| |
| |
| |
Marc de Bel
door Deborah van der Vliet
Marc de Bel is in 1954 in Kruishoutem, België, geboren. Hij volgde een lerarenopleiding aan het Glorieux Instituut in Oostakker, trouwde en kreeg vier kinderen. De Bel begon zijn schrijverscarrière met het in eigen beheer uitgeven van een aantal dichtbundels voor volwassenen. In 1987 schreef hij zijn eerste kinderboek, Het ei van oom Trotter, waarvan hij de eerste honderd exemplaren in eigen beheer uitgaf.
De Bel was twintig jaar onderwijzer aan de Vrije Basisschool maar heeft het onderwijs verlaten om zich geheel te kunnen wijden aan het schrijverschap. Dat betekent niet alleen verhalen verzinnen, maar bijvoorbeeld ook scholen bezoeken, optreden, liedjes schrijven en uitvoeren.
Het ei van oom Trotter was in Vlaanderen meteen een succes, het werd in 1988 bekroond door de Kinder- en Jeugdjury. Tot en met 1995 bekroonde de Vlaamse Kinder- en Jeugdjury elk jaar een boek van De Bel, met uitzondering van 1991, toen de volwassenen die de voorselectie voor de kinderjury verzorgden, De Bel passeerden. In 1989 werd Meester Pluim en het praatpoeder bekroond door de Kinder- en Jeugdjury, in 1990 Blinker en de bakfietsbioscoop en De kracht van Ajajatsoe, in 1992 Nikki Nikkel, in 1993 de droom van Vlerk Vos, in 1994 Het web van de suikerspin, in 1995 Vanilla P.
Een andere uiting van de populariteit van De Bel is zijn fanclub, de Belhamelsclub, opgericht in 1995, waar al 2400 kinderen lid van zijn. Er is ook een permanente reizende tentoonstelling over zijn werk die steeds wordt aangevuld als er een nieuw boek verschijnt. Daarnaast schreef Jan DeBoever een boek over De Bel: De fontanel van Marc de Bel. Deze biografie bevat veel positieve informatie over De Bel, voornamelijk in de vorm van anekdotes, foto's en tekeningen.
| |
Werk
Marc de Bel schrijft graag voor kinderen omdat hij, na zoveel jaar in het onderwijs, meent te weten wat kinderen tussen tien en dertien boeit. Zijn boeken hebben bij voorkeur geen boodschap. ‘Ik vind dat boeken met een boodschap saai zijn. Ik tracht daarom zo weinig mogelijk boodschappen in mijn werk te stoppen. Kinderen en zelfs volwassenen lezen om zich te ontspannen. Kinderen kan je het best ontspannen met een boek dat vol spanning zit.’
| |
| |
Illustratie van Klaas Verplancke uit Meester Pluim en het praatpoeder
Ernstige situaties verluchtigt hij graag met ‘platte’ humor, zoals het laten van winden. Zijn humor heeft vaak een erotisch tintje. ‘Een kind heeft nu eenmaal “kriebelingen”. Maar ik ga nooit dingen schrijven om te provoceren.’ Daarom doet de kritiek hem ook weinig. ‘Ze storen zich aan de jongetjes die in mijn boeken stiekem over het muurtje naar de naakt zonnebadende buurvrouw gluren of aan een woord als piemel. Ze ergeren zich ook aan scheldwoorden in mijn boeken. Maar ik verzeker je dat ik enkel de braafste scheldwoorden neerschrijf die ik hoor op de speelplaats van mijn school.’
Ook fantasie is een belangrijk bestanddeel van zijn boeken. De Bel heeft hier een bedoeling mee; hij vindt dat kinderen zo lang mogelijk kind moeten blijven en zich door middel van fantasie moeten wapenen tegen de volwassen wereld. Daarom stelt hij geen problemen aan de orde en creëert hij een eigen wereld met stripfiguren en vreemde wezentjes waarin de volwassene er niet goed van afkomt. De Bel kiest partij voor kind en dier.
De Bels boeken worden begeleid door acties met posters, T-shirts, cd's, knuffeldieren, enzovoort. Dit geeft het werk van de schrijver een commercieel karakter, dat op bezwaren stuit van volwassenen. De Bel legt deze bezwaren naast zich neer, wijzend op het grote succes dat hij bij kinderen heeft.
| |
| |
| |
Het ei van oom Trotter
Het ei van oom Trotter gaat over de ongelukkige Alexander. Hij wordt gepest op school, de leraar heeft een hekel aan hem omdat hij niet zo slim is, en zijn ouders zijn er nooit. Ze zijn vaak boos op hem omdat het niet goed gaat op school. Hij uit zijn verdriet door gedichten te schrijven. Dan komt in de vakantie oom Trotter langs, het zwarte schaap van de familie. Hij reist de hele wereld rond. Alexanders ouders zijn niet blij met het bezoek, maar Alexander wel. Oom Trotter begrijpt hem tenminste. Als zijn oom weer weggaat, laat hij een reuze-ei achter. Alexander verzorgt het goed en al gauw komt het uit. Er komt een pratende krokodil uit die hij Yam-Yam noemt. Bij Yam-Yam kan Alexander altijd met zijn problemen terecht. Yam-Yam groeit erg hard en is al gauw een enorme krokodil. Omdat ze honger heeft, gaat ze op een dag op zoek naar eten. In het kamertje van Alexander vindt ze zijn droevige gedichten over zijn miserabele leven. Ze besluit hem op school te gaan zoeken. Daar eet ze de vreselijke leraar op en jaagt Alexanders grootste vijand de stuipen op het lijf. Daarna wordt de krokodil gevangen door het leger en in de dierentuin gestopt. Gelukkig keert oom Trotter dan net terug van een reis. Samen met zijn neefje weet hij Yam-Yam te bevrijden. Door al deze gebeurtenissen is Alexander op school erg populair geworden en heeft hij vrienden gekregen. Ook zijn ouders zijn bijgedraaid. Ten slotte wint Alexander zelfs een poëziewedstrijd en mag hij lid worden van een voetbalclub.
| |
Hip hip haboe, een taart voor moe!
In Hip hip haboe, een taart voor moe! spelen de Boeboeks de hoofdrol. Dit zijn groene wezentjes die in het Biezebos wonen, en van zingen houden. De Bel heeft inmiddels acht boeken over de Boeboeks geschreven. In dit deeltje is moeder Boeboek jarig en daarom bakken de kinderen, Pit en Puf, een taart voor haar. Pit en Puf maken een enorme rommel tijdens het bakken. Bovendien wordt Puf bijna door Kil de uil opgegeten als hij het bos in gaat om bessen te plukken. Als de taart klaar is, wordt hij aan moeder gepresenteerd en vieren ze haar verjaardag: met taart, bloemen en muziek.
| |
Waardering
De Bel is een van de populairste en meest gelezen auteurs van Vlaanderen, al hebben volwassenen hun bedenkingen over zijn werk. Dat gaat zo ver dat op sommige Belgische scholen zijn boeken verboden zijn, mede vanwege zijn taalgebruik en de toespelingen op seks en erotiek.
Men erkent wel dat de boeken van De Bel vlot geschreven zijn. ‘Hij lepelt de lezer woorden in als fuck, kloothommel, makak, rotzak, praat luchtig over aids of pornoblaadjes en verpakt dit alles in een vlot uitgezet
| |
| |
verhaal waar zijn lezers gek op zijn en dat hen rode oortjes bezorgt. [-] De Bels fantasie is zo onuitputtelijk dat hij soms aan verschillende boeken tegelijk werkt. Dat hij zichzelf niet meer de nodige tijd gunt om die verhalen degelijk uit te werken en bij te schaven valt te betreuren, vooral omdat hij als verteller heel wat in petto heeft.’ (Jet Marchau)
‘Kinderen houden van karikaturen, ze geven kleur aan het verhaal betoogt De Bel, maar precies die sfeerbepalende zwart-wittekeningen bevestigen meer dan ze ontkrachten en laten bij volwassenen een wrange nasmaak na.’ (Jet Marchau)
Naast recensies waarin een voorbehoud gemaakt wordt, zijn er ook positieve beoordelingen. ‘Het lijken een soort schelmenromans voor jonge lezers, een beetje anarchistisch en met een voorliefde voor kinderen die in ons onderwijs niet aan bod komen omdat ze niet goed zijn in taal en rekenen en omdat het systeem geen ruimte laat voor creativiteit of eigen inbreng.’ (Het Volk)
Waardering is er ook voor de fantasie in zijn boeken. ‘De auteur bevindt zich ergens in de middenmoot. Daarbinnen valt hij op door zijn keuze voor fantasie.’ (Bea Ros)
Het tijdschrift Leesgoed wijdde een artikel aan de populariteit van De Bel. ‘Een van de redenen waarom hij zo goed scoort bij de jeugd is de toegankelijkheid van zijn werk. Een overzichtelijke plot met veel spanning, een eenvoudige vlotte stijl en direct aansprekende hoofdfiguren. Boeken die kinderen als vanzelf naar het einde meeslepen. Omdat zijn werk zo laagdrempelig is bereikt het ook kinderen die normaliter niet zo snel een boek ter hand nemen. [-] De wereld van Marc de Bel, van gekke, maffe, vrolijke, knusse “slappe-lachgrappige” en “keutelleuke” avonturen is veilig en wat kinderachtig. Een andere reden waarom Marc de Bel zo populair is, is dat hij gebruik maakt van “trendy elementen”. Het zit bij hem vooral in het taalgebruik. Hoewel zijn stijl in het algemeen nogal traditioneel is (soms op het clichématige af), gebruikt hij regelmatig populaire, jeugdige woorden.’ (Bea Ros)
| |
Bibliografie
Jeugdboeken
|
Het ei van oom Trotter. Met illustraties van Tine Vercruysse. Leuven, Davidsfonds/Infodok, 1987. |
Wimpie en de wensautomaat. Leuven, Davidsfonds/Infodok, 1988. |
Meester Pluim en het praatpoeder. Met illustraties van Tine Vercruysse. Leuven, Davidsfonds/Infodok, 1988. |
Het dagboek van Zwarte Piet. Leuven, Davidsfonds/Infodok, 1988. |
De kracht van Ajajatsoe. Met illustraties van Marc de Bel. Leuven, Davidsfonds/Infodok, 1989. |
Blinker en de bakfietsbioscoop. Met illustraties van Marc de Bel. Leuven, Davidsfonds/Infodok, 1989. |
Blauwe snoepjes. Met illustraties van Jan Bosschaert. Leuven, Davidsfonds/Infodok, 1990. |
| |
| |
De Knetterkwabmachine. Met illustraties van Steven Dhondt. Leuven, Davidsfonds/Infodok, 1990. |
Stuffie. Met illustraties van Marc de Bel. Leuven, Davidsfonds/Infodok, 1990. |
Blinker en het BagBag-juweel. Met illustraties van Jan Bosschaert. Leuven, Davidsfonds/Infodok, 1991. |
Nikki Nikkel. Met illustraties van Jan Bosschaert. Leuven, Davidsfonds/Infodok, 1991. |
President Pig en de drie wolfjes. Met illustraties van Marc de Bel. Leuven, Davidsfonds/Infodok, 1992. |
Piki en Nini. Met illustraties van Christine Acke. Leuven, Davidsfonds/Infodok, 1992. |
Witte-Heksennacht. Met illustraties van Jan bosschaert. Leuven, Davidsfonds/Infodok, 1992. |
De droom van Vlerk Vos. Met illustraties van Jan Bosschaert. Leuven, Davidsfonds/Infodok, 1992. |
De zusjes Kriegel. Met illustraties van Jan Bosschaert. Leuven, Davidsfonds/Infodok, 1992. |
Vanilla P. Met illustraties van Jan Bosschaert. Leuven, Davidsfonds/Infodok, 1993. |
De pilletjes van opa Kakadoris. Met illustraties van Marc de Bel. Leuven, Davidsfonds/Infodok, 1993. |
Het web van de suikerspin. Met illustraties van Marc de Bel. Leuven, Davidsfonds/Infodok, 1993. |
Hoofdstuk 8, de Kriegelspelletjes. Leuven, Davidsfonds/Infodok, 1993. |
Soezie Boebie. Met illustraties van Marc de Bel. Leuven, Davidsfonds/Infodok, 1994. |
Hip hip haboe, een taart voor moe! Met illustraties van Marc de Bel. Leuven, Davidsfonds/Infodok, 1994. |
Bub de badeend. Met illustraties van Rita van Bilsen. Leuven, Davidsfonds/Infodok, 1994. |
Pit en Puf en de Zonnebloem. Met illustraties Marc de Bel. Leuven, Davidsfonds/Infodok, 1995. |
De Katten van Kruisem. Met illustraties van Jan Bosschaert. Leuven, Davidsfonds/Infodok, 1995. |
Zotte Klaas en Zwarte Miet. Met illustraties van Jan Bosschaert. Leuven, Davidsfonds/Infodok, 1995. |
De Monsters van Frankenzwein. Met illustraties van Jan Bosschaert. Leuven, Davidsfonds/Infodok, 1996. |
Wiet. Leuven, Davidsfonds/Infodok, 1996. |
De beha-boomhut. Leuven, Davidsfonds/Infodok, 1996. |
Malus. Met illustraties van Jan Bosschaert. Leuven, Davidsfonds/Infodok, 1996. |
Kerstfeest bij oma Fief. Met illustraties van Jan Bosschaert. Leuven, Davidsfonds/Infodok, 1996. |
Dagje Pauwoog. Leuven, Davidsfonds/Infodok, 1997. |
Fliks en Flora. Leuven, Davidsfonds/Infodok, 1997. |
Een plekje voor Stekje. Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 1997. |
De FaUTeNKaMPIoeNe. Leuven, Davidsfonds/Infodok, 1997. |
Over Marc de Bel
|
Marc de Bel. Aangenaam, Documentatiemappen van Vlaamse jeugdauteurs. Samengesteld door Liliane Claeys. Vlaamse Bibliotheek Centrale, 1990, nr. 5. |
De aanslepende boekzwangerschap van jeugdauteur Marc de Bel. In: Het Volk, 30-10-1990. |
Jet Marchau, Marc de Bel. In: Jeugdboekengids, 33e jaargang (1991), nr. 3. |
Rita Ghesquiere, Leesbevordering bij de jeugd; gesprek tussen Marc de Bel en Hugo Weckx. In: Kultuurleven, 1995, nr. 3. |
Rita Ghesquiere, Meer varkens dan mensen. In: De Standaard, 25-4-1996. |
Bea Ros, Paul van Loon en Marc de Bel scoren goed bij de jeugd; lezen wordt bij deze schrijvers een flitsend spel. In: Leesgoed, 23e jaargang (1996), nr. 4. |
Jan DeBoever, De fontanel van Marc de Bel. Leuven, Davidsfonds/Infodok, 1997. |
46 Lexicon jeugdliteratuur
februari 1998
|
|