| |
| |
| |
Rie Cramer
door Francien Braaksma
Rie Cramer werd in 1887 in Soekaboemi op Java geboren. Haar vader was kapitein bij de koopvaardij. Op haar negende vertrok ze met haar familie naar Nederland. Ze volgde een tekenopleiding bij ‘Kunstoefening’ in Arnhem en op de Academie voor Beeldende Kunsten in Den Haag. Ze heeft les gehad van Willem van Konijnenburg, Jan Veldheer en Theo van Hoytema.
Zij was een onconventionele vrouw, die een zeer afwisselend leven leidde. Ze woonde onder meer in Frankrijk, Zwitserland, Italië en Spanje. Ze is tweemaal getrouwd geweest: van 1912 tot 1914 met P. Otten en van 1922 tot 1932 met de acteur Eduard Verkade.
Behalve met illustreren hield ze zich onder andere bezig met modetekenen, decor- en kostuumontwerpen. Ze heeft niet alleen kinderverhalen en -versjes geschreven, maar ook romans voor volwassenen, toneelstukken, hoorspelen en reisbeschrijvingen. In de Tweede Wereldoorlog werden twee van haar romans door de bezetter in beslag genomen en verbrand. Ze schreef vlammende verzetspoëzie en was ook op andere wijze actief in het verzet.
Zij overleed in 1977 in Laren (N.H.).
| |
Werk
In 1906, toen Rie Cramer 19 was, verscheen haar eerste boek: Van meisjes en jongetjes. Ze was met een map tekeningen naar uitgever W. de Haan gestapt en deze was zo enthousiast dat hij meteen een tweede boek bestelde. Dat werd Van jongetjes en meisjes. De tekeningen in zwart, rood en wit waren nog wat primitief, maar tegelijk ook levendig en zeer oorspronkelijk.
Een paar jaar later, in 1909 en 1910, illustreerde ze Prins Peter en Olof de vondeling van Ida Heijermans en
| |
| |
haar eigen Het diamanten princesje. De tekeningen in deze boeken zijn zorgvuldig, verfijnd en decoratief; zwartwit, behalve in Het diamanten princesje, waarin de steunkleuren roze, lichtblauw en lichtgeel zijn gebruikt.
In alle drie deze boeken is de invloed te vinden van Jessie King, een navolgster van Aubrey Beardsley. Daarnaast is het werk van Rie Cramer beïnvloed door onder meer Edmund Dulac en Arthur Rackam en heeft zij elementen ontleend aan de volkskunst van allerlei landen. Al deze invloeden heeft zij echter verwerkt tot een geheel eigen stijl, waarmee zij op haar beurt een grote groep vooral vrouwelijke illustratoren heeft beïnvloed, zoals Sijtje Aafjes, Adri Adindo, Nettie Heyligers, Johanna Midderigh-Bokhorst, Nans van Leeuwen, Freddie Langeler, Nellie Spoor en Henriëtte Willebeek le Mair.
De illustraties van Rie Cramer zijn zeer decoratief, mooi van kleur en lijn, maar vaak ook oppervlakkig. Mooi aangeklede poppetjes, vaak met de rug naar de kijker toe, zijn in decors geplaatst en laten alle ruimte voor het projecteren van eigen fantasieën, emoties en dromen. Zij werkt veel met diagonalen, figuren die schuin in beeld geplaatst zijn.
Haar werk heeft een duidelijke ontwikkeling doorgemaakt. Van verfijnd en precieus wordt het geleidelijk forser, met een nadruk op harmonie en compositie, om ten slotte steeds geroutineerder en grover te worden. Haar populariteit heeft ze vooral te danken aan de knusse plaatjes bij eigen rijmpjes over een zonnige, ongecompliceerde kinderwereld. Het veelzijdigst is zij in haar illustraties bij teksten of muziek van anderen.
Tot het mooiste en meest idyllische werk van Rie Cramer behoren haar Lenteliedjes (1914). Ook de illustraties bij de sprookjes van Andersen, Per-
Uit Olof de vondeling van Ida Heijermans
| |
| |
Uit Sprookjes en vertellingen van H.C. Andersen
| |
| |
rault, Grimm en 1001 nacht - uit de jaren 1915 tot 1921 - zijn van hoog niveau. Volgens Rie Cramer zelf waren de kleurentekeningen bij Andersen ‘in de stijl van Rackam en Dulac, maar niet half zo knap’. Van Dulac heeft ze de voorliefde voor diep blauwpaarse kleuren overgenomen, van Rackam de lijnvoering en de animistische weergave van bomen.
Al werkende aan haar sprookjesillustraties vond ze de tijd om De twee wilgen en Het poppen A.B.C. te illustreren. De tekeningen in deze boekjes zijn krachtig, sober en karikaturaal. De twee wilgen, geheel in zwart, groen en geel is nu eens niet ‘schattig’.
In 1931-1932 verscheen een geheel opnieuw door haar geïllustreerde uitgave van de sprookjes van Andersen. De tekeningen zijn hier forser van lijn en dramatischer dan in de eerdere uitgave. In 1982 heeft het Andersenmuseum in Odense 25 van de oorspronkelijke tekeningen voor deze nieuwe uitgave aangekocht.
Een opvallend boek is De rattenvanger van Hameln. Tekst en illustraties vormen hier een eenheid. De teksten zijn ondergebracht in een kader, dat regelmatig door tekeningen (veel ratten!) wordt onderbroken.
Behalve deze verfijnde, kunstzinnige illustraties maakte Rie Cramer met haar grote routine ook talloze tekeningen voor goedkope kinderboeken. A is een aapje uit 1936 is een typisch voorbeeld van haar geroutineerde stijl, kleurboekachtig en decoratief, met versjes als:
D dat is Dientje, die deed toch zo dom,
Duwde de deur dicht en viel daarbij om.
Na de oorlog verscheen nog een groot aantal goedkope, hardkartonnen boekjes, die - ook vanwege de lage prijs - nog altijd erg populair zijn. Toch maakte ze in deze periode ook nog boeken van een hoger artistiek gehalte, zoals Gulliver's reizen en Prins Ronald.
| |
Kinderversjes
Zelf dacht Rie Cramer dat haar kinderboeken vooral aansloegen vanwege de gewone, nauwelijks moraliserende rijmpjes: ‘Na al de Uwen en de Gijen, na kindsbenen en enge kluizen, moet dat wel een soort verademing zijn geweest.’ In deze versjes, ritmisch en klankrijk, voert het beslotene, knusse en huiselijke de boventoon. Kleuters kennen ze gauw uit hun hoofd.
In 1916 verscheen de tweede, gewijzigde druk van Tire, lire, letje. De illustraties in zwart, oranje en rood waren zowel primitief als suggestief. Een versje hieruit:
Kindertjes liggen onder den boom.
Als ze opstaan dan zijn ze loom,
Als ze loom zijn vallen ze neer,
En als ze vallen dan liggen ze weer.
In latere bundels worden versjes en plaatjes, op enkele uitzonderingen na, zoeter, liever en geroutineerder. Ook
| |
| |
Uit Pig Pag Pengeltje van P. van Renssen
nu nog bekende titels van haar versjes zijn bijvoorbeeld ‘Anneliesje heeft gejokt om een tweede koekje’ en ‘Op 't weggetje bij de seringen’.
Sommige recensenten vinden de kinderversjes niet meer van deze tijd. ‘Alleen nog geschikt als historisch document en als studieobject’, staat onder veel van de Boek en Jeugd recensies van herdrukken uit de jaren zeventig. Kinderen vinden de versjes echter nog altijd leuk.
| |
Waardering
De plaatjes en de teksten van Rie Cramer - in totaal ongeveer 200 boeken! - hebben in de loop der jaren zeer uiteenlopende kritieken gehad. De een roemde haar ‘gratievolle zin voor verfijndheid’, de ander had het over een ‘gladde, idyllische landhuisstijl’; men noemde haar zowel een ‘zoete plaatjesmaakster’ als een ‘veelzijdig kunstenares’. De kunstcriticus Albert Plasschaert, met wie ze een langdurige en slopende verhouding heeft gehad, was zeer karig met zijn lof en had het over ‘ranke, langbenige kinderen die in een modern liberty-achtig milieu zich bewegen en keurig-aangedaan en keurig-ondeugend zijn’. En in 1923 schreef een recensent: ‘Dit werk is absoluut onbelangrijk, ondanks de zorg.’ Zelf vond ze: ‘Met een betrekkelijk klein talent heb ik veel geluk gehad.’
In de jaren vijftig werden haar versjes en haar tekeningen door de toen opkomende generatie verdrongen, maar na 1970 beleefden ze een revival. Een rondreizende tentoonstelling en talloze herdrukken maakten haar werk opnieuw populair. Geen van deze herdrukken evenaart overigens de oorspronkelijke uitgaven qua vormgeving en reproduktietechniek.
| |
Bibliografie
Keuze uit haar literaire werk voor volwassenen
|
De lachende cupido. Roman. Den Haag, Leopold, 1936. |
(Onder het pseudoniem Marc Holman), Gif. (Toneelstuk.) Den Haag, Van Goor, 1942. |
Verzen van verzet. Den Haag, Leopold, 1945. |
Mallorcanen. Den Haag, Leopold, 1963. |
| |
| |
Keuze uit de boeken voor volwassenen met illustraties van Rie Cramer
|
F.W. Bain, Het karnen van de oceaan des tijds. Zes delen. Utrecht, De Haan, 1918-1920. |
R. Tagore, De brief voor de koning. Utrecht, De Haan, 1919. |
W. Shakespeare, Hamlet. Utrecht, De Haan, 1923. |
Keuze uit de kinderboeken met tekst en illustraties van Rie Cramer
|
Van meisjes en jongetjes. Utrecht, De Haan, 1906. |
Van jongetjes en meisjes. Utrecht, De Haan, 1907. |
Het diamanten princesje. Bussum, Van Dishoeck, 1910. |
Lenteliedjes. Met muziek van G. Vogel. Utrecht, De Haan, 1914. |
Het bloemenhuis. Utrecht, De Haan, 1916. |
Het poppen A.B.C. Utrecht, De Haan, 1921. |
Pieternelletjes sprookjesreis. Utrecht, De Haan, 1921. |
Liedjes uit kabouterland. Met muziek van G. van Vladeracken. Utrecht, De Haan, 1926. |
Liedjes uit elfjesland. Met muziek van G. van Vladeracken. Utrecht, De Haan, 1926. |
Liedjes uit Artis. Met muziek van A. de Jong. Den Haag, Van Goor, 1929. |
A is een aapje. Den Haag, Van Goor, 1936. |
Otje de Bas. Den Haag, Van Goor, 1937. |
Het huis van Adriaan. Den Haag, Van Goor, 1937. |
‘Maandboeken’. Den Haag, Van Goor, 1938-1939. |
Prins Ronald. Vijf delen. Den Haag, Van Goor, 1955. |
Keuze uit de kinderboeken met illustraties van Rie Cramer
|
Ida Heijermans, Prins Peter. Bussum, Van Dishoeck, 1909. |
Ida Heijermans, Olof de vondeling. Bussum, Van Dishoeck, 1910 |
H.C. Andersen, Sprookjes. Bewerkt door Christine Doorman. Utrecht, De Haan, 1915. |
Charles Perrault, Sprookjes van Moeder de Gans. Bewerkt door Christine Doorman. Utrecht, De Haan, 1916. |
J. en W. Grimm, Sprookjes. Bewerkt door O. Vere en Christine Doorman. Utrecht, De Haan, 1917. |
C.S. Adama van Scheltema, De twee wilgen. Utrecht, De Haan, 1918. |
Nienke van Hichtum, Vertellingen uit 1001 nacht. Utrecht, De Haan, 1921. |
Nienke van Hichtum, Het groot vertelselboek. Utrecht, De Haan, 1922. |
Leonard Roggeveen, Sprookjes uit de oude doos. Utrecht, De Haan, 1928. |
C. Collodi, De avonturen van Pinokkio. Den Haag, Van Goor, 1930. |
Anthonie Donker, De rattenvanger van Hameln. Den Haag, Van Goor, 1930. |
De mooiste wonderverhalen van Wilhelm Hauff. Naverteld door Nienke van Hichtum. Den Haag, Van Goor 1931. |
H.C. Andersen, Sprookjes. Bewerkt door W. van Eeden. Den Haag, Van Goor, 1931-1932. |
Nienke van Hichtum, Russische sprookjes. Den Haag, Van Goor, 1933. |
P. van Renssen, De geschiedenis van Pig Pag Pengeltje. Den Haag, Van Goor, 1936. |
J. Swift, Gulliver's reizen. Bewerkt en geïllustreerd door Rie Cramer. Met gekleurde platen van A. Rackam. Bilthoven, Nelissen, 1953. |
Over Rie Cramer
|
Rie Cramer, Flitsen. 's-Gravenhage, Leopold, 1966. (Autobiografie) |
Rie Cramer. Catalogus overzichtstentoonstelling van werken van Rie Cramer in het Singer Museum. Den Haag, Van Goor, 1973. |
Jacqueline Burgers, Rie Cramer, leven en werk. Amsterdam, Erven Thomas Rap, [1974]. |
| |
| |
Dokumentatie auteurs en illustratoren van jeugdboeken, knipselkrant jeugdliteratuur, jaargang 4 (1980), nr. 1. |
Knipselmap Rie Cramer in het Rijksbureau voor kunsthistorische documentatie te Den Haag. |
Oorspronkelijk werk van Rie Cramer bevindt zich in het Toneelmuseum en het Prentenkabinet van het Rijksmuseum te Amsterdam, het Prentenkabinet van het Haags Gemeentemuseum en het Rijksmuseum Meermanno-Westreenianum/Museum van het boek te Den Haag (illustratie-archief uitgeverij Van Goor).
7 Lexicon jeugdliteratuur
april 1985
|
|