| |
| |
| |
Guy Didelez
door Jan van Coillie
Guy Didelez is in 1952 in Merksem geboren, vlak bij Antwerpen. Van kindsbeen af had hij een grote belangstelling voor boeken. Al vroeg stond zijn besluit vast: hij zou schrijver worden. Eerst ging hij Nederlands en Engels studeren en lesgeven. Sinds 1995 is hij fulltime auteur en scenarist.
Hij debuteerde in 1983 met de bundel Moordende verhalen, drie jaar later gevolgd door de roman Zuster Virgilia, beide voor volwassenen. Zijn eerste verhalen stuurde hij naar een tiental uitgevers, hij ontving geen enkele reactie. Over deze negatieve ervaringen publiceerde hij in 1983 een Zwartboek dat in het Vlaamse boekenwereldje voor veel beroering zorgde.
Als toneelauteur werd Didelez bekend door de blijspelen en komische thrillers die hij schreef in samenwerking met Paul Coppens. Als scenarist schreef hij tientallen afleveringen van tv- en radioseries als Wittekerke, Samson en Het Koekoeksnest.
Zijn eerste jeugdboek, Raspoetin, verscheen in 1988 en werd meteen bekroond met de Trofee voor het beste Vlaamse misdaadverhaal. Didelez werkt vaak samen met Patrick Bernauw. Als co-auteurs schrijven ze niet alleen jeugdromans maar ook scenario's en toneelstukken. Het manuscript van hun roman In het teken van de Ram kreeg in 1996 de Knokke-Heist Prijs voor het beste jeugdboek. De Duitse vertaling ervan ontving een jaar later de onderscheiding Eule des Monats. Voor Theater Taptoe schreven Didelez en Bernauw het kindertoneelstuk Beerenbodegem. Een stuk voor adolescenten, De dochter van Calamity Jane, werd in 1997 bekroond met de Theaterprijs Wim Verbeke. De twee auteurs maken deel uit van het collectief De Scriptomanen, dat onder meer Raspoetin bewerkte tot een theatermonoloog.
| |
| |
| |
Werk
Drie constanten duiken op in het werk van Guy Didelez: mysterie, geschiedenis en opvoedende boodschap. Zijn fascinatie voor onverklaarbare gebeurtenissen ligt ten grondslag aan Raspoetin (1988), het verhaal van een jongen die betoverd wordt door een kwaadaardige pop. Samen met drie vrienden ontrafelt hij een diamantroof.
De vermenging van mysterie en detective komt ook voor in andere verhalen. De plot van Stemmen van de overkant (1992) is gebaseerd op het gerucht dat bandopnames stemmen uit het hiernamaals kunnen bevatten. Vier jongelui die elkaar hebben ontmoet bij een vrije radio ontdekken dat een en ander te maken heeft met experimenten waarbij hersenmachines worden gebruikt. Ook Eva en Raf uit Groetjes uit Andromeda (1998) werken mee aan een vrije radio. Daar leren ze Evert kennen, die wel eens een buitenaards wezen zou kunnen zijn. Het hele dorp raakt in de ban van zijn verhaal over een neergestorte ufo. Als Evert plots verdwijnt en de burgemeester geld probeert te slaan uit de gebeurtenissen, loopt de spanning op.
In een aantal boeken die Didelez met anderen schreef, betrekt hij de lezers actief bij het verhaal door hun opdrachten te geven. De schat van Orval (1992) componeerde hij samen met Bernauw tot een doolhof waarin de lezer verbanden moet leggen en doodlopende verhaaldraden vermijden om de schat te vinden. Moordbrigade-Woordbrigade (1994) en Tijdsgedichten-Tijdsgewrichten (1994) zijn omkeerboeken die uit twee verhalen bestaan. Het tweede luik werd geschreven door Frank Pollet respectievelijk Patrick Bernauw. In Moordbrigade ontmaskeren enkele kinderen met behulp van grafologie en een flinke dosis geluk een bedrieger. Bij elk hoofdstuk krijgen de lezers kwisvragen en opdrachten. Opvallend is de directe toon: ‘He, jij daar, ja jij, speurneus. Je zit nu in het verhaal Moordbrigade.’ De opdrachten maken van het boek meer een werk- dan een leesboek.
Door de samenwerking met Patrick Bernauw is het historische element een steeds sterkere rol gaan spelen in het werk van Didelez. Hun gedeelde belangstelling voor geschiedenis en mysterie hebben ze verwerkt in het genre van de ‘pseudo-historische faction’, een mengsel van feiten en semi-feiten, persoonlijke interpretaties en eigenzinnige verbanden. De auteurs nemen onopgehelderde mysteries uit het verleden als uitgangspunt, zoeken naar hypotheses om ze te verklaren en werken die uit tot een spannend verhaal.
Voor het eerst experimenteerden ze met dit genre in twee non-fictieboeken voor volwassenen: De mysteries van het Lam Gods (1991) en Het orakel ontgraven (1993). De informatie over de zieneres Leonie van den Dijck, het ‘ontgraven orakel’, gebruikten ze voor hun jeugdromans De moord op Albert I (1993) en Het februaricomplot (2000). De romans
| |
| |
gaan uit van de hypothese dat de dood van koning Albert I geen ongeluk was maar een aanslag van de nazi's. In De moord op Albert I raakt de jonge Karen in de ban van het verhaal van een zonderlinge oude man. Hij vertelt dat Albert vermoord is door een Duitse spionne die een verhouding had met zijn vader. Het februaricomplot verwerkt dezelfde gegevens in een andere vorm. Karen is inmiddels journaliste en verbindt de informatie van de oude man met gegevens over Leonie van den Dijck. Deze ongeletterde volksvrouw zou de moord op koning Albert hebben voorspeld. De slotwoorden van de jonge journaliste zijn typerend voor de houding van de auteurs: ‘Ik zou geen artikel schrijven, maar een roman. Een historische thriller. En de lezers zouden zelf een oordeel vellen over waarheid en bedrog.’
In het teken van de Ram (1996) vertelt hoe Hanna, de dochter van de joodse illusionist Erik Jan Hanussen, de geheimzinnige verdwijning van haar vader probeert te ontsluieren. Deze historische figuur zou volgens sommigen Hitler tot redenaar hebben opgeleid. De hypothese waar de auteurs van uit gaan is dat Hanussen door de nazi's werd omgebracht omdat hij Hitlers ondergang zou hebben voorspeld. Citaten aan het begin van de hoofdstukken typeren het politiek-sociale klimaat van de jaren dertig in Duitsland. De proloog en de epiloog spelen in het heden en brengen het verhaal van een brandstichting in de woning van migranten. Het motief van de brand keert telkens terug in het boek en verbindt het nazisme met het huidige racisme.
De keizerin van Mexico (1999) is gebaseerd op het mysterie rond prinses Charlotte, dochter van koning Leopold I. Zij was de vrouw van Maximiliaan, die in 1867 als keizer van Mexico door rebellen werd gefusilleerd. Het gerucht rond hun verborgen zoon is het uitgangspunt van de auteurs. Hoofdfiguur is de vijftienjarige Maxime, die ontvoerd wordt uit een Franse kostschool en naar Tervuren gebracht. Daar wordt hij voorbereid op zijn rol als nieuwe keizer. In een nawoord onderscheiden de auteurs waarheid van verzinsel. Dat ook dit verhaal een opvoedende bedoeling heeft, maakt Didelez duidelijk in een interview met Peter Peene in Omtrent: ‘Ook zonder woorden is de boodschap aan jongeren duidelijk. Ga ervoor, probeer je droom - wat die ook is - te realiseren, anders heb je er misschien je hele leven spijt van.’
In Het Pestactieplan (1997) liet Didelez mysterie en geschiedenis los en koos hij voor hedendaagse thema's als pesten en de multiculturele samenleving. Pestkop in dit verhaal is de populaire Sandra. Haar slachtoffer is het Turkse meisje Farika. Als de juf Farika's opstellen verkiest boven die van Sandra, voert deze de pesterijen op, tot ze het slachtoffer wordt van haar eigen boosaardigheid. De personages staan duidelijk in dienst van de boodschap. De slanke, blonde maar venijnige San-
| |
| |
Illustratie van Anne Westerduin uit Het Pestactieplan
dra is de tegenpool van de donkere, gevoelige Farika.
Problemen en gevoelens van kinderen staan ook centraal in de poëziebundel Ik heb ook géén pretentie (1994). De gedichten gaan over vrolijkheid, verdriet, verliefdheid, pukkels, een bril dragen, proefwerken en geld. De talrijke woordspelingen en grapjes tonen een andere kant van Didelez: ‘de kakker lakt zijn lippen af/ de oor wurmt heel wat slomer’ (uit ‘Zosezomerzotheid’). Vaak verdrinkt de humor in woordkramerij en rijmelarij.
| |
Raspoetin
Bram, Sofie en Bert ontfermen zich over een nieuwe klasgenoot, Peter. Hij stottert en wordt om die reden gepest door een leraar. Peter blijkt echter weerbaarder dan de drie vrienden dachten. Zijn vreemde uitstraling maakt hen nieuwsgierig. Tijdens een bezoek bij hem thuis ontdekken ze zijn geheim. Net als zijn overleden vader is Peter een talentvol buikspreker. Raspoetin, een van zijn houten poppen, oefent een magische kracht op hem uit. Als Peter met Rapoeting speelt, klinkt zijn stem anders en stottert hij niet meer. De pop blijkt over dezelfde kwade eigenschappen te beschikken als de echte Raspoetin. Met de informatie over deze beruchte Russische monnik en over Peters vader ontrafelt het viertal een diamantroof.
De kracht van deze thriller zit in de magische band tussen Peter en zijn kwaadaardige pop. De invloed van de pop stelt de anderen voor raadsels die ook de lezers in de ban houden. De manier waarop Didelez de pop steeds geheimzinniger maakt door details uit het leven van de historische Raspoetin te verwerken, loopt vooruit op de ‘faction’ die hij met Patrick Bernauw schreef. Het verhaal is beeldrijk en met vaart geschreven. Opmerkelijk zijn de hyperbolen waarmee de auteur de spanning verlicht: ‘wangen als stoofappels en een zitvlak om een nijlpaard jaloers te maken’.
In het vervolg, Raspoetin duikt weer op (1998), belanden de kinderen in Friesland, waar Raspoetin is opgedoken en nieuwe slachtoffers vindt. In een tweede verhaallijn wordt het viertal belaagd door een bende jonge boefjes die nergens voor terugdeinzen.
| |
| |
Net als in het eerste deel overwint vriendschap uiteindelijk het kwaad.
| |
Waardering
Het debuut van Didelez, Raspoetin, werd door critici en lezers positief onthaald, vooral vanwege de spanningsopbouw. De meningen over Raspoetin duikt weer op waren tien jaar later nogal verdeeld. Sommigen wezen op de vele clichés. Jet Marchau vergaf Didelez de te doorzichtige trucs omdat ze zeer te spreken was over de sterke sfeerschepping. Beide boeken zijn volgens haar ‘gangmakers voor leesplezier’. Een gelijkwaardig oordeel gaf ze over Het Pestactieplan. De zwart-witvoorstelling en de sentimentele ontknoping beoordeelde ze positief want ‘functioneel voor het verhaal en voor de leeftijd van de lezers’. Ook over de ‘faction’-romans die Didelez met Patrick Bernauw schreef, was de kritiek verdeeld. Positief beoordeeld werden de vakkundige opbouw en de vlotte stijl, negatief de oppervlakkige typering en de soms ongeloofwaardige wendingen. In zijn bespreking van De keizerin van Mexico uitte Herman de Graef kritiek op het slecht uitgewerkte vertelstandpunt en op de combinatie van gewilde mooischrijverij en te vlakke woordkeus.
| |
Bibliografie
Keuze uit het werk voor volwassenen
|
Moordende verhalen (1983), Zuster Virgilia (1986). Met Patrick Bernauw: De mysteries van het Lam Gods (1991), Het orakel ontgraven (1993). |
Jeugdboeken
|
Raspoetin. Met illustraties van Anne Westerduin. Leuven, Davidsfonds, 1988. |
Stemmen van de overkant. Met illustraties van Els van Espen. Leuven, Davidsfonds/Infodok, 1992. |
Ik heb ook géén pretentie. Met illustraties van Anne Westerduin. Leuven, Davidsfonds/Infodok, 1994. |
Moordbrigade. Met illustraties van Jan Meganck. Waasmunster, Abimo, 1994. |
Tijdsgedichten. Met illustraties van Leo De Kort. Waasmunster, Abimo, 1994. |
Het Pestactieplan. Met illustraties van Anne Westerduin. Leuven, Davidsfonds/Infodok, 1997. |
Raspoetin duikt weer op. Met illustraties van Heidi D'Haemers. Waasmunster, Abimo, 1998. |
Met Patrick Bernauw:
De schat van Orval. Averbode, Altiora, 1992. |
De moord op Albert I. Met illustraties van Jan de Backer. Leuven, Davidsfonds/Infodok, 1993. |
In het teken van de Ram. Leuven. Davidsfonds/Infodok, 1996. |
Groetjes uit Andromeda. Met illustraties van Anne Westerduin. Leuven, Davidsfonds/Infodok, 1998. |
De keizerin van Mexico. Leuven, Davidsfonds/Infodok, 1999. |
Het februaricomplot. Leuven, Davidsfonds/Infodok, 2000. |
Over Guy Didelez
|
S. Daems en J. Celis, ‘De wereld kan je niet buitensluiten’. Mag horrorgekleurde spanning voor kinderen? In: Omtrent, mei 1989. |
Jet Marchau, Het pestactieplan. In: Leesidee jeugdliteratuur, jaargang 4 (1998), nr. 1. |
Willy Bodequin, Interview met Paul Coppens en Guy Didelez. In: Requisiet, voorjaar 1999. |
Jet Marchau, Raspoetin duikt weer op. In: Leesidee jeugdliteratuur, jaargang 5 (1999), nr. 1. |
Peter Peene, Interview met Guy Didelez. In: Omtrent, januari 2000. |
Herman de Graeff, Van zotte Charlotte en de Franse generaal. In: Leesidee jeugdliteratuur, jaargang 6 (2000), nr. 1. |
Etienne Claeys, Aangenaam Guy Didelez. Documentatiemappen jeugdauteurs en illustratoren, jaargang 18, nr. 3, Antwerpen, Vlabin-VBC, 2000. |
56 Lexicon jeugdliteratuur
juni 2001
|
|