anno 1885 in de gevel van het gebouw, op de plek van Selkirks geboortehuis in Largo, ook aan het avontuur herinnert. Wat oude bezittingen van Alexander Selkirk, zoals zijn scheepskist en drinkbeker, bevinden zich in het Historisch Museum in Edinburgh.
Het lag geheel in de lijn van Defoe om dit avontuur in de ik-vorm op te dienen. Hij was Robinson zelf, die niet vier jaar en vier maanden op een onbewoond eiland had gezeten, zoals Selkirk, maar 28 jaar. (Zweeg hij ook niet 28 jaar tegen zijn vrouw?) Ook wordt er wel verondersteld, dat hij zijn avontuur op het toen nog onbewoonde eilandje Tobago situeerde, in het Caribisch gebied, bij Trinidad. Hij beschreef alles zo tot in de finesses, dat het als waar gebeurd kon worden opgevat. Behalve ‘zijn’ avontuur verwerkte hij ook zijn opvattingen over de ontwikkelingen op politiek, godsdienstig en filosofisch gebied in zijn tijd en in Engeland in het bijzonder, in tot dan toe ongekende romanvorm.
Van het eerste deel verschenen in 1719 vier drukken achter elkaar, ook het tweede deel werd enkele malen herdrukt. Het derde echter niet, door het moralistische karakter, dat het avontuur verdrong. Direct al in 1720 werd het in het Nederlands, Frans en Duits vertaald, en vooral nadat Jean Jacques Rousseau het als literatuur voor zijn Emile voldoende vond tot diens 15e jaar (Emile ou de l'Education, Den Haag, 1762), werd het over de gehele wereld verspreid... evenwel als kinderboek.
Beslist niet voor de jeugd bedoeld, is het zelfs niet aannemelijk, dat Defoe bij het schrijven ook maar even aan jeugd gedacht heeft. Van zijn eigen kinderen trok hij zich ook weinig aan. Toch veroverde zijn Robinson de jeugd stormenderhand, zowel de heel jonge doe-het-zelvers als de ouderen, die bezig waren zich aan het ouderlijk gezag te onttrekken. Niet voor niets duidde de Duitse psychologe, Charlotte Bühler, de fase na de sprookjes-leeftijd als Robinson-leeftijd aan.
Robinson Crusoe werd dan ook veelvuldig voor de jeugd bewerkt. Een van de meest bekende bewerkingen, (zo niet haast verminking), is Robinson der Jüngere (1780) door J.H. Campe, bekend Philantropijn en pedagoog, die Robinson zonder meer op het eiland aan laat spoelen en moralistische lessen verwerkt in samenspraken tussen opvoeder en kind, zoals in die tijd gebruikelijk was. Het werd veel bij de opvoeding gebruikt, zelfs in het Engels vertaald. In ons land verscheen het in 1781 als Handleiding tot de nationale opvoeding of Robinson Crusoe geschikt voor de jeugd, met een vervolg in 1807.
Het aantal Nederlandse bewerkingen van Robinson Crusoe kan geschat worden op ten minste 55, onder andere door Gerard Keller (1866), J.J.A. Goeverneur (1871), P.J. Andriessen (1876), P. Louwerse (1891), K. Beversluis (1908), Nienke van