| |
| |
| |
Joris Denoo
door Jet Marchau
Joris Denoo is op 6 juli 1953 geboren in Torhout, België. Hij is de oudste van vijf kinderen. Zijn vader, linotypist bij de Gentse drukkerij Erasmus, gaf hem de geur van drukinkt mee. De lust tot lezen erfde hij van zijn grootvader en van zijn moeder, die ooit medewerkster van de plaatselijke krant was.
Na de middelbare school studeerde Denoo aan de K.U Kortrijk en Leuven richting Germaanse Talen. Vanaf het jaar dat hij afstudeerde, 1975, werkt hij als docent Nederlands op de lerarenopleiding van de Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen. Als schrijver profileerde hij zich onder meer bij het tijdschrift Yang, waarvan hij van 1978 tot 1988 redactiesecretaris was. Sinds 1977 publiceert hij in hoog tempo poëzie, proza, essays en theaterteksten. Het onderwijs aan toekomstige leerkrachten wekte zijn belangstelling voor de jeugdliteratuur. Zijn eigen kinderen, een meisjestweeling en een zoon, inspireerden hem om zelf kinderboeken te gaan schrijven.
Denoo schrijft columns en weblogs onder verschillende pseudoniemen, die hij ‘anderikken’ noemt en een eigen identiteit geeft. De bekendste ‘anderik’ is columnist Bjarne Donderdag, geboren in Bloemfontein, Zuid-Afrika, en met als ‘binnenadres’ Denoos werkplek in Kortrijk.
Prijzen ontving Denoo voor zowel proza, poëzie, toneel als jeugdliteratuur. Eén paar kinderen, graag kreeg in 1992 de Kinderboekenprijs Tielt Boekenstad.
| |
Werk
Joris Denoo schreef aanvankelijk alleen voor volwassenen. Hij
| |
| |
debuteerde in 1977 met de dichtbundel Een nerveuze alchemist. De sterke dynamiek, het uitbundig beeldgebruik en de experimenten met stijl en taal typeren hem. Ook in zijn schaarse kinderpoëzie en in zijn kinderboeken hanteert hij een beweeglijke stijl. Hij legt absurde verbanden, vermengt genres en relativeert de werkelijkheid met humor, fantasie en taalgrapjes.
Inspiratie vindt Denoo allereerst in zijn eigen omgeving. Vanuit de dagelijkse realiteit bouwt hij een fictief, fantasievol verhaal. De namen van zijn kinderen - Sarah, Hanne en Marius - en van zijn computer Aloysius komen frequent voor in zijn proza. De vaderfiguur is een ‘anderik’ van Denoo zelf, een dromer die het best functioneert bij natuurgeweld. Voor de invulling van zijn verhalen gebruikt hij vaak curieuze berichten uit de krant. ‘Daardoor ondervind je: ja, de werkelijkheid is soms veel kleurrijker en vreemder en spannender dan wat je uitvindt.’
In zijn vroege verhalen verkent Denoo de verschillende mogelijkheden van het begrip humor. Jeetjes! Altijd met zijn tweetjes! (1981), zijn debuut in de kinderliteratuur, bestaat uit grappige verhalen over de dagelijkse belevenissen van Denoos meisjestweeling. In 1992 kreeg dit boek een opfrisbeurt in het bekroonde Eén paar kinderen, graag. Het fantasierijke spel, veelal met bizarre dialogen, toont zijn voorliefde voor woordspelingen en gekke situaties. Absurde humor en avontuur voeren de boventoon in De bende van de beeldenaar (1986), een typisch jongensverhaal gebouwd rond een geheime club. Bruno, Geert en Marius dromen ervan om snel rijk te worden en ontvoeren de buste van Stijn Streuvels uit hun school. De interactie tussen de drie vrienden, én hun omgang met de directie, zorgen voor veel vrolijkheid.
In het fantasieverhaal Het geheim van de zeven zolders (1987) beleeft een soort kabouter, ‘de zolderling’, iedere nacht een gek avontuur op één van de zolders van zeven rijtjeshuizen. Met interventies en directe aansprekingen als ‘Inderdaad! Wie zegt dat daar? Heel slim hoor!’ betrekt Denoo de lezer bij het verhaal. De aandacht voor intertekstuele verwijzingen, onder meer naar Godfried Bomans en Roald Dahl, en het gegoochel met woordcombinaties en spreuken lijken van meer belang dan inhoudelijke coherentie. Fantasie is eveneens het hoofdelement van Ludovik de Vogelschrik (1991), de belevenissen van een vogelverschrikker op een veld ‘grolmopsen’. In dit verhaal, dat hij verzon met zijn zoon Marius, speelt Denoo met taal en namen en deelt hij hier en daar speldenprikjes uit naar maatschappelijke wantoestanden.
In het absurde detectiveverhaal Het mysterie van Merlijn (1993) experimenteert Denoo met stijl. Pieter
| |
| |
kruist in een van zijn dagdromen de weg van Merlina en Merlijn, die de tijd in omgekeerde richting blijken door te maken. Het stijlexperiment, een mix van het klassieke speurdersverhaal en een zweem magisch-realisme, leidt tot een ingewikkelde intrige. De interventies van de nogal nadrukkelijk aanwezige verteller - onder meer over rijke ouders zonder tijd voor hun ‘sleutel’-kinderen - zijn cynischer dan voorheen. In 2003 hanteerde Denoo met Herman, detective op puntschoenen voor het laatst het genre van het kwajongensachtige speurdersverhaal. Hoofdpersoon Herman is een dromer met speurdersambities en een kinderlijk-filosofische kijk op de wereld. Het verhaal speelt in de jaren zestig en verwijst naar de kinderjaren van Denoo in Torhout. De rechtlijnige, humoristische vertelstijl en de voelbare betrokkenheid van de auteur maken het toegankelijker dan vroegere verhalen.
Vallen en opstaan (1995) wordt gezien als een keerpunt in het oeuvre van Denoo. Het is het dagboek van de twaalfjarige Thomas die aan een ernstige vorm van epilepsie lijdt. Deze persoonlijke aanpak resulteert in een toegankelijk verhaal met ingetogen emotie en relativerende humor. Het thema epilepsie verwerkte Denoo in 2005 opnieuw in een ik-verhaal, Een blauwe plek. Getekend: Jasdora. Daarin blikt Jasdora tijdens een ziekenhuisopname nuchter en met onderkoelde humor terug op
Omslagontwerp Klaas Verplancke
haar leven. Boosheid en aanvaarding wisselen af met informatie over haar ziekte.
Evenals de hoofdpersonen in Denoos speurdersverhalen zijn Thomas en Jasdora tegelijk dromers en avonturiers. Beiden trekken zich graag terug op hun kamer, een veilige plek waar ze zich in boeken verliezen. Dankzij de humor en originele, spitsvondige beelden is er geen plaats voor melodrama.
Toch keerde Denoo terug naar zijn oude liefde: het absurd-humoristische, spannende verhaal. Een bal om een baan in je hoofd (1997) is een surre- | |
| |
alistisch relaas over een wonderkind, geplaatst in een realistische raamvertelling. Zesdeklasser Tom gaat onderuit na een oplawaai tegen zijn hoofd. In de paar minuten van bewusteloosheid trapt hij een bal keihard de lucht in richting Australië. Daarna ontpopt hij zich als een superieur kind dat de hele school naar zijn hand zet. Denoo kiest voor luchtige humor, kronkelende gedachten- en taalsprongen en actie. Eenzelfde toon gebruikt hij in het eigentijdse, Vlaamse kerstverhaal Het kind van de rekening (1998).
Na deze spielerei ging Denoo op de filosofische toer in Wat je zegt, ben je zelf (2001). Een eenhoorn valt om zijn vreemde uiterlijk ten prooi aan de spot van andere dieren. De mythische parabel vertaalt op poëtische toon de impliciete boodschap van Vallen en opstaan en Een blauwe plek: ‘onbekend maakt onbemind, met onverdraagzaamheid als gevolg’.
Naast zijn kinderboeken publiceerde Denoo Vlaamse filmpjes en didactische verhalen. Toch ziet hij zichzelf niet als een pure jeugdschrijver: ‘Ik heb meegeschreven met de leeftijden van mijn kinderen.’ Zijn opvatting over de functie van jeugdliteratuur bleef ongewijzigd: ‘Een goed kinderboek moet in de eerste plaats leesplezier verschaffen [-] Voor mij hoeft dat allemaal niet, die boodschappen, dat literaire’. Met een aantal avonturenverhalen, twee probleemboeken en een filosofisch verhaal heeft Joris Denoo verschillende genres bespeeld en gemixt. Zo passen zijn kinderboeken naadloos in het geheel van zijn oeuvre.
| |
Vallen en opstaan
Thomas lijdt aan een zeldzame vorm van epilepsie. In dertig korte hoofdstukken vertelt hij over zijn verblijf van tien maanden in een revalidatiecentrum. Daar zoeken artsen naar de geschikte medicatie voor zijn aandoening. Thomas kent zijn ziekte door en door. Hij rapporteert nuchter, relativerend en met gevoel voor humor. ‘Vervelende dingen, daar moet je mopjes over maken’ vindt hij. Bij verdriet of woede stelt hij zich defensief op, en na een aanval maakt hij als een piraat zijn schip zeewaardig. Denoo baseerde het verhaal op de ervaringen van zijn zoon Marius, die aan dezelfde aandoening lijdt.
De hand van de auteur is herkenbaar in de precieze verwoording, de suggestieve dialogen en het plastisch beeldgebruik. Denoo leeft zich maximaal in en typeert Thomas als een dromer. Bij herrie zoekt hij de veiligheid van zijn kamer, zijn eiland, en duikt hij weg in zijn boeken of in het piratenschip. Treffend verwoordt Denoo Thomas' onwennigheid tegenover zijn vroegere vrienden en het gevoel nergens meer bij te horen. Het antwoord op Thomas' wanhopige vraag waar hij nu eigenlijk thuishoort, typeert zowel de hoofdpersoon als de auteur: ‘(-) dan weet ik het: ik hoor thuis in mijn hoofd. (-) ik ben waar ik wil zijn.’
| |
| |
| |
Waardering
Over Denoos fantasierijke avonturenverhalen zijn slechts weinig critici positief. Jan van Coillie ervaart de taal van Het geheim van de zeven zolders (1987) als een geforceerde poging om origineel te doen (Jeugdboekengids). Ludovik de Vogelschrik (1991) krijgt in Jeugdboekengids wat meer krediet. Het mysterie van Merlijn (1993) wordt met gemengde gevoelens onthaald, van ‘origineel’ tot ‘verwarrend’. De ludieke toon en de amusante kronkels van Een bal in een baan om je hoofd (1997) kunnen de critici meer bekoren, ook al ‘loop je als lezer wel eens verloren in een overdaad aan actie’, aldus Mariette Van Halewijn in De Stipkrant. Volgens Roos Truwant (Leesidee) staat het verwarde, onzinnige verhaal bol van de ongerijmdheden. Zij is benieuwd of kinderen in staat zijn de gekke gedachtesprongen van de auteur te volgen.
De drie boeken rond Denoos eigen kinderen en hun wereld oogsten meer lof. De jury van Tielt Boekenstad ziet het bekroonde Eén paar kinderen, graag (1992) eerder als een warmbloedige kroniek dan als een verhaal met een plot. Akkoord vindt Jeugdboekengids, maar het gebrek aan verhaallijn en spanningsboog leidt wel tot langdradigheid en de sprongen in tijd en ruimte desoriënteren de lezers. Over de levendige fantasie en de vlotte taal is iedereen het eens.
Over Vallen en opstaan (1995) zijn de critici unaniem enthousiast: een opmerkelijk, authentiek jeugdboek geschreven in een serene, snedige taal. Ook Een blauwe plek. Getekend: Jasdora (2005) ervaart de pers als een verhelderend verhaal in een relativerende stijl en met originele, spitsvondige beelden. Patrick Cornillie kan de mythische fabel Wat je zegt, ben je zelf (2001) wel appreciëren, ook al is de toon ingetogen en filosofisch van aard. Die filosofische kijk kenmerkt ook Herman, detective op puntschoenen (2003) vindt Marleen Colpin in Leesidee. Samen met de fijne, humoristische vertelstijl maakt deze wijsgerige aanpak de jeugdherinneringen van Denoo toegankelijk voor hedendaagse lezers.
| |
Bibliografie
Kinder- en jeugdboeken (keuze)
|
Jeetjes! Altijd met zijn tweetjes! Met illustraties van Ingrid Van Kogelenberg. Borgerhout, 't Muzertje, 1981. |
De bende van de beeldenaar. Met illustraties van Etienne Bruneel. Leuven-Purmerend, Infodok, 1986. |
Het geheim van de zeven zolders. Met illustraties van K. Boumans. Wommelgem, Den Gulden Engel, 1987. |
Ludovik de Vogelschrik. Met illustraties van Linde Butzen. Antwerpen, Standaard, 1991. |
Eén paar kinderen, graag. Met illustraties van Machteld Bernaert. Tielt, Lannoo, 1992. |
Het mysterie van Merlijn. Tielt, Lannoo, 1993. |
Moord op de krakeelhoek. Met illustraties van Klaas Verplancke. Aartrijke, Decock, 1994. |
Vallen en opstaan. Tielt, Lannoo, 1995. |
Een eenhoorn in je tuin. Jeugdtheater. Antwerpen, J. Janssens, 1996. |
Een bal in een baan om je hoofd. Met illustraties
|
| |
| |
van Luc Vernimmen. Wielsbeke, De Eenhoorn, 1997. |
Het kind van de rekening. Met illustraties van Paul Van Lancker. Wielsbeke, De Eenhoorn, 1998. |
Wat je zegt, ben je zelf. Met illustraties van Klaas Verplancke. Wielsbeke, De Eenhoorn, 2001. |
Sim sam som. Met illustraties van diverse illustratoren. Verhalen en gedichten. Lier, Van In, 2001. |
Herman, detective op puntschoenen. Met illustraties van Paul Van Lancker. Wielsbeke, De Eenhoorn, 2003. |
Een blauwe plek. Getekend: Jasdora. Met illustraties van Stijn Felix Wielsbeke, De Eenhoorn, 2005. |
Damiaan in the city. Jeugdspektakel. Torhout, Revinze, 2008. |
Over Joris Denoo
|
[Anoniem], Joris Denoo. In: Vlaanderen, jaargang 30 (1981), nr. 185, blz. 306-308. |
Eric Daalman, Joris Denoo. In: Vlaanderen, jaargang 31 (1982), nr. 188, blz. 174. |
R.H., Gesprek met Joris Denoo. In: Het Volk, 1/7-9-1983. |
P.B.K., Joris Denoo met lees- en jeugdboek en kortverhaal. In: Het Nieuwsblad, 4-11-1986. |
Eddy Bettens, Knusse verveling. In: Standaard der Letteren, 17-12-1986. |
[Anoniem], Joris Denoo schreef nieuw kinderboek. In: Gazet van Antwerpen, 17-10-1987. |
Jan van Coillie, Het geheim van de zeven zolders. In: Jeugdboekengids, jaargang 30 (1988), nr. 5, blz. 145-146. |
Griet Vandewalle, Eén paar kinderen graag. In: Jeugdboekengids, jaargang 32 (1990), nr. 4, blz. 128. |
Jet Marchau, Ludovik de Vogelschrik. In: Jeugdboekengids, jaargang 33 (1991), nr. 4, blz. 142. |
[Anoniem], Het mysterie van Merlijn. In: Stipkrant, Het Nieuwsblad, 16-11-1993. |
[Anoniem], Vallen en opstaan. Joris Denoo met jeugdroman over epilepsie van zijn zoon. In: Het Brugsch Handelsblad, 24-11-1995. |
Jet Marchau, Vallen en opstaan. In Leesidee, jaargang 1 (1995), nr. 10, blz. 374. |
Red., Vallen en opstaan. In: Bubi 1996. Antwerpen, Icarus, 1996, blz. 65. |
Mariette Vanhalewijn, Een bal in een baan om je hoofd. In: Stipkrant, Het Nieuwsblad, 22-4-1997. |
Patrick Cornillie, Een bal in een baan om je hoofd. In: Het Brugsch Handelsblad, 9-5-1997. |
Roos Truwant, Een bal in een baan om je hoofd. In: Leesidee, jaargang 3 (1997), nr. 4, blz. 144 |
Patrick Cornillie, Hedendaags kerstverhaal. In: Het Brugsch Handelsblad, december 1998. |
Marita Vermeulen, Het kind van de rekening. In: Leesidee, jaargang 4 (1998), nr. 10, blz. 414. |
Patrick Cornillie, Wat je zegt, ben je zelf. In: Het Brugsch Handelsblad, 6-4-2001. |
Ciska Mesenne, Nieuw boek van Joris Denoo. We hadden een hekel aan die puntschoenen. In: Karaat, april 2003. |
Julien Vermeulen, Joris Denoo. Brugge, VWS-Cahier 1-2, mei-juni 2003. |
Marleen Colpin, Herman, detective op puntschoenen. In: Leesidee, jaargang 9 (2003), nr. 8, blz. 345. |
Encyclopedie van de jeugdliteratuur. Baarn, De Fontein; Groningen, Wolters-Noordhoff, 2004, blz. 86. |
Jonas Boets, Frederic Delmotte, Tamara Straetemans, Alliteraties zijn niet mooi. In: Mededelingenblad van de Leuvense Germanisten, jaargang 17 (2004), nr. 2 |
Jet Marchau, Een blauwe plek. In: Leesidee, jaargang 11 (2005), nr. 6, blz. 238. |
Patrick Cornillie, Hoe leef je met epilepsie? In: KvW, juni 2005. |
Marcel Vanslembrouck, Denoo Joris. In: Lexicon van West-Vlaamse Schrijvers, deel 2, VWS, 2009, blz. 52. |
Websites
|
www.jorisdenoo.be |
85 Lexicon jeugdliteratuur
februari 2011
|
|