| |
| |
| |
Bea De Koster
door Jet Marchau
Foto: Chris van Houts
Bea De Koster is op 30 oktober 1955 geboren in Sint-Gillis (België). Ze studeerde Germaanse Taal- en Letterkunde en schreef een proefschrift over cultuursprookjes. Na het behalen van het Bijzonder Diploma Audiovisuele Communicatie kreeg ze een baan als scenarioschrijver bij de jeugddienst van de Belgische Radio en Televisie (brt, nu vrt). Ze werkte vervolgens als verkoopster op de jeugdafdeling van een boekhandel en als recensente voor het dagblad De Morgen. Sinds 1980 is ze zelfstandig vertaler en ondertitelaar bij de vrt.
In 1988 bewerkte ze voor de brt het Japanse tv-feuilleton Oshin. Die opdracht bracht haar tot het schrijven van eigen verhalen. Net als haar voorbeelden Annie M.G. Schmidt, Roald Dahl, Astrid Lindgren, Guus Kuijer en Henri Van Daele vindt ze vaak inspiratie in haar directe leefwereld. Ze debuteerde in 1989 met Alle Belgen zijn een beetje gek, een verhaal dat zich afspeelt op een filmset. In 1991 kreeg ze voor haar tweede boek, Trijntje Buskruit, een Boekenwelp. Sinds enkele jaren verdiept ze zich in de Chinese cultuur en geschiedenis. In 1999 inspireerde een reis door China haar tot Drie keer maakt een tijger, een persoonlijke interpretatie van negen Chinese verhalen. Ze kreeg er in 2004 haar tweede Boekenwelp voor. Bea De Koster is ook een gewaardeerd vertaalster van jeugdliteratuur.
| |
Werk
‘Ik ben een ekster. Ik pik de glinsterende dingen uit mijn leven en daar weef ik een verhaal mee’, vertelde Bea De Koster in een interview. In haar dikwijls humoristische verhalen gaat ze uit van belevenissen in haar directe omgeving, die ze met veel fantasie inkleurt. Haar personages belanden vaak in onverwachte en absurde situaties. In Alle Belgen zijn
| |
| |
een beetje gek (1989), geïnspireerd op de correspondentie van haar dochtertje met Nederlandse vrienden, blijft ze nog dicht bij de werkelijkheid. Hester en haar broer IJsbrand mogen de hoofdrol spelen in een jeugdfilm. De Nederlandse kinderen maken zich vrolijk over de Belgische regisseur, maar voelen zich snel thuis bij de filmploeg. De Koster mengt in dit verhaal een vleugje romantiek met wetenswaardigheden over filmopnames en weet zich moeiteloos in te leven in de gevoelens van de kinderen. Spannend wordt het verhaal wanneer een zwerver onverwacht de plaats inneemt van een verdwenen acteur.
Absurde humor en fantasie krijgen meer ruimte in het met ‘kinderlijke vrolijkheid’ geschreven Trijntje Buskruit (1990). De slodderige, vriendelijke heks Trijntje, die last heeft van gewichtloosheid en daarom een zwaartekrachthoedje draagt, stuurt met haar drankjes het leven van haar saaie en oerdegelijke medeflatbewoners flink in de war. Ze krijgt assistentie van Jonas, een van de zoontjes van het conciërgegezin Mossel. Personages, setting en toon verraden de invloed van Annie M.G. Schmidt.
Een veel minder vriendelijke ‘heks’ is juffrouw Bonte, het baasje van de Chinese rimpelhond in Taboe (1996). Bonte is in China op zoek naar een geschikte man en heeft daarvoor een alruinwortel nodig. Tijdens haar zoektocht redt ze de hond Taboe van een wisse dood als tafelgerecht. Ze neemt hem mee naar een eiland waar ze met voodoopraktijken de andere bewoners probeert te verjagen. Het verhaal is geschreven vanuit het perspectief van Taboe, die zijn commentaar op het menselijk gedrag verpakt in Chinese gezegdes. Taboe's relatie met de kat Dina en onderliggende thema's als het verdriet om de dood van oma en de eenzaamheid van ‘het koekoeksjong’ Ewout geven diepte aan het verhaal.
In het griezelverhaal Azazel (1992) geeft Bea De Koster haar fantasie de vrije loop. Dit jeugdboekenweekgeschenk speelt in een vervloekt kasteel waar Floris met zijn vader, een vampier, woont. Floris sluit vriendschap met Charlotte, die op school vanwege een plasprobleem wordt gepest. Charlotte blijft ook na haar aanvaring met de valse kat Azazel en een gruwelijk logeerpartijtje met Floris bevriend. Terwijl langzaam een mysterieuze vrouw het kasteel nadert, heffen de kinderen moedig de voorvaderlijke vloek op.
Een tv-reportage over butlers bood Bea De Koster inspiratie voor Het Protocol (1994). Ook dit verhaal speelt in een oud, vervallen kasteel, dat vader Blindeman bij het pokeren gewonnen heeft van een graaf. Dank zij de bijbehorende butler, een sprekende krokodillenportemonnee, een hebberige bioloog, een bijdehante kleine zus en een goed verborgen geheim komt de familie Blinde- | |
| |
man in knotsgekke situaties terecht.
De personages van Bea De Koster zijn vaak wat eenzelvige, snuggere kinderen. De elfjarige Jonas, die in Trijntje Buskruit als middelste jongetje van de vijf keurige conciërgekinderen er maar wat bij hangt, ontsnapt als eerste aan het alziend oog van moeder. De gepeste Ewout uit Taboe komt er langzaam maar zeker achter hoe de valse juffrouw Bonte hem misbruikt. In Azazel kan de eenzame Floris vanwege zijn vampiertanden en zijn schrikaanjagende vader niet naar school. Hij vindt een lotgenote in de gepeste Charlotte. De kinderen nemen in de gekke en vaak angstaanjagende situaties waarin ze terechtkomen, zelf het initiatief, waardoor hun moed groeit.
In haar eerste verhalen richtte De Koster zich op jonge lezers, met behulp van korte zinnen, toegankelijke taal, pittige dialogen en afgeronde hoofdstukken. De namen zijn vaak symbolisch. Het gedrag van Trijntje Buskruit doet denken aan buskruit, juffrouw Bonte maakt het veel te bont, de vader van Floris heet Hiëronymus Bijt de derde.
Drie keer maakt een tijger (2003), waarin De Koster eigen verhalen entte op de Chinese cultuur en verhalenschat, is universeler en voor een breder publiek geschikt. De hoofdpersonen variëren van keizers, soldaten en marktkramers tot trouwlustige meisjes en jongens. De speelse stijl van eerder werk heeft plaatsgemaakt voor een vertelstijl in de traditie van het cultuursprookje. Bea De Koster publiceerde ook korte verhalen, onder meer in Vensters. Uitzichten op poëzie en muziek (2002), een bundel van uitgeverij Davidsfonds in samenwerking met Musica. Poëzie- en proza-bijdragen van tien auteurs gaan vergezeld van begeleidende muziek. In een bezinnend brieffragment blikt De Koster weemoedig terug op het sterfbed van een jonge vrouw.
| |
Drie keer maakt een tijger
De titel van deze bundel met tien vertellingen verwijst naar een Chinees gezegde: ‘Als je er maar lang genoeg over praat, wordt alles aangedikt tot het niet meer door de deur kan.’ Dat beweert de vader van Yungho, die de woorden van een verhalenverteller in twijfel trekt. De verhalen in de bundel gaan over het verlangen naar geluk en macht, zowel van gewone mensen als van mandarijnen en keizers, en over de eigenzinnigheid van de jeugd op zoek naar vrijheid. In ‘De zoon van de mandarijn’ wil Congmings moeder een machtige mandarijn van haar zoon maken, maar Congming gaat zijn eigen weg. Ermo, de dochter van een ambitieuze boerin, verkiest een spannend leven als circusartieste boven het leven aan de zijde van een mandarijn. Meili verkiest haar eigen, schuchtere bruidegom boven de opdringerige, voor haar bestemde Xiaotou. Minder geluk vinden Erzi en zijn geliefde Li-
| |
| |
Illustratie van Geert Vervaeke uit Drie keer maakt een tijger
Min, die na een ongelukkig afgelopen weddenschap allebei doodvriezen op een berg. Of de knappe, ijverige keizer Yu, die wel rivieren kan temmen, maar geen drankzuchtige onderdanen. Volks bijgeloof kleurt De Koster in deze met zorg gerangschikte verhalen in met historische informatie over bijvoorbeeld de bouw van de Chinese muur of het aardewerken leger van keizer Qin.
De verhalen in Drie keer maakt een tijger roepen een helder beeld op van de oude Chinese cultuur. De Koster vertelt ze in een sobere, onderhoudende en relativerende stijl, veelal doorspekt met humor. Haar taal is verzorgd en ze schrijft levendige dialogen. De kunstzinnige illustraties van Geert Vervaeke ondersteunen de exotisch getinte, tijdloze verhalen.
| |
Waardering
De Kosters debuut Alle Belgen zijn een beetje gek werd met gemengde gevoelens ontvangen. Joke Linders (Algemeen Dagblad) vond de inhoud te mager. Andere recensenten wezen op de aardige ideeën, die helaas wat vlak zijn uitgewerkt. De Kosters volgende boeken oogstten meer succes. Van meet af aan viel de sobere en boeiende vertelwijze op waarmee zij haar verhalen toegankelijk maakt. Ze weet sfeer te scheppen en doseert de spanning goed. De humor en de grappige situaties in Trijntje Buskruit werden door Jeugdboekengids vergeleken met het werk van Godfried Bomans en Annie M.G. Schmidt. Kathy Lindekens (De Morgen) vond het een ‘gezellig’ en Jef Boden (Lektuurgids) een ‘onderhoudend’ verhaal. Luc Lannoy wees in Leesidee jeugdliteratuur op de onderkoelde stijl van Taboe. Het jeugdboekenweekgeschenk Azazel oogstte algemene lof als spannend griezelverhaal met een sterke spanningsboog. Bij Het Protocol sprak de frisse mengeling van werkelijkheid en fantasie aan. De jury van de Boekenleeuw en Boekenwelpen 2004 waardeerde de oorspronkelijke en overtuigend vertelde sprookjes van Drie keer maakt een tijger. Inge Umans prees op de website van
| |
| |
Pluizuit de mooie en erg levendige manier waarop De Koster in deze originele verhalenbundel China onder woorden brengt. Marita Vermeulen ten slotte wees in De Standaard Online op de doordachte volgorde waarmee de verhalen gepresenteerd werden. Algemeen prijzen de recensenten het werk van Bea De Koster vanwege de originele invalshoeken en de scherpe en toegankelijke stijl.
| |
Bibliografie
Jeugdboeken
|
Alle Belgen zijn een beetje gek. Met illustraties van André Sollie. Antwerpen/Baarn, Houtekiet, 1989. |
Trijntje Buskruit. Met illustraties van Gerda Dendooven. Antwerpen/Baarn, Houtekiet, 1990 |
Azazel. Antwerpen/Baarn, Houtekiet, 1992. |
Het Protocol. Met illustraties van Veerle Meeussen. Antwerpen/Baarn, Houtekiet, 1994. |
Taboe. Met illustraties van André Sollie. Antwerpen/Baarn, Houtekiet, 1996. |
Drie keer maakt een tijger. Met illustraties van Geert Vervaeke. Amsterdam/Antwerpen, Querido, 2003. |
Over Bea De Koster
|
Etienne Claeys, Aangenaam: Bea De Koster. Documentatiemappen van Vlaamse Jeugdauteurs. Schelle, VBC, jaargang 16 (1998), nr. 6. |
Jet Marchau, [over Trijntje Buskruit]. In: Jeugdboekengids, jaargang 32 (1990), nr. 10. |
Jef Boden, [over Trijntje Buskruit]. In: Lektuurgids, mei 1992. |
Kathy Lindekens, Over nieuwe heksen en oude sprookjes. In: De Morgen. Openomen in: Aangenaam: Bea De Koster. Documentatiemappen van Vlaamse Jeugdauteurs. Schelle, VBC, jaargang 16 (1998), nr. 6. |
[Anoniem], Door de auteur gesigneerd: Bea De Koster. In: Literatuur. Blikopener. Keesing, Blikopener, 1994. |
Luc Lannoy, [over Taboe]. In: Leesidee jeugdliteratuur, jaargang 2 (1996), nr. 4. |
[Anoniem], Pak mij het woord niet af. In: Tijdingen, 19-2-1997. |
Inge Umans, Drie keer maakt een tijger. In: Pluizuit, www.pluizuit.be. |
Marita Vermeulen, De toppers van het najaar. In het begin was er niets. In: De Standaard Online, 30-10-2003. |
Karin Van Camp, Bea De Koster. In: Marita de Sterck, Herman Kakebeeke, Ed Franck (red.), Schrijver gevonden. Encyclopedie van de jeugdliteratuur. Tielt, Lannoo; Den Haag, Biblion, 1999. |
Jan van Coillie, Joke Linders, Selma Niewold, Jos Staal (red.), Encyclopedie van de jeugdliteratuur. Baarn, De Fontein; Groningen, Wolters-Noordhoff, 2004. |
websites
|
www.villakakelbont.be |
www.leesplein.nl. |
www.pluizuit.be |
68 Lexicon jeugdliteratuur
juni 2005
|
|