| |
| |
| |
Detectiveverhalen
door Sandra van Bruinisse
Het begrip ‘detectiveverhaal’ laat zich niet makkelijk omschrijven. Vaak wordt het verward met de term misdaadverhaal. Volgens Richard Alewyn ligt het onderscheid in de vorm: ‘Het misdaadverhaal vertelt de geschiedenis van een misdrijf, het detectiveverhaal vertelt de oplossing van een misdrijf.’ Hasubek beschreef in Die Detektivgeschichte für junge Leser (1974) meer kenmerkende verschillen tussen een detectiveverhaal en een misdaadverhaal:
1. In een detectiveverhaal krijgt de lezer eerder kennis van de daad dan van de dader. In een misdaadverhaal is het net andersom.
2. In een detectiveverhaal ervaart de lezer eerder de uitkomst van de daad dan de toedracht. In een misdaadverhaal is het weer net omgekeerd.
3. In een detectiveverhaal ervaart de lezer de toedracht door reconstructie. In een misdaadverhaal is de lezer getuige van de misdaad.
4. In een detectiveverhaal is de centrale figuur de detective. In een misdaadverhaal is de dader de centrale figuur.
5. Een detectiveverhaal heeft een gesloten structuur en is opgebouwd volgens een vast schema. Een misdaadverhaal heeft een open structuur.
Het vaste schema van een detectiveverhaal bestaat uit drie elementen: een voorgeschiedenis, de misdaad en de oplossing daarvan. Het verhaal begint meestal met een voorval. De centrale figuur, de detective, probeert in de loop van het verhaal het voorval te reconstrueren en de dader te vinden. Detectiveverhalen worden wel met puzzels en kruiswoordraadsels vergeleken, omdat de oplossing gebaseerd is op rationaliteit. De intellectuele spanning is belangrijker dan de emotionele. De meeste verhalen zijn echter mengvormen en zijn daarom niet eenduidig te classificeren.
| |
Jeugddetectives
Jeugddetectives wijken in bepaalde opzichten af van detectives voor volwassenen. Kenmerkend voor de jeugddetective is dat de speurders jong zijn. De lezer moet zich op grond van leeftijdsovereenkomst kunnen identificeren met de detectives in het boek. Een tweede kenmerk van een jeugddetective is groepsvorming. Vaak lost een groep kinderen samen de misdaad op zonder dat er een volwassene aan te pas komt. Onder de
| |
| |
kinderen in de groep is sprake van een rolverdeling (bijvoorbeeld de denker, de helper en de sterke). Verder moeten vaak raadselachtige gebeurtenissen worden opgelost. Die vinden meestal plaats in vakanties, zodat de kinderen niet beperkt zijn in hun vrije tijd. Alles voltrekt zich buiten het gezichtsveld van de ouders. In jeugddetectives worden angstaanjagende en schokkende momenten weggelaten. Moord komt zelden voor, wel diefstal, inbraak, kidnapping of vervalsing. De nadruk ligt op emotionaliteit en ethische momenten als gerechtigheid en het opkomen voor de onschuldige verdachte. Ook komen in de jeugddetective meer humoristische en fantastische elementen voor dan in de detective voor volwassenen.
Hannelore Daubert maakte een onderverdeling in drie typen jeugddetectives, die tevens een historische ontwikkeling binnen het genre weergeven.
De traditionele ‘Kinderkrimi’ lijkt erg op het avonturenboek. De orde in de kinderwereld wordt door een bepaald voorval verstoord. De kinderen (meestal een groep), in de rol van detective, proberen het voorval op avontuurlijke wijze te verklaren en zodoende achter het geheim te komen. Dit schema laat geen ruimte voor vragen naar mogelijke oorzaken van een daad. Het verhaal eindigt als de dader gepakt is en de orde is hersteld. De rol van de lezer is die van toeschouwer. Er worden meestal geen aanwijzingen aan de lezer gegeven om zelf achter de oplossing te komen. Een voorbeeld van dit soort detectives is De Vijf-serie van Enid Blyton.
De ‘detective zum mitraten’ oftewel de ‘meeraad-en-denk’-detective geeft de lezer de rol van detective of betrekt hem actief bij het verloop van het verhaal. Deze categorie detectiveverhalen daagt de lezer uit tot een logische oplossing door zelf na te denken en te combineren. De auteur geeft de lezer een opdracht, waardoor vaardigheden getraind worden. Het trainen van die vaardigheden leidt tot een actieve, nauwkeurige en kritische leeswijze. De zaak Jan Steen van Karel Eykman is hiervan een voorbeeld.
In het maatschappijkritische misdaadverhaal voor de jeugd krijgt de motivering van de daad veel aandacht. De auteur richt de blik van de lezer op de ontstaansgeschiedenis van de daad, op psychologische en sociologische motieven en op de complexe maatschappelijke omgeving. Niet langer staat de vraag centraal ‘Wie heeft het gedaan?’ of ‘Hoe werd het gedaan?’ maar de vraag ‘Waarom werd het gedaan?’ Een voorbeeld van een detective uit deze categorie is De Stille van Arne Berggren.
| |
Geschiedenis
De oorsprong van het detectiveverhaal ligt in Engeland. Voorlopers van het detectiveverhaal in de jeugdliteratuur zijn bijvoorbeeld Oliver Twist (1837-1838) van Charles Dickens en The adventures of Tom Saw-
| |
| |
yer (1876) van Mark Twain. In 1929 verscheen Emil und die Detective van Erich Kästner. Dit boek wordt gezien als het eerste echte detectiveverhaal in de jeugdliteratuur. Het verhaal begint met een voorgeschiedenis, waarin de auteur belangrijke personages en plaatsen introduceert en uitlegt hoe hij van de losse brokstukken een verhaal heeft gemaakt. Emiel, de hoofdpersoon, is onderweg naar Berlijn om zijn oma te bezoeken. Hij moet haar namens zijn moeder geld overhandigen. Onderweg in de trein wordt hij beroofd door een man met een bolhoed. Samen met een groep kinderen, van wie er één ‘de professor’ wordt genoemd, gaat Emiel achter de dief aan en ontmaskeren hem. Dit boek maakt de principes van een jeugddetective duidelijk: een groep kinderen speelt voor detective, er is een rolverdeling onder de kinderen en de motieven (voorgeschiedenis, misdaad en oplossen van de misdaad) worden uitgewerkt. Emiel en zijn detectives heeft veel invloed gehad op detectiveverhalen die na de Tweede Wereldoorlog verschenen.
Enkele bekende series die na 1945 werden uitgegeven zijn De Vijf-serie van Enid Blyton, de Commissaris Achterberg-serie van Wim van Helden, de Snuf-serie van Piet Prins, de Pim Pandoer-serie van Carel Beke en de Bob Evers-serie van Willy van der Heide. Behalve deze series zijn er ook heel wat jeugdboeken te vinden waarin het speurdersmotief een belangrijke rol speelt. Eén daarvan is Frodo van Ole
Illustratie van Walter Trier uit Emiel en zijn detectives van Erich Kästner
Lund Kirkegaard. Frodo woont samen met zijn vader en moeder, meneer Storm en de dames Irene TV en juffrouw Raaf in Het Hoekhuis. Als meneer Storm verscheidene keren achter elkaar bestolen wordt door de Stepdief, bedenken Frodo en zijn vriendjes een plan om de dief te pakken te nemen. In Briefgeheim van Jan Terlouw draait alles om geheimschrift. De ouders van Eva hebben vaak ruzie. Eva heeft er genoeg van en samen met haar vrienden Jackie en Thomas bedenkt ze een plan om hen eens goed te laten schrikken. Ze besluit een nacht van huis weg te lopen. Door middel van geheime briefjes komt Eva een spionagenetwerk op het spoor, waarna de spannende zoektocht begint.
In de boeken over Superdetective Blomkwist van Astrid Lindgren speelt detective Kalle Blomkwist de hoofdrol.
| |
| |
Hij heeft altijd zijn oren en ogen open en krijgt te maken met diefstal, berovingen, sluiptochten en verdachte personen. Niets gaat hem te ver om erachter te komen hoe de vork in de steel zit. In De zaak Jan Steen van Karel Eykman, uitgegeven ter gelegenheid van de kinderboekenweek in 1986, krijgt politieman Willem Wijting te maken met de roof van een schilderij van Jan Steen. Ten einde raad wordt detectivebureau De Helpende Hand ingeschakeld om het raadsel op te lossen. Ook wordt een beroep gedaan op de lezer: hij moet een formulier invullen voordat hij te horen krijgt wie de dader is.
Een recente detective is De zwarte rugzak van Abbing & Van Cleeff, bekroond met een Zilveren Griffel in 1998. In dit boek zijn vijf kinderen op vakantie in Frankrijk. Eigenlijk zouden ze naar een vakantiekamp moeten, maar daar hebben ze geen zin in. Als van één van de kinderen de rugzak wordt verwisseld met die van een andere reiziger, begint het avontuur. De kinderen vinden in de rugzak een kaart met kruisjes en besluiten deze kruisjes te gaan zoeken. De andere reiziger is echter ook op zoek naar de kruisjes...
Bovengenoemde detectives zijn maar een greep uit het grote aanbod aan jeugddetectives. Vooral uitgeverijen als Sjaloom, Zwijsen en Elzenga geven detectives een steeds prominentere plaats in hun fonds. Deze detectives zijn meer literair van aard en hebben als doel de betreffende lezersgroep over te halen tot lezen en ervoor te zorgen dat ze blijven lezen. Theo Hoogstraten is een van de bekenste ‘literaire’ detectiveschrijvers. Zijn boek Het Nerthusmysterie heeft in de top vijf gestaan van de Nederlandse Kinderjury.
| |
Bibliografie
Over detectives
|
R. Alewyn, Anatomie des Detektivromans. In: J. Vogt, Der Kriminalroman II. München, Wilhelm Fink Verlag, 1971, blz. 372-405. |
P. Hasubek, Die Detektivgeschichte für junge Leser. Bad Heilbrunn, Verlag Julius Klinkhardt, 1974. |
D. Fischer, Detektivgeschichte und Science Fiction als Jugendliteratur (Aspekte des Jungendbuches). In: M. Dahrendorf / G. Haas, Kinder- und Jugendliteratur. Zur Typologie und Funktion einer literarischen Gattung. Stuttgart, Reclam, 1976, blz. 289-311. |
M. Bartling, Over de jonge speurders. In: Lé6, jaargang 1978/1979, nr. 5. Den Haag, NBLC. |
P. Kuyer, Over detectives. In: Lé6, jaargang 1978/1979, nr. 6. Den Haag, NBLC. |
B. Dankert, Detektiv- und Kriminalgeschichten für junge Leser. In: G. Haas, Kinder- und Jugendliteratur: ein Handbuch. Stuttgart, Reclam, 1984, blz. 139-151. |
H. Daubert, Detektiv- und Kriminalgeschichte. In: Grünewald/Kaminski, Kinder- und Jugendmedien. Ein Handbuch für die Praxis. Weinheim und Basel, Beltz Verlag, 1984, blz. 431-439. |
C. Markesteijn, Boeven en boevenvangers. De jeugddetective onder de loep. In: Literatuur zonder leeftijd, jaargang 7 (1991), nr. 27, blz. 26-33. |
M. Lunter, Speuren naar speurders. Jeugddetectives, een verkenning. In: Leesgoed, 1994, nr. 1, blz. 3-9. |
J. Vervoort, Het speurdersmotief als smaakversterker: over thriller-elementen in romans voor kinderen en jongeren. In: Leesgoed, 1994, nr. 1, blz. 9-14. |
| |
| |
Detectiveverhalen
|
Erich Kästner, Emiel en zijn detectives. Amsterdam, Veen, 1939. |
Astrid Lindgren, Superdetective Blomkwist. Amsterdam, Ploegsma, 1973. |
Jan Terlouw, Briefgeheim. Rotterdam, Lemniscaat, 1973. |
Anke de Vries, Het geheim van Mories Besjoer. Rotterdam, Lemniscaat, 1975. |
Anke de Vries, Belledonne kamer 16: een dagboek uit het verzet. Rotterdam, Lemniscaat, 1977. |
Ole Lund Kirkegaard, Frodo, een knotsgekke detective voor kinderen en andere verstandige mensen. Amsterdam, Bakker, 1983. |
Karel Eykman, De zaak Jan Steen. Amsterdam, CPNB, 1986. |
Ann Pilling, Het verkeerde been. Amsterdam, Ploegsma, 1987. |
Els de Groen, Korrel detective. Tilburg, Zwijsen, 1988. |
Johan Diepstraten, De samenzwering. Amsterdam, Leopold, 1989. |
Thomas Ross, Help, ze ontvoeren de koningin! Tilburg, Zwijsen, 1990. |
Thomas Ross, Het levende lijk. Tilburg, Zwijsen, 1992. |
Peter de Zwaan, Dubbelspel in Lodeve. Utrecht, Het Spectrum Arion, 1992. |
Burton Marks, De detectives van Bubbeldorp. Amsterdam, Time-Life Kinderbibliotheek, 1993. |
Ingrid Ostheeren, Jonathan de detective. Amsterdam, De Vier Windstreken, 1993. |
Theo Hoogstraten, Het Nerthusmysterie. Amsterdam, Sjaloom, 1994. |
Joanne Verhulst, Het Sweelinck mysterie. Amsterdam, Piramide, 1994. |
Abbing & Van Cleeff, Struisvogelkoorts. Amsterdam, Leopold, 1996 |
Els Gallin, Een kaart in geheimschrift. Hasselt, Clavis, 1996. |
Arne Berggren, De Stille. Amsterdam, Piramide, 1996. |
Abbing & Van Cleeff, De zwarte rugzak. Amsterdam, Leopold, 1997 |
Insa Bauer, Detective Robbie en de Pakjesdief. Aartselaar: Oosterhout, Deltas, 1999. |
Guurtje Leguijt, Speurwerk. Kampen, Callenbach, 2000. |
60 Lexicon jeugdliteratuur
oktober 2002
|
|