| |
| |
| |
Imme Dros
door Jacques Vos
Foto: Chris Pennarts
Imme Dros is op 25 september 1936 in Oudeschild op Texel geboren. Na de lagere school en de ulo bezocht ze in Den Helder (‘aan de overkant’) de kweekschool. Omdat ze die opleiding vreselijk saai vond en Nederlands wilde studeren, stapte ze na een jaar over naar de vierde klas van het gymnasium. Na het eindexamen werkte ze een korte periode in Engeland als hulpverpleegster in een psychiatrisch ziekenhuis. In 1958 begon ze in Amsterdam aan de studie Nederlands, die ze in 1964 afrondde.
In Amsterdam ontmoette ze haar latere echtgenoot Harrie Geelen, met wie ze in 1963 trouwde (‘Ik was al verliefd op zijn tekeningen voordat ik verliefd was op hem’).
Tijdens haar studie schreef ze verhalen om wat bij te verdienen. Uitgeverij Van Holkema & Warendorf verzocht haar een kinderboek te schrijven. Dit boek, Het paard Rudolf, verscheen in 1971. Ze maakte gebruik van verhalen die ze al eerder had geschreven; om deze met elkaar te verbinden, koos ze voor het procédé van de raamvertelling.
Het werk van Imme Dros is vele malen bekroond. Zilveren Griffels kreeg ze voor: De zomer van dat jaar (1980), Annetje Lie in het holst van de nacht (1987), De trimbaan (1987), De reizen van de slimme man (1988), Roosje kreeg een ballon (1989), De o van opa (1990), Ik wil die! (1991), De blauwe stoel, de ruziestoel (1993) en Odysseus, een man van verhalen (1994).
En een tijd van vrede ontving in 1983 de Nienke van Hichtumprijs. Toen in 1988 voor de eerste keer de Libris Woutertje Pieterse Prijs werd uitge- | |
| |
reikt, kreeg Imme Dros die voor Annetje Lie in het holst van de nacht. (Dit boek was het meest bekroonde boek van dat jaar, Margriet Heymans ontving voor de tekeningen een Gouden Penseel.)
| |
Werk
Imme Dros is niet alleen een produktief, maar ook een veelzijdig schrijfster. Ze schrijft dierenverhalen, verhalen voor jonge kinderen, realistische verhalen voor jongeren, fantasieverhalen (onder andere sprookjes) en (jeugd)toneelteksten. Ze is ook betrokken bij het werk van anderen, vooral dat van Harrie Geelen. Zo schreef zij de verbindende teksten voor twee fotoboeken over de destijds veel geroemde televisieserie Kunt u mij de weg naar Hamelen vertellen, meneer? en werkte ze mee aan boeken naar aanleiding van de televisieserie Q en Q en de film Pinkeltje. Ook maakte zij deel uit van het team dat aan het internationale project Niemansdal werkte.
Ze schrijft de teksten voor prentenboeken, niet alleen voor die waarvan Harrie Geelen de illustraties maakt, zoals De blauwe stoel, de ruziestoel uit 1993, maar ook voor die van andere tekenaars, bijvoorbeeld Jaap Lamberton: Een heel lief konijn (1992) en Katrien Holland: Roekel (1993).
Verder is Imme Dros actief als vertaalster, bekend is haar vertaling van de Odyssee van Homeros: Odysseia: de reizen van Odysseus (1991).
De meeste boeken van Imme Dros kennen eenzelfde thema: de worsteling van de hoofdpersoon met zijn omgeving om de eigen identiteit te ontdekken. Meestal voelt de hoofdpersoon zich onzeker, twijfelt aan zichzelf, voelt zich lelijk, meent dat hij niets kan. Doordat deze personen een tamelijk negatief zelfbeeld hebben, voelen zij zich eenzaam, door hun omgeving niet begrepen. In de loop van het verhaal ontdekken zij dat ze meer voorstellen dan ze denken. Na allerlei botsingen en conflicten weten ze hun eigen weg te kiezen, ze zijn iemand.
Van dit thema is al sprake in de dierenverhalen die Imme Dros in het begin van haar schrijverscarrière schreef, bijvoorbeeld in Spicht en de burgemeester uit 1976. Spicht is een mager veulen dat zichzelf lelijk vindt. Om te bewijzen dat hij iemand is, doet hij mee aan een paardenrace.
Heel duidelijk blijkt het thema in de realistische verhalen voor jongeren, zoals de trilogie over Daan List; in De witte boot (1985) en in De trimbaan (1987). Het is ook aanwezig in haar fantasieverhalen, Annetje Lie in het holst van de nacht (1987), De jongen met de kip (1993) en in haar bewerking van het sprookje ‘Roodkapje’: De wolf die tegen water praatte (1991). Bij Matt uit De jongen met de kip is welhaast sprake van een soort overcompensatie van het minderwaardigheidsgevoel: hij krijgt van de duivel de kracht mensen uit zijn omgeving alles te laten doen wat hij maar wenst.
| |
| |
Het thema komt ook voor in de beide boeken waarvoor zij zich door Homeros' verhaal over Odysseus liet inspireren: De reizen van de slimme man (1988) en Odysseus, een man van verhalen (1994).
In dit verband kan ook De blauwe stoel, de ruziestoel genoemd worden. Telkens als de ouders van Jannie Julia ruzie maken, vlucht ze naar de zolder waar een grote blauwe stoel staat, ‘een hele ouwe blauwe pluche ruziestoel’. Samen met haar poppen creëert ze in die stoel een veilige plek waar ze in haar fantasie wel vrolijke situaties kan beleven.
Niet al de personen in haar verhalen hoeven de problemen zelf op te lossen. Annetje Lie heeft een lieve oma; Niels uit De reizen van de slimme man vindt eerst steun bij meneer Frank en later bij zijn vriendinnetje Martje en haar opa, meneer Spruit; Filip uit De trimbaan redt het dankzij zijn vriendschap met Rogier en diens nichtje Diana; Daan List heeft zijn vriend Wubbe en het geitewijf dat hem leert tekenen; Odysseus en zijn zoon Telemachos krijgen bescherming van de godin Athene.
Naast het zoeken en bevechten van de eigen identiteit en vriendschap, zijn ook de zee en de oorlog belangrijk in een aantal boeken: ‘De zee en de oorlog spelen nog steeds een grote rol in mijn leven. Hier in Hilversum denk ik nog net zo vaak aan de zee als wanneer ik nog op Texel zou wonen. Aan zee leven of
Illustratie van Harrie Geelen uit Spicht en de burgemeester
niet aan zee leven dat is eigenlijk de kwestie.’
Meer dan eens heeft Imme Dros er, soms zelfs tamelijk polemisch, blijk van gegeven dat het schrijven van kinder- en jeugdboeken een serieuze zaak behoort te zijn. Natuurlijk acht zij het belangrijk dat een schrijver van kinder- en jeugdboeken grote aandacht besteedt aan de inhoud, maar ook bij deze boeken gaat het in de eerste plaats om het schrijven van literatuur. Dat betekent dat een schrijver veel werk maakt van woordkeus, vorm en constructie. ‘Een schrijver kan zich aangetrokken
| |
| |
voelen tot het kinderboek, niet om het publiek maar om een visie op de werkelijkheid. Kinderen verhouden zich tot volwassenen als ontdekkingsreizigers tot gevestigde kolonisten.’
| |
Dierenverhalen
De eerste boeken van Imme Dros waren dierenverhalen. In deze boeken komen telkens dezelfde dieren voor, maar de nadruk valt in ieder boek op een ander dier, respectievelijk het paard Rudolf, de duif Duif en het paard Spicht. De plaats waar deze dieren bij elkaar komen en elkaar verhalen vertellen, is de stal van Rudolf.
Het paard Rudolf (1971) heeft nauwelijks een doorlopend verhaal, de nadruk valt op de verschillende verhaaltjes die de dieren elkaar vertellen. De beide andere boeken vertonen een strakkere compositie, al worden ook hier verhalen verteld die slechts zijdelings met de hoofdhandeling te maken hebben. De dieren denken en handelen als mensen: Duif is onzeker, Git is een jaloerse kat en Rudolf is een edel paard vol wijsheid.
Deze eerste dierenverhalen van Imme Dros hadden niet veel succes. Haar manier van schrijven is voor jonge kinderen moeilijk: allerlei woordgrappen en verwijzingen zijn bijvoorbeeld alleen door oudere kinderen te volgen. Maar oudere kinderen worden over het algemeen weer niet aangesproken door dit soort dierenverhalen.
Altijdgrijs (1977) kan worden beschouwd als een overgangswerk in het oeuvre van Imme Dros. Ze heeft nu gekozen voor een menselijke hoofdpersoon, de elfjarige Aleid, maar daarnaast voert zij sprekende dieren en planten ten tonele. In dit verhaal is sprake van vermenging van een realistisch verhaal en sprookjeselementen. Het realisme heeft onder meer betrekking op de manier waarop de mensheid met de natuur omgaat. Opvallend is dat Aleid literair goed ontwikkeld is, ze citeert als het zo uitkomt gedichten van onder anderen Perk en Marsman.
Er is wel opgemerkt dat Imme Dros zich bij het schrijven van dit verhaal heeft laten inspireren door het klassieke jeugdboek Alice in Wonderland. Daarnaast vallen overeenkomsten op met de televisieserie Kunt u mij de weg naar Hamelen vertellen, meneer? (In interviews heeft Imme Dros gezegd dat zij nauw betrokken was bij het werk van haar man aan deze serie.)
| |
Puberteitsromans
In 1980 verscheen de eerste puberteitsroman van Imme Dros: De zomer van dat jaar. Hoofdpersoon is Daan List, een onzekere, stotterende jongen van twaalf die niet weet wat hij na de lagere school zal gaan doen. Om van het gezeur van zijn omgeving af te zijn, besluit hij samen met zijn vriend Wubbe Witte naar het lyceum in Den Helder te gaan. In de vakantie ont- | |
| |
moet hij het geitewijf, een kunstenares die hem leert tekenen. Belangrijk is dat zij Daan zelfvertrouwen geeft: als hij voor het eerst zijn eigen naam onder een tekening mag zetten, is hij iemand, hij is ergens goed in.
In 1982 verscheen het vervolg, Lange maanden. Hierin is Daan zeventien jaar. Hij wordt verliefd op een wat oudere vrouw, Welmoed. Daan ontdekt dat hij niet meer is dan een van haar vele vrienden. Ook in dit verhaal is het weer de nuchtere Wubbe die hem helpt over zijn teleurstellingen heen te komen.
In 1995 verscheen het derde deel van wat wel wordt genoemd ‘haar autobiografisch getinte trilogie over een Texelse jeugd in de jaren vijftig’: Ongelukkig verliefd. In dit verhaal spelen Texel en Wubbe Witte een minder prominente rol. Daan is Nederlands gaan studeren in Amsterdam. Zijn schuchterheid is hij nog niet kwijt, waardoor hij grote moeite heeft met het turbulente studentenleven in Amsterdam. De plaatsen van zijn vriend Wubbe en zijn vriendin Reina worden een tijdje ingenomen door de excentrieke Icarus Bakker en diens zus Liliane. Uiteindelijk keert Daan terug naar Wubbe en Reina: ‘Ik knik en de gedachte dat Wubbe en ik op meer dan een manier onafscheidelijk zullen zijn is niet onaangenaam.’
Opvallend is dat Imme Dros in haar puberteitsboeken over het algemeen kiest voor een jongen als hoofdpersoon. Ze heeft eens opgemerkt dat ze, doordat ze is opgegroeid met drie broers, altijd intenser naar jongens en mannen heeft gekeken.
In het in 1983 verschenen En een tijd van vrede is de hoofdpersoon wel een meisje. Eva merkt dat vrede eigenlijk niet meer betekent dan dat je allerlei dingen ineens niet meer mag. Net als Daan List moet zij leren de werkelijkheid te accepteren. Dat betekent onder meer dat ze haar angst voor haar verliefdheid op de wat oudere Albert moet overwinnen.
In De witte boot en De trimbaan stelt Imme Dros respectievelijk de thema's gehandicapt zijn en homoseksualiteit aan de orde. De hoofdpersonen in deze verhalen zijn typische ‘Imme Drosjongens’. Jim uit De witte boot heeft bij een ongeluk met een ontploffende gasfles een verminking aan zijn rug opgelopen. Hij kan dit niet accepteren en trekt zich terug achter een muur van onverschilligheid en cynisme. Ongeveer eenzelfde houding treffen we aan bij Filip uit De trimbaan. Imme Dros introduceert de trimbaan in het eerste hoofdstuk: op zijn vierde verjaardag loopt Filip achter een trimmer aan die daar gaat trimmen. Op zijn zestiende verjaardag ontmoet hij op de inmiddels vervallen trimbaan Rogier. Deze ontmoeting zal zijn leven drastisch veranderen: hij moet onder ogen leren zien dat hij verliefd is op Rogier
| |
| |
en dat hij op dit punt de confrontatie met zijn omgeving niet uit de weg kan gaan.
Het centrale thema in deze verhalen, jongeren die op zoek zijn naar hun eigen identiteit in een omgeving die niet altijd als veilig wordt ervaren, maakt dat de puberteitsboeken van Imme Dros wel initiatieverhalen worden genoemd. Het zijn echter geen verhalen die tot de ‘kommer en kwelboeken’ kunnen worden gerekend. Imme Dros legt niets uit, haar verhalen kennen geen opgelegde boodschap, ze duidt aan - met name in de dialogen en monologen: ‘Ik heb niet zo'n behoefte aan realisme in beschrijvingen. De zaak is, ruimte te scheppen waarbinnen elke lezer zijn realiteit kan invoegen.’
| |
Annetje Lie in het holst van de nacht
Dit boek wordt vaak beschouwd als het hoogtepunt in het werk van Imme Dros. Het verhaal speelt zich af in het grensgebied tussen fantasie en werkelijkheid. Een groot deel van de inhoud wordt ingenomen door de koortsige angstdromen van Annetje Lie die lijdt onder de door haar niet begrepen afwezigheid van haar ouders. Dros legt deze afwezigheid niet uit.
In het holst van de nacht - deze plek bevindt zich onder het donsbed - droomt Annetje Lie over de vreemde Muizenkoning, over de akelige Jurkenvrouw die haar voortdurend achterna zit, over de niet te vertrouwen Vos en over Heintjevaar, groen en met lange armen en vingers, die haar door het zingen van liedjes de zee in probeert te lokken.
Aan het eind van het verhaal is Annetje Lie er zo slecht aan toe dat ze naar het ziekenhuis moet. Het verhaal kent een wat open einde, de lezer weet niet of het met Annetje Lie allemaal weer goed komt. Het enige lichtpuntje is dat haar moeder haar weer komt opzoeken.
Imme Dros wisselt de weergave van de koortsdromen van Annetje Lie af met de weergave van delen van haar leven in de realiteit. Hierin speelt vooral haar oma een belangrijke rol.
In dit verhaal maakt Imme Dros gebruik van een poëtisch taalgebruik, taalassociaties, absurde dialogen, liedjes, citaten uit gedichten, symbolen, woordspelingen en associatieve overgangen tussen de opeenvolgende scènes. Mede daardoor is ‘Annetje Lie’ geen gemakkelijk toegankelijk verhaal. Dit verklaart waarschijnlijk waarom er na de bekroning van het boek een discussie ontstond over de vraag of het hier nog wel om een kinderboek ging.
Net als in de drie boeken over Daan List heeft Imme Dros in het verhaal over Annetje Lie autobiografische elementen verwerkt, zonder dat sprake is van een autobiografisch verhaal. In interviews heeft zij verteld dat ze aan aantal van de angstdromen, bijvoorbeeld die over de Jur-
| |
| |
Illustratie van Margriet Heymans uit Annetje Lie in het holst van de nacht
kenvrouw, zelf heeft gedroomd en dat ouders op Texel destijds de figuur van Heintjevaar gebruikten om de kinderen van het water weg te houden.
Op verzoek van jeugdtheatergroep Teneeter bewerkte Dros het boek voor toneel: De Maan en de Muizenkoning. Dit stuk is gespeeld in het seizoen 1991/1992.
| |
Odysseus
Haar doctoraalscriptie wijdde Imme Dros aan de vertaling door de zestiende-eeuwse humanist Coornhert van de Odyssee. De belangstelling voor Odysseus (en Homeros) is gebleven. Imme Dros neemt aan dat ze zich in de wereld van Homeros thuisvoelt omdat hij verhalen vertelde over mensen die op een eiland wonen en net als de vissers op Texel dagelijks te maken hebben met de zee. ‘In de Odyssee heb je ook steeds het geluid van de golven tegen de rotsen.’
In 1991 publiceerde ze een ook voor jeugdigen toegankelijke vertaling van de Odyssee: Odysseia: de reizen van Odysseus. Deze vertaling - waaraan ze drie jaar intensief heeft gewerkt - is een succes gebleken: ze werd vaak herdrukt en is door de acteur Ton Lutz integraal op de radio voorgelezen.
Odysseus speelt al een belangrijke rol in het drie jaar voor de vertaling verschenen De reizen van de slimme man. De hoofdpersoon in dit verhaal is Niels, die met zijn ouders uit Amsterdam naar een kapitale villa in Wassenaar is verhuisd. Niels is niet gelukkig met de verhuizing. Hij mist zijn vriend Bas en zijn vriendinnetje Paulet. Niels mist echter vooral Meneer Frank, een oude man die hem regelmatig fragmenten voorlas uit een boek over de reizen van de slimme man. Later komt hij erachter dat meneer Frank het verhaal over Odysseus voorlas. Wanneer meneer Frank is overleden, krijgt Niels het dikke boek over Odysseus toegestuurd.
| |
| |
Illustratie van Harrie Geelen uit Odysseus, een man van verhalen
Naast Niels woont meneer Spruit, vader van de beroemde filmster Stella Star en grootvader van Martje (‘Piek’). Piek en Niels worden onafscheidelijk. Ook meneer Spruit kan veel over Odysseus vertellen. Niels raakt zo geobsedeerd door de verhalen over de reizen van de slimme man dat hij naar het gymnasium wil om de Odyssee in de oorspronkelijke taal te kunnen lezen.
Niels is verliefd op Stella Star, hij vergelijkt haar met de mooie Helena. Hij stelt zich voor dat hij met haar in een film mag spelen over de val van Troje. In die film speelt hij de rol van Paris.
De reizen van de slimme man handelt ook over het schrijven, over de waarde van de literaire verbeelding. Niels wil een boek schrijven om antwoorden te kunnen vinden op existentiële vragen als: Wie ben ik eigenlijk? Hoe ben ik geworden die ik ben? Door het verhaal over zijn leven te vertellen, wil hij zichzelf leren kennen. Het schrijven van dit boek neemt Niels zo geheel in beslag dat hij Piek verwaarloost.
Het verhaal kent een bijzondere structuur. De eerste zin luidt: ‘Lang geleden toen ik klein was hielden mijn ouders van dansen en uitgaan...’ Alles wat door Niels na deze openingszin wordt verteld, speelt in zijn verleden. Wanneer hij eindelijk weet hoe het verhaal van zijn leven te verwoorden, schrijft hij: ‘Lang geleden toen ik klein was hielden mijn ouders van dansen en uitgaan...’ Dit is tevens de laatste zin van het boek.
Odysseus, een man van verhalen is een (bijzondere) bewerking van de Odyssee. Elk hoofdstuk wordt verteld door een van de personages uit de Odyssee, bijvoorbeeld Mentor, Telemachos, Hermes en Athene. Slechts één hoofdstuk heeft geen ik-verteller. Hierin geeft Dros de vertaling van het fragment uit de Odyssee waarin de zanger Femios zingt over de heldendaden van Odysseus: ‘Zing van de man van de duizend listen...’ In tegenstelling tot het originele verhaal komt Odysseus niet zelf aan het woord. Als hij aan het eind de vrijers heeft gedood, horen we over zijn zwerftochten in een verhaal van Athene.
| |
| |
In deze bewerking maakt Imme Dros gebruik van allerlei tekstsoorten: notulen van de vergadering van de Goden op de Olympos, verslagen (‘Zeus, Athene hier’), spotliedjes, kinderliedjes, een variatie op de beginregels van een van de bekendste Rotterdamse liederen (‘Toen wij van Ithaka vertrokken, vertrokken wij van Ithaka’).
Dros weet ook de toon en de stijl van de teksten aan te passen aan de personen die aan het woord zijn. De zwoele Afrodite bijvoorbeeld vertelt ook zwoel, dit in tegenstelling tot het meer mannelijke taalgebruik van Athene, die Afrodite aanduidt met ‘dat stuk zeeschuim’.
Na de vertaling, de bewerking en het verhaal over de reizen van de slimme man heeft Dros zich nòg eens met Odysseus beziggehouden. Onder de titel Koning Odysseus maakte ze een toneelbewerking van Odysseus, een man van verhalen. Dit stuk is door Teneeter opgevoerd in het seizoen 1995/1996.
| |
Verhalen voor jonge kinderen
Aan de serie ‘Lees je al?’ van Uitgeverij Van Holkema & Warendorf heeft Imme Dros een groot aantal bijdragen geleverd. Deze serie is bestemd voor kinderen die net hebben leren lezen. Dros is hierbij gebonden aan een eenvoudige woordkeus, korte, gemakkelijke zinnen en een doorzichtige, eenvoudige structuur. Bovendien moet de inhoud gerelateerd zijn aan de leef- en belevingswereld van jonge kinderen.
De o van opa (1990) is het ontroerende verhaal over Jim die twee oma's en maar één opa heeft. Hij krijgt van oma een doos met spelen van de overleden opa. Jim fantaseert dat opa er nog is, hij speelt zelfs een spelletje kaart met hem.
In een aantal boekjes uit de serie vertelt Imme Dros korte verhaaltjes over de eigenzinnige Roosje en haar wat volgzame vriendje Bart, bijvoorbeeld Roosje kreeg een ballon (1989), Roosje kan veters (1990) en Roosje moet mee (1992). In het laatste boekje staat het verhaal centraal over de vakantie van Roosje. Ze wil helemaal niet: ‘Elk jaar hoopt Roosje / dat er geen vakantie meer komt. / Ze wil liever thuis blijven. / Maar er wordt haar niets gevraagd.’
Ook Ella uit Ik wil die! (1991) is tamelijk eigenzinnig. Ze heeft haar zinnen gezet op een paar schoenen. Die blijken veel te klein, maar Ella laat haar omgeving daar niets van merken.
| |
Prentenboeken
De boekjes uit de serie ‘Lees je al?’ bevatten tekeningen van Harrie Geelen. Samen met hem maakte Imme Dros ook enkele prentenboeken waarin geschilderde prenten zijn opgenomen: De blauwe stoel, de ruziestoel en Morgen ga ik naar China (1995). Jan ligt in zijn bed en heeft zich voorgenomen naar China te gaan. Hij overweegt op welke ma-
| |
| |
Illustratie van Jaap Lamberton uit Een heel lief konijn
nier dat kan en stelt zich voor wat een geweldig leven hij er zal leiden: in China gaan de kinderen naar bed wanneer ze dat zelf willen, ze krijgen in winkels altijd voorrang, ze hoeven niet met hun ouders op vakantie en ze hoeven ook niet naar school. Hij is van plan nooit meer terug te komen.
Imme Dros heeft ook prentenboeken gemaakt met andere kunstenaars. In het met Jaap Lamberton samengestelde Een heel lief konijn krijgt mevrouw Klein een konijnestaart en -oren. Geen dokter, dierenarts of psychiater (‘een dokter met verstand van verstand’) kan haar helpen. Haar kinderen hopen dat de verschijnselen niet erfelijk zijn en haar kleinkinderen trekken haar aan haar oren. Meneer Klein heeft er geen enkel probleem mee: ‘Ik vind je lief zo,’ zei hij. ‘Je bent een heel lief konijn. Alle mensen hebben wel wat. Ik lijk op een otter, zeggen ze.’ Voor de illustraties ontving Jaap Lamberton in 1993 postuum de Libris Woutertje Pieterse Prijs.
Bijzonder is Van een vrouw die een huisje bouwde in haar buik (1992) met affiche-achtige zwart-witprenten van Juul van de Heuvel. Dit boek vertelt het verhaal van een zwangerschap, die wordt weergegeven als het bouwen van een huisje in de buik van een vrouw. Dit beeld wordt in het verhaal consequent volgehouden. Wanneer het kind (de huurder van het huisje) geboren wordt, klopt hij aan en zet de vrouw de deur wijd open.
| |
Waardering
Na een wat aarzelend begin (de dierenverhalen) heeft Imme Dros zich ontwikkeld tot een van de betere schrijvers van kinder- en jeugdboeken. Vanaf haar ‘tweede debuut’ in 1980 met De zomer van dat jaar zijn bijna al haar boeken door de recensenten positief - in veel gevallen zeer positief - besproken. Ook het grote aantal bekroningen is symptomatisch voor de waardering. Toin Duijx en Joke Linders kwalificeren haar puberteitsromans bijvoorbeeld als boeken ‘van een wonderlijke schoonheid’.
| |
| |
In al haar verhalen, zowel in die voor jongeren als in die voor kleine kinderen, toont Dros aan dat literatuur berust op een beheerst en sober taalgebruik dat de lezer uitdaagt tussen de regels te lezen. Recensenten roemen naast dit taalgebruik haar compositievermogen en de wijze waarop zij omgaat met de dialogen en monologen in haar verhalen.
Imme Dros behoort tot de groep schrijvers, waartoe onder meer Paul Biegel, Wim Hofman, Joke van Leeuwen en Toon Tellegen gerekend kunnen worden, die de opvatting huldigen dat het in de jeugdliteratuur niet alleen gaat om een voor kinderen belangwekkende inhoud, maar zeker ook om een belangwekkende vorm.
| |
Bibliografie
Kinder- en jeugdboeken
|
Het paard Rudolf. Met illustraties van Harrie Geelen. Bussum, Van Holkema & Warendorf, 1971. (Tweede, gewijzigde druk: 1980). |
Duif maar dapper. Met illustraties van Harrie Geelen. Bussum, Van Holkema & Warendorf, 1974. (Herdrukt in de serie Juniorpockets, onder de titel: Duif, dappere duif.) |
Spicht en de burgemeester. Met illustraties van Harrie Geelen. Bussum, Van Holkema & Warendorf, 1976. |
Altijdgrijs. Met illustraties van Harrie Geelen. Bussum, Van Holkema & Warendorf, 1977. |
De zomer van dat jaar. Bussum, Van Holkema & Warendorf, 1980. |
Lange maanden. Bussum, Van Holkema & Warendorf, 1982. |
En een tijd van vrede. Bussum, Van Holkema & Warendorf, 1983. |
De witte boot. Weesp, Van Holkema & Warendorf, 1985. |
De trimbaan. Amsterdam, Van Goor, 1987. |
Annetje Lie in het holst van de nacht. Met illustraties van Margriet Heymans. Houten, Van Holkema & Warendorf, 1987. |
De reizen van de slimme man. Amsterdam, Van Goor, 1988. |
Roosje kreeg een ballon. Met illustraties van Harrie Geelen. Houten, Van Holkema & Warendorf, 1989. |
De o van opa. Met illustraties van Harrie Geelen. Houten, Van Holkema & Warendorf, 1990. |
Roosje kan veters. Met illustraties van Harrie Geelen. Houten, Van Holkema & Warendorf, 1990 |
Ik wil die! Met illustraties van Harrie Geelen. Houten, Van Holkema & Warendorf, 1991. |
De Maan en de Muizenkoning. Bussum, Moon Press, 1991. |
De wolf die tegen water praatte. Met illustraties van Harrie Geelen. Bussum, Moon Press, 1991. |
Een heel lief konijn. Met illustraties van Jaap Lamberton. Amsterdam, Querido, 1992. |
Van een vrouw die een huisje bouwde in haar buik. Met illustraties van Juul van den Heuvel. Amsterdam, Querido, 1992. |
Roosje moet mee. Met illustraties van Harrie Geelen. Houten, Van Holkema & Warendorf, 1992. |
Roosje wil dokter worden. Met illustraties van Harrie Geelen. Houten, Van Holkema & Warendorf, 1992. |
De blauwe stoel, de ruziestoel. Met illustraties van Harrie Geelen. Amsterdam, Querido, 1993. |
De jongen met de kip. Met illustraties van Harrie Geelen. Amsterdam, Querido, 1993. |
Roekel. Met illustraties van Katrien Holland. Amsterdam, Querido, 1993. |
De sprookjeskast: acht sprookjes van Grimm en Andersen (bewerkt door Imme Dros). Met
|
| |
| |
illustraties van Tom Eyzenbach. Hilversum, Nederlandse Onderwijs Televisie, 1993. |
Odysseus, een man van verhalen. Met illustraties van Harrie Geelen. Amsterdam, Querido, 1994. |
Repelsteeltje van de Lavenlots. Amsterdam, Donemus, 1994. (Kinderopera) |
Ongelukkig verliefd. Amsterdam, Querido, 1995. |
Morgen ga ik naar China. Met illustraties van Harrie Geelen. Amsterdam, Querido, 1995. |
Van Repelsteel en andere stukken. Met illustraties van Harrie Geelen. Amsterdam, Querido, 1996. |
Imme Dros over jeugdliteratuur
|
Buiten voor de deur. In: Raster, 1991, blz. 122-131. |
A children's book should be a joy forever. In: Documentatieblad kinder- en jeugdliteratuur, jaargang 6 (1992), blz. 48-56. |
De toekomst van het kinderboek. In: Literatuur zonder leeftijd, jaargang 7 (1993), blz. 93-96. |
Over Imme Dros
|
Jacques Vos, Sobere probleemboeken. In: Leestekens, jaargang 3 (1982/1983), blz. 103-112. |
Toin Duyx en Joke Linders, De Goede Kameraad, Honderd jaar kinderboeken, blz. 125-131. Houten, Van Holkema & Warendorf, 1991. |
Harry Bekkering, Annetje Lie in het holst van de nacht: een droom van een boek. In: Documentatieblad Kinder- en jeugdliteratuur, jaargang 5 (1991), blz. 25-34. |
Harrie Habets en Ank Hendricks, Vertalingen van dode talen: Eens was de oude taal nieuw. Twee nieuwe jassen voor Homeros. In: Tsjip, tijdschrift voor literaire vorming, jaargang 2 (1992), blz. 33-45. |
Ingeborg van Teeseling, De liefde voor taal van Imme Dros. In: De Humanist, vol. 48 (1993), blz. 8-12. |
Karel Maartense, Odysseus bewerkt. In: Leesgoed, jaargang 21 (1994), blz. 155-158. |
Julie Wevers, De leerschool van Imme Dros. In: Didaktief, september 1994, blz. 14. |
Peter van den Hoven, Wat je bedenkt ben je zelf. Over Imme Dros. In: Grensverkeer, blz. 73-86. Den Haag, 1994. |
Jacques Vos, Over... Imme Dros. Apeldoorn, 1995. |
40 Lexicon jeugdliteratuur
februari 1996
|
|