| |
| |
| |
Jean Dulieu
door Maarten J. de Meulder
Foto: Gerth van Roden
Jean Dulieu werd als Jan van Oort op 13 april 1921 in Amsterdam geboren. Van jongs af was duidelijk dat hij qua creativiteit over goede genen beschikte. Zijn muzikale aanleg (vader was concertzanger Hendrik C. van Oort) en zijn tekentalent (opa was illustrator Johan Braakensiek) bleken van doorslaggevende invloed op zijn loopbaan en verdere leven.
Hoewel hij zelf het liefst iets had gedaan met zijn tekentalent, boog hij voor de wil van zijn vader en volgde een opleiding tot violist aan het Amsterdams Conservatorium. In 1940 behaalde hij zijn diploma en gedurende de eerste oorlogsjaren speelde hij bij verschillende orkesten. Uiteindelijk werd hij tweede violist in het Amsterdams Concertgebouworkest. Toen dirigent Eduard van Beinum zich eind 1944 gedwongen zag de musici voor onbepaalde tijd naar huis te sturen, kwam er een voorlopig einde aan deze muzikale loopbaan.
Jan van Oort - in 1943 getrouwd met Kitty Sijmons - dook onder en begon uit verveling te tekenen. Zijn vrouw raadde hem aan een kinderverhaal te maken. Omdat hij vanaf zijn jongste jaren geboeid was door de natuur, speelde dat verhaal zich als vanzelfsprekend af tegen een decor van bos, heide en weiland. Met een even natuurlijke vanzelfsprekendheid koos Van Oort als verbindende schakel voor een kabouter als hoofdpersoon. Hij zette er een twintigtal op papier, zijn vrouw koos de leukste uit en noemde hem Paulus. Paulus de boskabouter.
Na de oorlog begon Van Oort illustraties te maken voor de krant. Vaak waren dat portretten van dirigenten, die hij vanuit de orkestbak op papier zette. Hij publiceerde ze onder het pseudoniem Jean Dulieu (de Franse vertaling van zijn naam). Van Oort kwam tot het besef dat dit het moment was om te kiezen voor een carrière als tekenaar en verteller.
| |
| |
Door zijn in de hongerwinter getekende kinderboekillustraties naast elkaar op stroken papier te plakken, lukte het hem zijn werk vanaf februari 1946 als stripverhaal in het socialistische dagblad Het Vrije Volk gepubliceerd te krijgen. Hij verhuisde van Amsterdam naar een oude boerderij op Oost-Terschelling, waar hij in alle vrijheid aan de ontwikkeling van zowel zijn tekenvaardigheden als zijn schrijfstijl kon werken; in beide had hij geen enkele opleiding genoten. Zijn eerste geïllustreerde uitgave, Het winterboek van Paulus, verscheen in 1948.
Het werk van Dulieu is verschillende malen bekroond. Voor Francesco kreeg hij in 1956 de Literatuurprijs van de Youth's Friends Association te New York en in 1958 het Diploma van Verdienste bij het Vijfde Internationale Congres van de Stichting van Jeugdboeken te Florence. Een Edison was er in 1962 voor de grammofoonplaat Paulus is jarig. Paulus de hulpsinterklaas werd in 1962 uitgeroepen tot Kinderboek van het Jaar. Voor zijn gehele oeuvre ontving hij in 1981 de Stripschapprijs.
Jan van Oort overleed op 29 november 2006 in Arnhem.
| |
Werk
Dulieus kunstenaarschap stond in het teken van het perfectioneren van zijn tekentechnieken en het zoeken naar nieuwe wegen om te vertellen, in woord en beeld. Paulus was het onderwerp van duizenden stripafleveringen, eveneens duizenden illustraties met potlood, pen, balpen en verf voor honderden tijdschriftverhalen en tientallen boekuitgaven. Voorts maakte Dulieu lange reeksen hoorspelen en poppenfilms voor radio en televisie, waarbij hij als altijd solistisch te werk ging.
Nadat Dulieu in 1946 met zijn stripverhaal voor Het Vrije Volk een vaste bron van inkomsten had verworven, begon hij zijn creaties ook op andere manieren vorm te geven. Van jongs af geïnteresseerd in het maken van handpoppen en marionetten en geoefend in het nadoen van stemmetjes, ontwierp hij een serie poppenkastpoppen waarmee hij de verhalen van Paulus levendiger kon uitbeelden. In eerste instantie probeerde hij zijn poppenkastvoorstelling uit op de schooljeugd van Terschelling. Toen dat bleek aan te slaan, volgden tientallen voorstellingen door het hele land. Eén van die voorstellingen vond plaats in het gebouw van de vara. Uit dit contact groeide gaandeweg het plan om een serie uitzendingen voor de radio te maken, waarbij Dulieu zijn stemmen in hoorspelvorm in de ether kon brengen. De eerste uitzending vond plaats in 1955. De combinatie van getekende verhalen en hoorspel, waarbij Dulieu alle stemmen zelf deed, bezorgden Paulus al snel landelijke bekendheid.
In dezelfde periode waarin hij de poppenkastset ontwierp, stortte Du-
| |
| |
Uit Paulus de hulpsinterklaas
lieu zich op de kunst van het aquarelleren. Al snel vond hij zijn stijl dermate op niveau dat hij het aandurfde alsnog het in de hongerwinter gerezen plan voor een kinderboek ten uitvoer te brengen. Zo verscheen in 1948 zijn eerste geïllustreerde Paulus-uitgave, Het winterboek van Paulus, die door een toevallige, maar ideale combinatie van aquareltechniek, kleurendruktechniek en papierkeuze tot op de dag van vandaag door verzamelaars van kinderboeken wordt gekoesterd.
Vier jaar later volgde De hulpsinterklaas, waarna uitgeverij De Arbeiderspers aangaf nog maar weinig toekomst in de avonturen van de boskabouter te zien. Dulieu verhuisde zijn uitgaven naar Van der Peet, die hetzelfde boek in 1962 onder de titel Paulus de hulpsinterklaas in een bewerkte versie herdrukte. Het werd prompt bekroond en geldt inmiddels als een Paulus-klassieker.
In 1954 verhuisde Dulieu naar Soest en begon aan een lange reeks rijkelijk geïllustreerde Paulus-vervolgverhalen voor diverse weekbladen. Zijn bijdragen aan het kinderblad Kris Kras waren nog in zwart-wit, maar latere wekelijkse afleveringen voor de damesbladen Eva en Margriet onderscheidden zich door kleurrijke aquarellen van hoge kwaliteit.
In 1958 zette Dulieu een punt achter zijn krantenstrip, omdat hij steeds meer moeite kreeg met de beperkende kaderlijnen van het stripplaatje. Hij richtte zich meer en meer op de
| |
| |
reeks geïllustreerde kinderboeken over Paulus. De eerste delen verschenen met zwart-wit illustraties, maar al gauw werden er kleurenafbeeldingen aan toegevoegd. Bijna jaarlijks verscheen een nieuwe titel, ook de herdrukken deden het goed. Gestimuleerd door de ontwikkeling die hij doormaakte bij zowel het illustreren als het schrijven, maakte Dulieu het uitgevers bij iedere herdruk steevast lastig met zijn wens tot tekstaanpassingen en verzoeken om illustraties te vervangen door betere exemplaren. Om de uitgaven toch betaalbaar te houden, verminderde de uitgever per herdruk het aantal kleurenreproducties. Geleidelijk aan verdween de kleur plaat voor plaat uit de Paulus-boeken.
Door het hoge niveau van tekst en illustraties én Dulieus hoge productiviteit en brede publicatiebereik, was de boskabouter bekend bij jong en oud. Deze populariteit had ook een schaduwzijde: het leidde de aandacht af van Dulieus overige werk. Het tweemaal onderscheiden Francesco (over het leven van Franciscus van Assisi, 1956), het stripboek Boffie & Buikie in de knoop (1953) en het sprookjesachtige De zeven wonderdaden van Kevertje Plop (1964) kregen alleen in kleine kring de aandacht die ze verdienden. Andere pogingen om uitgaven zonder Paulus gerealiseerd te krijgen, werden stelselmatig door uitgeverijen afgewezen.
In 1965 verscheen Paulus en de eikelmannetjes. Het omvangrijke boek wordt als een hoogtepunt in Dulieus oeuvre gezien. Het onderscheidde zich van voorgaande uitgaven niet alleen door het grote aantal bijzondere, gekleurde afbeeldingen (waarin Dulieu nieuwe technieken toepaste), maar ook door het doodsmotief - zo subtiel en weldoordacht dat het voor lezers van alle niveaus acceptabel was. Voor de uitgever was het een peperdure productie die uiteindelijk alleen kon verschijnen doordat het boek kort daarvoor aan de Amerikaanse markt was verkocht.
Twee jaar later bleek dat Dulieu zijn zoektocht naar nieuwe wegen om zijn vertellingen vorm te geven, nog niet had afgezworen. De potloden en penselen kregen even rust toen hij terugkeerde naar de marionetten. Maandenlang knutselde hij aan een serie poppen van Paulus en zijn vrienden, op kleine schaal dit keer, ter voorbereiding van een serie kinderfilms. De nts (voorloper van de nos) liep er meteen warm voor en in 1967 verscheen de eerste van veertig marionettenfilms over Paulus op het televisiescherm. Dulieu schreef zoals gewoonlijk zelf de verhalen, maakte alle poppen en decorstukken, zorgde (met vrouw en dochter) voor het bewegen der marionetten en deed natuurlijk ook weer alle stemmen. Niet lang daarna verwerkte hij de verhaalgegevens van deze filmpjes in een reeks Paulus-boeken, geïllustreerd met fotobeelden die hij
| |
| |
Uit Paulus en de eikelmannetjes
| |
| |
zelf van de poppen in hun decors had vastgelegd.
Na deze periode trachtte hij zijn boskabouter een jaar lang op een andere manier in beweging te krijgen. Paulus als tekenfilmfiguur bleek echter iets te hoog gegrepen. Creatief zat het wel weer goed, maar in zijn enthousiasme had Dulieu het arbeidsintensieve karakter van deze onderneming zwaar onderschat. Uiteindelijk voltooide hij twee films van tien minuten.
Dulieu begon aan een nieuwe stripperiode, waarbij hij veel lof oogstte voor de inventieve manier waarop hij met het medium omging. Daar waar hij ooit in de knoop raakte met de beperkingen van omkaderde plaatjes, maakte hij nu verhalen waarbij de tekeningen soms van de ene afbeelding in de andere doorliepen en de personages zich af en toe bewust buiten de plaatjes ophielden.
In de jaren tachtig keerde de auteur nog eenmaal terug naar de boekvorm, waarbij hij voor de illustraties (van zowel herdrukken als nieuwe titels) overwegend gebruik maakte van de balpen. Deze nieuwe manier van tekenen, die voor hem heel dicht bij de wijze kwam waarop hij jarenlang zijn schetsen maakte, leidde ondanks de beperkingen van het materiaal tot een genuanceerd resultaat. Alle drie de uitgaven - Paulus en de insekten (1982), Paulus en het beest van Ploemanàc (1983) en Paulus en de toverhoed (1984) - werden door de griffeljury onderscheiden met een Vlag en Wimpel.
Eind 1984 besloot Dulieu te stoppen met zijn verhalen over Paulus. Bevrijd van het ‘keurslijf’ van de boskabouterverhalen begon hij ‘vrij’ te schilderen. De enorme omvang van Dulieus werk blijkt uit het feit dat, naast herdrukken van oudere titels, nog regelmatig Paulus-boeken verschijnen met verhalen die niet eerder zijn gebundeld.
| |
Paulus de boskabouter
Het grootste deel van Dulieus werk bestaat uit verhalen over Paulus de boskabouter. Rond deze figuur groepeerde zich vanaf de eerste krantenaflevering in 1946 een groot aantal karakters. Oehoeboeroe de uil en Salomo de raaf werden al snel Paulus' steun en toeverlaat. Een lange rij bekende en minder bekende creaties volgde, zoals de altijd slaperige en brabbelende das Gregorius, de kaalgeworden kraai Krakras en de sluwe Rein de vos. Verder ook de konijnen Wipper en Wollebasje, Mol, Radbout de humoristische visotter, Kwek de eend, Joris het vispaard, Pieter de veldkabouter, professor Punt en een hele reeks ‘reusachtigen’ en ‘schimmigen’.
Dulieu beschikte over een fijnzinnige schrijfstijl. Hij was een geboren verteller met een groot, Brits aandoend, ingetogen gevoel voor humor. Zijn verhalen zijn doorspekt met laconieke details die voor een belangrijk deel de aparte sfeer bepa-
| |
| |
Uit Het grote boek van Paulus de boskabouter
len. Hij laat zijn personages elkaar bedotten en plagen; soms zijn ze slim, een andere keer ontstellend dom. De vaste karakters hebben allemaal zo hun eigenaardigheden. Gregorius struikelt voortdurend over zijn eigen woorden en Oehoeboeroe spreekt op een gewichtige manier omslachtig: ‘Dat is helendal nogal wel zo tamelijk buitengemeen duidelijk.’ Altijd zijn de belevenissen in het grote bos van een goedmoedige, ontwapenende aard. Daarnaast bevatten Dulieus verhalen vaak een dubbele bodem, waarmee hij bij volwassenen een gevoelige snaar weet te raken zonder dat het kinderen opvalt.
De eerste Paulus-avonturen, getekend in en kort na de donkere oorlogsjaren, waren vrij lieve verhaaltjes. Het enige kwaad in het wereldje van de boskabouter waren de kwajongensstreken van eekhoorns en andere bosdieren. Pas met de introductie van de heksenfiguur Eucalypta, op een stormachtige herfstnacht eind 1946, kregen de Paulus-verhalen hun eigen patroon. Dulieu geloofde onvoorwaardelijk in het goede, maar was er tevens van overtuigd dat Goed niet kan bestaan zonder de dreiging van het Kwaad. Ook al ein- | |
| |
digt vrijwel ieder avontuur in een overwinning voor Paulus en de zijnen, een definitieve ondergang voor Eucalypta en haar kompanen werd het nooit; het kwaad blijft altijd op de loer liggen.
Het is verbazingwekkend dat Dulieus hoge productiviteit (met name in de periode 1955-1965, waarin hij tegelijkertijd een dagstrip maakte, aan diverse boekuitgaven werkte, tweemaal per week een radiohoorspel verzorgde en diverse reclameproducten ontwierp) nooit aanwijsbaar tot kwaliteitsvermindering leidde. Dulieu legde de lat voor zichzelf heel hoog. Ook dit was een van de redenen waarom hij nooit met anderen wilde samenwerken en nooit inging op het verzoek van grote bedrijven als Walt Disney Productions en Toonder Studio's om Paulus op studioniveau voort te zetten.
Tot ongeveer 1952 was Dulieus productie nog redelijk overzichtelijk. In de jaren die volgden nam niet alleen het aantal verhalen in rap tempo toe, maar breidde hij ook zijn arsenaal aan vertelvormen uit: radiohoorspelen, tijdschriftafleveringen, grammofoonplaten, marionettenfilms en reclameuitingen. Soms waren de verhaalgegevens origineel, soms gebruikte hij materiaal opnieuw, maar in een ander verband. Hij tekende, hertekende en bewerkte. Verhaallijnen liepen evenwijdig, raakten of kruisten elkaar. Ook kwamen er Paulus-producten bij zoals ansichtkaarten, puzzels en kalenders. Door de commercie aangevuld met kinderkamerattributen als kapstokjes, lampen en gordijnen. Voor dit alles waren duizenden pentekeningen en aquarellen nodig, die allemaal voortkwamen uit de geest en de hand van één persoon.
Om dit te kunnen verwezenlijken werd dagelijks urenlang getekend. Zodra er niet geproduceerd hoefde te worden voor strips of boekuitgaven, kwam het schetsboek te voorschijn. Zelfs in zijn vakanties vulde Dulieu de ene na de andere pagina met studies van alles wat hij op zijn weg tegenkwam. Daarmee verbeterde hij niet alleen zijn stijl en techniek, maar bouwde hij bovendien een schier onuitputtelijke voorraad van duizenden afbeeldingen op, waar hij in voorkomende gevallen op kon terugvallen.
| |
Waardering
In tien jaar tijd wist Jean Dulieu zich te ontwikkelen tot een authentiek tekenaar en schrijver van kinderboeken. Zijn held Paulus de boskabouter werd in Nederland ‘wereldberoemd’. Dit leverde honderden recensies op. Pas in het begin van de jaren zestig werden die onder invloed van de tijdgeest wat beschouwender. ‘Hij wordt nooit een Walt Disney,’ analyseerde de Leeuwarder Courant in 1963: ‘Hij tekent zelf; hij zal zijn eigen Paulussen maken en zijn eigen verhalen schrijven. Geen man zou hij naast zich dulden. Hij laat anderen ook geen vlakjes inkleu- | |
| |
ren; hij tekent geen clichébomen. Hij maakt van elk vlakje van een tekening een levend iets; hij gaat naar het bos en zit daar uren bomen te tekenen, omdat een boom voor hem iets persoonlijks is.’
Ook het voortdurend hertekenen van oudere illustraties - iets wat Dulieu zijn hele leven is blijven doen - past in deze beschrijving. Het enige boek dat hij nooit heeft hertekend is Paulus en de eikelmannetjes (1965). Hervormd Nederland herkende in dit boek meteen de dubbele bodem die Dulieus werk ook voor volwassenen zo aantrekkelijk maakt. In zijn verhalen, hoe fantastisch ook, herkent het kind onbewust de werkelijkheid van alledag, die ook de wereld van de volwassenen is. ‘Deze samensmelting - als ze tenminste geslaagd is - maakt kinderboeken tot goede boeken,’ aldus de krant.
De meeste recensenten merken het herkenbare stramien in Dulieus werk op, dat stoelt op de strijd tussen goede en foute figuren. Het ABC van de Jeugdliteratuur: ‘Uit zijn rijke verbeeldingskracht en milde humor spreken een grote liefde voor de mens en een positieve levensinstelling. Gevaren en boosheid zullen altijd blijven, maar daar is ook altijd een antwoord op te vinden.’
In interviews gaf men de auteur meer dan eens de gelegenheid uit te leggen dat hij bij ieder nieuw boek altijd weer uitgaat van de tekeningen. Die maken voor hem het verhaal, vertrouwde hij Caroline Euwe toe in Elseviers Weekblad (1962). Hij wist van tevoren nooit hoe een verhaal zou aflopen en had in het begin alleen de sfeer, de omgeving en de figuren in zijn hoofd.
De reden dat velen - kinderen én volwassenen - zich tot het werk van Dulieu voelen aangetrokken, ligt ongetwijfeld aan de ideale verhouding van aansprekende verhalen en boeiende illustraties. ‘Onnadrukkelijk en tussen de regels door verwoordt hij algemeen geldende humane beginselen,’ meende de jury die Paulus de hulpsinterklaas in 1962 uitriep tot Kinderboek van het Jaar. Miep Diekmann voegde daar in 1970 aan toe dat de auteur allerminst zachtzinnig is: ‘Hij durft zijn jonge lezers rustig een portie lekker griezelen voor te zetten en een kind heeft daar behoefte aan.’ Tegelijkertijd was Diekmann van mening dat Dulieu binnen die spanning ook voor ontspanning zorgt. Enerzijds door zijn humor, anderzijds door sommige dieren uit te rusten met hebbelijkheden die kinderen als hun eigen hebbelijkheden kunnen herkennen.
| |
Bibliografie
Keuze uit het werk van Jean Dulieu
|
De lotgevallen van een boskabouter. Amsterdam, De Arbeiderspers, 1947. |
Avonturen van den veldkabouter Pieter. Amsterdam, De Arbeiderspers, 1947. |
Van kippen, een boot en een voorgevoel. Amsterdam,
|
| |
| |
De Arbeiderspers, 1948. |
Het winterboek van Paulus. Amsterdam, De Arbeiderspers, 1948. |
Gevaarlijke ontmoetingen. Amsterdam, De Arbeiderspers, 1949. |
Bij de aardkabouters. Amsterdam, De Arbeiderspers, 1950. |
De reis naar de Puntster. Amsterdam, De Arbeiderspers, 1952. |
De hulpsinterklaas. Amsterdam, De Arbeiderspers, 1952. |
Paulus de boskabouter en Wawwa het olifantje. Amsterdam, Van der Peet, 1952. |
Boffie & Buikie in de knoop. Zaandam, Albert Heijn, 1953. |
Paulus en Eucalypta. Amsterdam, Van der Peet, 1953. |
Paulus en het draakje. Amsterdam, Van der Peet, 1955. |
Francesco. Amsterdam, Van der Peet, 1956. |
Paulus en Kenarrepoere. Amsterdam, Van der Peet, 1957. |
Paulus en Priegeltje. Amsterdam, Van der Peet, 1957. |
Het ei. Amsterdam, Van der Peet, 1959. |
De verrassing. Amsterdam, Van der Peet, 1959. |
't Klaaghemd. Amsterdam, Van der Peet, 1959. |
Poetepoet. Amsterdam, Van der Peet, 1959. |
Puntnik en andere verhalen. Amsterdam, Van der Peet, 1960. |
Paulus de hulpsinterklaas. Amsterdam, Van der Peet, 1961. |
Paulus en het levenswater. Amsterdam, Ploegsma, 1962. |
Paulus en Joris het vispaard. Amsterdam, Ploegsma, 1962. |
Paulus en Mol. Amsterdam, Ploegsma, 1962. |
Paulus en Pieter. Amsterdam, Ploegsma, 1963. |
Paulus en Salomo. Amsterdam, Ploegsma, 1963. |
Paulus en de drie rovers. Amsterdam, Ploegsma, 1963. |
De zeven wonderdaden van Kevertje Plop. Zaandam, Albert Heijn, 1964. |
Paulus en schipper Makreel. Amsterdam, Ploegsma, 1964. |
Paulus en de eikelmannetjes. Amsterdam, Ploegsma, 1965. |
Het eukelknijn. Bussum, Van Holkema en Warendorf, 1970. |
Japie de eenhoorn. Bussum, Van Holkema en Warendorf, 1970. |
Het oliebollenfeest. Bussum, Van Holkema en Warendorf, 1970. |
Heksenvakantie. Bussum, Van Holkema en Warendorf, 1970. |
De rokomobiel. Bussum, Van Holkema en Warendorf, 1970. |
De reus Worrelsik. Bussum, Van Holkema en Warendorf, 1970. |
De bergbouters. Bussum, Van Holkema en Warendorf, 1971. |
De beren. Bussum, Van Holkema en Warendorf, 1971. |
Het boomspook. Bussum, Van Holkema en Warendorf, 1971. |
De bruiloft. Bussum, Van Holkema en Warendorf, 1971. |
De terugkeer van Eucalypta. Bussum, Van Holkema en Warendorf, 1971. |
Verboden voor vlinders. Bussum, Van Holkema en Warendorf, 1971. |
‘Wat een gemier’. Bussum, Van Holkema en Warendorf, 1972. |
De baard van Pieter. Bussum, Van Holkema en Warendorf, 1972. |
De reis naar de Puntster. Bussum, Van Holkema en Warendorf, 1973. |
Van oela's en oorkraaien. Bussum, Van Holkema en Warendorf, 1973. |
Ali Baba en de rover. Bussum, Van Holkema en Warendorf, 1974. |
| |
| |
Een beer in het bos. Bussum, Van Holkema en Warendorf, 1974. |
De boemelvis. Bussum, Van Holkema en Warendorf, 1975. |
Het nachtpaard. Bussum, Van Holkema en Warendorf, 1975. |
Het blokkenplan. Bussum, De Gooise Uitgeverij, 1977. |
De mussenklus. Bussum, De Gooise Uitgeverij, 1977. |
De boebomen. Bussum, De Gooise Uitgeverij, 1977. |
De zeurboom en andere verhalen van Paulus de boskabouter. Bussum, Van Holkema en Warendorf, 1978. |
Paulus en de insekten. Den Haag, Leopold, 1981. |
Paulus en het beest van Ploemanàc. Den Haag, Leopold, 1982. |
Paulus en de toverhoed. Den Haag, Leopold, 1983. |
Het grote boek van Paulus de boskabouter. Amsterdam, Leopold, 1990. (Bevat Het winterboek van Paulus, Paulus en Kenarrepoere, Paulus en Priegeltje, Paulus en professor Punt.) |
Het grote toverboek van Paulus de boskabouter. Amsterdam, Leopold, 1991. (Bevat Paulus en het levenswater, Paulus en Joris het vispaard, Paulus en Mol, Paulus en Salomo, Paulus en Poetepoet.) |
Fietspad, 75 doordenkertjes van Jean Dulieu. Abcoude, Uniepers, 1991. |
De hooikooi. Assen, De Meulder, 1992. |
De heldenmol. Assen, De Meulder, 1993. |
De buitenborrel. Assen, De Meulder, 1994. |
De kraakvogels. Assen, De Meulder, 1994. |
De uitvinder. Assen, De Meulder, 1995. |
Eikeligheden. Assen, De Meulder, 1996. |
De sneeuwsnuiver. Assen, De Meulder, 1996. |
De vliegkip. Assen, De Meulder, 1997. |
Eendracht maakt macht. Assen, De Meulder, 1997. |
De hansop. Assen, De Meulder, 2002. |
Het driemanschap. Assen, De Meulder, 2002. |
Het flessenmannetje. Assen, De Meulder, 2005. |
De jaarvergadering. Assen, De Meulder, 2005. |
De kikkerbruid. Assen, De Meulder, 2006. |
De hanenhelm. Assen, De Meulder, 2006. |
In de nesten. Assen, De Meulder, 2007. |
Slakkenpraat. Assen, De Meulder, 2007. |
Over Jean Dulieu en zijn werk
|
[Onbekend], Jean Dulieu: Natuurtalenten te over. In: Goede ontvangst, juli 1959. |
Juryrapport Kinderboek van het Jaar 1962. |
Gertie Evenhuis, [zonder titel]. In Nieuwe Rottterdamse Courant, 27-10-1962. |
Helen Mellaart, Jean Dulieu, vader van zo'n 45 verschillende karakters. In: NRC Handelsblad, 21-10-1972. |
Tony van der Meulen, Alleen het goede, dat komt toch ook je neus uit. In: Nieuwsblad van het Noorden, 29-6-1973. |
Thea Detiger, Hier werd Paulus geboren. In: de Telegraaf, 13-7-1976. |
[Onbekend], Paulus is 'n produkt van de verveling. In: De Limburger, 6-1-1975. |
Maarten J. de Meulder, Dulieu Dossier. In: Striprofiel, jaargang 3 (1976), nr. 1, 2 en 4, jaargang 4 (1977), nr. 1, nr. 43 (1981) en 52 (1984). |
Hans Malta en Maarten J. de Meulder, Imago - Paulus de boskabouter-special. Den Haag, Panda, 1976. |
[Onbekend], Jean Dulieu: ‘Ik ben Paulus de Boskabouter’. In: Het Zuiden, 28-7-1976. (Interview) |
Frits Bromberg, Jean Dulieu: ‘Strips en kunstwerken’. In: Het Binnenhof, 16-2-1980. (Interview) |
Bert Jansma, Jean Dulieu: ‘Ik blijf met Paulus-ogen kijken’. In: Zwolse Courant, 27-12-1980. (Interview) |
| |
| |
Renée Douwes, Waarom Paulus de Boskabouter zo bang is voor mensen. In: HN-Magazine/Hervormd Nederland, 18-7-1981. |
Joke Linders e.a., Het ABC van de Jeugdliteratuur. Groningen, Martinus Nijhoff uitgevers, 1995. |
Piet Koster, Lieve Paulus, kom je weer in het bos. In: Algemeen Dagblad, 11-7-1996. |
Bregtje Boonstra, Zullen we nu de vaat maar gaan wassen. In: De Groene Amsterdammer, 14-8-1996. |
Maarten J. de Meulder, Bouterbode. Assen, Paulus Archief, 1998-2007. |
Maarten J. de Meulder, Een boskabouter op Terschelling. Assen, De Meulder, 2002. |
Annette Wouters, Dulieu Dossier. In: Stripschrift, nr. 346 (2002), 369 (2005) en 380 (2006). |
Maarten J. de Meulder, Jean Dulieu was ooit Terschellinger. In: Schylge myn lântse, jaargang 23 (2002) nr. 4 en jaargang 24 (2003) nr. 1. |
websites
|
www.lambiek.nl |
www.paulusarchief.nl |
75 Lexicon jeugdliteratuur
oktober 2007
| |
| |
Uit Paulus en de eikelmannetjes
|
|