| |
| |
| |
Wolf Erlbruch
door Ria De Schepper
Wolf Erlbruch werd in 1948 geboren in de Duitse stad Wuppertal. Toen hij ruim twee jaar was, gaf hij al blijk van tekentalent. Zijn eerste kunstwerk was een bladzijde vol brillen in perspectief. Vanaf 1967 studeerde hij grafische vormgeving en tekenen aan de Folkwangschule in Essen. In 1974 begon hij te werken als vrij kunstenaar, illustrator en reclametekenaar. Van 1990 tot 1997 was hij hoogleraar design en illustratie aan de Fachhochschule in Düsseldorf. Daarna werd hij hoogleraar aan de Bergische Universität Gesamthochschule Wuppertal. Hij woont en werkt in Wuppertal.
Op verzoek van een Duitse uitgever illustreerde Erlbruch in 1983 voor het eerst een kinderboek: Der Adler, der nicht fliegen wollte van James Aggrey. Hij deed dat als experiment en bij wijze van cadeautje voor zijn pasgeboren zoon Leonard. In 1989 illustreerde hij Vom kleinen Maulwurf, der wissen wollte wer ihm auf den Kopf gemacht hat (Over een kleine mol die wil weten wie er op zijn kop gepoept heeft), een prentenboek van Werner Holzwarth. Het werd een enorm succes, ook buiten Duitsland. In 1990 verscheen Die fürchterlichen Fünf (De verschrikkelijke vijf), het eerste boek waarvoor hij zelf de tekst schreef.
Erlbruch geldt als een van de invloedrijkste hedendaagse illustratoren. Zijn werk wordt wereldwijd uitgegeven en hij ontving talloze prijzen, zowel in eigen land als daarbuiten. In 1993 won hij met Das Bärenwunder (Het berenwonder) de Deutsche Jugendliteraturpreis. Hij kreeg verscheidene malen een Zilveren Griffel: in 1998 voor Mevrouw Meijer, de merel, in 1999 voor Leonard, in 2005 voor Waarom jij er bent en in 2008 voor De eend, de dood en de tulp.
| |
| |
Zilveren Penselen vielen hem te beurt voor Mevrouw Meijer, de merel in 1998 en voor De Schepping in 2004. Voor Waarom jij er bent ontving Erlbruch in 2004 een Bologna Ragazzi Award. Zijn hele oeuvre is gelauwerd met de Sonderpreis Deutsche Jugendliteratur 2003 en de Hans Christian Andersen Prijs 2006.
| |
Werk
Wolf Erlbruch ontwikkelde een heel eigen stijl van illustreren, met collages, een aparte figuratie van de personages en een functioneel gebruik van perspectief en compositie. Zijn lege achtergronden laten ruimte voor de fantasie van kinderen. Hij zoekt een evenwicht tussen open en gebruikte ruimte, tussen donker en licht, egale vlakken en motieven. De soms ogenschijnlijke eenvoud is het resultaat van lang zoeken en schikken, tot het in zijn ogen goed is. Zijn visie op illustreren beïnvloedde vanaf de jaren negentig een hele generatie illustratoren. In de loop van deze periode is ook zijn eigen grafisch werk geëvolueerd.
Met zijn illustraties voor Over een kleine mol die wil weten wie er op zijn kop gepoept heeft vond Erlbruch in korte tijd internationale weerklank. De eerste boeken waaraan hij meewerkte, zijn nog vrij traditioneel. Ze hebben een mooi afgerond verhaal en bevatten een boodschap. In De verschrikkelijke vijf voelen vijf dieren zich ongelukkig omdat ze lelijk zijn. Ze openen een restaurantje en maken er muziek. Stilaan ontdekken ze zo hun talenten en eigenwaarde. Het berenwonder is een humoristisch voorlichtingsverhaal over een beer die wil weten waar berenkinderen vandaan komen. In De beer in de speeltuin, met tekst van Dolf Verroen, pikt een kolossale beer opdringerig de speeltoestellen van de kinderen in. Als die met hem aan de praat raken, merken ze dat de beer de kwaadste niet is. Hij wordt uiteindelijk aangesteld als oppasser van de speeltuin. Opvallend is de sterke mimiek van de beer en de kinderen. In hun posities tegenover elkaar wordt de afstand steeds kleiner, tot de kinderen in de beer een gewillige speelkameraad vinden. De hoofdfiguur in Leonard is dol op honden, maar hij is doodsbang als hij met hen wordt geconfronteerd. Een fee tovert Leonard om tot een grote, sterke hond. Dan blijkt dat ook honden bang kunnen zijn, voor kleine jongetjes nog wel! Door op een grappige manier realiteit en fantasie te mengen, werkt Erlbruch het thema ‘angst’ origineel uit.
De illustraties in Erlbruchs eerste prentenboeken zijn dynamisch en speels van toon. Hij tekent zijn figuren met zwarte of gekleurde potloodlijnen, meestal op bruin papier of karton. Dan kleurt hij ze bij met streepjes en vlekken in potlood, krijt of dekkende verf. Vervolgens gaat hij aan het knippen, schikken en plakken tot hij een passende compositie vindt. Hij plaatst de collages tegen
| |
| |
Uit Leonard
een neutrale witte of lichtbeige achtergrond waardoor duidelijke contrasten ontstaan. De decors zijn beperkt tot het minimale. Het knippen gebeurt vaak hoekig en soms bewust rimpelig, zoals bij de gekreukelde honden met scherpe tanden die Leonard tekent. Ze drukken zijn innerlijke angst voor de dieren uit. De hoofdfiguren beeldt Erlbruch meestal uit op een grappige, licht karikaturale wijze.
In Mevrouw Meijer, de merel leidt de mix van realiteit en fantasie tot een ongewoon slot. Mevrouw Meijer is nogal tobberig, terwijl haar man juist onbezorgd door het leven gaat. Op een dag vindt mevrouw Meijer een hulpeloos mereljong. Met veel moederliefde verzorgt ze de vogel. Als de merel moet leren vliegen, doet ze hem dat voor vanuit een oude kersenboom in de tuin. De grote, robuuste mevrouw Meijer maakt sierlijke bewegingen en vliegt dan, eerst nog wat onbehouwen, maar daarna gracieus de lucht in. Ze overstijgt de zwaartekracht en ook haar banale beslommeringen en twijfels. In de illustraties is meer dan in eerdere boeken van Erlbruch aandacht voor het decor, dat deels geschilderd is.
Veel opzien baarde in 1996 de uitgave van Ik ruik kindervlees. Het verhaal van Valérie Dayre behandelt het oeroude thema van de kindervreter
| |
| |
of kinderverslindster. Een door en door slechte vrouw gaat op zoek naar een hummeltje om op te eten. Ze zwerft rond, speurend naar het allerlekkerste kind. Uiteindelijk eet ze zonder het te weten haar eigen zoontje op. De vrouw ziet er monsterlijk uit, met haar glazen oog en grijnzende mond, een hoedje van bladeren en een log, gekromd lichaam. Ze is een irreëel, grotesk personage waarmee Erlbruch benadrukt dat het niet om de werkelijkheid, maar om een sprookje gaat. Het boek is zowel gruwelijk als bij momenten grappig. Het landschap oogt surrealistisch en dreigend. De prenten hebben, in combinatie met de klank- en beeldrijke vertaling van Bart Moeyaert, een bevreemdend effect. In de illustraties zitten verrassende details en intrigerende symbolen, waardoor het boek vraagt om herlezen en herbekijken. Mevrouw Meijer, de merel en Ik ruik kindervlees zijn verwant, al zijn het qua toon totaal verschillende boeken. In beide gaat het over eenzaamheid en liefde, de ene keer van de liefelijke, de andere keer van de gruwelijke kant.
De aandacht voor het decor is opvallend in het grote prentenboek De schepping van de vlinders (1997) van Gioconda Belli, een sprookjesachtige vertelling over de jonge ontwerper Arno die ervan droomt iets te scheppen dat vliegt als een vogel en mooi is als een bloem. Na tal van teleurstellingen ontwerpt hij een vlinder, een insect dat betovert door zijn schoonheid. Het verhaal is een ode aan de kracht van de verbeelding en de creativiteit. Net als in Ik ruik kindervlees zijn de illustraties gemaakt op rijstpapier, een eerbetoon aan de Japanse prentkunst die Erlbruch bewondert. Ook de bamboestokken en lisachtige bladeren, een kimono en de compositie van enkele prenten verwijzen hiernaar. Daarnaast duiken af en toe Chinese naamstempeltjes op, net als in vroeger werk. Blauwe irissen verwijzen speels naar Van Gogh. De illustraties zijn kleurrijk en exuberant. Erlbruch werkt met een gemengde techniek van collage, potlood, waterverf en olieverf. Hij speelt met contrasten tussen donker en licht in de decors en tussen groot en klein, dik en dun in de personages. Losse, rondzwevende voorwerpen trekken de aandacht en prikkelen de fantasie. De figuren zijn markant, met grote neuzen, lange armen, uitwaaierende vingers en allerlei hoofddeksels. De figuratie van de ontwerpers, ieder met opvallende kenmerken, zorgt voor een humoristische toets. Een aantal van hen draagt een typisch Erlbruch-brilletje.
Kleine, ronde brilletjes, zoals Erlbruch er zelf een draagt, duiken in de jaren negentig geregeld op in zijn tekeningen. Mol ziet eruit als een parmantig mannetje met lakschoenen en een brilletje. Zichzelf en zijn familie voert Erlbruch op in Leonard en Dat is geen pappagaai! van Rafik
| |
| |
Uit Ik ruik kindervlees van Valérie Dayre
| |
| |
Schami. Erlbruch laat zich vaker inspireren door wie of wat hij kent. In een interview met Annemie Leysen zegt hij: ‘Mevrouw Meijer bestaat echt. Ik hoorde haar verhaal, hoe ze een mereljong vond dat uit het nest was gevallen, en hoe ze dat heeft gekoesterd en verzorgd. Haar man, Meneer Meijer, is dan weer mijn eigen grootvader. Hij lijkt er fysiek heel sterk op. Een heel aardige en speelse man was dat.’ (De Morgen, 2004) Meneer Meijer, een minzame man met een brilletje die graag tekent en knipt, is ook een alter ego van Erlbruch. De ontwerper Arno in De schepping van de vlinders heeft eveneens kenmerken die naar Erlbruch verwijzen: hij draagt een uilenbrilletje, hij is op zoek naar schoonheid en hij houdt van tekenen en creatief bezig zijn.
In de boeken die Erlbruch na 2000 illustreert, is in de themakeuze - zowel wat betreft eigen werk als dat van andere auteurs - een sterk filosofische en levensbeschouwelijke inslag te bespeuren. Daarnaast is er een toenemende tendens naar versobering en vereenvoudiging. Meer en meer gaat de vorm vóór de inhoud. Dat is al te zien in Tien groene haringen, geïnspireerd op het oude aftelrijmpje van ‘tien kleine negertjes’. Het verhaal gaat over tien haringen, waarvan er telkens om een merkwaardige reden eentje afvalt. De stijve, uitgeknipte haringen worden met andere voorwerpen gecombineerd tot een bevreemdend beeld. Voor kinderen niet meteen begrijpelijke details dragen daar aan bij. Als achtergrond voor zijn collages gebruikt Erlbruch onder meer vergeeld, gelijnd papier uit een schoolschrift. In de collages zitten cijferreeksen en ruitjes die de gedachte oproepen aan tellen, regels en patronen. Het is iets wat ook in later werk opduikt.
Vanaf 2003 illustreerde Erlbruch een aantal boeken van Bart Moeyaert. Hun samenwerking in De Schepping oogstte algemeen lof. Op verzoek van het Nederlands Blazers Ensemble schreef Moeyaert een nieuwe tekst voor een bewerking van Haydns oratorium Die Schöpfung. Het verhaal begint met het niets. De verteller zit op een klein stoeltje tegenover God. Verbaasd en kritisch kijkt hij toe hoe God de wereld vormgeeft. In de illustraties is God een gezapige, oude heer met baard. Hij lijkt te genieten van zijn schepping en soms is hij zelf verwonderd dat het zo'n mooie wereld wordt. De verteller is een koddig ventje met bolhoed die de werken van God geregeld ter discussie stelt. Zijn mimiek en houding verraden een heel palet van gevoelens: verwondering, ongeloof, achterdocht en strijdlust. Lichaamstaal is erg belangrijk in deze collages. Zo geven Gods lange, gebogen armen zwierigheid aan zijn logge lichaam. Erlbruch werkt met een gemengde techniek. Hij gebruikt collages van gekleurd papier en ruitjespapier,
| |
| |
bijgewerkt met potlood, pen of waterverf. De composities zijn in wezen eenvoudig, maar zetten door hun suggestieve kracht aan tot interpreteren.
In 2010 schreef Bart Moeyaert, opnieuw op verzoek van het Nederlands Blazers Ensemble, een vervolg op De Schepping. Voor Het Paradijs liet hij zich inspireren door Die Jahreszeiten van Haydn. Moeyaert laat de bijbelse geschiedenis van Adam en Eva, de slang en de zondeval achter zich en opteert voor een universeel verhaal over een man en een vrouw. De man ziet de overvloedige, woekerende natuur en gaat kordaat aan het werk. De vrouw observeert, denkt na en voelt zich ongelukkig. Pas als de man belooft de natuur voortaan wat minder naar zijn hand te zetten, is de vrouw gelukkig en krijgt hun relatie nieuwe kansen. In de tien illustraties zet Erlbruch vooral de vrouw centraal. Zijn pentekeningen, met een geschilderde, huidkleurige steunkleur voor de naakte man en vrouw, zijn tamelijk statisch. Erlbruch benadrukt vooral de lichamelijkheid en de ongenaakbaarheid van de vrouw. Ze is in zichzelf gekeerd en afwachtend. De soberheid van de prenten contrasteert met de weelderige omgeving, beschreven in de tekst.
Eveneens op tekst van Bart Moeyaert is het sprookje Olek schoot een beer. Olek gaat krachtdadig op stap om te zien wat voor goeds hij kan doen. Hij knapt enkele kleine zaken op en ontmoet dan een rode vogel. Die geeft hem een veer, voor het geval Olek de vogel nodig mocht hebben. Olek belandt aan de poort van de hel, waar de duivel twaalf meisjes gevangen houdt. Dankzij de veer kan hij de duivel overwinnen en de meisjes redden. De illustraties zijn sober en geraffineerd. Tegen een gelige achtergrond werkt Erlbruch vooral met contrasten van zwart, rood en blauw. Steunkleuren, potloodlijnen en collages wisselen qua kleur en compositie subtiel af.
Filosofische vragen en thema's voeren in een aantal boeken de hoofdtoon. God, de dood en de hemel spelen een rol in het prentenboek Een hemel voor Beer, met tekst van Dolf Verroen. Kleine Beer is verdrietig om de dood van zijn opa. Hij wil ook naar de berenhemel en zoekt een dier dat hem wil opeten. Dat lukt niet, maar terug bij zijn ouders vindt Beer warmte en troost. Dat is de berenhemel op aarde. Eerder zette Erlbruch beren neer als omvangrijke, maar toch beweeglijke dieren. In dit verhaal is Beer een mager dier dat steeds vuiler en hulpelozer wordt. Juist door de geringe aaibaarheidsfactor wordt Beer een personage met karakter. De collages waarin Beer zichzelf naar de hemel ziet gaan zijn bijzonder grappig.
In Waarom jij er bent formuleren mensen, dingen en dieren hun antwoord op de existentiële vraag waarom ze op aarde zijn. Een piloot is er
| |
| |
‘om de wolken te kussen’, een vogel ‘om het hoogste lied te zingen’ en een steen ‘om er te zijn’. Het filosofische thema is verrassend sober en origineel uitgewerkt. Erlbruch speelt met volumes en met texturen van diverse papiersoorten, tegen een gelige achtergrond zonder decor. Figuren beeldt hij vaak af in een uitgerekte, smalle vorm. Door uitvergrotingen maakt hij het lichaam beweeglijk en geeft hij het expressie. In 2004 zei Erlbruch in een interview met Marita Vermeulen dat hij al tekenend de vele verschillende aspecten van de complexe persoonlijkheid van zijn figuren ontdekt. ‘Ik teken tot ze terugkijken. Ik teken tot ik contact krijg met een wezen dat schijnbaar leeft.’ En ook: ‘Je brengt als illustrator letterlijk en figuurlijk verschillende lagen aan.’ Over de compositie van zijn prenten zei hij: ‘De afstand tussen verschillende objecten is bepalend voor de onderlinge communicatie.’ (De Leeswelp)
Een boek dat qua sfeer aanleunt bij het vorige is De koning en de zee. De auteur Heinz Janisch bundelt hierin 21 korte verhalen met levensbeschouwelijke vragen. Een koning wil de baas zijn van de elementen om hem heen. Hij tracht het ongrijpbare te vatten maar loopt vast op zijn eigen beperktheid. Erlbruch concentreert zich vooral op de lichaamstaal en de mimiek van de kleine koning. Het is een onbeduidend mannetje dat stoer doet. De sobere collages,
Uit Waarom jij er bent
bijgewerkt met kleurpotlood, staan tegen een vrijwel neutrale achtergrond.
| |
De eend, de dood en de tulp
Op een dag merkt de eend dat ze gevolgd wordt door een knekelmannetje. Hij heeft een lange jas aan en een zwarte tulp in de hand. Het is de dood die altijd al ongezien in de buurt was, ‘voor het geval dat’. De dood, die de eend volgt tot in de vijver, krijgt het koud. De eend gaat teder bij het mannetje liggen om hem te warmen. Er groeit een soort verstandhouding
| |
| |
tussen beide. De eend is nieuwsgierig naar wat er op de dood volgt maar de dood geeft daarover geen uitsluitsel. Als na weken de eend het koud krijgt van de wind, is het de beurt aan de dood om de eend te warmen. Wanneer de eend is gestorven neemt de dood haar liefdevol in zijn armen en brengt haar naar de grote rivier.
Erlbruch behandelt op een ingetogen manier hoe leven en dood met elkaar verweven zijn. De suggestieve tekst en de sobere prenten vullen elkaar perfect aan. De dood is geen angstaanjagend wezen maar een innemend mannetje, een zwijgzame gezel waarmee je kunt praten. Door de houding en de positie van ogen en mond typeert Erlbruch op een minimalistische manier de expressie van beide figuren. De illustraties hebben door de zachte kleuren iets intiems en geruststellends. Het ernstige thema wordt met subtiele humor lichtvoetig uitgewerkt, zoals in de passage waarin de eend en de dood samen boven in een boom zitten.
| |
Waardering
Wolf Erlbruch geniet internationale erkenning. Zijn manier van werken met collages, uitgekiende composities en uit het beeld verdwijnende figuren en objecten, inspireerde vele illustratoren. Erlbruch geldt als een icoon en wordt door critici navenant gewaardeerd. In De beer in de speeltuin bewondert Jan van Coillie de variatie in de mimiek van de beer, de kinderen en de ouders. ‘Erlbruch beeldt hun emoties genadeloos af’ (Leesidee Jeugdliteratuur). Volgens Lieke van Duin vertoont Mevrouw Meijer, de merel ‘een hechte eenheid van tekst en beeld, zowel inhoudelijk als grafisch en compositorisch’ (Trouw). Annemie Leysen vindt het ‘een prachtig, ontroerend boek’ (De Morgen). Over de illustraties in De schepping van de vlinders zegt Jen de Groeve: ‘Ze zitten vol met spielerei die vragen opwerpt en de verbeelding prikkelt’ (De Leeswelp).
Ik ruik kindervlees lokte soms gemengde reacties uit, vooral vanwege het wrede karakter van het verhaal, maar kreeg ook lof. Jan van Coillie noemt het ‘een meesterwerk zonder leeftijd’, hij vindt dat de prenten ‘fascineren op een unieke manier, en dat ligt zowel aan de gebruikte technieken als aan de composities’ (Leesidee Jeugdliteratuur). Ingrid Antheunis drukt haar waardering als volgt uit: ‘De prenten zijn zo'n rijke menging van allerlei technieken dat je er niet op uitgekeken raakt’ (De Morgen).
De Schepping oogstte alom waardering voor de wijze waarop tekst en beeld samengaan. Judith Eiselin in NRC Handelsblad: ‘Zelden was een God zo gemoedelijk, zo sereen en tegelijk zo ondoorgrondelijk als in de interpretatie van tekenaar Wolf Erlbruch’. Volgens Annemie Leysen is het boek ‘pure poëzie, zowel in Moeyaerts meesterlijke en ritmische vertelde tekst als in de sublieme illus-
| |
| |
traties van Wolf Erlbruch’ (De Morgen).
De gestileerde prenten in Het Paradijs kregen gemengde commentaren. Jen de Groeve in De Leeswelp: ‘Frêle portretten, in een lichte lijnkader gezet, sober uitgevoerd in zwarte inkt en één enkele kleur. Het zijn verstilde beelden, soms ook onbewogen.’ Jaap Friso is minder enthousiast over de illustraties, hij schrijft: ‘het is jammer dat er gekozen is voor fletse kleuren en ze zijn allesbehalve paradijselijk’ (www.jaapleest.nl).
Bas Maliepaard waardeert de illustraties in Olek schoot een beer: ‘Prachtig hoe Erlbruch met een paar krijtlijnen op uitgeknipte silhouetten moed, vastberadenheid, woede en trots laat zien’ (Trouw). Vanessa Joosen merkt op dat Erlbruch in zijn sobere illustraties ‘krachtige accenten’ legt en dat de prenten associaties oproepen met werk van verschillende kunstenaars (De Standaard). Patrick Jordens waardeert Erlbruchs tekenstijl als volgt: ‘Met vaak grote kleurvlakken en veel rust in de bladspiegel maakt hij als het ware miniatuurschilderijen die het midden houden tussen figuratief en abstract, en de verbeelding weldadig prikkelen’ (De Morgen).
Lovende woorden zijn er ook voor ander werk van Erlbruch. Klaas Verplancke vindt de dieren in Een hemel voor Beer ‘raak getypeerd, zonder onnodige franjes en soms met een verrassend sterk effect’ (Leesidee Jeugdliteratuur). Jen de Groeve schrijft in De Leeswelp: ‘Eenvoud en complexiteit gaan in Waarom jij er bent bijzonder harmonieus samen.’ Over datzelfde boek zegt Peter de Boer: ‘Erlbruchs taal- en tekenstijl zijn van een weldadig simpele, behoorlijk geniale elegantie’ (Trouw). Over de illustraties in De koning en de zee van Heinz Janisch merkt Jen de Groeve in De Leeswelp op dat ze ‘een onverwacht uitgebreid scala van emoties’ laten zien en ‘zijn teruggebracht tot essentiële lijnen en vormen’. In De eend, de dood en de tulp beweegt Erlbruch zich volgens haar ‘trefzeker tussen lichtvoetigheid en ernstige levensbeschouwing’.
| |
Bibliografie
Door Wolf Erlbruch geschreven en geïllustreerd
|
Die fürchterlichen Fünf (1990): De verschrikkelijke vijf. Vertaald door Ineke Ris. Antwerpen/Rotterdam, C. De Vries-Brouwers, 1991. |
Leonard (1991): Leonard. Vertaald door Jacques Dohmen. Amsterdam, Querido, 1998. |
Das Bärenwunder (1993): Het berenwonder. Vertaald door Ineke Ris. Antwerpen/Rotterdam, C. De Vries-Brouwers, 1996. |
Frau Meier, die Amsel (1995): Mevrouw Meijer, de merel. Vertaald door Elly Schippers. Amsterdam, Querido, 1997. |
's Nachts. Amsterdam, CPNB, 1999. (voor de Nederlandse Kinderboekenweek) |
Zehn grüne Heringe (2001): Tien groene haringen. Vertaald door Jan Kuijper. Amsterdam, Querido, 2001. |
| |
| |
La grande question (2003): Waarom jij er bent. Vertaald door Jacques Dohmen. Amsterdam, Querido, 2004. |
Ente, Tod und Tulpe (2007): De eend, de dood en de tulp. Vertaald door Jacques Dohmen. Amsterdam, Querido, 2007. |
Door Wolf Erlbruch geïllustreerde boeken
|
Werner Holzwarth, Vom kleinen Maulwurf, der wissen wollte, wer ihm auf den Kopf gemacht hat (1989): Over een kleine mol die wil weten wie er op zijn kop gepoept heeft. Vertaald door Ineke Ris. Antwerpen/Rotterdam, C. De Vries-Brouwers, 1990. |
Rafik Schami, Das ist kein Papagei! (1994): Dat is geen pappagaai! Vertaald door Rindert Kromhout. Amsterdam, Leopold, 1995. |
Gioconda Belli, La historia de la creación de las mariposas (1994): De schepping van de vlinders. Vertaald door Dick Bloemraad. Breda, De Geus, 1997. (heruitgave in 2009) |
Valérie Dayre, L'ogresse en pleurs (1996): Ik ruik kindervlees. Vertaald door Bart Moeyaert. Amsterdam, Querido, 1996. |
Dolf Verroen, De beer in de speeltuin. Amsterdam, Leopold, 1998. |
Carli Biesels, Twee druppels water. Amsterdam, Leopold, 1998. |
Maria van Eeden, Jona, of Hij-die-weggevlogen-is. Amsterdam, Leopold, 2000. |
Bart Moeyaert, De Schepping. Amsterdam, Querido, 2003. |
Dolf Verroen, Een hemel voor Beer. Amsterdam, Leopold, 2003. |
Bart Moeyaert, Olek schoot een beer en kwam met een veer op zijn muts weer thuis. Amsterdam, Querido, 2006. |
Heinz Janisch, Der König und das Meer (2008): De koning en de zee: 21 korte verhalen. Vertaald door Berd Ruttenberg. Hoorn, Hoogland & Van Klaveren, 2009. |
Bart Moeyaert, Het Paradijs. Amsterdam, Querido, 2010. |
Over Wolf Erlbruch
|
Jan van Coillie, Ik ruik kindervlees. In: Leesidee Jeugdliteratuur, jaargang 3 (1997), nr. 1, blz. 3-4. [Over Ik ruik kindervlees] |
Irene Verhiel, Een niesbui van de regenboog. In: De Limburger, 20-3-1997. [Over De schepping van de vlinders] |
Belle Kuijken, De ontwerpers van de Dieren. In: De Morgen, 3-4-1997. [Over De schepping van de vlinders] |
Marjoleine de Vos, Per ongeluk een vleermuis. In: NRC Handelsblad, 4-4-1997. [Over De schepping van de vlinders] |
Lieke van Duin, Zwaarte en lichtheid bij Wolf Erlbruch. In: Trouw, 16-4-1997. [Over De schepping van de vlinders en Mevrouw Meijer, de merel] |
Hanneke de Klerck, Een vlinder ontworpen. In: de Volkskrant, 2-5-1997. [Over De schepping van de vlinders] |
Annemiek Neefjes, De wereld zit vol potsierlijke en merkwaardige gebeurtenissen. In: Vrij Nederland, 17-5-1997. [interview] |
Marita de Sterck, De geur van kindervlees. Confronterende moeders in hedendaagse kinderboeken. In: Leesgoed, jaargang 25 (1998), nr. 3, blz. 87-92. [Over Ik ruik kindervlees] |
Judith Eiselin, Kinderen willen meer dan haasjes en eendjes. In: NRC Handelsblad, 2-10-1998. [interview] |
Ernst Jan Rozendaal, Erlbruch maakt kinderboeken voor zichzelf. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 14-10-1998. [interview] |
Klaas Verplancke, Een Wolf in schapenvacht. In: Leesidee Jeugdliteratuur, jaargang 5 (1999), nr. 1, blz. 38-40. |
Stijntje Blankendaal, ‘Eindelijk werd ik zelf bijziend’. In: Trouw, 7-10-1999. [interview] |
Annemie Leysen, Meer dan plaatjes bij praatjes. In: De Morgen, 7-3-2001. [interview] |
Peter de Boer, Kunnen jullie toevallig een beer gebruiken? In: Trouw, 29-3-2003. [Over Een hemel voor beer] |
Klaas Verplancke, Tekenwetten in de jungle. In: Leesidee Jeugdliteratuur, jaargang 9 (2003),
|
| |
| |
nr. 5, blz. 186-187. [Over Een hemel voor beer] |
Véronique Rubens, Bart Moeyaert daagt God uit. In: De Standaard, 24-9-2003. [interview] |
Judith Eiselin,. Bananen op de neus van God. In: NRC Handelsblad, 26-9-2003. [Over De Schepping] |
Els van Steenberghe, De schepping van de schepping. In: Leesidee Jeugdliteratuur, jaargang 9 (2003), nr. 8, blz. 325. [Over De Schepping] |
Marita Vermeulen, In het begin was er niets. In: De Standaard, 30-10-2003. [Over De Schepping] |
Marita Vermeulen, Horen, zien en voelen. In: De Leeswelp, jaargang 10 (2004), nr. 3, blz. 3-5. [interview] |
Inge Schelstraete, Een insect op de neus. In: De Standaard, 13-3-2004. [interview] |
Annemie Leysen, We zijn allemaal een beetje raar en dat is niet eens erg. In: De Morgen, 17-3-2004. |
Peter de Boer, Dag dag, dag licht. In: Trouw, 20-11-2004. [Over Waarom jij er bent] |
Jens Thiele, In het begin was er niets. Een keuze uit het werk van Wolf Erlbruch 1950-2003. Antwerpen, Stichting lezen, 2004. (Catalogus bij de gelijknamige tentoonstelling in Genk, in het kader van de Jeugdboekenweek) |
Jen de Groeve, Tekenen tot het leven terugkijkt. In: De Leeswelp, jaargang 10 (2004), nr. 9, blz. 340-341. [Over Waarom jij er bent] |
Vanessa Joosen, Een magische veer. In: De Standaard, 26-5-2006. [Over Olek schoot een beer] |
Bas Maliepaard, Olek gaat goede daden verrichten! In: Trouw, 1-7-2006. |
Patrick Jordens, Losse flodders. In: De Morgen, 19-7-2006. |
Jen de Groeve, Held in zijn hart. In: De Leeswelp, jaargang 12 (2006), nr. 4, blz. 132-133. [Over Olek schoot een beer] |
Jen de Groeve, De dood als gast van het leven. In: De Leeswelp, jaargang 13 (2007), nr. 9, blz. 336-337. [Over De eend, de dood en de tulp] |
Janny M. Hooftman, De eend, de dood en de tulp. In: Baarnsche Courant, 3-10-2008. [Over De eend, de dood en de tulp] |
Jen de Groeve, De schepping van de vlinders. In: De Leeswelp, jaargang 15 (2009), nr. 5, blz. 175. [Over De schepping van de vlinders] |
Jen de Groeve, Leven en dood in het paradijs. In: De Leeswelp, jaargang 16 (2010), nr. 7, blz. 256-257. [Over Het Paradijs] |
Vanessa Joosen, Het paradijs. In: De Standaard, 24-9-2010. [Over Het Paradijs] |
Katrien Steyaert, ‘Het kwaad zit niet in een appel, maar in alles’. In: De Standaard, 25-10-2010. [Over Het Paradijs] |
Karel Berkhout, Volmaakte liefde is eindig. In: NRC Handelsblad, 11-10-2010. [Over Het Paradijs] |
86 Lexicon jeugdliteratuur
juni 2011
|
|