| |
| |
| |
Frank Eerhart
door Janneke van der Veer
Frank Eerhart werd op 23 juni 1948 geboren in Den Haag. Hij is de middelste in een gezin met vijf kinderen, drie jongens en twee meisjes. Na de middelbare school volgde hij een opleiding tot onderwijzer. In 1968 behaalde hij de hoofdakte. Tijdens zijn militaire diensttijd begon hij aan een studie Nederlands aan de School voor Taal- en Letterkunde in Den Haag. Hij sloot die in 1976 af met de akte M.O.-B. Daarna studeerde hij enkele jaren Theaterwetenschappen aan de Rijksuniversiteit Utrecht.
Vanaf 1970 combineerde hij het studeren met banen in het onderwijs. Tot 1976 was hij leraar Nederlands en geschiedenis op een mavo in Den Haag. Tussen 1976 en 1990 gaf hij Nederlands en drama op het Bisschop Bekkerscollege in Eindhoven.
Tijdens zijn studententijd schreef hij cabaretteksten die hij met de groep L'Aimonré uitvoerde. Later kwam daar het schrijven van gedichten bij. Als autodidact ontwikkelde hij zich tot beeldend kunstenaar.
In 1979 richtte hij met Rob Vermeer en Dré van Beeck Stichting Plint op, een uitgeverij van poëzieposters en poëzieprentbriefkaarten die ook Dada, een kunsttijdschrift voor kinderen, uitbrengt. Doel van Plint is het bevorderen van een laagdrempelige kennismaking met poezie en moderne beeldende kunst. Eerharts fascinatie voor beide kunstvormen komt hier samen.
Van 1990 tot 2000 was Eerhart directeur van Stichting Plint. Daarna leidde hij het Centrum voor Beeldende Kunst in Eindhoven. Sinds 2006 is hij fulltime actief als dichter en beeldend kunstenaar. Daarnaast
| |
| |
is hij redacteur van Dada, stelt hij poëziebloemlezingen samen, publiceert hij over beeldende kunst en geeft hij lezingen en workshops over de relatie tussen taal en beeld. Geregeld vinden exposities plaats van zijn beeldend werk, veelal assemblages van in Frankrijk verzamelde ‘objets trouvés’.
In 1980 debuteerde hij als dichter voor kinderen met Even blijven zitten. Het gedicht ‘Beugel’ uit deze bundel werd in dat zelfde jaar gebruikt als wervingsposter voor de poëzieposters van uitgeverij Plint voor de basisscholen. Eerhart publiceert ook over kinderpoëzie. In Boekje open. Gedichten voor kinderen (1998) laat hij leerkrachten zien hoe je in de klas met poëzie kunt omgaan.
In 1992 ontving Frank Eerhart de Cultuurprijs van de Provincie Noord Brabant voor het op grote schaal verspreiden van poëzie en beeldende kunst voor een breed publiek.
| |
Werk
Frank Eerhart schreef diverse dichtbundels voor kinderen. Een zee heeft geen zeer (2002), Een kip doet een plas (2003) en Ik wil wel met jou (2004) zijn gericht op de leeftijdsgroep 6-8 jaar, de bundel Even blijven zitten (1981) op die van 9-12 jaar. Voor jongeren van 11 tot 13 jaar schreef hij Dat had je gedroomd (1982), Ben ik dat? (1987) en Over dag en nacht (2001).
De meeste gedichten sluiten aan bij het kinderbestaan. Zo is Eerharts debuutbundel Even blijven zitten vrijwel geheel gewijd aan het schoolleven. Het gedicht ‘Beugel’ gaat over een leerling die een spreekbeurt moet houden, maar zich daarbij gehandicapt voelt door een beugel (‘'k Heb sinds kort een beugel/ en ik praat zo stom.’). Andere onderwerpen in deze bundel zijn strafwerk, schoolziek zijn, ontleden en spieken. Enkele gedichten behandelen situaties die de ik-figuur als onrecht ervaart. In ‘Trakteren’ bijvoorbeeld stelt de ik-figuur dat hij op zijn verjaardag op iets gezonds moet trakteren terwijl de meesters en de juffen gebak bij de koffie nemen. De ongelijke positie van kinderen ten opzichte van volwassenen komt ook voor in de bundel Ben ik dat?. In ‘Platengek’ beklaagt de ik-figuur zich over het feit dat hij zijn muziek altijd zachter moet zetten terwijl zijn vader ‘tot de nok van het dak’ klassieke muziek laat klinken. Centraal in deze bundel staan gevoelens en gedachten van pubers, zoals chagrijnig zijn, nadenken over de dood, onzekerheid over het uiterlijk en verliefdheid. Ook het schoolleven komt naar voren, zoals in ‘Geert-Jaap’, over een jongen die gepest wordt; en in ‘Eruitgeknikkerd’, waarin de ik-figuur het niet erg vindt dat hij uit de klas wordt gestuurd (‘Dat kwam mooi uit,/ in de vloer/ was een putje/ en mijn knikkers/ zaten in mijn jas.’).
Samen met illustratrice Marieke Rooijmans maakte Eerhart drie bun- | |
| |
dels voor lezers vanaf 6 jaar. Gedichten waarvan de woorden uit één lettergreep bestaan, zodat de kinderen ze zelf kunnen lezen. Een van de bekendste is ‘Een zee heeft geen zeer’, dit gedicht is ook als poëzieposter bij Stichting Plint verschenen. De gedichten in deze bundels voor groep 3 van de basisschool behelzen veelal onderwerpen uit het kinderleven, zoals het lichaam, dieren en eten. Vaak verwoorden ze gevoelens en gedachten, zoals verliefdheid (‘bas is op maud/ bob is op saar/ wil je met mij?/ of vind je dat raar?/ als je dat wil/ zeg het dan gauw/ ik wil het wel/ ik wil wel met jou’) en jaloezie (‘voor het eerst/ in groep vier/ zit jij daar/ zit ik hier/ zit hij naast jou/ in de klas/ ik wou dat/ ik dat was’).
Over het algemeen beschrijven de gedichten in Eerharts eerste bundels vooral concrete zaken; in latere bundels, zoals Over dag en nacht, ligt het accent meer op het zintuiglijke en reflectieve. De meeste gedichten hebben een vrije versvorm. Sommige kennen een meer regelmatige bouw, zoals ‘Misselijk’ en ‘Geert-Jaap’ in de bundel Ben ik dat?. Ook wat betreft rijm en metrum hanteert Eerhart meestal geen vaste schema's. Door de toepassing van fantasiewoorden, eindrijm, alliteratie, herhaling en opsomming is vaak sprake van een rijk taalspel. Ook kenmerken de gedichten zich door een eenvoudig en toegankelijk taalgebruik.
| |
Over dag en nacht
De in 2001 verschenen bundel Over dag en nacht bevat 21 veelal korte gedichten over onderwerpen als natuur, dieren, liefde, groei en ontwikkeling. Uit de natuurgedichten spreekt vaak verwondering, zoals in ‘mummiemuis’, over een vergeten, dood muisje. Een aantal natuurgedichten gaat over hemellichamen, die Eerhart dikwijls in verband brengt met dingen uit het dagelijkse leven. Zo wordt in ‘hemel’ een vergelijking gemaakt tussen enerzijds maan, aarde en zon en anderzijds een bal en een ronde vissenkom.
Diverse gedichten gaan over dieren, in het bijzonder de relatie tussen mens en dier. De dichter stelt zich vaak kritisch op ten opzichte van de mens. In ‘flirt’ bijvoorbeeld laat Eerhart zien dat krekels elkaar op een subtielere wijze benaderen dan mensen: ‘zo tactisch/ zijn wij nooit’. In ‘dierenspeciaalzaak’ en ‘gevangen’ stelt hij de houding van mensen tegenover vissen aan de kaak.
De gedichten ‘geheim’, ‘telemanie’ en ‘onderweg’ zijn voorbeelden van liefdespoëzie. In ‘geheim’ betreft het een prille liefde, waarvan nog niemand weet. In ‘telemanie’ is sprake van een relatie tussen twee mensen voor wie het motto ‘twee zielen, een gedachte’ geldt. In ‘onderweg’ onderzoekt de ik-figuur of zijn geliefde zijn toekomstplannen met hem wil delen.
Het onderwerp groei en ontwik-
| |
| |
Illustratie van Iris Le Rütte uit Over dag en nacht
keling komt aan de orde in ‘evolutie’. Eerhart legt een verband tussen de ontwikkeling van vogels en die van mensen. Ook het openingsgedicht ‘klein beginnen’ behandelt dit thema. De laatste strofe legt een relatie met het ontstaan van gedichten.
In de meeste gedichten verplaatst de dichter zich in een personage over wie in de derde persoon geschreven wordt. Deze vorm van woordvoerderschap geeft de gedichten een tamelijk beschouwend karakter. Het taalgebruik is soms associatief, zoals in ‘klein beginnen’: ‘je leerde kijken/ ogen/ mond/ gezicht’. Dergelijke gedachtesprongen dragen bij aan het spel van klank en ritme in het gedicht. Een vergelijkbaar effect hebben de vele enjambementen die de dichter toepast. Een voorbeeld is ‘flirt’: ‘onzichtbaar/ fluiten krekels/ naar elkaar’.
In diverse gedichten maakt Eerhart gebruik van beeldspraak. In ‘beddengroen’ wordt een klimopmuur voorgesteld als een muur vol kikkerpoten en als een wollig tandtapijt. In ‘dierenspeciaalzaak’ is een vorm van personificatie toegepast: de woordvoeder vraagt zich af of vissen zich - net als mensen - kunnen verdrinken. In verschillende gedichten komen woordspelingen voor, zoals in ‘sterren’, waarin het woord ‘ster’ zowel gebruikt wordt in de betekenis van hemellichaam als in die van succesvol artiest.
Rijm wordt schaars toegepast en als dat het geval is, gebeurt dit op een vrije manier. Af en toe is sprake van eindrijm, zoals in ‘klein beginnen’ waarin de laatste woorden van de vier strofen rijmen. Van alliteratie is onder meer sprake in ‘van papier’ (‘maar op een dag de storm/ de steven brak af’) en in ‘mummiemuis’ (‘krabbend en knagend/ onder de keldertrap’). In dit gedicht komt ook klinkerrijm voor: ‘warm en zacht’. Net als het rijm, de enjambementen en het associatieve taalgebruik zorgt de afwisseling van beklemtoonde en onbeklemtoonde lettergrepen voor ritmische effecten. Eerhart houdt echter geen strakke schema's aan.
| |
| |
| |
Waardering
De dichtbundels van Frank Eerhart zijn wisselend ontvangen. Gids Boek en jeugd '88/'89 benadrukt de herkenbaarheid van de gedichten in Ben ik dat? (1987). Annemie Leysen (De Morgen) noemt de gedichten in Over dag en nacht (2001) prettig leesbaar, ‘vaak nogal luchtig van toon en in eenvoudige taal en beelden gezet’. Ze vindt de gedichten ook ‘geestig en soms ontroerend in hun simpelheid’. Ook in de gids Boek en Jeugd 2002 wordt deze bundel positief beoordeeld: ‘Leuk om in de klas mee aan de slag te gaan, en er samen over te filosoferen.’ Het oordeel van Jan Van Coillie is minder positief: ‘Dit is geen poëzie om lang in te vertoeven, daarvoor is ze even vluchtig als de flirt of het telefoontje uit “telemanie”. Enkele gedichten stijgen nauwelijks boven de observatie uit, ze roepen niets extra's op. De eerste gedichten in de bundel hebben door het klankspel en de uitgebalanceerde opbouw wel charme. Onder de speelse verwoording vermoed je iets diepers. In sommige verzen slaagt de dichter er ook in om de tijd te vertragen, wat sfeervolle, klankrijke poëzie oplevert als in “zomaar zomer” of “voorbijgaan”.’ (Leesidee jeugdliteratuur)
Veerle Uyttersprot (www.pluizer.be) vindt de gedichtjes in Ik wil wel met jou (2004) enigszins tegenvallen. Ze noemt ze ‘observaties die [-] toevallig in dichtvorm werden neergepend. Vele gedichten wekken dan ook de indruk snel in elkaar te zijn geflanst.’
| |
Bibliografie
Keuze uit het werk voor volwassenen
|
Te leven van tweevoud in eenvoud (2003), Territorium (2008), Air (2009). |
Keuze uit het werk voor kinderen
|
Even blijven zitten. Met illustraties van Phil Vermeer Weterings. Eindhoven/Best, Stichting Plint/Studio 4, 1981. |
Dat had je gedroomd. Met illustraties van Phil Vermeer-Weterings. Eindhoven/Best, Stichting Plint/Studio 4, 1982. |
Ben ik dat?. Met illustraties van Dick van der Maat. Amsterdam, Lemniscaat, 1987. |
Gedichten om van te smullen, zes eetbare poëziekaarten. Eindhoven, Stichting Plint, 1997. |
Over dag en nacht. Met illustraties van Iris Le Rütte. Amsterdam, DiVers, 2001. |
Een zee heeft geen zeer. Met illustraties van Marieke Rooijmans. Amsterdam, DiVers, 2002. |
Een kip doet geen plas. Met illustraties van Marieke Rooijmans. Amsterdam, DiVers, 2003. |
Ik wil wel met jou. Met illustraties van Marieke Rooijmans. Amsterdam, DiVers, 2004. |
Keuze uit de bloemlezingen
|
Ik voel me ozo heppie. Met illustraties van René Windig. Rotterdam, Lemniscaat; Eindhoven, Stichting Pint, [1998]. |
Feestbeest. Met illustraties van Sieb Posthuma. Rotterdam, Lemniscaat; Eindhoven, Stichting Pint, [2000]. |
Honderd keer moet ik dit schrijven. Amsterdam, DiVers, 2002. |
Keuze uit de publicaties over (kinder)poëzie
|
Poëzie. Gorinchem, De Ruiter, 1984. |
Boekje open. Over Gedichten voor Kinderen. Dordrecht, De Inktvis, 1998. |
| |
| |
Over Frank Eerhart
|
Hendrien Kars-ten Cate e.a. (red.), [over: Ben ik dat?]. In: Boek en jeugd '88/'89 Jeugdlektuurgids voor school en gezin. Amsterdam, Collectieve Propaganda van het Nederlandse Boek; Den Haag, Nederlands Bibliotheek en Lektuurcentrum, 1988, blz. 185. |
Jacques Grijpink, Brabantse Cultuurprijs 1992 voor Frank Eerhart. In: Brabantia, jaargang 41 (1992), nr. 9, blz. 20-22. |
Joop Dirksen, Leesbevordering via de wand: in gesprek met Frank Eerhart. In: Tsjip; tijdschrift voor literaire vorming, jaargang 6 (1996), nr. 1, blz. 28-33. |
Annemie Leysen, ‘Voor je het weet sta je op eigen benen’. In: De Morgen, 23-5-2001. |
Odile Jansen, Stichting Plint: een portret. In: Leesgoed, jaargang 24 (1997), nr. 1, blz. 24-25. |
Jan Van Coillie, Over dag en nacht. In: Leesidee jeugdliteratuur, 1-6-2001. |
Marieke Henselmans, Rijmen op de golven. In: de Volkskrant, 8-11-2002. |
Ingrid Antheunis en Hedwige Buys, Kopzorg en trappenvernuft. In: WIE WEET WAAROM... WOEPS! Werken met boeken in de klas. Jeugdboekenweek 2005 (www.jeugdboekenweek.be). |
Janneke van der Veer, Frank Eerhart? over dag en nacht. In: Ger van Hoek (red.), Gaan langs de mooiste weg. Twaalf bundels jeugdpoëzie voor in de klas. Leidschendam, Biblion Uitgeverij, 2008, blz. 41-51. |
Websites
|
www.boekengidsenjeugd.nl |
www.frankeerhart.nl |
www.plint.nl |
84 Lexicon jeugdliteratuur
oktober 2010
|
|