| |
| |
| |
Pol Dom
door Margreet van Wijk-Sluyterman
Foto: © Familie Dom
Pol Dom werd op 4 juni 1885 in Antwerpen geboren. Hij volgde een opleiding aan de Academie voor Schone Kunsten in zijn geboortestad. Omdat het kunstklimaat in Nederland opener en vooruitstrevender was dan in België, woonde hij tussen 1908 en 1910 in het Noord-Hollandse kunstenaarsdorp Laren. Daar leerde hij de kunstenares Betsy van Gelder kennen, die een schilder- en tekenleraar zocht. Na hun huwelijk vestigden zij zich in 1910 in Brussel, waar drie jaar later hun dochter Elise geboren werd. In hetzelfde jaar keerden ze terug naar Nederland. Na eerst in Bussum, Laren en Rijswijk te hebben gewoond, vestigde het gezin zich in 1927 in Scheveningen. In 1936 kreeg Pol Dom de Nederlandse nationaliteit. In dat jaar overleed onverwacht zijn vrouw. Na de oorlog trouwde hij met Flora van Dam.
Dom nam actief deel aan het kunstenaarsleven in Den Haag. Hij was lid van de Haagse Pulchri Studio en van de Haagse Kunstkring en zijn werk werd er geëxposeerd. Hij was ook lid van de kunstenaarsvereniging Sint Lucas in Amsterdam, waar zijn werk onder meer te zien was op een tentoonstelling in 1932 in het Stedelijk Museum. In 1939 leverde hij een bijdrage aan de Wereldtentoonstelling in New York.
Pol Dom overleed in Den Haag op 21 februari 1978.
| |
Werk
Pol Dom heeft in zijn lange loopbaan veel getekend en geschilderd. Ook vervaardigde hij beeldbouwwerken en reliëfs en ontwierp hij in opdracht penningen. In zijn
| |
| |
tijd was hij vooral bekend als graficus. Jarenlang tekende hij politieke spotprenten voor de Haagsche Post. Naast zijn vrije werk deed hij veel illustratief werk en reclamewerk. Zo tekende hij voor de Tielse jamfabriek ‘De Betuwe’ enkele boekjes over Flipje. Hij leverde ook bijdragen aan de kindertijdschriften Zonneschijn en Ons Eigen Tijdschrift, het maandblad van de cacaofabriek Van Houten in Weesp.
Bij zijn illustratieve werk stuitte Dom op beperkingen. In een interview met Guus Betlem zei hij daarover: ‘Er zijn geen mogelijkheden om je te uiten en dat is voor mij altijd een groote teleurstelling. Trouwens, dit is geenszins mijn liefste bezigheid. O, niet dat ik het niet graag doe, vanzelfsprekend, maar mijn voornaamste werk is toch mijn schilderkunst.’
Honderden kinderboeken heeft Dom geïllustreerd. De meeste voor Kluitman, maar hij werkte ook voor Thieme, Van Holkema & Warendorf en andere uitgevers. Hij kreeg veel opdrachten voor jongensboeken en historische verhalen. Klassieke verhalen gaf hij een nieuw gezicht, waaronder De kaperkapitein (1919) van Karl May en Het leven en de wonderbare lotgevallen van Robinson Crusoë (1923) van Daniel Defoe.
In zijn werkruimte thuis tekende hij alles uit het hoofd. Mensen en kinderen observeerde hij in het dagelijks leven, poseren was niet nodig, behalve als het om portretten ging. In de meisjes van zijn tekeningen zijn hier en daar de trekken van zijn dochter te herkennen. Voor zijn pentekeningen maakte Dom eerst een potloodschets. Soms paste hij een steunkleur toe, zoals in Feest in 't bosch (1918) en Een vroolijke partij (1918), prentenboeken met een verhaal in versvorm van Anna Sutorius. Sommige figuren gaf hij karikaturale trekken, zoals in Keesie Oranje (1928) van Kees Valkestijn. In Op vleugels naar Indië: Amsterdam-Batavia (1921), een verhaal van Jan Feith over een spannende vliegreis, is op de bandtekening duidelijk de tekenaar van spotprenten aan het werk, als Dom daar een kwaadaardige man met snode plannen uitbeeldt. Dat hij mensen en dieren in actie kon tekenen, valt op in de vele jongensboeken die hij illustreerde, waaronder De zeven jongens van Duinoord (1930) van Leonard Roggeveen.
Dom kreeg veel opdrachten. Zijn grote productie ging wel eens ten koste van de kwaliteit. Soms zijn de figuren wat houterig uitgevallen, zoals in Uit het leven van Edison (1935), een levensbeschrijving door J. Stamperius van de beroemde Amerikaanse uitvinder. Meestal tekende Dom de taferelen levendig en vlot, bijvoorbeeld in Het kind van Voorne (1931) van Joh. H. Been. Bij dit verhaal uit de tijd van Floris V tekende hij kleine plaatjes tussen de tekst en paginagrote illustraties in een realistische
| |
| |
Uit Si Taloe, de dessajongen van S. Franke
stijl. Dom zorgde ook voor historisch verantwoorde tekeningen bij andere geschiedenisverhalen, waaronder De Friezen van het Flevo-meer (1930), een boek van E. Zandstra over de strijd van de Friezen tegen de Romeinen.
Als het om verhalen gaat die in verre landen spelen, zoals Si Taloe, de dessajongen (1931) van S. Franke, geeft Dom met zijn tekeningen een impressie van het landschap. In dit boek beeldde hij de jongen Si Taloe ook treffend uit op zijn vlucht na een vulkaanuitbarsting.
Veel prenten maakte Dom voor boekbanden en boekomslagen. Niet alleen bij boeken die hij zelf illustreerde, maar ook bij boeken waarvan de oorspronkelijke binnenwerkillustraties gehandhaafd bleven, zoals in de vijfde druk van Zeven jongens in een oude schuit (1925) van A.C.C. de Vletter.
Dom is bepalend geweest voor het beeld van Kruimeltje (1923), de Rotterdamse straatjongen uit het gelijknamige boek van Chr. van Abkoude, met zijn grote geruite pet, scheef opgezet, en zijn met lappen verstelde kleren. Precies zo gaf Charlotte Dematons hem een plek in haar grote prentenboek Nederland (2012), waarin ze verscheidene Nederlandse boekenhelden verwerkte. Op de
| |
| |
Uit Kruimeltje van Chr. van Abkoude
band van Kruimeltje tekende Dom in heldere lijnen de titelfiguur terwijl hij wegrent van de politieman die op zijn rug nog de sporen draagt van de sneeuwbal die Kruimeltje net heeft gegooid. De paginagrote illustraties in het boek zijn gedetailleerder getekend, met gebruikmaking van verschillende rasters.
In een heel andere sfeer, maar wel met dezelfde heldere contouren en enkele vlakken in steunkleuren, ontwierp Dom de band met skiërs in een sneeuwlandschap voor Een doktersfamilie in het hooge Noorden (1926) van Ågot Gjems-Selmer. De bandtekening voor Sip-Su (1933, 5de druk) van Nienke van Hichtum is meer gestileerd, dit geldt ook voor de grote platen in het boek. In Het groot winteravondboek (1925), samengesteld door Nienke van Hichtum, zijn enkele paginagrote kleurenillustraties opgenomen.
Meer platen in kleur bevatten de bundels met sprookjes en volksverhalen. Het lijkt erop, dat Dom hier de kans kreeg om zijn schildertalent te benutten. Uitgeverij Thieme gaf hem een jaar de tijd voor het illustreren van de twee delen Nederlandsche sagen en legenden, verschenen in 1917 en 1919. De paginagrote illustraties zijn deels in zwart-wit met grijze tonen en deels in kleur. Ze zijn gedetailleerd uitgewerkt, ook de achtergronden van landschappen en gebouwen. Enkele platen bewijzen dat Dom een ambachtelijk knappe portretschilder was, hij heeft de figuren levensecht uitgebeeld. De grote platen in Wondervertelsels uit Vlaanderen (1924) zijn dikwijls humoristisch. Of het nu om jonkvrouwen of om - echt griezelige - reuzen en geesten gaat, Dom tekende uitgesproken types met spitse gezichten, die naar het karikaturale neigen. Terwijl deze platen de wat grauwe atmosfeer van de Lage Landen weergeven, tekende hij in Oud-Fransche sagen, volksoverleveringen en sprookjes (1930) enkele platen als kleurige schilderijen. De uitgevers besteedden veel zorg aan de vormgeving van deze bundels. Zo'n goed verzorgde uitgave is ook het
| |
| |
door S. Gruys-Kruseman samengestelde Tusschen licht en donker (1928), een bundel met een grote variatie aan verhalen en illustraties in zwart-wit en in kleur.
| |
Waardering
Tijdens zijn leven werd Pol Dom gewaardeerd om zijn vlotte en realistische tekeningen. Het Rotterdamsch Nieuwsblad prees De kaperkapitein (1925) vanwege de ‘pakkende illustraties’ en voorspelde: ‘de omslagtekening zal de jongens onmiddellijk voor het boek winnen’. Sprookjes uit verre landen, naverteld door Nienke van Hichtum (1926) is volgens het blad Voorwaarts ‘allerkostelijkst geïllustreerd’. Als het oordeel van de critici soms iets minder gunstig is, betreft het vooral de lichaamshoudingen van de figuren. Arnold Smith stelt in Pulchri (1928) dat Dom op zijn schilderijen mensen goed kon typeren, maar bij zijn illustraties voor kinderboeken was dat niet zijn sterkste kant.
Toch bleef Dom een veel gevraagde illustrator. In haar boek Helden in beeld (2006) geeft Saskia de Bodt daarvoor een verklaring: ‘In educatieve en op vormgeving gerichte tijdschriften zoals Het kind, De vrouw en De vrouw en haar huis werd de losse illustratieve tekenstijl van figuren als Cornelis Jetses, J.H. Isings, Tjeerd en Tjerk Bottema en Pol Dom geprezen om de directheid en de manier waarop de waarheidsgetrouwe beelden de tekst ondersteunden.’
| |
Bibliografie
Door Pol Dom geïllustreerde kinder- en jeugdboeken (keuze)
|
Josef Cohen, Nederlandsche sagen en legenden. Zutphen, Thieme, 1917 (deel 1) en 1919 (deel II). |
Rudyard Kipling, De witte zeehond en andere verhalen. Naverteld door Nienke van Hichtum. Rotterdam, Nijgh & Van Ditmar, [1917]. |
Anna Sutorius, Een vroolijke partij. Rotterdam, Nijgh & Van Ditmar, [1918]. |
Anna Sutorius, Feest in 't bosch. Rotterdam, Nijgh & Van Ditmar, [1918]. |
Karl May, De kaperkapitein. Hollandsche bewerking van A.C. Jager. Rotterdam, Nijgh & Van Ditmar, [1919]. |
Het verhaal van de vier Heemskinderen. Bewerkt door J.A. Slempkes. Zutphen, Thieme, [1921]. |
Jan Feith, Op vleugels naar Indië: Amsterdam-Batavia. Amsterdam, Scheltens & Giltay, [1921]. |
Chr. van Abkoude, Kruimeltje. Alkmaar, Kluitman, [1923]. |
Daniel Defoe, Het leven en de wonderbare lotgevallen van Robinson Crusoë. Naverteld door Nienke van Hichtum. Arnhem, H. ten Brink, 1923. |
Pol de Mont en Alfons de Cock, Wondervertelsels uit Vlaanderen, uit den volksmond opgeteekend. Zutphen, Thieme, 1924. (Geheel herziene uitgave in 1927, met nieuwe platen.) |
C. Joh. Kieviet, Het huisgezin van dr. Forting. Alkmaar, Kluitman, [1924]. |
Ethel Turner, Zeven kleine Australiërs. Alkmaar, Kluitman, [ca. 1925; 5de druk]. |
Nienke van Hichtum, Het groot winteravondboek. Alkmaar, Kluitman, [1925]. |
A.C.C. de Vletter, Zeven jongens in een oude schuit. Alkmaar, Kluitman, 1925. |
Sprookjes uit verre landen, naverteld door Nienke van Hichtum. Amsterdam, Maatschappij voor Goede en Goedkoope Lectuur, [1926]. |
| |
| |
Chr. van Abkoude, De circusclown, of De lotgevallen van Daantje. Alkmaar, Kluitman, [1926]. |
Ågot Gjems-Selmer, Een doktersfamilie in het hooge Noorden. Alkmaar, Kluitman, [1926]. |
T. Hellinga-Zwart, Vertelselboek voor winteravonden. Alkmaar, Kluitman, [1927]. |
J.G. Kramer, Met Heemskerk naar de Oost. Amsterdam, De Gulden Ster, 1927. |
Tusschen licht en donker. Verzameld door S. Gruys-Kruseman. Alkmaar, Kluitman, [1928]. |
G.C. Hoogewerf, Onder de duinkerkers. Amsterdam, Van Holkema & Warendorf, [1928]. |
P. Koekoek, De avonturen van Max en Kees. Alkmaar, Kluitman, [1928]. |
Kees Valkestijn, Keesie Oranje. Amsterdam, Van Holkema & Warendorf, [1928]. |
Sjef van Dongen, Een Hollandsche jongen in het hooge Noorden. Leven en avonturen op Spitsbergen. Amsterdam, Scheltens & Giltay, [1929]. |
Leonard Roggeveen, De hoogvliegers. Den Haag, G.B. van Goor Zonen, [1929]. |
N.K. Bieger, Flips Indische lotgevallen. Alkmaar, Kluitman, [1930]. |
Truus Eijgenhuijsen, Wilde Kees. Den Haag, G.B. van Goor, [1930]. |
Nienke van Hichtum, De avonturen van Kek, den jongen Koper-eskimo. Alkmaar, Kluitman, [1930]. |
A.J. van der Knaap, Op den Hallenburg. Alkmaar, Kluitman, [1930]. |
Leonard Roggeveen, De zeven jongens van Duinoord. Rotterdam, De Handelskamer, [1930]. |
J. van Schalkwijk, Een oceaanvlucht met hindernissen. Alkmaar, Kluitman, [1930]. |
J. Stamperius, Uit het leven van Edison. Alkmaar, Kluitman, [1930; 5de druk]. |
S. Troelstra-Bokma de Boer, Oud-Fransche sagen, volksoverleveringen en sprookjes. Zutphen, Thieme, [1930]. |
E. Zandstra, De Friezen van het Flevo-meer. Alkmaar, Kluitman, [1930]. |
Joh. H. Been, Het kind van Voorne. Alkmaar, Kluitman, [1931]. |
S. Franke, Si Taloe, de dessajongen. Alkmaar, Kluitman, [1931]. |
Leonard Roggeveen, De zeven jongens in de sneeuw. Rotterdam, De Handelskamer, [1931]. |
J.J. Groeneweg, Blauw bloed: voor jongeren en ouderen. Den Haag, G.B. van Goor Zonen, [1933]. |
N. van Hichtum, Sip-Su, ‘de knappe jongen’: een Eskimogeschiedenis. Alkmaar, Kluitman [1933; 5de druk]. |
Helene Horlyck, Frida op Sumatra. Alkmaar, Kluitman, [1933]. |
Leonard Roggeveen, Een stelletje koppen. Den Haag, G.B. van Goor Zonen, [1933]. |
Guus van Balkom, De kanoclub. Alkmaar, Kluitman, [1936]. |
N. van Hichtum, Oehoehoe in de wildernis. Utrecht, H. Honig, [1936; 6de druk]. |
F.J. de Clercq Zubli, De blijde stilte. Amsterdam, Becht, [1937]. |
Nienke van Hichtum, Oude bekenden: sprookjes. Amsterdam, Becht, [1937]. |
A.Sj. Feenstra, Jongens uit het waterland. Alkmaar, Kluitman, [1941]. |
H. de Roos, De schippers van de ‘Kameleon’. Alkmaar, Kluitman, [1949]. |
Guus Betlem, Circus Caspari. Alkmaar, Kluitman, [1952]. |
Over Pol Dom
|
H.E. van Gelder, 100 jaar Pulchri Studio. Den Haag, 1947. |
R.E. Penning, Pol Dom veelzijdig schilder. In: Haagsche Courant, 7-2-1970. |
P. ter Horst, Arnold Smith over Pol Dom. In: Pulchri, jaargang 6 (1978), nr. 4. |
Guus Betlem, Op bezoek bij den kunstschilder Pol Dom. (Bron en datum onbekend). Persdocumentatie RKD. |
Pieter A. Scheen, Lexicon Nederlandse Beeldende kunstenaars 1750-1950. Den Haag, (Kunsthandel Pieter Scheen), 1969-1970, deel 1, blz. 270. |
| |
| |
W.F. Kalkwiek, Groeien in de tijd 1792-1992. De geschiedenis van het Zutphense familiebedrijf Thieme. Zutphen, Thieme, 1992. |
P.M.J. Jacobs, Beeldend Benelux. Grafisch Handboek. Tilburg, (Stichting Studie centrum voor Beeldende Kunst), 2000, deel Ci-Ha, blz. 193. |
Sandra van Bruinisse, Kruimeltje in een modern oud jasje; een vergelijking van boek en film In: Literatuur zonder leeftijd, jaargang 14 (2000), nr. 52. |
Saskia de Bodt en Jeroen Kapelle, Prentenboeken, ideologie en illustratie 1890-1950. Amsterdam/Gent, Ludion, 2003. |
Saskia de Bodt, Schildersdorpen in Nederland. Warnsveld, Terra Lanno BV, Singer Laren, 2004. |
Saskia de Bodt, Stance Eenhuis en Muriel Steegstra, Helden in beeld. Illustraties uit kinderboeken. Den Haag, Letterkundig Museum, 2006. |
Andre M.M. de Valk, Lexicon Kunstenaars Laren-Blaricum. Holland tussen 1890 en heden. Website www.devalk.com/kunstenaars. |
Informatie van Elise Kraan-Dom (2013). |
94 Lexicon jeugdliteratuur
februari 2014
|
|