| |
| |
| |
D.A. Cramer-Schaap
door Janneke van der Veer
Dina Alida Schaap werd op 5 mei 1893 te Baambrugge geboren. Ze groeide op in een gezin met twee broers. Al tijdens haar jeugd, die ze in Rotterdam doorbracht, begon ze te schrijven. Ze doorliep het gymnasium en behaalde de akte M.O.-A Frans. In 1919 trouwde ze met de remonstrants predikant Hendrik Cramer die ze had leren kennen op het gymnasium. Het echtpaar ging in Alkmaar wonen, de eerste standplaats van de predikant. Uit onvrede met het brave karakter van de kinderboeken die destijds met kerst op de zondagsschool werden uitgedeeld, stimuleerde haar man haar om kinderboeken te gaan schrijven. Ze deed mee aan een wedstrijd die uitgeverij Callenbach uitschreef voor nieuwe auteurs van kerstboekjes en won de eerste prijs met Op de pastorie (1923). Daarna ging ze schrijven voor uitgevers als Ploegsma, Van Goor en Kluitman. Ze wordt gerekend tot de vrijzinnig protestantse auteurs, maar haar boeken zijn voor een algemeen publiek bestemd.
Door het beroep van haar man woonde ze op tal van plaatsen, waaronder Gouda, Oosterbeek, Schoorl, Den Helder, Renesse, Oostzaan en Epe. In de periode 1955-1961 woonde het echtpaar in Oberdreis über Altenkirchen, Duitsland.
Naast het schrijven van boeken verzorgde ze de redactie van de jeugdtijdschriften Zonneschijn en Kiekeboe. Ook werkte ze mee aan tijdschriften als Voor onze kinderen, Ons eigen krantje en Merel. Door haar werk als redactrice had ze veel contact met andere auteurs, vooral met de schrijfster M. C van Oven-van Doorn.
Ze overleed op 30 mei 1976 in Heerde.
| |
Werk
D.A. Cramer Schaap richtte zich vooral op jonge kinderen. Voor kleuters schreef ze kleine verhaaltjes om voor te lezen zoals Het beertjesboekje: hoe Brammetje de hengel terugvond (1946) en Het konijnenboekje: van een ondeugend hondje en een dapper konijntje (1954). Beide zijn antropomorfistische verhalen die zijn uitgegeven als miniatuurboekje. Dieren met menselijke eigenschappen spelen ook de hoofdrol in Jumbo en Simbo (1940). Voor iets oudere kinderen schreef ze over herkenbare dicht-bij-huis-onderwerpen. Piet leert zwemmen (1936) gaat over een zesjarige jongen die bang is voor water. Daardoor kan hij in de zomer niet met vriendjes gaan zwemmen, wat hem be- | |
| |
hoorlijk dwarszit. In de vakantie logeert hij bij zijn grootouders. Zijn grootvader vertelt hem een verhaal over een jongen met watervrees die als volwassene bijna verdrinkt. Als Piet ook nog een meisje heeft geholpen dat te water is geraakt, durft hij de stap om zwemmen te leren aan.
Voor nog iets oudere kinderen verschenen meisjes- en gezinsverhalen als In ‘de vrolijke eend’ (1962), spannende avonturen als Afgedreven maar gered (1950) en Op drift geraakt in Zuid-Afrika (1953) en het historische verhaal Een balling in de bergen (ca. 1938), over het lijden van de Hugenoten in de zeventiende eeuw.
Ook schreef ze enkele romans voor oudere meisjes, zoals Op vasten grond (1927) en Aan den dijk (1928). Hoofdpersonen in Op vasten grond zijn de moederloze Zus en haar broer Hans; beiden hebben moeite met het feit dat er in huis weinig aandacht is voor elkaar. Daarbij worden ze ook nog geconfronteerd met de arrestatie van hun vader, die geld heeft verduisterd. Dit betekent het einde van Zus' schoolleven. Ze gaat in Rotterdam als kinderjuffrouw werken. Het boek eindigt met een liefdesrelatie tussen Zus en Frits, een vriend van haar broer.
Nickie van circus Cesarini (1939) en Oom Boemlala en zijn zes hondjes (1959) gaan over het circusleven. In het eerste boek wordt bovendien ook de cultuur van de indianen zijdelings aan de orde gesteld. Nickie gaat in Amerika op zoek naar een zilvermijn; een oude indiaan in het circus heeft hem over die mijn verteld. Ook uit Op drift geraakt in Zuid-Afrika blijkt de belangstelling van de schrijfster voor andere culturen.
Haar protestants-christelijke achtergrond komt nadrukkelijk tot uiting in het zondagsschoolboekje Vaders Piempampoentje (1954), over de belevenissen van Maatje die door haar vader Piempampoentje (Zeeuws voor lieveheersbeestje) wordt genoemd. De gebeurtenissen spelen vóór, tijdens en na de watersnoodramp in Zeeland in 1953. Als het gezin in een noodwoning Kerstmis viert, komen twee vriendjes van Maatje het oude bijbeltje van haar grootmoeder terugbrengen, dat Maatje anderhalf jaar eerder bij het spelen was verloren. Een protestants-christelijke strekking is ook duidelijk aanwezig in Op de pastorie, Op drift geraakt in Zuid-Afrika en Een balling in de bergen.
Net als in de christelijk getinte verhalen is het centrale thema in de meer neutrale boeken de overwinning van het goede op het kwade. De hoofdpersonen beschikken over eigenschappen als moed, doorzettingsvermogen, belangstelling voor anderen, ijver, ernst en hulpvaardigheid. Ze worden geplaatst tegenover figuren die oneerlijk, oppervlakkig, luchthartig en/of lui zijn. De sympathieke circusjongen Nickie staat tegenover de circusmedewerker Maurice, die de landkaart van Nickie steelt en zelf de zilvermijn tracht te vinden. Dat laatste lukt overigens niet.
Een bijzondere plaats in het werk van Cramer-Schaap wordt ingenomen
| |
| |
door de bijbelverhalen. Ze zijn geschreven met de bedoeling de bijbel toegankelijk te maken voor kinderen. Met name Bijbelse verhalen voor jonge kinderen (1957) was een succes. De jongen met de herdersfluit, geschreven voor de iets oudere jeugd, is een herkenbare bundel over kinderen in de bijbel. Ook die hebben een avontuurlijke of hulpvaardige instelling en kennen jaloezie, vreugde, verdriet en trots.
D.A. Cramer-Schaap heeft verscheidene bundels samengesteld met verhalen van andere auteurs, al dan niet aangevuld met spelletjes, raadsels, versjes en knutselwerkjes. Ook bewerkte zij de sprookjes van Perrault (Roodkapje en andere sprookjes van Moeder de Gans, 1957) en de Odyssee (Telemachos, de zoon van Odysseus, 1962).
Zij had een duidelijke visie op de taak van de ‘jeugdschrijfster’. In 1960 zei ze in een vraaggesprek: ‘Je kunt niet zo maar voor je bureau gaan zitten en een verantwoord boek schrijven. [-] Als je je fantasie de vrije loop laat, maak je de domste fouten. Je moet onnoemelijk veel over het onderwerp gelezen hebben. Gepraat hebben met mensen die ervan weten.’ Ter voorbereiding van Op drift geraakt in Zuid-Afrika bezocht zij reisbureaus en stoomvaartmaatschappijenen, sprak ze met een kapitein en met Afrikanen, zag ze films over Afrika en maakte ze studie van de Bosjesmannen.
Cramer-Schaap vond dat kinderboeken ‘in de diepte altijd doodernstig’ moeten zijn. ‘Dat zijn kinderen zelf ook, al houden zij nog zoveel van grapjes. Alles is iets “groots”, hoe onbetekenend het in de ogen van volwassenen misschien ook is. Met die verwachting neemt een kind ook zijn lectuur ter hand: kinderschrijvers mogen die nooit teleurstellen.’
| |
Op drift geraakt in Zuid-Afrika
Freek woont bij zijn grootvader in Renesse. Als hij veertien is en de lagere school verlaten heeft, reist hij per boot naar zijn vader in Zuid-Afrika. Hij mist de godsdienstige sfeer en de gezelligheid, ijver en rustige wijsheid van zijn grootvader. Het valt hem op dat zijn vader weinig presteert, wat al verscheidene malen tot conflicten met werkgevers en tot ontslag heeft geleid. Als zijn vader in een mijn wil gaan werken, loopt Freek weg naar een broer van zijn grootvader. Op diens schapenboerderij heeft hij het naar zijn zin. Helaas wordt hij ziek. Tijdens een malaria-aanval loopt hij in een koortsdroom weg. Hij wordt gevonden door de Bosjesmannen, die hem liefdevol verplegen. Freek sluit vriendschap met hen en neemt deel aan hun activiteiten, zoals het jagen. Op een dag komt zijn oudoom hem halen en keert hij terug naar wat de beschaafde wereld heet. Als Freek merkt dat zijn oudoom om hem geeft, wil hij graag bij hem blijven wonen.
Op drift geraakt in Zuid-Afrika (1953) maakt duidelijk dat weglopen voor moeilijkheden niets oplost. Het boek is gebaseerd op een krantenbericht.
| |
| |
Illustratie van Alie Evers uit Bijbelse verhalen voor jonge kinderen
Naast spanning en avontuur geeft het verhaal inzicht in allerlei culturele aspecten over het leven en de natuur in Afrika.
| |
Bijbelse verhalen voor jonge kinderen
Bijbelse verhalen voor jonge kinderen (1957), bedoeld voor de leeftijdscategorie 6-10 jaar, behoort tot de meest succesvolle kinderbijbels ooit in ons land uitgegeven. Het werd vertaald in het Duits, Engels en Noors. In Van Wormcruyt met suycker tot jeugdliteratuur (1971) vertelt Cramer-Schaap dat ze aan het schrijven van dit boek het meeste plezier heeft beleefd. Het bevat bijbelverhalen in een taal die het kind kan bevatten; op een eenvoudige manier verteld en niet moraliserend. Soms zijn bijbelverhalen samengevoegd of worden kinderfiguren ten tonele gevoerd om het verhaal dichter bij de lezer te brengen. Nergens zijn de verhalen echter geromantiseerd. Hoewel de schrijfster remonstrants was, is het boek ook in andere kringen bruikbaar. Het succes van Bijbelse verhalen voor jonge kinderen was mede te danken aan de frisse illustraties van Alie Evers. Jaarlijks verscheen een herdruk. In 1991, er waren toen al 250.000 exemplaren van verkocht, besloot de uitgever het boek te laten bewerken. Lieke van Duin paste het taalgebruik aan en voegde enkele nieuwe verhalen toe, waarbij ze zich baseerde op teksten die D.A. Cramer-Schaap al in concept klaar had. Annemarie van Haeringen maakte de illustraties bij deze editie die in 1994 verscheen.
| |
Waardering
De positieve waardering van de lezers voor het werk van D.A. Cramer-Schaap blijkt uit de herdrukken van Fred in 't ooievaarsnest (1926), Op vasten grond (1927), Piet leert zwemmen (1936), Nickie van circus Cesarini (1939) en Het beertjesboekje (1946). Haar grootste succes behaalde ze met Bijbelse verhalen voor jonge kinderen (1957), dat nog steeds wordt herdrukt.
De vakliteratuur besteedt weinig aandacht aan D.A. Cramer-Schaap. Wel zijn haar boeken besproken in jeugdboekengidsen als De Kleine Vuurtoren en Boek en Jeugd en in diverse kranten en tijdschriften. Deze besprekingen zijn overwegend positief, vooral ten aanzien van stijl en taalgebruik. De Kleine Vuurtoren 1927 zegt over Op vasten grond: ‘Met Op vasten grond is
| |
| |
onze literatuur voor meisjes een goed geschreven, frisch en innemend boek rijker geworden. Het heeft de veroverende eigenschappen van wat jong is: levendigheid, spontaniteit, doch het mist daarbij een rijpere bezonkenheid, een zachte levenswijsheid niet. Het heeft geest en gevoel, humor en ernst, het heeft licht en donker van het leven.’ Een positief oordeel is er ook voor Op drift geraakt in Zuid-Afrika (1953): ‘Dit goed geschreven en zeer verzorgd uitgegeven verhaal, waartoe een krantenberichtje van ± 1928 de aanleiding was, geeft de avonturen van een 14-jarige Hollandse jongen in Afrika, die tijdens een malaria-aanval de woestijn inloopt en door voorbijtrekkende Bosjesmannen meegenomen en verzorgd wordt.’ (De Kleine Vuurtoren 1954)
Met name van Bijbelse verhalen voor jonge kinderen zijn veel besprekingen aanwezig. De Kleine Vuurtoren. Supplement 1957 vermeldt over deze uitgave: ‘De kinderlijke taal, de zuivere Bijbelse sfeer en de goede keuze der verhalen maken deze prot. chr. kinderbijbel met de bijzonder goed getroffen en knappe illustraties tot een gaaf geheel, dat warm aan te bevelen is.’ De toegankelijkheid en waarachtigheid van deze uitgave krijgen ook op andere plaatsen lof toegezwaaid. Zo schrijft R. Bomhoff-van Rijn naar aanleiding van de zesde druk in Boek en Vorming (december 1962): ‘Schrijfster en tekenares bepalen zich tot het wezenlijke, zonder te “versieren”. Zij weten ook weg te laten, wat voor het kind nog niet toegankelijk is.’ De bewerking door Lieke van Duin werd eveneens positief ontvangen. ‘Van bijzondere kwaliteit,’ aldus Peter van der Hoven in Vernieuwing (december 1994).
Van De jongen met de herdersfluit (1965) wordt de verteltrant gewaardeerd, maar er is ook lichte kritiek: ‘Door kinderen als hoofdfiguren in deze korte verhalen te laten optreden, brengt de vrijzinnig-protestantse schrijfster de Bijbel dichter bij het kind, maar soms moet zij zich vrijheden veroorloven, die niet voor iedereen aanvaardbaar zijn.’ (Boek en Jeugd. Gids voor Jeugdlectuur Supplement 1966) Een andere mening valt te lezen in Boeken veroveren de jeugd. Rafaël-catalogus 1966: ‘Bijbelse verhalen uit Oude en Nieuwe Testament, waarin kinderen een rol spelen, worden bijzonder aantrekkelijk verteld. Levendige, stijlvolle taal en prachtige illustraties. Een bijzonder fijn boek.’
| |
Bibliografie
Toneelwerk
|
Peter in Moorenland: kinderoperette in drie bedrijven [ca. 1925], Leekenspelen (1933), Rebecca: bijbelspel in drie bedrijven (1935). |
Een keuze uit de jeugdboeken
|
Op de pastorie. Met illustraties van Fr. van Noorden. Nijkerk, G.F. Callenbach, [1923]. |
Het duveltje en de prinses. Met illustraties van Rie Cramer. Utrecht, W. de Haan, [1924]. |
Fred in 't ooievaarsnest. Met illustraties van Rie Cramer. Utrecht, W. de Haan, [1926]. |
| |
| |
Op vasten grond. Met illustraties van Ella Riemersma. Den Haag, G.B. van Goor Zonen's U.M., 1927. |
De torenwachter: kerstsprookje uit het hoge noorden. Met illustraties van Toetie van der Zee. Hillegom, Editio, [1927]. |
Dappere Koen. Met illustraties van Rie Cramer. Utrecht, W. de Haan, [1928]. |
Aan den dijk. Utrecht, W. de Haan, [1928]. |
De geheimzinnige opdracht. Met illustraties van Titus Leeser. Den Haag, Het Zuivelbureau, [192X]. |
H. Cramer en D.A. Cramer-Schaap, De H.B.S. in tenten. Met illustraties van Jan Lutz. Den Haag, G.B. van Goor Zonen's U.M., [1930]. |
Hansje's luchtreis. Met illustraties van Johanna Bernardina Midderigh-Bokhorst. Z. pl. [1930]. |
Dieren A.B.C. Met illustraties van Piet Marée. Den Haag, H.P. Leopold's uitg. mij., [1932]. |
Piet leert zwemmen. Met illustraties van Greta Bosch van Drakestein. Alkmaar, Gebr. Kluitman, [1936]. |
Tommie en Tim op reis. Met illustraties van Greta Bosch van Drakestein. Alkmaar, Gebr. Kluitman, [1936]. |
Een balling in de bergen: een verhaal uit 1694 over het lijden der Hugenoten. Met illustraties van Guust Hens. Assen, Van Gorcum & Comp., [ca. 1938]. |
De wigwam in de stad. Met illustraties van Frans Hazeveld. Amsterdam, Wereldbibliotheek, 1938. |
De avonturen van Jopie Sprinter. Met illustraties van Bureau MW Rotterdam-Den Haag in samenwerking met Jan Kraan. Geldrop, Peijenenburg's Koekfabrieken, [1938]. |
Tineke gaat naar Arizona. Rotterdam, Van Nelle, [1938]. |
Nickie van circus Cesarini. Met illustraties van Frans Hazeveld. Amsterdam, C.A. Spin & Zoon, 1939. |
Jumbo en Simbo. Met illustraties van Jan Kraan. Amsterdam, C.A. Spin, [1940]. |
Het beertjesboekjeje: hoe Brammetje de hengel terugvond. Met illustraties van Freddie Langeler. Den Haag, W. van Hoeve, 1946. |
De kinder-olympiade. Den Haag, Nederlands Zuivelbureau, [ca. 1948]. |
Afgedreven maar gered: een verhaal dat op Texel speelt. Met illustraties van Jan Lutz. Assen, Van Gorcum & Comp., 1950. |
Op drift geraakt in Zuid-Afrika. Met illustraties van R. Van Starckenborgh van Straten. Amsterdam, Ploegsma, 1953. |
Het konijnenboekje: van een ondeugend hondje en een dapper konijntje. Met illustraties van Jan Kraan. Den Haag, W. van Hoeve, 1954. |
Vaders Piempampoentje. Met illustraties van Nans van Leeuwen. Assen, Van Gorcum & Comp., 1954. |
Ze moeten het later zelf weten. Amsterdam, De Lichtdrager, [1955]. |
Moro. Amsterdam, W. ten Have, 1955. |
Bijbelse verhalen voor jonge kinderen. Met illustraties van Alie Evers. Amsterdam, Ploegsma, 1957. |
Roodkapje en andere sprookjes van Moeder de Gans. Met illustraties van H. van Straaten-Struijk. Amsterdam, Ploegsma, 1957. |
Oom Boemlala en zijn zes hondjes. Met illustraties van Elly van Beek. Assen, Van Gorcum & Comp., 1959. |
In ‘de vrolijke eend’. Met illustraties van Reintje Venema. Amsterdam, Ploegsma, 1962. |
Telemachos, de zoon van Odysseus. Met illustraties van Friso Henstra. Baarn, Hollandia, [1962]. |
De jongen met de herdersfluit. Met illustraties van Jenny Dalenoord. Amsterdam, Ploegsma, 1965. (De tweede druk verscheen onder de titel Verhalen over kinderen in de bijbel, 1982.) |
Over D.A. Cramer-Schaap
|
Henriette J. Kluit en Saskia Lobo, De Kleine Vuurtoren. Jeugdboekengids 1927. Den Haag Boekhandel M. Dijkhoffz. Voorheen A. van Hoogstraten & Zoon, 1927. |
H.J. Kluit e.a., De Kleine Vuurtoren. Jeugdboekengids 1951. Rotterdam/Den Haag, Voorhoeve & Dietrich/N.V. Boekh. M. Dijkhoffz, 1951. |
Joris Baers en Paul Hardy (red.), Lectuur-Repertorium. Antwerpen/Tilburg, Algemeen Secretariaat voor Katholieke Boekerijen/Vlaamsche Boekcentrale/Nederland's Boekhuis, 1952, blz. 478. |
M. Bruijn e.a., De Kleine Vuurtoren. Jeugdboekengids 1954. Amsterdam, Vereeniging ter Bevordering van de Belangen des Boekhandels, 1954. |
M. Bruijn e.z., De Kleine Vuurtoren. Supplement 1957. Amsterdam, Vereeniging ter Bevordering van de Belangen des Boekhandels, 1957. |
| |
| |
[Anoniem], Over Oom Boemlala en zijn zes hondjes. In: Elseviers Weekblad, 31-10-1959. |
M. Bruijn e.a., De Kleine Vuurtoren. Jeugdboekengids 1960. Amsterdam, Vereeniging ter Bevordering van de Belangen des Boekhandels, 1960. |
[R.], D.A. Cramer-Schaap. In: I.D. [onbekende bron in archief Letterkundig Museum, Den Haag], mei 1960. |
R. Bomhoff-van Rijn, Bijbelse verhalen voor jonge kinderen. In: Boek en Vorming, december 1962. |
A.Ch. Burger e.a. (red.), Boek en Jeugd. Gids voor Jeugdlectuur. Den Haag/Amsterdam, H.P. Leopolds Uitgeversmij NV/Uitgeverij Ploegsma, 1965. |
A.Ch. Burger e.a.(red.), Boek en Jeugd. Gids voor Jeugdlectuur. Supplement 1966, Den Haag/Amsterdam, H.P. Leopolds Uitgeversmij NV/Uitgeverij Ploegsma, 1966. |
[Anoniem], Boeken veroveren de Jeugd. Rafaël-catalogus. Tilburg, Stichting IDIL, 1966. |
Paul Hardy en Xaveer de Win, pr. (red.), Lectuur-Repertorium 1952-1966. Antwerpen/Tilburg, Algemeen Secretariaat voor Katholieke Boekerijen/Vlaamsche Boekcentrale/Nederland's Boekhuis, 1968, blz. 392. |
F. Daalder en I. Daalder-Schripsema, Van Wormcruyt met suycker tot jeugdliteratuur. Purmerend, J. Muusses, 1971. |
Paul Waterschoot (red.), Lectuur-Repertorium. Den Haag/Antwerpen, Nederlands Bibliotheek en Lektuur Centrum/Katholiek Centrum voor Lectuurinformatie en Bibliotheekvoorziening, 1980, blz. 471. |
Peter van den Hoven, Nieuwe boeken; jeugdliteratuur. In: Vernieuwing. Tijdschrift voor Onderwijs en Opvoeding, jaargang 53 (1994), nr. 10, blz. 36. |
Richard van Schoonderwoerd den Bezemer, Vroom en Vrij. De geschiedenis van de vrijzinnig protestantse jeugdliteratuur in Nederland. Den Haag, Biblion Uitgeverij, 2001. |
59 Lexicon jeugdliteratuur
juni 2002
|
|