| |
| |
| |
Jan Feith
door Marcus van der Heide
Jonkheer Jan Feith, op 12 mei 1874 in Amsterdam geboren, was als journalist een buitenbeentje in het juristengeslacht Feith, dat teruggaat tot de vijftiende eeuw. Zijn vader was vice-president van de Hoge Raad, zijn oudere broer Rhijnvis bracht het tot president van de Hoge Raad.
Als kind was Jan niet makkelijk. Hij ging in Haarlem naar de hbs, maar maakte die niet af. Deze periode verwerkte hij later in zijn eerste jongensboek Uit Piet's vlegeljaren (1906). Daarin is ook een rol weggelegd voor de latere voordrachtskunstenaar Albert Vogel alias Bram Kogel.
Aanvankelijk leek Jan Feith in de wieg gelegd voor het wielrennen. Hij behaalde, na de legendarische Jaap Eden, een paar keer een tweede plaats bij wedstrijden. Ook voetbalde hij bij de H[aarlemse]FC. In 1909 reed hij de Friese Elfstedentocht. Hij behoorde tot de eersten die aankwamen.
In 1896 trad hij als jongste verslaggever in dienst bij het Algemeen Handelsblad. Hij werkte vijfentwintig jaar bij deze krant en verzorgde er onder meer de rubrieken ‘Onder de streep’ (een verzameling losse stukjes, aardigheden en allerlei) en ‘Onze kinderen’.
In maart 1904 vestigde hij zich in Hilversum. Daar maakte hij zich op vele terreinen verdienstelijk. Zo raadpleegde de gemeentearchitect Dudok hem over het nieuw aan te leggen Hilversumse Sportpark.
In 1921 vertrok hij naar Bandoeng, Nederlands-Indië, waar hij hoofdredacteur van de Indische Post werd. Op ‘De Prins der Nederlanden’ trof hij als medepassagier Louis Couperus, die zijn derde en laatste reis naar Indië maakte. Ze konden het uitstekend met elkaar vinden. Als ‘Indische en Haagse Post’ staan ze gebroederlijk naast elkaar op een foto die is afgedrukt in de
| |
| |
‘memoires’ die Feith in 1925 onder de titel Voorbijgangers uitgaf.
Na zijn terugkeer in Nederland ging Feith bij de anwb werken en werd hij eindredacteur van De Kampioen. Vanaf 1906 zat hij in het Algemeen Bestuur van de organisatie. In het kader van het 25-jarig jubileum van de anwb schreef hij Ons eigen land, vier fraaie oblong banden (37 × 28 cm).
Jan Feith stierf op 2 september 1944 in Den Haag.
| |
Werk
Jan Feith was autodidact. Schrijven was zijn tweede natuur, liet hij weten in het Boekenweekgeschenk 1932: hij kende ‘die heerlijke, moeilijk te ontleden schrijversdrift, die hem opjoeg om maar te schrijven, te schrijven..., een leven lang over alles en nog wat, geschriften, elkaar in schier tergenden regelmaat, bijna van kwartaal op kwartaal, gedurende ongeveer veertig jaar opvolgend’.
In 1907 maakte hij in opdracht van het Algemeen Handelsblad een wereldreis. Het leverde een serie van 33 ‘feuilletons’ op, die gebundeld werden in De wereld om (1907). Zijn bekendste jongensboek is De reis om de wereld in 40 dagen, of De zoon van Phileas Fogg (1908). Hij droeg het op aan Jules Verne, die hij enkele jaren voor diens dood in Amiens had geïnterviewd.
Opvallend in zijn kinderboeken is het fantastische element, zoals blijkt uit titels als De geheimzinnige uitvinding (1910), De levende mummie (1915) en Het voorwereldlijk monster (1920). In dit laatste boek mag Pim mee op expeditie naar Centraal-Afrika waar een Brontosaurus is gesignaleerd. Hij vindt een ei dat hij meeneemt naar huis en laat uitbroeien door de oudste kip in het kippenhok.
In 1924 werd Feith getypeerd als ‘gewetensvol uitbeelder van realiteit en droom’ (lees: het fantastische). Tot de realiteit behoren boeken als De avonturen van Flip en zijn speurhond (1912) en Uit Piet's kantoorjaren (1918), het vervolg op Uit Piet's vlegeljaren (1906). Van zijn journalistieke arbeid bundelde hij ook een aantal verhalen voor de jeugd. Zo nam hij dertien zee-ervaringen op in In de Hollandsche branding, het jongensboek van de zee (1917).
In Indië schreef hij het jeugdboek Het Indische monster (1923). Het verscheen in 1924 eerst als vervolgverhaal in Jong-Nederland, ‘Weekblad voor Hollandse jongens en meisjes’. Het boek valt in de categorie ‘fantastisch’, maar daarnaast last Feith de actualiteit van de Boeroeboedoer in. Dit imposante heiligdom op Java stond begin jaren twintig van de vorige eeuw enorm in de belangstelling.
Terug in Nederland begon hij voor toneel te schrijven. Er verscheen nog maar één kinderboek van zijn hand: Dick en ik, Een boek over klein- en groot-, van wereld- en levenstoerisme (1932). Daarin laat hij zijn alter ego Dick een aantal, vooral sport(ieve) avonturen in binnen- en buitenland vertellen.
Feith illustreerde zijn boeken vaak zelf met ‘zwartjes’ (silhouettekenin- | |
| |
gen). Dit was ook het geval bij de eerste druk van De reis om de wereld in 40 dagen. Volgende drukken (er kwamen er nog zes) kregen hun vorm door Willy Sluiter, die Feiths vaste illustrator werd.
Als Chris Kras Kzn. illustreerde Feith ook werk van collega-auteurs. De sport bleef hem tot in de laatste jaren van zijn leven boeien. Zo schreef hij in 1941 nog Sport in Indië en verzamelde hij als Chris Kras Kzn. Gerijmde en getekende sport-spot. De honderd gedichten in dit boek zijn voorzien van gekleurde illustraties naar schilderijen, waterverftekeningen en pastels van onder anderen Pol Dom, Piet van der Hem en Willy Sluiter.
| |
De reis om de wereld in 40 dagen
In dit verhaal moet de zoon van Phileas Fogg, de held uit het beroemde boek van Jules Verne, een reis om de wereld maken, maar nu in veertig dagen. Inzet is de erfenis van zijn vader. De tocht begint in Amsterdam, waar James Fogg - hoe kan het anders - Passepartout jr. als reisgezel kiest.
Feith gaf het boek de ondertitel ‘reis-avonturenboek’ mee. Hij typeert de flegmatieke studeerkamergeleerde die nog nooit buiten Londen is geweest fraai, en houdt rekening met de vooruitgang van de techniek (snellere schepen, zeppelin) sinds Verne. Het verschil in reistijd tot Yokohama is dan ook groot: 42 dagen bij Verne tegenover 17 bij Feith. De oversteek per schip naar Amerika is tien dagen sneller
Illustratie van Willy Sluiter uit De reis om de wereld in 40 dagen
(12 tegen 22 dagen) en de tocht door Amerika met de luchtballon duurt maar drie dagen (Fogg sr. deed er met de trein zeven dagen over).
In New York raken Fogg en ‘Pass’ elkaar weer eens kwijt, zodat de oversteek naar Europa met twee verschillende schepen gemaakt wordt, maar er is radiografisch contact. In Hoek van Holland mist Passepartout de trein, maar hij koopt een auto en haalt de trein in. In Halfweg botst deze op de auto en zetten Fogg en Pass samen de tocht voort met tram en paardenbus. Ze komen twintig minuten te laat op het centraal station aan... maar als dra- | |
| |
matische oplossing heeft Feith in petto het verschil van twintig minuten tussen de stads- en stationstijd in Amsterdam, met andere woorden: ze zijn op tijd binnen.
| |
Waardering
Al in 1924 werd Feith in het Gedenkboek Hilversum 1424-1924 vermeld als ‘geestig journalist en schrijver van gezonde, frisse jongensboeken, die ook ouderen weten te boeien’. De vele herdrukken bewijzen dat zijn boeken in de smaak vielen.
Jeanne Reyneke van Stuwe, echtgenote van de dichter Willem Kloos, was zeer te spreken over De reis om de wereld in 40 dagen. Ze vond dat Feith niet als wijze, welwetende pedagoog tegen kinderen praat, maar ‘het werkelijke leven’ navertelt. ‘De jongens wensen niet onderricht, bepreekt, terechtgewezen te worden, zij willen zich ontspannen, zij willen genieten. En genieten zullen ze van De reis. Het is een der aardigste jongensboeken die ik ooit gelezen heb’ (De Groene Amsterdammer).
De Standaardcatalogus (1925) ziet in De levende mummie een stevige dosis sportoverdrijving en waarschuwt daar tegen. De tot leven gewekte mummie die in Griekenland een marathon gewonnen heeft en ook in Amsterdam bijna wint, is inderdaad verslaafd aan sport.
Kate de Ridder prijst Het Indische monster aan als ‘een ideaal mengelmoes van allerzotste fantasieën, halsbrekende avonturen en... boeiende wetenschap. Het is volgens de schrijver een jongensboek, doch ik zou de meisjes bij tientallen kunnen aanwijzen, die het haast nog gretiger dan de broers zullen verslinden’ (Het Vaderland).
D.L. Daalder noemt hem in Wormkruyt met suycker (1950) ‘een all-round journalist, vlot en actueel, auteur van luchtige vertellingen, essays, reisbeschrijvingen en kinderboeken en hij won zijn lezers door de humor, de goedmoedigheid en de bescheidenheid [-]. Zijn jongensboeken verdienen bekend te blijven.’
Het katholieke Lectuur-Repertorium (1952) benadrukt Feiths rijke fantasie, maar vindt ‘enkele van zijn werken echter zedelijk niet geheel in de haak’. De hele Bibelebontse berg (1989) rekent hem tot de categorie auteurs ‘die hun eigen werk illustreerden [-]. Speciaal Feith was een waar dubbeltalent; als Chris Kras Kzn. genoot hij een zelfstandige bekendheid, vooral met zijn zwartjes die er mogen zijn’.
Toos Saal-Zuurveen roemt in Van zedenleer tot Bruintje Beer (1996) zijn ‘vaardige vlotte pen [-]. Zijn boeken zullen bij oudere lezers nog aangename nostalgische herinneringen oproepen.’
| |
Bibliografie
Keuze uit het journalistieke werk
|
Uit het land van hertog Hendrik (1900), Schetsen van een journalist (1905), De wereld om (1907), Zwerftochten (1908), Een week als vliegmens (1910), Voorbijgangers (1925) |
| |
| |
Jeugdboeken
|
Uit Piet's vlegeljaren. Met illustraties van de schrijver. Amsterdam, Scheltens & Giltay, 1906. |
De reis om de wereld in 40 dagen, of De zoon van Phileas Fogg. Met illustraties van de schrijver en 4 platen van P. Das. Amsterdam, Scheltens & Giltay, 1908. (Derde, door de schrijver omgewerkte druk: 1915; zesde druk, met illustraties van Willy Sluiter: 1926.) |
De geheimzinnige uitvinding, of De tovermacht van een H.B.S.-jongen. Met illustraties van de schrijver. Amsterdam, Scheltens & Giltay, 1910. |
De avonturen van Flip en zijn speurhond. Met zwartjes van de schrijver en 4 tekeningen van Willy Sluiter. Amsterdam, Scheltens & Giltay, 1912. (Vijfde druk, met band en illustraties van F. van Bemmel: 1943.) |
Twee kleuters in een vliegmachine. Kindervertelsel met zwartjes van Chris Kras Kzn. en met liedjes van C.W. Lovendaal. Gouda, Van Goor, [1914]. |
De levende mummie, of De sportkampioen van voor 2000 jaar. Een jongensboek met [4] platen en [95] tekeningen van den schrijver. Amsterdam, Scheltens & Giltay, 1915. |
In de Hollandsche branding, het jongensboek van de zee. Met illustraties van P. Das. Amsterdam, Scheltens & Giltay, 1917. |
Uit Piet's kantoorjaren. Met illustraties van de schrijver. Amsterdam, Scheltens & Giltay, 1918. |
Het voorwereldlijk monster, of Hoe Pim den Brontosaurus ving. Met illustraties van de schrijver, band van Willy Sluiter. Amsterdam, Scheltens & Giltay, 1920. |
Het Indische monster, of Het geheim van de Boeroeboedoer. Met 120 zwartjes en 4 pentekeningen van de schrijver. Bandoeng, Mij. Vorkink [Amsterdam W. ten Have], 1923. |
De drijvende fles. Met illustraties van de schrijver. West-Indische Bananen Import Holland, [z.j.]. (Heruitgave als navertelling door Henny Gravelijn: Amsterdam, Vereeniging tot verspreiding der Heilige Schrift 1977.) |
Dick en ik, Een boek over klein- en groot-, van wereld- en levenstoerisme. ‘De tekeningen van Dick en ik zijn gemaakt door ik en Dick’. 's-Gravenhage, N.V.H.P. Leopold's Uitg.-Mij., 1932. |
Over Jan Feith
|
Gedenkboek Hilversum 1424-1924. Gemeente Hilversum/Boekhandelaar B.C. Rozenbeek Hzn., 1924. |
Jan Feith, Voorbijgangers. Amsterdam, 1925. |
Standaardcatalogus R.K. Centraal Bureau voor lectuur o.l.v. A.B.H. Gielen S.J. Amsterdam, 1925. |
Wie is dat? Naamlijst van ongeveer 2500 bekende personen. Den Haag, Martinus Nijhoff, 1931. |
Jan Feith, Uit het dagboek mijner goede en slechte werken. In: Boekenweekgeschenk 1932. Bijdragen van Nederlandse schrijvers en schrijfsters. Amsterdam, Vereeniging ter bevordering van de belangen des boekhandels, 1932, |
D.L. Daalder, Wormkruyt met suycker, Historisch-critisch overzicht van de Nederlandse kinderliteratuur. Amsterdam, 1950. |
Lectuur-Repertorium. Antwerpen/Tilburg, 1952. |
Harry Bekkering e.a. (red.), De hele Bibelebontse berg. De geschiedenis van het kinderboek in Nederland & Vlaanderen van de middeleeuwen tot heden. Amsterdam, Querido, 1989. |
Tijs Tummers, Architectuur aan de zijlijn. Stadions en tribunes in Nederland. D'Arts Amsterdam, 1993. |
Kees de Raadt, Jan Feith en Haarlem - de vlegeljaren van een jonkheer. In: Boekenpost, jaargang 4 (1996), nr. 26. |
Toos Saal-Zuurveen, Van zedenleer tot Bruintje Beer. Kind, kindbeeld en kinderboek door de eeuwen. Kampen, 1996. |
Marcus van der Heide, Jan Feith (1874-1944), Geestig journalist en schrijver van gezonde, frisse jongensboeken. In: Tussen Vecht en Eem, jaargang 17 (1999), nr. 3, blz. 157-179. |
58 Lexicon jeugdliteratuur
februari 2002
|
|