| |
| |
| |
Maria de Lannoy
door Rita Bouckaert-Ghesquiere
Maria de Lannoy werd geboren te Borgerhout (tegenwoordig gemeente Antwerpen) in 1890, ze overleed in 1968. Haar moeder was uitgesproken godsdienstig; haar vader, een kunstenaar, was vrijzinnig. Vrij jong verhuisde ze naar een groot landhuis aan de rand van de stad Antwerpen. Ze groeide er op in ruimer familieverband met haar grootmoeder, haar tantes, haar neefjes en nichtjes. Het kasteeltje, gehuld in een waas van geheimzinnigheid, en het samenleven in een groep zal in heel wat verhalen een rol gaan spelen.
Als kind had Maria de Lannoy een zwakke gezondheid, waardoor ze vaak niet naar school kon. Later studeerde ze talen, letterkunde, kunstgeschiedenis en psychologie aan de Vlaamse hogeschool voor vrouwen. Ze behaalde ook een diploma voor bibliothecaresse.
Maria de Lannoy debuteerde met poëzie voor volwassenen. Pol de Mont, bij wie ze colleges liep, publiceerde haar eerste verzen in Vlaams Leven. Ze was bevriend met de dichteres Alice Nahon, met wie ze samen enige tijd doorbracht in het sanatorium te Tessenderloo. Later schreef ze verschillende historische romans, detectiveverhalen en luisterspelen voor volwassenen.
Ze verwierf vooral bekendheid met haar jeugdboeken. Het was Lode Baekelmans, de conservator van het amvc (Archief en Museum voor het Vlaams Cultuurleven), die haar aanmoedigde om voor de jeugd te schrijven. Maria de Lannoy schreef vrij veel en gebruikte tal van pseudoniemen. Met Maria de Vleeschouwer-Verbaeken en Leen van Marcke vormt ze de kern van een belangrijke
| |
| |
generatie Vlaamse schrijfsters. Werk van haar werd vertaald in het Frans en in het Duits en ze werd herhaaldelijk bekroond. In 1931 kreeg ze de prijs van de provincie Antwerpen voor Bezem Krelis. In 1933 werd het toneelstukje Paradijzeneiland bekroond met de Nestor de Tièreprijs. In 1936 ontving ze de driejaarlijkse prijs van de Vlaamse provincies voor de Rosemarie-trilogie en de Amaat Joosprijs voor het boek Naar het land der Pinguins. In 1939 werd het luisterspel Goud bekroond door de nir (Nationaal Instituut voor de Radioomroepen, voorloper van de brt) en in 1950 kreeg ze de Em. Vlieberghprijs voor Kleine Nachtmuziek. In 1958 ten slotte werd ze door de provincie Antwerpen bekroond voor haar volledig oeuvre.
| |
Werk
Volgens de conventies van haar tijd schreef Maria de Lannoy fantasieverhalen voor de jongste lezertjes en voor de oudere kinderen realistische verhalen waarin naast de psychologische tekening ook spanning en avontuur een rol spelen. De Rosemarie-trilogie kan model staan voor de fantasieverhalen. Het lelijke roodharige meisje Rozemarie trekt weg uit de mensenwereld op zoek naar haar gestorven ouders. Na een lange tocht door het Kabouterland en het Nevelland wordt Rozemarie herboren en vindt ze ook haar ouders terug. Agorki de prins die het geluk veroveren wilde verlaat zijn vertrouwde veilige omgeving om zelf zijn levensdroom te realiseren. In het verwoeste Suavië ontdekt hij de ruïnes van het koninklijk slot en de verdronken gewaande prinses Mariska. Samen met haar bouwt hij het land weer op. In De wraak van de kabouters wordt de arme, maar ijverige boer Kobus beloond tot nijd van de rijke luie Thijs. De fantatieverhalen bevatten vaak traditionele sprookjeselementen, zowel in het figurenbestand (prinses, heks, kabouters) in de motieven (de witte vogel, de toverspreuk) als in de opbouw (herhaling en contrast).
Binnen de realistische verhalen vormen de familiegeschiedenissen een eerste groep. In De kinderen van Torenhof en De Fonteintjes deelt een groep kinderen samen lief en leed maar de kinderen worden ook geconfronteerd met spannende avonturen: een spookgeschiedenis en een stel konijnendieven. Het is vooral via scherpe observatie, via geduld en durf dat de kinderen het geheim ontsluieren.
Het psychologische aspect wordt nog belangrijker in de meisjesboeken: Josientje en haar offertjes, Christa, Kleine Nachtmuziek, de Marleentje-reeks, Miriam Wieland en Gerda's vergissing. Telkens staat een meisje centraal, dat geconfronteerd wordt met een moeilijke situatie: Christa en Gerda verliezen hun ouders, Clara Maria wordt blind, Marleentje en Jozientje verlaten een tijdlang het ge- | |
| |
zin, Miriam verhuist en mist haar vrienden. Door hun inzet en volharding weten de hoofdfiguren de moeilijkheden te trotseren. Ze worden rijper en leren zelfstandig keuzes maken. Toch zal de schrijfster ruimte laten voor spanning en avontuur, vooral in de Marleentje-reeks maar ook in De hobbelige weg, waar de tweelingen alle moeilijke situaties ten spijt hun ideaal realiseren. De schrijfster gaat de negatieve aspecten van het leven niet uit de weg. In Christa en De hobbelige weg is sprake van misbruik van vertrouwen, hetgeen leidt tot bankroet wanneer de borgsommen opgeeist worden. De boeken idealiseren enigszins de werkelijkheid omdat de eindsituaties wensvervullend zijn. Hoe hard het leven ook is, de hoofdfiguren slagen erin overeind te blijven en worden beloond met liefde, vriendschap en geluk.
| |
De kinderen van Torenhof.
Torenhof is een oud kasteeltje, dat reeds jaren leegstaat omdat men gelooft dat het er spookt. Na de dood van haar man neemt tante Tine er met Irma en Vital haar intrek. Het kasteeltje wordt een kindertehuis waar het er vrolijk aan toe gaat. Maar dan gebeuren er vreemde dingen. Midden in de nacht begint de klok te luiden. Een man uit de buurt beweert dat er vlammen uit de ramen slaan. Het tehuis loopt leeg. Irma en Vital lossen met de laatst overgebleven gasten stap voor stap het mysterie op.
In dit boek is zowel de psychologische tekening van de karakters als de spanning goed uitgewerkt. De auteur verbindt handig diverse korte spanningsmomenten met de overkoepelende detectivespanning. Pas aan het eind van het verhaal wordt het geheim volledig ontraadseld. Het leesplezier wordt nog verhoogd doordat de lezer het meerweten van sommige personages deelt en door de vele functionele details. Bovendien wordt de sfeer op Torenhof prachtig weergegeven. De verschillende kinderen, de aardige juffrouw Rigel, de energieke Kee vormen samen een bonte wereld die vooral in vinnige dialogen tot leven komt.
Omslag De kinderen van Torenhof
| |
| |
| |
Kleine Nachtmuziek
Clara Maria is de laatste erfgename van een roemrijk geslacht. Ze wordt door haar vader en een gouvernante opgevoed op het familiedomein. Na een ongeval wordt ze blind en haar vader sterft. Een verre verwante bekommert zich om haar. Ze probeert het talentvolle meisje - ze was voordien tekenares - opnieuw de zinvolheid van het leven te laten ontdekken. De muziek, maar meer nog de liefde van Evert en de inzet voor andere blinden, maken het leven voor Clara Maria ten slotte weer de moeite waard. In een journaal beschrijft ze haar lot na het ongeluk. Het familiedomein en de vele oude geschiedenissen spelen een belangrijke rol in de herinnering van Clara Maria. Ze doorbreken het chronologisch verhaalpatroon en drukken formeel de verbondenheid met het verleden uit. De psychologie van de hoofdfiguur is goed uitgewerkt, maar het beeld blijft toch sterk geïdealiseerd. De critici uit de jaren vijftig vonden dat dit boek terecht bekroond werd met de Vlieberghprijs.
| |
Waardering
Dat de realistische verhalen van Maria de Lannoy ook nu nog een levendige indruk maken en erg leesbaar blijven houdt verband met de overwegend scènische voorstelling. De alwetende vertelinstantie verdwijnt hierdoor naar de achtergrond en verschuilt zich achter de personages. Er komt ruimte vrij voor een groot aantal dialogen. Dit procédé was blijkbaar nieuw in Vlaanderen en het werd bij het eerste verschijnen vaak negatief geduid. Verder bevatten haar boeken een dosis humor die vooral steunt op herkenbaarheid en op eenvoudige woordspelingen. Hoewel de schrijfster duidelijk katholieke waarden aanbrengt (vertrouwen en geduld bij tegenspoed, het gezin en huiselijk geluk, kiezen voor de anderen), blijven expliciete boodschappen beperkt. Dat is minder het geval in Josientje en haar offertjes waar de kleine versterving, gebed en zelfverloochening een belangrijke rol spelen. Door het uitvoerig beschrijven van een aantal religieuze praktijken is dit boek duidelijk gedateerd. Ook de fantasieverhalen, met uitzondering van de Rozemarie-boeken, zijn traditioneler, minder origineel en vaak erg voorspelbaar.
| |
Bibliografie
Keuze uit het werk voor volwassenen
|
Stille getuigen (1954), Goud (1960), Madame Royale (trilogie: 1964), Vergeten moord (1964). |
Jeudboeken
|
Bezem-Krelis. Brussel, De Wilde Roos, 1931 |
De geheimzinnige vaas. Averbode, Goede Pers, 1932. |
In een hoekje met een boekje. Antwerpen, Aug. Bossaerts, 1932. |
Kerstklokken. Met illustraties van Jan Waterscoot. Averbode, Goede Pers, 1932. |
| |
| |
Het Paradijzen-eiland en andere verhalen. Met illustraties van Jan Waterschoot. Averbode, Goede Pers, 1932. (3e herziene druk Antwerpen, Sheed & Ward, 1955, onder dezelfde titel.) |
Jantjes A.B.C. Antwerpen, Aug. Bossaerts, 1933. |
Hondje Kristoffel (o.ps. Tante Flo). Antwerpen, Aug. Bossaerts, 1934. (2e druk o. auteursnaam Maria de Lannoy; 3e druk o. auteursnaam met illustraties van Geert van Wanrooy. Antwerpen, Sheed & Ward, 1955.) |
Rozemarie in Kabouterland. Met illustraties van Jan Waterschoot. Antwerpen, De Oogst, 1934. (2e druk Sheed & Ward, 1955.) |
Vacantiepret. Antwerpen, Aug. Bossaerts, 1934. |
Puk en haar familie (o.ps. K. Vervloet). Antwerpen, Aug. Bossaerts, 1935; (2e druk, o. auteursnaam, Puk. Met illustraties van Geert van Wanrooy. Antwerpen, Sheed & Ward, 1955.) |
Rozemarie en haar parels. Met illustraties van Jan Waterschoot. Antwerpen, De Oogst, 1935. (2e druk Antwerpen. Sheed & Ward, 1955.) |
Rozemarie vindt haar ouders. Met illustraties van Jan Waterschoot. Antwerpen, De Oogst, 1935. (2e druk Antwerpen, Sheed & Ward, 1955.) |
Het Paradijzeneiland. (o. auteursnaam Van Rompaey-de Lannoy). Sprookjesspel in 2 bedrijven met een voor- en een naspel. Met illustraties van Jan Waterschoot. Assen, Van Gorcum & Comp. 1936. |
De groote Reis. Averbode, Goede Pers, 1937. |
De Kikkerkoning. Een verhaal uit het kikvorschenleven. Antwerpen, Jos Janssens, 1937. |
Moeder Stans. Vlaamsche Filmkens nr. 83. Averbode, Goede Pers, s.d. |
De post van zilverbaai. Vlaamsche Filmkens nr. 508, Averbode, Goede Pers, 1940. |
Op den top van den aardbol. Vlaamsche Filmkens nr. 525, Averbode, Goede Pers, 1941. |
De erfgenamen van Iepenhof. Vlaamsche Filmkens nr. 533. Averbode, Goede Pers, 1941. |
De duivelskolk. Vlaamsche Filmkens nr. 535. Averbode, Goede Pers, 1941. |
Een rustige vakantie. Vlaamsche Filmkens nr. 539. Averbode, Goede Pers, 1941. |
Op het speurderspad. Vlaamsche Filmkens nr. 549. Averbode, Goede Pers, 1941. |
Vaders geheim. Vlaamsche Filmkens nr. 551. Averbode, Goede Pers, 1941. |
Het amulet. Vlaamsche Filmkens nr. 557. Averbode, Goede Pers, 1941. |
Agorki, de prins die zelf het geluk veroveren wilde. Antwerpen, L. Opdebeek, 1941. (2e druk Antwerpen, Sheed & Ward, 1955; 8e druk met illustraties van A. Herckenrath. Averbode, Altiora, 1966.). |
De kinderen van Torenhof (o.ps. Martha van Oosten). Met illustraties van Frans van Immerseel. Averbode, Goede Pers, 1944. (2e druk o. auteursnaam. Met illustraties van Nans van Leeuwen. Antwerpen, Sheed & Ward, 1955.) |
Annekes Jaartje (o.ps. Irma van Ravels). Turnhout, J. van Mierlo-Proost, 1946. |
Pieter Pauwel Rubens. Tielt, J. Lannoo, 1946. |
Josientje en haar offertjes. Met illustraties van Jan Waterschoot. Leuven, Davidsfonds, 1948. (2e druk Toen Ireentje kwam. Met illustraties van Geert van Wanrooy. Antwerpen, Sheed & Ward, 1955.) |
Naar het land der pinguins. Leuven, Davidsfonds, 1949. (2e druk Roel naar het land van de pinguins. Met illustraties van Mon van Dijck. Averbode, Altiora, 1965.) |
Kleine Nachtmuziek. Leuven, Davidsfonds, 1951. (2e herziene druk onder titel Clara Maria. Nijkerk, G. Callenbach, 1953.) |
Christa. Met illustraties van Rie Reinderhoff. Antwerpen, Sheed & Ward, 1953. |
Marleentje. Met illustraties van Rie Reinderhoff. Antwerpen, Sheed & Ward, 1954. |
Marleentje in huize Astrid. Met illustraties van Rie Reinderhoff. Antwerpen, Sheed & Ward, 1954. |
Marleentje's tweede etappe. Met illustraties van Rie Reinderhoff. Antwerpen, Sheed & Ward, 1954. |
Marleentje's eindspurt. Met illustraties van Rie Reinderhoff. Antwerpen, Sheed & Ward, 1955. |
| |
| |
Wat wil je worden? 100 beroepen voor meisjes. Antwerpen, Sheed & ward, 1955. |
De Fonteintjes. Met illustraties van Rik Jansseune. Antwerpen, Sheed & Ward, 1955. |
Hondje Kristoffel. Met illustraties van Geert van Wanrooy. Antwerpen, Sheed & Ward. |
Hokus Pokus. Met illustraties van Geert van Wanrooy. Antwerpen, Sheed & Ward, 1956. |
De wraak van de kabouters. Met illustraties van Geert van Wanrooy. Antwerpen, Sheed & Ward, 1956. |
De hobbelige weg. Met illustraties van Geert van Wanrooy. Antwerpen, Sheed & Ward, 1956. |
Roel op walvisvangst. Met illustraties van Stef van Stiphout. Antwerpen, Zuid-Nederlandse, 1956. |
Gerda's vergissing. Met illustraties van G. van Wanghe. Lier, Van In, 1961. |
Miriam Wieland. Nijkerk, G. Callenbach; Borgerhout, Denis 1962. |
Paul in Vlinderland. Met illustraties van A. Herckenrath. Averbode, Altiora, 1964. |
Rita's grote schuld. Lier, Van In, 1964. |
Anita naar de wintersport. Lier, Van In, 1965. |
Anita in Zwitserland. Lier, Van In, 1966. |
Puk als kleuter. Met illustraties van A. Herckenrath. Averbode, Altiora, 1967. |
Puk in de wijde wereld. Met illustraties van A. Herckenrath. Averbode, Altiora, 1967. |
Over Maria de Lannoy
|
L. Swerts, Maria de Lannoy, Schrijfster voor jeugd en volk. In: Boekengids, jaargang 24 (1956), blz. 145-149. |
P. Hardy, Romankroniek. In: Boekengids, jaargang 28 (1960), blz. 5-7. |
L. de Visscher, Maria de Lannoy. In: Toortsen, jaargang 1 (1961), blz. 21-24. |
G. Claes, In memoriam Maria de Lannoy. In: Mededelingen Vereniging van Vlaamse Letterkundigen. jaargang 57 (1968), blz. 11-12. |
21 Lexicon jeugdliteratuur
oktober 1989
|
|