Werk
Martha van Eeden-van Vloten heeft zich op het gebied van de kinder- en jeugdliteratuur gemanifesteerd als vertaalster. Tijdens haar huwelijk met Van Eeden kreeg ze vertaalopdrachten vanwege haar goede beheersing van de Scandinavische talen. Na haar scheiding kon ze met het vertaalwerk de gezinsinkomsten aanvullen. Haar vader had gehoopt dat ze schrijfster zou worden, maar ze had geen literaire ambities. Dat ze echter goed kon schrijven, blijkt uit haar vele brieven. Wijd en zijd was ook haar talent om sprookjes te vertellen bekend. Tot op hoge leeftijd beoefende ze deze kunst in familie- en kennissenkring. Ze zette de sprookjes van Andersen (1899-1900) en Grimm (1906-1910) om in het Nederlands en het sprookjesachtige jeugdboek De waterkindertjes (1905) van Charles Kingsley. Ook vertaalde ze uitgaven waarin de natuur een belangrijke rol speelt, zoals Idylle en epos uit het dierenleven (1903).
Haar vertalingen kenmerken zich door een frisse, levendige stijl die de verhalen vaart geeft. Uit het voorwoord in
De waterkindertjes blijkt dat ze de vertaling aanpaste aan het contemporaine, Nederlandse lezerspubliek: ‘Ik heb met dit boekje, dat in zijn vorm wat verouderd is, mij eenige
Illustratie van G. van de Wall Perné uit De waterkindertjes van Charles Kingsley
vrijheden veroorloofd. De vele toespelingen alléén op Engelsche lezers berekend, liet ik weg. Ook heb ik stukken uitgelaten die ik meende dat door een al te barok uitspinnen, aan den vorm en de letterkundige waarde schade deden. Hier en daar heb ik ook iets, dat mij verouderd scheen, weggelaten of veranderd.’
Of het vertaalwerk een grote plaats in haar leven heeft ingenomen, valt te betwijfelen. In een brief aan haar zus Kitty Verwey-van Vloten schreef ze: ‘Wat vertalen betreft, ik zou er eigenlijk geen zin in hebben: het neemt zooveel tijd en ik vertaal alleen graag iets, dat mij heelemaal