: Weekend-Knack, 13-11-1991. |
AL, Sloddervossen. In: Het Laatste Nieuws, 30-11-1991. |
Ria de Schepper, Sloddervossen. In: Jeugdboekengids, jaargang 33 (1991), nr. 10, blz. 352. |
Marita de Sterck, Een steile weg: kinder- en jeugdboekillustraties in Vlaanderen. In: Grenzeloos en toch op eigen benen; catalogus bij de gelijknamige tentoonstelling. Troisdorf, Museum der Stadt Troisdorf, 1992. |
36 Lexicon jeugdliteratuur
oktober 1994
|
|