| |
| |
| |
Tonke Dragt
door Wilma van der Pennen
Antonia Johanna Dragt is geboren op 12 november 1930 in Batavia, hoofdstad van het toenmalig Nederlands-Indië, waar haar vader werkzaam was voor de Nederlandse regering. Tijdens de Japanse bezetting bracht zij drie jaar door in een gevangenenkamp, een periode die op haar latere leven van grote invloed zou blijven. Na de bevrijding kwam de familie naar Nederland, aanvankelijk voor korte tijd, in 1948 definitief. Tonke ging naar de hbs in Dordrecht en daarna naar de Academie voor Beeldende Kunsten in Den Haag. In 1955 haalde ze haar akte tekenen A en B, waarna ze een tijdlang voor de klas stond, eerst in het lager onderwijs, vervolgens op een middelbare school in Rijswijk.
Al heel jong maakte Tonke Dragt boekjes en stripverhalen. Ook in het Jappenkamp schreef ze bij gebrek aan voldoende leesmateriaal samen met een vriendinnetje verhalen. Op die manier kon ze ontsnappen aan de realiteit van het kamp. Deze verhalen vormden later de basis voor haar debuut. Toch was tekenen haar belangrijkste passie, en daarvan heeft ze aanvankelijk dan ook haar beroep gemaakt.
Vanaf 1956 publiceerde ze verhalen, onder meer in het kindertijdschrift Kris Kras. Haar eerste boek, Verhalen van de tweelingbroers, volgde in 1961. Kort na elkaar verschenen in de jaren zestig een aantal lijvige boeken van haar hand. Nadat in 1973 De torens van februari verschenen was, werd het een tijd stil rond haar persoon. Toen ze in 1982 Ogen van tijgers publiceerde, gaf ze te kennen hierna niet meer te zullen schrijven, omdat ze zich geheel aan het tekenen wilde wijden. In 1989 kwam toch weer een
| |
| |
nieuw boek, Het geheim van de klokkenmaker. Het is de proloog van een omvangrijk werk waaraan ze al jaren bezig is en dat de titel ‘Zeeën van tijd’ kreeg. Het eerste boek verscheen in 1992 onder de titel Aan de andere kant van de deur.
Een aantal van haar verhalen is bewerkt voor toneel. De Zevensprong (1966) is verfilmd en als serie uitgezonden op tv. In 1964 verscheen het kinderboekenweekgeschenk De Blauwe Boekanier. In 1965 schreef ze het sprookje De draak en de sleutel, ter gelegenheid van de verloving van prinses Beatrix en prins Claus.
Voor haar oeuvre kreeg ze in 1976 de Staatsprijs voor Kinder- en Jeugdliteratuur. Andere onderscheidingen:
1963 Verkiezing tot Boek van het Jaar en bekroning door de Rotterdamse kinderjury van De brief voor de koning;
1967 Eervolle vermelding door de jury van Boek van het Jaar voor De Zevensprong;
1971 Nienke van Hichtumprijs voor Torenhoog en mijlen breed;
1978 Eervolle vermelding Europese prijs voor jeugdliteratuur van de universiteit van Padua voor Water is gevaarlijk;
1990 Vlag en Wimpel voor Het geheim van de klokkenmaker;
1996 Buxtehuder Bulle voor Turmhoch und meilenweit, de Duitse vertaling van Torenhoogen mijlenbreed.
| |
Werk
Tonke Dragt schrijft over fantasiewerelden. Die zijn zo geconstrueerd dat ze geloofwaardig overkomen. Ze bereidt zich altijd goed voor en maakt haar verhalen tot in de details kloppend. Waarschijnlijk is de overtuigingskracht van haar verhalen voor een groot deel gebaseerd op haar nauwgezetheid.
Een aantal verhalen is gesitueerd in een gefantaseerde Middeleeuwse wereld: de ridderverhalen De brief voor de koning (1962) en Geheimen van het Wilde Woud (1965), maar ook Het gevaarlijke venster (1979). In De Zevensprong (1966) gaan fantasie en werkelijkheid in elkaar over en is onduidelijk waar de werkelijkheid ophoudt en de fantasie begint. De torens van februari (1973) speelt in een wereld die veel lijkt op de onze, een parallel- of spiegelwereld. Datzelfde geldt ook voor Het geheim van de klokkenmaker (1989) en Aan de andere kant van de deur (1992). Andere verhalen gaan over een toekomstige wereld: Torenhoog en mijlen breed (1969) en Ogen van tijgers (1982).
Het zoeken naar de eigen identiteit is een belangrijk gegeven in het werk van Tonke Dragt. In De brief voor de koning bijvoorbeeld leert de hoofdpersoon inzien wat zijn plaats in de wereld is. Dit thema speelt ook in De torens van februari, waarin de jongen Tom zijn geheugen is kwijtgeraakt en op zoek gaat naar zichzelf, en in Ogen van tijgers: Jock Martijn beschikt over telepathische krachten maar weet dat nog niet van zichzelf. In Aan de andere
| |
| |
kant van de deur is sprake van een confrontatie van de hoofdpersoon met zichzelf. De schrijfster laat zien hoe raadselachtig het leven van de mens is; er blijft altijd iets wat je niet begrijpt.
Dat bij het ontdekken van jezelf regels moeten worden overtreden is onafwendbaar. Tiuri uit De brief voor de koning overtreedt de regels door de kapel te verlaten; Edu uit Torenhoog en mijlen breed doet dat door de verboden wouden in te gaan. Dragt houdt ervan haar personages iets verbodens te laten doen, een geheim te laten ontdekken, ook al moet daarvoor tol worden betaald. De hoofdpersonen zijn ieder op hun eigen manier rebels. De drang te ontdekken, te achterhalen, het volwassen worden door de confrontatie met ingrijpende problemen komt in veel van haar werk voor.
Wat vaak terugkeert zijn tweelingen, soms letterlijk, zoals in Verhalen van de tweelingbroers of Geheimen van het Wilde Woud, soms als afsplitsingen van één figuur. In Torenhoog en mijlen breed hoort planeetonderzoeker Edu zowel bij de mensen van de Aarde als bij de bewoners van Venus. Dat gespletene komt ook voor in De torens van februari, waar de hoofdpersoon zelfs twee namen heeft, voor iedere wereld één. In De Zevensprong treedt het moediger alter ego van de hoofdpersoon Frans van der Steg als Frans de Rode in zijn eigen verhalen op. Andere vaak terugkerende elementen in de verhalen van Tonke Dragt zijn spiegelbeelden, als symbolen voor het zoeken naar de eigen identiteit en het spelen met de tijd. Daarnaast zijn in haar werk allerlei motieven uit sprookjes en volksverhalen terug te vinden.
In de loop der tijd is het werk van Dragt steeds meer toegegroeid naar volwassen lezers. In de eerste verhalen overheersen spanning en avontuur en is de behandeling van de thematiek eenvoudig gehouden. In haar recentere werk gaat zij veel dieper in op de vragen die zij van wezenlijk belang vindt, wat haar boeken voor jonge lezers wellicht wat minder toegankelijk maakt. Zelf gelooft Tonke Dragt niet in een sterke scheiding tussen kinder- en jeugdboeken en boeken voor volwassenen. Volgens haar is een goed kinderboek voor alle leeftijden.
| |
Illustraties
Tekenen en schrijven staan bij Tonke Dragt niet los van elkaar: wat ze niet tekenen kan schrijft ze op, wat ze niet in woorden kan vangen tekent ze. Er is een duidelijke wisselwerking: een verhaal kan uit een tekening ontstaan, maar omgekeerd kan het schrijven haar ook op een idee voor een tekening brengen. Met haar illustraties past ze zich steeds aan bij de sfeer van het verhaal, of ze nu haar eigen boeken illustreert of die van anderen. Ze wil een beeld oproepen van de wereld waarover ze
| |
| |
Illustratie van Tonke Dragt uit De brief voor de koning
schrijft, en tegelijk alle ruimte laten aan de fantasie van de lezer.
Tonke Dragt illustreerde onder meer boeken van Rosemary Sutcliff, Paul Biegel en Edith Nesbit, schrijvers aan wie ze zich verwant voelt.
| |
De brief voor de koning
Voorafgaand aan zijn ridderslag moet de jonge schildknaap Tiuri de nacht wakend en zwijgend doorbrengen in een kapel. Tegen de geboden in gaat hij naar buiten als hij een noodkreet hoort. Een oude man vraagt hem dringend op zoek te gaan naar de Zwarte Ridder met het Witte Schild. Hij moet hem een brief brengen voor de koning van Unauwen. Tiuri aanvaardt de opdracht en vindt op aanwijzing van de onbekende man de ridder, die zwaargewond is en de dood al in de ogen ziet. Het lukt hem nog net Tiuri te verzoeken zijn taak over te nemen.
Tiuri merkt al snel dat de tocht niet zonder problemen zal verlopen. Hij wordt achtervolgd door de Rode Ruiters, dezelfde die ook de Zwarte Ridder achtervolgden en in de val lieten lopen. Maar ook een groep ridders in het grijs, die uiteindelijk voor dezelfde zaak blijken te vechten, zitten hem na. Een tijdje trekken ze samen op, maar dan scheiden hun wegen. Tiuri gaat te voet de bergen over. De Grijze Ridders zetten hun zoektocht naar de moordenaar van de Zwarte Ridder voort.
Ook in de bergen blijkt Tiuri niet veilig, maar met hulp van de gids Piak reist hij verder naar Unauwen. Samen bereiken ze na veel tegenslag uiteindelijk de hoofdstad. De boodschap brengt heel wat opschudding teweeg. Unauwen blijkt bijna in een valstrik van het buurland Eveillan te zijn gelopen, wat oorlog en ellende zou hebben gebracht voor Unauwen,
| |
| |
maar vermoedelijk ook voor Dagonaut, het land waaruit Tiuri afkomstig is.
Het verhaal laat zien dat je een ridder bent door je als ridder te gedragen, en niet louter en alleen door de ridderslag. Tiuri houdt zijn belofte aan de oude man en de Zwarte Ridder met het Witte Schild, ondanks de gevaren voor zichzelf. Daarmee bewijst hij dat hij een echte ridder is.
| |
De torens van februari
Van de geleerde Thomas Alva leert de veertienjarige Tom Wit dat er andere werelden bestaan, die van de onze gescheiden zijn door de tijd. Je kunt in een andere wereld terechtkomen door een woord uit te spreken, op 29 februari bij zonsopgang. Tom besluit de proef op de som te nemen. Daar weet hij helaas niets meer van als hij in die andere wereld is aangeland. Hij is zijn geheugen kwijt, opeens is hij in een vreemde omgeving waar hij niets of niemand herkent.
Tonke Dragt schrijft in het voorwoord dat zij een opschrijfboekje heeft gekregen, met dagboekaantekeningen en kranteknipsels. Zij heeft niets aan het verhaal veranderd, het wel leesbaar en overzichtelijk gemaakt. De volledige titel is De torens van februari, een (vooralsnog) anoniem dagboek, van leestekens en voetnoten voorzien door Tonke Dragt. In een nawoord vertelt ze er nog iets meer over.
Tom beschikt over een aantekenboekje dat hem zou kunnen helpen zijn afkomst te achterhalen. Hij kan echter de tekst niet lezen. Op zijn tocht door het onbekende landschap ontdekt hij twee enorme torens, die op de een of andere manier indruk op hem maken. Zo komt hij in contact met de torenwachter, Thomas Alva. Hoewel deze niemand anders is dan Toms vriend de geleerde Thomas Alva, herkent Tom hem niet. De oude man, die met behulp van zijn eigen aantekeningen meer weet over de twee werelden, probeert Tom te helpen om zijn geheugen terug te vinden.
De epiloog bevat de dagboekaantekeningen uit de periode dat Tom terug is in onze wereld. Een naschrift leert dat hij vier jaar later opnieuw vertrokken is en niet is teruggekeerd. Tot besluit staat er nog een oproep aan iedereen die het boek leest: wie iets weet over de verblijfplaats van Tom Wit wordt verzocht dit aan de uitgever te melden.
Tonke Dragt heeft er alles aan gedaan het verhaal echt te laten lijken. Zogenaamd onleesbare fragmenten worden met een streepje aangegeven; doorgestreepte woorden worden met kruisjes aangeduid. Het voor- en nawoord, de brief van Toms broer en de oproep moeten de indruk wekken dat het allemaal echt is gebeurd. In latere drukken gaf ze telkens een andere wending aan de onopgeloste verdwijning van Tom.
| |
| |
| |
Aan de andere kant van de deur
In 1973 schreef Tonke Dragt een verhaal in het kader van de kinderboekenweek, die dat jaar als thema had ‘Stap door de Boekenpoort’. Het is een verhaal over het jongetje Otto dat door een deur een andere wereld instapt. Er komen veel dingen in voor die vooruitlopen op Aan de andere kant van de deur uit 1992. In 1983 duiken de eerste berichten op over een verhaal dat speelt in een ruimte vol onderaardse gewelven, torenkamers, ladders en bruggen. In 1987 is Dragt gaan schrijven en tekenen en ontstonden er gaandeweg twee boeken, die ‘Zeeën van tijd’ zouden gaan heten. Het eerste deel kreeg de titel Aan de andere kant van de deur, het tweede deel moet De weg naar de cel gaan heten.
Otto, Christian en Claartje zijn de belangrijkste figuren in Aan de andere kant van de deur. Otto is een gevoelige jongen van dertien die op school wordt gepest. Hij werkt in zijn vrije tijd in de kantoorboekwinkel van het echtpaar Maandag. Als hij op een keer in het magazijn bezig is met een kist oude boeken, krijgt hij een boekje in zijn handen gedrukt. Hij hoort een stem die hem dringend adviseert dat boekje te kopen. Er blijkt een aantal bladzijden te ontbreken, waaronder de titelpagina. De inhoudsopgave is wel aanwezig en Otto ontdekt ook dat het boekje is opgedragen ‘aan Otto’. Het eerste verhaal is getiteld ‘Aan de andere kant van de deur’. En dat is ook waar Otto ongewild belandt: aan de andere kant van de deur, in de Januaraanse ambassade, waar men zeeën van tijd heeft, de seizoenen telkens wisselen en waar bijzondere en geheimzinnige personen asiel hebben gekregen. Door op het juiste moment en op de juiste manier deuren te openen, kan Otto heen en weer reizen tussen zijn eigen wereld en de wereld van de Januaraanse ambassade. Het is voor hem alleen niet duidelijk hoe het precies in zijn werk gaat. Soms opent hij de deur van zijn kamer en komt hij in de ambassade, een andere keer - en juist als hij dat graag wil - lukt het niet.
Otto leert enkele bewoners kennen, waaronder Christian het Galgekind. En Claartje, die ook al voorkwam in het eerste verhaal van Otto's boekje. Maar ook hele vreemde wezens als Marsjan, een man van Mars die helemaal blauw is, en Xantippe de huisrobot die verrukkelijk kan bakken en koken. En de bibliothecaris, die dezelfde is als de secretaris en de archivaris, en die als een tweelingbroer lijkt op meneer Maandag van de boekwinkel. Een aantal personen die ook in de ambassade zou kunnen wonen, blijft vooralsnog onzichtbaar: Einstein, de bekende professor van de Quantum Mechanica, Elise, zusje van Claartje, die het eerste hoofdstuk van Otto's boekje schreef. En de ambassadeur.
Otto wil graag naar de andere kant van de deur. Daar kan hij Christian
| |
| |
en Claartje zijn vrienden noemen, terwijl hij aan zijn kant van de deur voortdurend wordt gepest, achtervolgd en uitgescholden voor professor en leraarslievelingetje. Toch brengt de ambassade hem ook in verwarring en vlucht hij telkens terug naar zijn kant van de deur.
Net als het ambassadegebouw zelf heeft het boek veel weg van een doolhof. Het is niet zo eenvoudig de draad vast te houden, omdat er zoveel geheimen en raadsel in zitten. Tonke Dragt helpt de lezer enigszins op weg door haar voetnoten (geschreven door de bibliothecaris) en de literatuurlijst. Ook de collages leveren soms aanwijzingen op om de raadsels te ontsluieren. Volgens Dragt kun je boek het beste lezen als een detective waarvan niet alle zaken oplosbaar zijn.
| |
Waardering
Miep Diekmann reageerde in de Haagsche Courant (28-10-1961) heel enthousiast op het debuut van Tonke Dragt: ‘Het is misschien eens in de tien jaar dat er iemand debuteert zo talentvol als de jonge Haagse schrijfster/tekenares Tonke Dragt.’ In de loop der jaren ging Dragt haar eigen gang, los van iedere mode in de kinder- en jeugdliteratuur, steeds opnieuw verrassend. Leo Roelants merkte naar aanleiding van Torenhoog en mijlen breed in de Lektuurgids (1969) op: ‘Een nieuw boek van haar is inderdaad iets nieuws, iets bijzonders, iets enigs. Iedermaal is er dat aparte gegeven, dat onderwerp buiten het gewone, buiten de platgetreden paden, met een sprankelende vormgeving, een virtuoze verwerking, een diepere zin.’ Bij de uitreiking van de Staatsprijs voor Kinder- en Jeugdliteratuur sprak de toenmalige minister van crm, Van Doorn, over Tonke Dragt als een buitenbeentje: ‘Anders gezegd: een buitengewoon origineel en eigenzinnig schrijfster.’
Meer dan met de overwegend lovende kritieken van volwassenen is Tonke Dragt blij met de reacties van haar jonge lezers. Hoewel haar boeken meestal vrij omvangrijk zijn en niet altijd makkelijk toegankelijk, weet ze een grote groep lezers aan zich te binden. Haar verhalen groeien als het ware met de lezers mee; ze zitten boordevol ideeën die uitnodigen tot herlezen en herinterpreteren. Robert Baccarne in de Jeugdboekengids (1991): ‘Haar verhalen voor oudere kinderen en tieners nodigen op vaak intrigerende wijze uit tot meezoeken naar “een waarheid” achter de dingen aan de hand van origineel en spits bedachte situaties. De adembenemend spannende manier waarop ze kan vertellen, draagt daar zeker toe bij.’
| |
Bibliografie
Jeugdboeken
|
Verhalen van de tweelingbroers: vrij naar Babinase balladen. Den Haag, Leopold, 1961. |
| |
| |
De brief voor de koning: een avonturenverhaal. Den Haag, Leopold, 1962. |
De Blauwe Boekanier. Amsterdam, Vereniging ter Bevordering van de Belangen des Boekhandels, 1964. (2e herziene en uitgebreide druk: Den Haag, Leopold, 1985) |
Geheimen van het Wilde Woud: een avonturenverhaal. Den Haag, Leopold, 1965. |
De Zevensprong. Den Haag, Leopold, 1966. |
Samen met Han G. Hoekstra: De trapeze: een reeks originele verhalen en gedichten voor de lagere school. Onder redactie van A. Rampen. Groningen, Noordhoff, 1966. (Deel 8. Proza en illustraties van Tonke Dragt. Poëzie van Han G. Hoekstra) |
De blauwe maan: een serie leesboeken voor het basisonderwijs. 7 dl. Zutphen, Thieme, 1968-1979. |
Torenhoog en mijlen breed: een toekomstverhaal. Den Haag, Leopold, 1969. |
De torens van februari: een (vooralsnog) anoniem dagboek, van leestekens en voetnoten voorzien door Tonke Dragt. Den Haag, Leopold, 1973. |
Water is gevaarlijk: spookverhalen, verzen, feiten, fantasieën en overleveringen. Bijeengebracht en geïllustreerd door Tonke Dragt. Den Haag, Leopold, 1977. |
Het gevaarlijke venster en andere verhalen. Den Haag, Leopold, 1979. |
Ogen van tijgers: een toekomstroman. Den Haag, Leopold, 1982. (3e geheel herziene druk: Amsterdam, Leopold, 1990) |
Het geheim van de klokkenmaker, of De tijd zal het leren, of De tijd zal je leren. Amsterdam, Leopold, 1989. |
Aan de andere kant van de deur. Amsterdam, Leopold, 1992. (Eerste deel van de serie ‘Zeeën van tijd’) |
Geïllustreerd door Tonke Dragt
|
Ton Oosterhuis, Van ridder tot koning: groot verhalenboek over het geslacht Oranje-Naussau. 's-Gravenhage [etc.], Nijgh & Van Ditmar, 1963. |
Ton Oosterhuis, Met en zonder harnas: groot verhalenboek over helden van Europa. 's-Gravenhage [etc.], Nijgh & Van Ditmar, [1964]. |
Paul Biegel, De tuinen van Dorr. Haarlem, Holland, [1969]. |
Sacha Burger, Heraios en de beker. Den Haag, Leopold, 1970. |
Rosemary Sutcliff, De sage van Finn Mac Cool. Den Haag, Leopold, 1971. |
Henry Treece, Marcus en de Keltenkoningin. Amsterdam [etc.], Deltos Elsevier, 1974. |
Rosemary Sutcliff, Helden en monsters. Den Haag, Leopold, [1975]. |
Edith Nesbit, Haaa... een draak. Amsterdam, Kosmos, 1975. |
Henry Treece, Dageraad der Vikingen. Amsterdam [etc.], Deltos Elsevier, 1975. |
Eva Ibbotson, Redt de spoken. Den Haag, Leopold, 1976. |
James Thurber, Het witte hert. Den Haag, Leopold, 1980. |
Over Tonke Dragt (keuze)
|
Miep Diekmann, Zeldzaam debuut. In: Haagsche Courant, 28-10-1961. |
Leo Roelants, Een nieuwe Tonke Dragt. In: Lektuurgids, nr. 9/10, 1969. |
M.C. Posthouwer, Tonke Dragt. Den Haag, NBLC, 1972. (Monografieën; serie B, nr. 1) |
Jef van Gool, De wereld van Tonke Dragt. Lier; Den Haag, 1977. (Refleks, nr. 4) |
Documentatie auteurs en illustratoren van jeugdboeken, knipselkrant jeugdliteratuur, jaargang 1, nr. 11. Den Haag, NBLC, 1977. (Aangevuld en met herziene bibliografie 1994) |
Elly Nannings-Roozenburg, Tonke Dragt. Den Haag, NBLC, 1978. (Monografieën; serie J, nr. 5). |
Petra Weeda, Kinderboekenschrijfster Tonke Dragt: Je ging niet op die bezem zitten, je kon nooit weten... In: Jonas, jaargang 13 (1983), nr. 15, blz. 19-22. |
Herman Verschuren, Het zou altijd anders kunnen zijn. In: En nu over jeugdliteratuur, jaargang 11 (1984), nr. 6, blz. 201-202. |
Miep Diekmann, Tonke Dragt. In: Literama, jaargang 21 (1986), nr. 6/7, blz. 199-209. |
Herman de Graef, Nieuwe berichten: maak je klaar voor het volgend schrikkeljaar! In:
|
| |
| |
Jeugdboekengids, jaargang 29 (1987), nr. 7, blz. 249-252. |
Jolanda van der Klis, Waarom zou er achter een deur altijd een gang zijn en geen dode wereld? Tonke Dragt over dualisme en schizofrenie in haar jeugdboeken. In: De Groene Amsterdammer, 30-9-1987. |
Jan-Hendrik Bakker, Jeugdauteur Tonke Dragt: Om de vijf jaar ben ik uit de mode. In: Het Binnenhof, 1-10-1992. |
Robert Baccarne, Tonke Dragt. In: Jeugdboekengids, jaargang 33 (1991), nr. 3, omslag. |
Cathérine van Houts, Achter spiegels en deuren. In: Het Parool, 3-10-1992. |
Joke Linders-Nouwens, De ongrijpbare tijd: Spiegelwereld van Tonke Dragt. In: Algemeen Dagblad, 8-10-1992. |
Caroline Zilverberg, Over ridders ben ik uitgepraat: gesprek met Tonke Dragt. In: NRC Handelsblad, 9-10-1992. |
Jan-Hendrik Bakker, Fantasie is een vlucht waarna je gesterkt terug kunt komen. Jeugdauteur Tonke Dragt werkt aan nieuwe cyclus. In: Twentse Courant, 9-2-1993. |
42 Lexicon jeugdliteratuur
oktober 1996
|
|