| |
| |
| |
Jaak Dreesen
door Jan van Coillie
Jaak Dreesen is op 24 januari 1934 geboren in Bocholt (België). Hij groeide op in een gezin met zeven kinderen dat hij zelf in een interview met Hilde Masui omschreef als ‘een goeie plek om te zijn’. In hetzelfde interview vertelde hij hoe zijn kinderjaren tijdens de oorlog hem het diepe besef bijbrachten hoe belangrijk het voor mensen is ‘dat ze een veilige plek hebben om hun hoofd op te leggen’, een besef dat als een rode draad door zijn werk loopt.
Tot 1999 werkte Dreesen als journalist en hoofdredacteur bij het gezinsweekblad De Bond. Als auteur was hij een laatbloeier. Zijn eerste jeugdboek, Zand erover (1978), publiceerde hij pas op zijn vierenveertigste. Naast jeugdboeken schreef hij ook liedjesteksten en hoorspelen.
Voor En boven het dorp de zilveren vogels ontving hij in 1982 de jeugdboekenprijs van de stad Tielt en uitgeverij Lannoo. In 1989 werd De vlieger van opa bekroond met een Boekenleeuw; bovendien kreeg het boek in 1992 de driejaarlijkse prijs van de Vlaamse Provincies. Voor Een muur van hitte en Sporen in de sneeuw ontving Dreesen in respectievelijk 1990 en 1991 de Jacob van Maerlantprijs. Aan de overkant van de rivier won in 1992 een Boekenwelp.
| |
Werk
‘Ik schrijf meer voor literair gevoelige, een beetje introverte lezers. Er is nood aan boeken over het meest essentiële thema, de menselijke relaties,’ zei Jaak Dreesen in een interview met Koen Driessens. Relaties tussen kinderen en ouders of grootouders staan centraal in het werk van Dreesen. Daarbij benadrukt hij voortdurend het belang van geborgenheid
| |
| |
en warmte tegenover de pijn, de angsten en het verdriet die het leven met zich meebrengt.
Misschien wel het grootste verdriet voor een kind is het gevoel door zijn ouders in de steek gelaten te worden. Sven voelt zich door zijn moeder verraden als ze van zijn vader is weggegaan. Tegelijk verwijt hij zijn vader dat hij niet genoeg aandacht voor hem heeft (Sporen in de sneeuw, 1990). Stoffel twijfelt aan zijn vader omdat die als succesrijk manager geen tijd voor hem en zijn gehandicapte zus heeft (Volg de weg terug, 1996). Als Matthijs door zijn ouders niet gehoord wordt, neemt hij een drastisch besluit (Ik loop weg!, 2005). In Er was eens een jongen op zoek naar nooit meer alleen (2000) kent de jonge hoofdfiguur warmte noch geborgenheid: ‘Mama bleef zwijgen, sloot deuren en ramen,/ En oma vergat de gezichten en namen/ Van al wie haar lief was geweest.’ Zelfs de ‘kruislieveheer’ die hij op het eind van zijn pad vindt, ‘zweeg als vermoord’, tot hij uiteindelijk toch van zijn kruis afkomt en zegt: ‘Kom bij me. Ik ben net zoals jij./ Van god en de mensen verlaten zijn wij.’
In de wereld die Jaak Dreesen oproept, gaat de verlatingsangst steeds gepaard met koude. Als kind en volwassene elkaar (terug)vinden, accentueert Dreesen het warme gevoel. Wanneer Sven is weggelopen, vindt zijn vader hem terug in een schaapsstal. Ze kruipen heel dicht tegen elkaar aan in het hooi, waarop zijn vader zegt: ‘Ik laat jou nooit in de steek’ (Sporen in de sneeuw). Ook in Van over de bergen komt de maan (1992) troost Charlottes papa haar in het warme hooi als ze denkt aan haar overleden mama. Wanneer de kleine Veronika na de geboorte niet wil ophouden met huilen, zegt de vroedvrouw Angelina: ‘Dat kind heeft het vanbinnen koud.’ Ze krijgt zeven hemdjes aan en houdt pas op met huilen als haar mama haar omhelst. Telkens als iets haar warm maakt vanbinnen, trekt ze een van de hemdjes uit (De zeven hemdjes van Veronika, 1994). Het motief komt versterkt terug in Nooit meer bang (2001) waar de ouder zegt: ‘Soms is het zo koud dat je wel drieentwintig jassen moet aantrekken en zeven sjaals omslaan, wil je niet bevriezen.’ Pas als de ouder belooft bij het kind te blijven, kan het de koude angst bedwingen. De moeder van de doodzieke Harm neemt zijn koude letterlijk over om hem te redden. Ze kruipen dicht bijeen om het samen weer warm te krijgen (Mammie! Mammie!, 1995).
In Sneeuwt het nog lang, opa? (2003) staat de warme relatie centraal tussen de negenjarige Leejo en zijn opa, die tijdens een wandeling moeten schuilen voor een sneeuwstorm. Ze vullen de tijd door te fantaseren, te dromen en herinneringen op te halen. Daarbij dringt geleidelijk de gedachte zich op dat opa er ooit niet meer zal zijn. De dood speelt een rol in veel
| |
| |
van de verhalen van Jaak Dreesen. Telkens weer mengt hij verdriet en hoop. In De vlieger van opa (1988) krijgt Frederiks opa een hartaanval en sterft, maar niet zonder zijn kleinzoon een vlieger met een boodschap van hoop te hebben gegeven. Als Veronika de naam van haar dode zusje kan lezen en schrijven, schrijft haar moeder eronder: ‘En wie een naam heeft is niet dood. Wie een naam heeft, is niet vergeten.’ (De zeven hemdjes van Veronika).
Ook voor het kwaad in de grote wereld spaart Dreesen zijn jonge lezers niet. In meerdere verhalen is oorlog een thema. In En boven het dorp de zilveren vogels (1982) zijn eigen oorlogsherinneringen verwerkt. De auteur concentreert zich op de invloed die de oorlog heeft op het leven van de kleine Janwillem. Alledaagse gebeurtenissen wisselen af met momenten van angst, waarbij het kind steeds steun en veiligheid vindt bij zijn ouders. Een warm hemd in de winter (2007) is een soort ooggetuigenverslag van een kleine jongen tijdens de oorlog. De ingrijpende gebeurtenissen maken Twan sneller volwassen en doorbreken de beslotenheid van het dorp. Voor oudere lezers schuwt Dreesen de wreedheden niet. Valid is erbij als zijn zus verkracht wordt en zijn grootvader gedood ( Valid, 1995). In dit en in andere boeken treedt soms een somber mensbeeld naar voren. In Aan de overkant van de rivier (1991) leert Mirjam over de jodenverbrandingen
Illustratie van Annemie Heymans uit Sneeuwt het nog lang, opa?
in de veertiende eeuw. Haar grootmoeder bevestigt: ‘Mensen zijn altijd op zoek naar zondebokken. Het gaat nog altijd door.’ Dit boek is een van Dreesens aangrijpendste. Zo zwaar weegt het leed op de veertienjarige Mirjam dat ze niet langer wil leven en vlucht in bewusteloosheid. Uiteindelijk haalt haar grootmoeder haar uit de coma door te wijzen op de kracht van de liefde.
In het sleutelverhaal De zeven hemdjes van Veronika is het allereerst de koesterende moeder die Veronika warmte geeft. In dit boek brengt Dreesen een synthese van wat troost kan bieden in dit aardse tranendal. Behalve de geborgenheid in het gezin zorgen de schoonheid van de na- | |
| |
tuur, de troost van een huisdier, de kracht van lezen en schrijven, van de schilderkunst en van de muziek voor warmte. Deze troostrijke geschenken duiken voortdurend op in zijn werk.
Liens opa trekt met haar de natuur in om het verdriet over de dood van haar vader te verwerken. De natuur stemt Lien ‘vredig’ (Het jongensbed, 1985). In meerdere verhalen biedt de zee de personages een gevoel van rust. In de laatste droom van Sander in Een muur van hitte (1989) overstemt het geluid van de zee en van de meeuwen het getier van Sanders vader. De natuur biedt houvast en zekerheid: wat er ook gebeurt, de natuur blijft. Zelfs de oorlog kan de loop der seizoenen niet tegenhouden. Als het weer lente wordt na de Grote Oorlog, zal het konijn Moere opnieuw zeven jongen krijgen (Rook en de geur van rozen, 2000).
Hoeveel troost dieren kunnen geven, weten kinderen beter dan wie ook, ze hebben er een bijzondere band mee. Vooral honden en konijnen spelen een rol in de verhalen van Dreesen.
Wie kan schrijven en lezen, kan toveren, bedenkt zowel Veronika als Valid. Met woorden kun je immers beelden oproepen. Als Veronika ‘Emma’ schrijft, de naam van haar gestorven zusje, dan staat Emma naast haar. Ook Sven in Sporen in de sneeuw ziet, voelt en ruikt wat hij leest. In zijn lectuur vindt hij troost als zijn mama is weggegaan. In Een man voor mama (2001) trekt de moeder zich terug in een boekenwereld; ze wordt gered door Felix, ook al een verwoed lezer. In Slaap als een roos (2002) leest papa zijn doodzieke Rozeke voor uit Ronja de roversdochter en De gebroeders Leeuwenhart van Astrid Lindgren. Hanna's opa brengt zijn liefde voor de literatuur over op zijn kleindochter. Als hij ernstig ziek wordt, troost Hanna hem op haar beurt met verhalen (Vertelopa, 2007).
Schilders zijn verwant met schrijvers, ook zij roepen een wereld op in beelden. In Houden van (1997) bedenkt Maaike: ‘Schilders zijn als schrijvers, ze vervelen zich nooit en ze zijn nooit alleen. Ze dragen een korf op hun rug en vullen die met herinneringen, steentjes, scherven, schelpen, bladeren, stokken, woorden, zinnen, stemmingen.’ Met haar schilderij troost ze later de moeder van de verdronken Severijn.
Met muziek kan je alles zeggen, denkt Veronika: ‘het is mooier dan lezen en schrijven en schilderen.’ Muziek kan immers ‘vertellen’ waar woorden tekortschieten. Karl Gustav legt in zijn muziek het verhaal van de holocaust (Ik weet zeker dat ik ooit beroemd word). Muziek tovert een glimlach op het gezicht van de bewusteloze Mirjam (Aan de overkant van de rivier). Voor Dreesen is muziek sterk verbonden met geborgenheid. Opvallend is de rol die oude kinderliedjes spelen. Ze verbinden de generaties en bieden warmte en troost. In Oma in de zomerwei (2005) kan Petra
| |
| |
even doordringen tot haar dementerende oma met een oud kinderliedje. Aan het eind troost ze haar moeder als volgt: ‘Als ik later een kind heb en jij mijn naam niet meer weet, komt mijn kind voor jou liedjes zingen.’
In zijn verhalen toont Jaak Dreesen zich een scherp observator. Uit zijn beeldrijke natuurbeschrijvingen spreekt een houding van verwondering over de pracht van de natuur. Niet toevallig zijn wolken een belangrijk motief in zijn werk: in wolken kun je je allerlei figuren verbeelden. Dreesen is een verteller van weinig woorden. Menselijke relaties typeert hij met enkele raak geobserveerde details. In een paar regels maakt hij duidelijk dat oma Petra en haar mama niet herkent en hoe pijnlijk dat voor de laatste is (Oma in de zomerwei). De auteur dringt niets op, hij schetst situaties waaruit de lezer zelf emoties moet afleiden.
Door haar compactheid, maar ook door beelden, klankrijkdom en ritme leunt Dreesens taal vaak aan bij poëzie. In veel verhalen verwerkt hij bezwerende, poëtische regels zoals in Een man voor mama: ‘Zeven maal over de zeeën te gaan,/ schraal in de kleren, want het zou me deren,/ kon uit de dood ik die ene doen keren.’ Hij hanteert ook vaak personificaties: de wind plukt, de sparren kreunen en de stilte kraakt. Marieke, Marieke (1997) en Er was eens een jongen op zoek naar nooit meer alleen zijn volledig in rijmende strofen geschreven. Ook de dialogen zijn gecondenseerd: ‘Hoe weet je dat?/ Ik weet het!/ Hoe kun je dat weten?/ Ik weet het gewoon. Ik laat je niet in de steek.’ (Sneeuwt het nog lang, opa?)
Dreesen lijkt zijn verhalen te weven. Bij het begin van elk verhaal introduceert hij motieven als dieren, muziek, boeken of de zee, die later een belangrijke rol in het verhaal gaan spelen. Dat deze motieven in zijn hele werk opduiken, bezorgt het een sterke eenheid. Om heden en verleden te verbinden, maakt hij geregeld gebruik van flashbacks, vaak in de tegenwoordige tijd, wat de directheid vergroot. Ook dromen spelen in bijna al zijn boeken een belangrijke rol. De jeugdige hoofdpersonages projecteren er hun angsten en twijfels in, maar ook hun hoop, vreugde en verlangens. Herinneringen en gevoelens lopen door elkaar en versterken zo het weefwerk van elk boek.
| |
Marieke, Marieke
‘Zevenmaal rond de tafel,/ zevenmaal rond het bed.’ Marieke, Marieke begint als een bezwering. De ik heeft alles klaargezet: ‘appelmoes en pindakaas,/ honing zoet en speculaas./ Nu kan Marieke komen.’ De rest van de tekst is een poëtische vloed woorden vol verlangen naar Mariekes terugkomst. ‘Als jij niet komt, dan gaat het vriezen,/ het gaat sneeuwen dag en nacht./ O! Ik wil je niet verliezen!/ Je weet toch dat ik op je wacht.’ Als een leidmotief
| |
| |
Illustratie van Annemie Heymans uit Marieke, Marieke
herhaalt de ik zijn vragen: ‘Heb je honger? Heb je kou? Je weet toch dat ik van je hou?’ In zijn diepste wanhoop hoort de ik het lied van dorideine. Het is Mariekes mama die hem vraagt mee te zingen. Ook haar vraagt hij waar Marieke is. Ze wijst naar de hemel en de wolken en daar ziet hij haar. Terug keert ze niet. Mama zingt een afscheidslied, maar de tafel blijft gedekt.
Dit intieme, poëtische verhaal over verlangen en afscheid wordt gestut door de illustraties van Annemie Heymans. Treffend is de prent waarop de jongen als een reus op de aarde ligt en Marieke in de wolken een kom eten aanreikt.
| |
Waardering
Over het algemeen worden de boeken van Jaak Dreesen gunstig onthaald door de critici. Ze prijzen vooral de manier waarop de auteur met weinig maar raak gekozen woorden de gevoelens van de personages en de essentie van de handelingen weergeeft. ‘Weinigen
| |
| |
zijn in staat met “een beetje” zoveel bij de lezer wakker te roepen,’ oordeelt Jan Smeekens in de Provinciale Zeeuwse Courant. ‘Een erg teder verhaal, gevoelig maar sober geschreven, ontroerend in zijn eenvoud en authenticiteit,’ schrijft Herman de Graef in Jeugdboekengids over Het jongensbed (1995). Joke Linders bestempelt Sporen in de sneeuw (1990) in Leesgoed als ‘zeker een bijzondere poging om de psyche van een jongen die in de knoop zit, van binnenuit te belichten’, al heeft ze moeite met de zware problematiek. De meeste critici waarderen Dreesens subtiele benadering van gevoelige thema's, zonder sentimentaliteit. Karin van Camp oordeelt in De leeswelp dat er van Het concert (2003) ‘een grote warmte en harmonie’ uitgaat. Over Oma in de zomerwei (2005) schrijft Vanessa Joosen: ‘Het (-) gaat elke sentimentaliteit uit de weg, toch grijpen de onderliggende spanning en ingehouden emotie je naar de keel.’
Soms vinden critici beschrijvende passages te gekunsteld verwoord. Herman de Graef noemt sommige beschrijvingen in Slaap als een roos (2002) ‘meer een procédé dan een stilistische noodzaak’. Enkele recensenten vragen zich af hoe de jonge lezers de ‘zware’ inhoud zullen verwerken. Het slot van Er was eens een jongen op zoek naar nooit meer alleen (2000) lokt bij Marita Vermeulen de volgende reactie uit: ‘Van God en de mensen verlaten, hoeveel erger kan het dan nog worden? Wie kan hier troost uit putten? Wie vindt hier een glimp van hoop in?’
| |
Bibliografie
Jeugdboeken
|
Zand erover! Antwerpen, De Nederlandsche Boekhandel, 1978. |
En boven het dorp de zilveren vogels. Met illustraties van Rita Van Bilsen. Tielt, Lannoo, 1982. |
Wij hebben zelf toch vleugels. Met illustraties van Leo Fabri. Averbode, Altiora, 1984. |
Bas in het bos. Met illustraties van Herman Spruyt. Averbode, Altiora, 1985. |
Het jongensbed. Met illustraties van Lieve Baeten. Averbode, Altiora, 1985. |
Ik weet zeker dat ik ooit beroemd wordt! Met illustraties van Lieve Baeten. Averbode, Altiora, 1987. |
De vlieger van opa. Met illustraties van Annemie Heymans. Averbode, Altiora, 1988. |
Als ik door het venster kijk. Met illustraties van Liselot Ribbens. Averbode, Altiora, 1987. |
Bas gaat naar school. Met illustraties van Lieve Baeten. Averbode, Altiora, 1989. |
Een muur van hitte. Leuven, Davidsfonds, 1989. |
Sporen in de sneeuw. Met illustraties van Kristien Aertssen, Averbode, Altiora, 1990. |
Bas aan zee. Met illustraties van Dagmar Stam. Averbode, Altiora, 1990. |
Aan de overkant van de rivier. Met illustraties van Kristien Aertssen. Altiora, Averbode, 1991. |
Van over de bergen komt de maan. Met illustraties van Annemie Heymans. Averbode, Altiora, 1992. |
Fietsen op de wolken. Met illustraties van Rita Van Bilsen. Tielt, Lannoo, 1993. |
De zeven hemdjes van Veronika. Met illustraties van Annemie Heymans. Averbode, Altiora, 1994. |
Mammie! Mammie! Averbode, Altiora, 1995. |
Valid. Averbode, Altiora, 1995. |
| |
| |
De verjaardag. Met illustraties van Péji. Averbode, Altiora, 1996. |
Tom en poes. Met illustraties van Caroline Grégoire. Averbode, Altiora, 1996. |
Volg de weg terug. Averbode, Altiora, 1996. |
Zoeken! Zoeken! Zoeken! Antwerpen, Nationaal Centrum voor Jeugdliteratuur, 1996. |
Houden van. Averbode, Altiora, 1997. |
Marieke, Marieke. Met illustraties van Annemie Heymans. Averbode, Altiora, 1997. |
Moen, de trommelaar. Met illustraties van Kris Nauwelaerts. Averbode, Altiora, 1997. |
Het herdertje van Bethlehem. Met illustraties van Rita van Bilsen. Averbode, Altiora, 1998. |
Zeg me dat het niet zal sneeuwen! Met illustraties van Goele Dewanckel. Averbode, Altiora, 1998. |
Mijn beer. Met illustraties van Annemie Heymans. Averbode, Altiora, 1999. |
Mijn eerste bijbel. Met illustraties van Gaëtan Evrard. Averbode, Altiora, 1999. |
Er was eens een jongen op zoek naar nooit meer alleen. Met illustraties van Erika Cotteleer. Tielt, Lannoo, 2000. |
Jouw ogen zijn zo blauw. Met illustraties van Anne Westerduin. Averbode, Altiora, 2000. |
Rook en de geur van rozen. Met illustraties van Marcel Rouffa. Antwerpen, Facet, 2000. |
Een man voor mama. Met illustraties van Sofie Moons. Averbode, Altiora, 2001. |
Nooit meer bang. Met illustraties van Anne Westerduin. Wielsbeke, De Eenhoorn, 2001. |
Seppe. Met illustraties van Leen Van Durme. Wielsbeke, De Eenhoorn, 2002. |
Slaap als een roos. Met illustraties van Anne Westerduin. Averbode, Altiora, 2002. |
Het concert. Met illustraties van Ingrid Godon. Wielsbeke, De Eenhoorn, 2003. |
Sneeuwt het nog lang, opa? Met illustraties van Annemie Heymans. Leuven, Davidsfonds/-Infodok, 2003. |
Waar was ik... toen ik nog niet geboren was? Met illustraties van Kristina Ruell. Wielsbeke, De Eenhoorn, 2004. |
Ik loop weg! Met illustraties van Ingrid Godon. Wielsbeke, De Eenhoorn, 2005. |
Oma in de zomerwei. Met illustraties van Anne Westerduin. Hasselt, Clavis, 2005. |
Vertelopa. Met illustraties van Femke Gerestein. Wielsbeke, De Eenhoorn, 2007. |
Een warm hemd in de winter. Met illustraties van Seppe Van den Berghe. Wielsbeke, De Eenhoorn, 2007. |
Telfeest! Met illustraties van Soetkine Aps. Wielsbeke, De Eenhoorn, 2009. |
Over Jaak Dreesen
|
Aangenaam Jaak Dreesen. Documentatiemappen van Vlaamse jeugdauteurs, samenstelling Liliane Claeys, Vlaamse Bibliotheekcentrale, 1988. |
Ria de Schepper, Jaak Dreesen. In: Jeugdboekengids, november 1988. |
Koen Driessens, Ook voor kinderen mag de dood geen taboe zijn. In: Het belang van Limburg, 8-9-1992. |
Rita Bouckaert-Ghesquiere, Duizend sterren en een vermoeden van het mysterie. Het werk van jeugdauteur Jaak Dreesen. In: Literatuur zonder Leeftijd, winter 1995. |
Wally De Doncker, In gesprek met Jaak Dreesen. In: Schoolwijzer, nr. 4, 1995. |
Joke Linders e.a., Jaak Dreesen. In: Het ABC van de jeugdliteratuur. Groningen, Martinus Nijhoff, 1995. |
Herman Kakebeeke, Jaak Dreesen. In: Schrijver Gevonden. Tielt, Lannoo; Den Haag, Biblion, 1998. |
Hilde Masui, Het is belangrijk voor de mensen dat ze een veilige plek hebben om hun hoofd op te leggen. In: De Bond, 18-18-1998. |
Jan Smeekens, Jaak Dreesen mag gehoord worden. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 11-12-1998. |
Hanneke Lelieveld, Blij en doodsbang tegelijk. In: de Volkskrant, 29-1-1999. |
Jan Van Coillie e.a., Jaak Dreesen. In: Encyclopedie van de jeugdliteratuur. Baarn, De Fontein; Groningen, Wolters-Noordhoff, 2004 |
81 Lexicon jeugdliteratuur
oktober 2009
|
|