| |
| |
| |
Mikael Engström
door Jacques Vos
Mikael Engström is in 1961 geboren in Solna, een voorstad van Stockholm. Hij volgde een opleiding tot monteur maar oefende dit beroep slechts één week uit. Een studie fotografie maakte hij niet af. Dat stond overigens een carrière als fotograaf niet in de weg. Daarnaast is hij freelance journalist en schrijver van kinder- en jeugdboeken.
In interviews heeft Engström zich negatief uitgelaten over het gezin waarin hij opgroeide: ‘Mijn ouders hebben in elk geval gefaald. Mijn vader was alcoholist.’ Een positieve herinnering aan zijn jeugd is de jaarlijkse vispartij met zijn vader. Vissen vindt hij nog steeds een heilzame bezigheid: ‘Het is geen toeval dat in al mijn boeken gevist wordt.’ Hij debuteerde in 1989 dan ook met een boek over deze hobby. Zijn eerste kinderboek, Kaspar, Atom-Ragnar och gaddkungen, verscheen in 1997.
Bekendheid geniet Engström vooral als auteur van verhalen voor jongeren vanaf een jaar of dertien. Dogge (Tobbe), zijn eerste boek in dit genre, werd bij verschijnen in 2001 alom geprezen en genomineerd voor de Duitse jeugdboekenprijs. In Nederland kreeg Tobbe in 2005 een Zilveren Zoen. Deze prijs werd in 2007 ook toegekend aan zijn tweede jeugdboek, Dief van de duivel.
| |
Werk
Engström heeft meer dan eens opgemerkt dat zijn geboortestad Solna model heeft gestaan voor de deprimerende stadswijken waar zijn jeugdboeken zich meestal afspelen. Zijn personages wonen in troosteloze galerijflats waar de trappenhuizen beklad zijn met graffiti, de lift het meestal niet doet en de was uit de gemeenschappelijke wasruimtes gestolen wordt. De hoofdpersonen leven op straat. Zo proberen ze te ontsnappen aan de benauwde flats, maar ook
| |
| |
aan de meestal uitzichtloze situatie thuis. De straat biedt echter nauwelijks geborgenheid want er heerst het recht van de sterkste. Tobbe uit het gelijknamige boek is verwikkeld in een oorlog met de jeugdbende van de Bosjesweg. Hij heeft het namelijk gewaagd een penalty te scoren tegen Perra, de aanvoerder van deze bende. Steppo uit Dief van de duivel wordt door een dealer gedwongen uit stelen te gaan en kelderboxen open te breken. Bovendien krijgt hij nogal eens slaag van Ronny, de oudere broer van zijn klasgenoot Hakan. In de wijk loopt ook een potloodventer rond die het voorzien heeft op jonge meisjes.
De wereld van Tobbe en Steppo en van Mik uit Op het randje wordt min of meer bepaald door de grenzen van de wijk waar ze wonen. Ze zijn zich er nauwelijks van bewust dat daarbuiten een andere, vaak betere wereld bestaat. Tobbe en zijn vriendje Lars komen op een dag toevallig in een dure wijk van de stad terecht. Het verschil met hun eigen naargeestige wijk is enorm: ‘Alles was hier netjes op orde, de tuinen lagen er keurig verzorgd bij met zonnewijzers, vijvertjes met stenen trollen. De kinderen speelden op pas gemaaide gazons, vaders wasten hun auto's en moeders zaten op hun knieën in de bloemperken.’ Het contrast is zo groot dat Lars denkt dat ze op het platteland zijn terechtgekomen.
Ook school is geen veilige plek, daar geldt eveneens het recht van de sterkste. Veel leraren zijn van goede wil, maar hebben de leerlingen nauwelijks iets te bieden wat hun interesseert. De fascistoïde Hakan houdt zich tijdens de les het liefst bezig met het bestuderen van het Handboek Soldaat.
Tobbe, Steppo en Mik zijn gevoelige jongens, maar laten dat in hun gedrag niet blijken. Op het randje begint met een scène waarin Mik met een aantal klasgenoten een tentenkampje van daklozen met stenen bekogelt. Hij raakt een man die uit zijn tent kruipt:
‘Kloink. Midden op zijn voorhoofd.
Hij viel en bleef liggen.
“Oei,” zei Mik.
Hij rende weg.’
Geen van de personages groeit op in een normaal gezin. De moeder van Tobbe is overleden, zijn vader slaapt overdag omdat hij tot laat in de avond in een buurtbioscoop werkt. Tobbes maaltijden bestaan meestal uit ravioli uit blik. De vader van Steppo leeft niet meer en zijn moeder heeft last van zelfmoordneigingen. In het gezin van Mik is het al niet veel beter: hij heeft geen moeder meer en zijn vader is aan de drank. Bij vrienden is de situatie meestal ook niet best, de vader van Lars is alcoholist. In dronken, agressieve buien wil hij zijn zoons haar knippen, voor Lars reden om altijd een muts te dragen.
| |
| |
Aan zijn moeder heeft Lars niet veel, zij verdringt de ellende door voortdurend het huis te poetsen en de meubels te verplaatsen. Engström heeft eens opgemerkt dat veel van de verhaalfiguren zijn ontleend aan zijn eigen verleden: ‘Ik hou van de personages, ze zijn een mengeling van feit en fictie, er zit veel in van de mensen die ik ontmoet heb in mijn kindertijd. Lars, dat ben ik in wezen zelf.’
Meisjes spelen in Tobbes wereld een bescheiden rol. Wel gluurt hij elke dag met Lars door het slaapkamerraam van de mooie, jonge Lora. Ze wachten tevergeefs op het moment dat zij haar jurk of nachtjapon uitdoet voordat in de kamer het licht uitgaat. In Dief van de duivel trekken de meisjes in de klas in hoge mate de aandacht van Steppo en zijn vrienden. Steppo is smoorverliefd op de exotische Tahsin, maar het wordt niks, ze krijgt een oudere vriend en bijt Steppo toe: ‘Ik snap niet waarom jullie jongens zo verdomd kinderachtig moeten zijn. Jullie liggen minstens vijf jaar op ons achter.’ Daar kan hij het mee doen. Gaandeweg beseft Steppo dat Eva, het traditionele pispaaltje van de klas, eigenlijk een heel interessant en mooi meisje is. In Op het randje speelt Pi, ‘het meisje met de doordringende ogen’, een belangrijke rol.
In de illusieloze wereld waarin Engströms personages leven, zoeken zij ieder op hun manier naar wat in de pedagogiek ‘een veilige plaats’ wordt genoemd. Vriendschap is bijna voorwaarde om te overleven. Tot die ontdekking komt Mik tijdens een gevaarlijke tocht op een vlot. Tobbe trekt zich met zijn vrienden Lars en Ola terug op een schroothoop waar ze in een DC3 het bombardement op Hiroshima naspelen. Soms ook kunnen innerlijke gesprekken even een gevoel van veiligheid geven. Tobbe voert zulke gesprekken met zijn overleden moeder. Hij vertelt haar wat hij heeft meegemaakt, soms filosofeert hij over leven en dood. Hij brengt haar ook geregeld op de hoogte van allerlei wetenschappelijke ontwikkelingen die hij ontleent aan vier jaargangen van een populair-wetenschappelijk tijdschrift dat hij in een vuilnisbak heeft gevonden. Ook een dagdroom kan een veilige plaats zijn, al is het gevaar van de desillusie steevast aanwezig. Dick, een vriendje van Steppo, droomt ervan leider te zijn van een rockband, helaas heeft hij niet genoeg geld om zelfs maar een goedkope gitaar te kopen. Hakan wil beroepsmilitair worden, maar blijkt ongeschikt voor het vreemdelingenlegioen. Tragikomisch is wat Ola overkomt. Hij spaart ijsstokjes voor een wedstrijd van een ijsfirma. Wie er vijftig heeft, dingt mee naar een prijs: in een speelgoedwinkel te kust en te keur speelgoed uitzoeken. Als Ola eindelijk voldoende stokjes verzameld heeft, blijkt dat de termijn van inzending al een jaar is verlopen.
Engström schrijft niet over alle
| |
| |
volwassenen negatief, in een enkel geval trekken zij zich het lot van de jongens aan. Mik bijvoorbeeld vindt een veilig thuis bij zijn tante in een klein dorpje in het hoge noorden van Zweden. Steppo wordt gered door een aardige politieman.
De boeken van Engström hebben een - zij het niet expliciet weergegeven - boodschap: een deel van de jeugd gaat naar de knoppen. Niet iedereen heeft immers een aardige tante of ontmoet een begripvolle inspecteur van politie. Toch doen de verhalen in niets denken aan de beruchte kommer-en-kwel-boeken zoals die in de jaren zeventig in met name Zweden verschenen: loodzwaar door de opeenstapeling van problemen, humor ontbrak. De strekking van Engströms boeken is niet optimistisch, maar hij lardeert zijn verhalen met een groot aantal tragikomische voorvallen. Hij vertelt met vaart; beeldend en veelvuldig gebruikmakend van dialogen. Ook als schrijver is hij fotograaf: hij registreert en laat de lezer zelf conclusies trekken.
| |
Op het randje
Tobbe en Dief van de duivel spelen beide in een stedelijke achterstandswijk. In Op het randje is dat slechts voor een deel het geval. De twaalfjarige hoofdpersoon woont afwisselend in Solna, in een klein dorp in het noorden van Zweden en op het platteland. Mik is een typische Engström-jongere: hij groeit op in
een ontwricht gezin - moeder overleden, vader aan de drank - en gedraagt zich als een straatschoffie. Het schoolleven gaat volledig aan hem voorbij; hij voelt zich eenzaam en is ook nog eens te klein voor zijn leeftijd. De schoolpsycholoog doet enorm haar best, maar Mik laat haar kletsen. Zijn enige toeverlaat is oudere broer Tony.
Als zijn vader gedwongen is opgenomen in een ontwenningskliniek, grijpt de kinderbescherming in. Mik wordt uit huis geplaatst. Omdat er nog geen pleeggezin voor hem gevonden is, moet hij een poosje bij zijn
| |
| |
tante Lena in Storselt gaan wonen. De tegenstelling tussen het leven in de stad en dit dorp in het uiterste noorden van Zweden is enorm. Bij tante Lena vindt Mik zorg en warmte. Dit laatste ook letterlijk: ze stookt iedere dag de kachel hoog op en gebruikt daarvoor de grote stapel boeken die ze geërfd heeft. De school is gezellig en veilig en Mik sluit vriendschap met een groepje jongeren; vooral met het meisje Pi trekt hij veel op. Voor het eerst voelt hij zich geborgen.
Aan dit gelukkig bestaan komt abrupt een einde als de kinderbescherming hem ophaalt en hij weer naar huis moet; vader is van zijn verslaving af. In dagboekvorm (‘Het Zombieboek’) vertelt Mik over de periode dat hij opnieuw in Solna woont: vader is weer gaan drinken en Tony wordt veroordeeld wegens diefstal. De kinderbescherming komt Mik halen om hem in een ‘normaal gezin’ te plaatsen. Maar normaal blijkt het gezin niet te zijn. Mik belandt op een verbouwde boerderij die dienstdoet als hondenkennel. Hij wordt gebruikt als onbetaalde knecht en moet elke dag de hokken schoonmaken. Dat vindt hij afschuwelijk omdat hij doodsbenauwd is voor honden. Daar komt bij dat hij voortdurend vernederd wordt door de dochter van zijn pleegouders. Mik is uit het paradijs in de hel terechtgekomen. Op een dag besluit hij te vluchten naar het dorp van tante Lena.
De kinderbescherming laat Mik echter niet met rust, met behulp van een opsporingsbericht op de televisie weet men hem te traceren. Om aan de kinderbeschermers te ontkomen, rent Mik naar een gevaarlijk windwak op het bevroren meer Selet. Hij verdrinkt liever dan dat hij opnieuw naar een pleeggezin moet. Na emotionele onderhandelingen met vertegenwoordigers van de kinderbescherming krijgt Mik de (afgedwongen) toestemming dat hij bij tante Lena mag blijven.
Naast het vinden van een veilig thuis speelt de broederliefde tussen Mik en Tony een belangrijke rol. Engström heeft zich hierbij laten inspireren door De gebroeders Leeuwenhart van Astrid Lindgren.
| |
Waardering
De bekroning van zowel Tobbe als Dief van de duivel met een Zilveren Zoen maakt duidelijk dat ook in Nederland de jeugdromans van Engström zeer worden gewaardeerd. Besprekingen van deze boeken zijn zonder uitzondering positief, bijna jubelend. Men prijst niet alleen de vorm, ook de inhoud wordt als belangrijk ervaren. In recensies komen onder meer de volgende kwalificaties voor: ‘Beurtelings lyrisch, beeldend, meeslepend en rauw. (-) Hartverwarmend zijn de levensechte personages. Scherp is de tegenstelling tussen de stad en het platteland. En aangrijpend Miks broederliefde’ (Mirjam Noorduijn over Op het randje). En:
| |
| |
‘Engström blinkt uit in de lichtvoetige beschrijving van de spijkerharde wereld van de grauwe voorsteden vol gebroken gezinnen, angstaanjagende vmbo-scholen’ (Karel Berkhout over hetzelfde boek).
Veel waardering hebben critici voor de relativerende humor: ‘Zelden zag ik het begrip tragikomisch zo mooi ingevuld’ (Ed Franck over Tobbe). Het juryrapport bij de bekroning van Dief van de duivel schenkt er expliciet aandacht aan: ‘Wie zich de “kommer-en-kwel” herinnert uit de jaren zeventig, vreest nu na het voorgaande nog meer deprimerends. Om het maar meteen gezegd te hebben: onnodig.’
Hoewel de meeste besprekingen lovend zijn, laat een aantal recensenten kritische geluiden horen, met name over de afloop van Tobbe en Dief van de duivel. Monique Snoeijen over het slot van Tobbe: ‘Dat plot komt pas in het laatste hoofdstuk; het is een hilarische maar wat gemakzuchtige ontknoping.’ Over de afloop van Dief van de duivel schrijft Jen De Groeve: ‘Ook in de welwillende politieman die Steppo voor al te grote problemen zal behoeden, geloof ik niet. Engström heeft daarmee de hoopvolle afloop van dit verhaal al te zeer geforceerd.’
Verschillende recensenten uiten waardering voor de wijze waarop Bernadette Custers de boeken heeft vertaald.
| |
Bibliografie
Niet vertaald in het Nederlands (een keuze)
|
Kaspar, Atom-Ragnar och gaddkungen (1997), Kaspar, Atom-Ragnar och mordbrannaren (1999), Kaspar och batsnurran (2003). |
Jeugdboeken
|
Dogge (2001): Tobbe. Vertaald door Bernadette Custers. Amsterdam, Van Goor, 2004. |
Satans Tjuv (2005): Dief van de duivel. Vertaald door Bernadette Custers. Amsterdam, Van Goor, 2006. |
Isdraken (2007): Op het randje. Vertaald door Bernadette Custers. Amsterdam, Van Goor, 2008. |
Over Mikael Engström
|
Marita Vermeulen, Schatten op de schroothoop. In: De Standaard, 6-5-2005. (Interview) |
Monique Snoeijen, Rauwheid in de straten van Mikael Engström. In: NRC Handelsblad, 28-5-2004. (Over Tobbe) |
Hanneke van den Berg, Jeugdboeken. In: Noordhollands Dagblad, 3-6-2004. (Over Tobbe) |
Bea Ros, Scheuren in het asfalt. In: Didaktief, 1-9-2004. (Over Tobbe) |
Ed Franck, Wormgaten in het heelal. In: De Standaard, 16-9-2004. (Over Tobbe) |
Jen De Groeve, Dief van de duivel. In: De Leeswelp, 1-5-2006. |
Pjotr van Lenteren, Seks, drugs en uitzichtloosheid. In: de Volkskrant, 23-6-2006. (Over Dief van de duivel) |
Jan Smeekens, Juryrapport Zilveren Zoen 2007. (Over Dief van de duivel) |
Karel Berkhout, De duvelstoejager redt zich wel. In: NRC Handelsblad, 29-8-2008. (Over Op het randje) |
Harm de Jonge, Op de vlucht voor de Jeugdzorg. In: Dagblad van het Noorden, 5-9-2008. (Over Op het randje) |
Mirjam Noorduijn, Broederliefde. In: De Groene Amsterdammer, 29-9-2008. (Over Op het randje) |
Bas Maliepaard, Val doooooood! schreeuwt
|
| |
| |
Mik. In: Trouw, 1-11-2008. (Over Op het randje) |
Jeugdliterom
|
Verzamelde recensies en artikelen over Nederlandstalige jeugdliteratuur. De Jeugdliterom is te vinden in iedere openbare bibliotheek. |
Websites
|
www.leesplein.nl |
www.kidsweek.nl |
www.pluizuit. |
80 Lexicon jeugdliteratuur
juni 2009
|
|