Werk
In haar boeken verwerkt Iny Driessen heel wat autobiografische gegevens. Voor Het krabkasteel (1993) baseerde ze zich op de lotgevallen van haar eigen zoontje dat, net als de hoofdpersoon Sam, een voedselallergie heeft en aan astma lijdt. Het verhaal beschrijft vooral de ontberingen die Sam moet doorstaan. Hij mag namelijk niet snoepen, geen ijsjes eten en geen limonade drinken, want anders wordt hij door zijn ouders naar een verschrikkelijk krabkasteel gestuurd.
Over de problemen die met een adoptie gepaard gaan, schrijft Driessen in Bruine ogen, blauwe ogen (1997). In dit omkeerboek vertelt ze over Benjamin die al drie broers heeft, maar er op een dag nog twee zusjes uit Haïti bij krijgt. In tegenstelling tot Simone en Erlan die zich al gauw ingeburgerd voelen en voor altijd bij hun nieuwe mama en papa willen blijven, heeft Benjamin het met deze nieuwe situatie moeilijk en dat brengt veel wrijvingen met zich mee. Ondanks de niet vrijblijvende thematiek is dit verhaal met veel zin voor humor geschreven. Zo zijn frieten in de ogen van de twee meisjes dunne gele stokjes en lijkt spaghetti volgens hen op lange vieze wormen.
Naast de belevenissen van haar kinderen spelen ook de eigen jeugdervaringen van Iny Driessen in haar werk een belangrijke rol. Zo heeft de auteur het in Gebrandmerkt (1995) over de zorgen van Eline voor haar zieke en stervende grootvader. Eline vindt het niet fijn dat opa bij hen komt wonen, maar na een tijdje vindt ze hem toch een heel lieve oude man die boeiende verhalen over de oorlog en over het verleden kan vertellen. Dit indringende psychologische verhaal in dagboekvorm is duidelijk gegroeid vanuit de bezorgdheid van de schrijfster om haar eigen grootvader. Tegelijk kan het de aanzet vormen tot een discussie over de motieven van collaboratie.
Ook de andere boeken van Iny Driessen vormen vaak een opstap voor het bespreken van bepaalde thema's of problemen die het leven van kinderen kunnen verstoren. Toch is er ondanks de narigheid altijd ook hoop. In Hokusj pokusj pasj! (1994) bijvoorbeeld beschrijft Driessen op een subtiele manier hoe het jongetje Thomas je helemaal onderspettert wanneer hij de letter ‘s’ moet uitspreken. Thomas wordt hiervoor door zijn vrienden gepest. Maar gelukkig niet voor lang, want dankzij een fantastische tovenaar hoeft hij zich niet langer voor zijn spraakgebrek te schamen. Ook Wies en de wiebeltand (1996) plaatst problemen van kinderen op de voorgrond. Hier gaat het immers om een meisje van acht dat last heeft van loszittende melktanden. Omdat Wies kinderen met wiebeltanden afschuwelijk vindt en de gaten in haar mond als lelijke monstertjes beschouwt, verzint ze van alles om haar mooie tanden te kunnen houden. Ze plakt ze zelfs vast met lijm.
Met een boek als De gokduivel (1997) probeert Iny Driessen jongeren met weinig leeservaring aan het lezen te