Werk
Fantasie, humor en het vermogen zich in te leven in de denkwereld van kinderen zijn de voornaamste eigenschappen van het nog beperkte werk van Thea Dubelaar. Hoofdpersonen zijn steeds meisjes van ongeveer acht jaar die met allerlei problemen geconfronteerd worden of die problemen juist veroorzaken, uit behoefte aan meer begrip en genegenheid. De andere verhaalfiguren komen soms wat minder goed uit de verf.
Ze hanteert een levendige stijl en geeft er duidelijk blijk van gevoel te hebben voor wat er in kinderen omgaat. Haar boeken lenen zich uitstekend zowel om voorgelezen te worden als om ze zelfstandig te laten lezen door kinderen die die vaardigheid nog maar net beheersen. Het best geslaagd is volgens de kritiek haar debuut, Sjanetje.
Sjanetje beschrijft een moeilijke periode in het leven van een ongeveer achtjarig meisje. Haar problemen zijn niet gering: ze heeft een ‘achterlijk’ broertje, dat door de week in een tehuis voor zwakzinnige kinderen zit en in het weekend thuis mag komen. Haar moeder is overspannen en zit voor onbepaalde tijd in een rusthuis. Haar vader vaart en is voor twee maanden van huis. Sjanetje logeert zolang bij de saaie, keurige, kinderloze mevrouw Bloem. Het verhaal gaat over alledaagse voorvallen tijdens die twee maanden. Centraal staan de eenzaamheid van Sjanetje én haar angst dat haar broertje niet geaccepteerd wordt en dat zij om hem uitgelachen zal worden.
‘Mijn broer is niet achterlijk. Hij is bijzonder’, zegt ze. Gelukkig zijn er veel grote mensen en kinderen die hem nemen zoals hij is en die hem gewoon mee laten doen. Het verhaal eindigt met een (tijdelijke) hereniging van het gezin: iedereen is gelukkig.
Thea Dubelaar zegt in een interview dat ze niet uit pedagogische over-