| |
| |
| |
Walter Crane
door Lien Fret
Walter Crane werd op 15 augustus 1845 geboren in Liverpool, Engeland. Van jongs af onderging hij tal van artistieke invloeden. Als kind ontwikkelde Crane zijn talent in de studio van zijn vader Thomas Crane, die lithograaf en portretschilder was. Op twaalfjarige leeftijd verhuisde Crane met zijn familie naar Londen, waar hij in 1859 als leerjongen aan de slag ging bij de houtgraveur en dichter William James Linton, die gedurende drie jaar zijn artistieke en politieke mentor was en hem het tekenen op graveerhout leerde. Crane studeerde in die periode Schone Kunsten aan Heatherley's School of Fine Art, maakte in de dierentuin talrijke schetsen en werd af en toe op pad gestuurd als perstekenaar.
Op zeventienjarige leeftijd exposeerde Crane in de Royal Academy en illustreerde hij zijn eerste boek, The New Forest: its History and its Scenery (1863) van John R. Wise. Het sloot aan bij Crane's liefde voor de natuur en landschappen, maar toont nog niet zijn kenmerkende stijl. Pas toen de innovatieve kleurendrukker Edmund Evans hem in 1865 aanstelde voor het maken van illustraties in ‘toybooks’, kwam zijn carrière echt van de grond. Crane zou uiteindelijk een vijftigtal toybooks - zes of acht pagina's tellende prentenboeken - met houtgravures in kleur illustreren. Ze hadden grote oplagen maar waren weinig lucratief. Crane's succes als illustrator van kinderboeken leverde hem echter wel een breed publiek en opdrachten als ontwerper op.
Walter Crane was een veelzijdig kunstenaar: behalve illustrator en
| |
| |
schilder was hij ook ontwerper van behangpapier, textiel, glasramen, keramische tegels en andere decoratieve kunst. Daarnaast schreef en illustreerde hij zijn eigen gedichten en publiceerde hij een aantal invloedrijke theoretische werken. In 1898 werd Crane aangesteld als hoofd van de Royal College of Art and Design. Zijn lezingen werden gebundeld in twee boeken: The Bases of Design (1898) en Line and Form (1900). Vanuit zijn socialistische overtuiging ontwierp hij ook posters, pamfletten, lidkaarten en spandoeken voor de arbeidersbeweging en omslagen voor boeken die het socialisme bevorderden.
Hij overleed te Horsham op 14 maart 1915.
| |
Werk
Crane's werk voor kinderen toont een sterk didactische inslag. De kunstenaar werd en wordt wel ‘de academicus van de kinderkamer’ genoemd. Het pedagogisch doel dat Crane in zijn illustraties vooropstelde, kan mede worden verklaard uit zijn geloof in het socialisme, dat hij verwezenlijkt wilde zien door opvoeding in plaats van door revolutie. Daarnaast hechtte Crane veel belang aan de esthetische verzorging van zijn prentenboeken. Ondanks zijn populariteit en invloed in Nederland en Vlaanderen zijn Crane's werken voor kinderen nauwelijks vertaald in het Nederlands. In zijn toybooks, maar ook in andere boeken, is de tekst geïntegreerd in de illustratie. De Engelse tekst was vaak in de plaat gegraveerd en kon moeilijk uitgesneden worden en vervangen door een Nederlandse tekst. Dat loonde alleen bij een ruime verkoop, die in Nederland en Vlaanderen moeilijk gehaald kon worden.
Voor zijn toybooks, gepubliceerd tussen 1865 en 1876, illustreerde hij overwegend fantastische verhalen, sprookjes van onder anderen Charles Perrault en Madame d'Aulnoy, en traditionele bakerrijmpjes. De boeken uit de Sixpenny Toy Series - waaronder Bluebeard (1875), Jack and the Beanstalk (1875) en The Sleeping Beauty in the Wood (1876) - die Crane in 1865 begon te illustreren voor George Routledge, werden al snel de populairste kinderboeken van zijn tijd. De Sixpenny Toybooks telden acht pagina's tekst en illustraties in kleur en waren kleiner dan de Shilling Toybooks, een reeks bestaande uit acht verhalen waaronder The Frog Prince (1874), Beauty and the Beast (1874) en The Hind in the Wood (1875). De tekst was niet langer geïntegreerd in de illustraties maar werd op aparte pagina's gedrukt. Het zijn de illustraties uit deze toybooks die het vaakst in Nederlandse vertalingen of bewerkingen zijn verwerkt. Rond 1874 bracht de Amsterdamse uitgever J. Vlieger Mooi Elsje (Beauty and the Beast) en De kikvorsch (The Frog Prince) op de markt, beide vertaald door de bekende kinderboekenschrijfster Agatha (Reinoudina
| |
| |
de Goeje) maar zonder vermelding van de illustrator. In latere Nederlandstalige boeken waarin Crane's illustraties zijn gebruikt, zoals Verhalen en versjes van vroeger (1979), dat onder andere ‘The Hind in the Wood’ bevat, of Schone slaapster (1981), is Crane's naam wel vermeld.
Na 1876 sloeg Crane een nieuwe weg in met het maken van goedkope muziekboekjes met bakerrijmpjes, uitgekozen en gerangschikt door Crane's zus Lucy, waarin duidelijk werd gestreefd naar eenheid van tekst en illustraties. De tekst plaatste Crane meestal in een vierkant te midden van de beelden. Deze boeken waren ambitieuzer dan de vroege toybooks. The Baby's Opera (1877) bevat twaalf paginavullende kleurenillustraties en een decoratieve rand op elk van de 56 pagina's. Het laatste boek, The Baby's Own Aesop (1887) toont de vooruitgang die Crane had gemaakt. Ze bevatten meer vloeiende lijnen en een harmonieuzere integratie van de tekst in de illustraties.
Naast zijn eigen teksten en vertalingen en die van zijn zus Lucy illustreerde Crane nog een 45-tal boeken, waaronder A Wonder Book for Girls and Boys (1892) van Nathaniel Hawthorne en dertien boeken van Mary Molesworth, een destijds populaire Engelse kinderboekenschrijfster.
Een aantal door Crane geïllustreerde boeken toont duidelijker dan andere de rol die de educatie speelde in zijn werk. In de reeks Sixpenny
Uit Flora's Feast
Toybooks van Routledge gaf Crane al vroeg Multiplication Table in Verse (1867) en Grammar in Rhyme (1868) uit. Het eerste boek werd clandestien vertaald in het Nederlands door J.J.A. Goeverneur, die het in 1872 heruitbracht als De tafel van vermenigvuldiging heel prettig in rijm gebracht. Het kenmerkende monogram met een kraanvogel waarmee Crane vanaf 1869 zijn illustraties signeerde, werd daarbij weggewerkt. Samen met J.M.D. Meiklejohn, een professor Opvoeding en Taal, publiceerde Crane The Golden Primer (I-II, 1884-5), een boek waarvan tekst en illustraties zijn ontworpen om kinderen woorden te leren door die te associëren met illustraties. Uitgangspunt was dat leesvaardigheid ontwikkeld werd door - in die volgorde - beelden, verhalen, zinnen, woorden en letters.
Hoewel Crane sterk overtuigd
| |
| |
was van het educatieve doel van zijn kinderboeken, staat in sommige uitgaven toch duidelijk het esthetische plezier voorop. Dit geldt met name voor Flora's Feast: A Masque of Flowers (1889) waarin 39 bloemen in de volgorde waarin ze in de loop van het jaar tot bloei komen, in full colour waren gedrukt met behulp van de chromolithografie, een techniek voor het maken van meerkleurige afdrukken. Met dit bloemenboek, geheel uitgevoerd in de Arts-and-Craftstijl van de internationale Art Nouveau inspireerde Crane verschillende Europese illustratoren tot het gebruik van bloemen in illustraties voor de jeugd. Crane personifieerde de bloemen op basis van hun structuur, waarbij bloemblaadjes, stengels, enz. deel gingen uitmaken van het kostuum van de figuren en hun karakter uitdrukten.
| |
Ontwikkeling
De stijl van Crane's illustraties voor prentenboeken werd beïnvloed door verschillende factoren, waardoor deze een geleidelijke evolutie onderging. Onder meer de beschikbare technieken, de principes van de Arts-and-Craftsbeweging, de Japanse prentkunst, het werk van de prerafaëlieten en de classicistische en renaissancekunst lieten hun stempel na in Crane's illustraties. Als gevolg van de uitbreiding van de beschikbare technieken en kleuren varieerden Crane's eerste toybooks sterk wat betreft stijl. Zo had hij voor Sing a Song of Sixpence (1866) en One, Two, Buckle my Shoe (1869) slechts drie kleuren tot zijn beschikking: blauw, rood en zwart (voor de contouren). Andere kleuren werden verkregen door overlapping of arcering. In The House that Jack Built (1865) werden de figuren tegen een volledig zwarte of donkerblauwe achtergrond geplaatst. Het werk is een vroeg voorbeeld van Crane's talent als tekenaar van dieren. Ook kreeg de illustrator de kans om - in navolging van de prerafaëlieten - middeleeuwse decoratieve elementen toe te voegen. De gotische architectuur, ridders, valkeniers en middeleeuwse festiviteiten in later werk getuigen van eenzelfde invloed. Toen fotografische drukmethodes de houtblokken vervingen, paste Crane zich snel aan aan de nieuwe technieken. Zijn stijl kenmerkte zich vanaf dat moment door het opvullen van het hele kader van de illustratie, met aandacht voor details in de decoratie, de kostuums en het meubilair, sterke lijnen en het gebruik van zwart.
Naast de beschikbare technieken hadden de principes van de Arts-and-Craftsbeweging een grote invloed op de stijl van Crane's prentenboeken. De kunstenaar kan worden gezien als een voortrekker van de victoriaanse beweging die na de industriële revolutie - en de massaproductie die deze tot gevolg had - schoonheid en ambachtelijkheid terug wilde brengen in kunst en samenleving.
Crane besteedde veel aandacht
| |
| |
aan de algemene vormgeving van zijn (kinder) boeken. Die zorg voor het boek als geheel maakte Crane tot een van de invloedrijkste illustratoren uit de victoriaanse periode. Zijn opvatting dat boeken een organisch geheel dienen te vormen, resulteerde in prentenboeken met bladvullende illustraties, opgebouwd uit donkere, felle en harde kleuren en teksten in handgeschreven letters. De tekst maakt deel uit van de illustraties en het tekstveld wordt vaak met decoratieve elementen versierd.
Crane's illustraties werden ook beinvloed door zijn studie van Japanse prentkunst. Naar eigen zeggen wilde hij de technieken ervan aanpassen aan zowel het kinderlijke publiek als aan de nieuwe kleurendruktechnieken. Zwart werd vanaf dat moment in Crane's illustraties niet langer alleen gebruikt voor de contouren maar ook voor vlakken; gearceerde lijnen verdwenen, vormen werden vlakker en binnen het beperkte aanbod aan inktkleuren werd gezocht naar tinten die zo harmonieus mogelijk bij elkaar pasten. In Crane's latere toybooks is ook de invloed van de vijftiende-eeuwse Florentijnse schilderkunst zichtbaar.
Crane was zich bewust van de aantrekkingskracht van zijn prentenboeken op zowel kinderen als volwassenen. Volwassenen konden naar zijn mening kinderlijke eigenschappen bezitten, zoals een snel gestimuleerde verbeelding en een gevoeligheid voor variatie in lijn, contrast en vorm. Kinderen volgen beeldverhalen gretig en kunnen op die manier, lang voor ze leren lezen of schrijven, van goede illustraties leren. Er is in illustraties voor kinderen bovendien altijd ruimte voor humor en zelfs pathos, verwondering en romantiek.
| |
Invloed in Nederland en België
Via Jan Veths bewerking onder de titel Kunst en samenleving (1894) van Crane's boek The Claims of Decorative Art (1892) konden Crane's ideeën een stevige theoretische ondergrond vormen voor de Nederlandse boekvernieuwing. Voor de boekvernieuwers waren vooral Crane's praktische aanwijzingen voor de opbouw van het boek van belang. Alle onderdelen van het boek - band, tekst, decoratie, typografie en illustratie - moesten een organische eenheid vormen en materiaal en bestemming bepaalden mede de uiteindelijke vorm.
Waar in Nederland de boekproducten van de Nieuwe Kunst een zekere strengheid vertoonden, liet de Belgische Art Nouveau-beweging zich eerder inspireren door Crane's latere stijl zoals die te zien is in Flora's Feast. Daarin toonde Crane een vrijere stijl met grillige lijnen en uithalen, die minder zwaar aanvoelt omdat hij de witruimte functioneel ging benutten. In België vonden Crane's revolutionaire ideeën over een nieuwe gemeenschapskunst ingang bij de vernieuwingsgezinde kunstenaars- | |
| |
groep Les Vingt, die onder anderen James Ensor als lid had en tussen 1883 en 1893 actief was.
Ook in Nederland ontstond belangstelling voor Flora's Feast, dat samen met andere prentenboeken van Crane in 1893 in Den Haag was te zien op de tentoonstelling Engelsche prentkunst voor groote en kleine kinderen. Een oorspronkelijke tekening van Crane sierde het omslag van de catalogus en de tentoonstelling zelf toonde onder meer ook behangpapier en boekvignetten van zijn hand. Kunstcriticus Anton Cornelis Loffelt had de tentoonstelling georganiseerd uit ontevredenheid over het gebrek aan fraai geïllustreerde Nederlandse prentenboeken. Waar de Engelse boekhandel in de tweede helft van de negentiende eeuw een florerende kinderboekenproductie kende, had na 1840 de massaproductie van goedkope stichtelijke lectuur in Nederland voor een tekort aan mooi verluchte boeken gezorgd. De expositie bracht een discussies op gang over het betere, geïllustreerde kinderboek dat boeken vol onbeholpen plaatjes zou moeten vervangen. Verschillende kunstenaars, zoals Theo van Hoytema en Rie Cramer, gingen onder invloed van Crane in de geest van de Nieuwe Kunst kinderboeken illustreren.
| |
Mooi Elsje
In Engeland, dat een langere traditie van rijk geïllustreerde prentenboeken kent dan Nederland en Vlaanderen, werden in de tweede helft van de negentiende eeuw illustratoren zoals Crane doorgaans vermeld op het omslag van de boeken die ze van illustraties voorzagen. De meeste Nederlandstalige illustratoren vervulden in die tijd nog vaak een ondergeschikte rol en werkten daarom meestal in de anonimiteit. Ook Crane's naam wordt niet vermeld op de Nederlandse bewerking van zijn Beauty and the Beast, die in 1874 als Mooi Elsje verscheen. Kenmerkend voor de goedkopere Nederlandse boekkunst is bovendien de illustratie op het omslag van Mooi Elsje. Dit is een bestaande illustratie, maar niet van Crane.
De illustraties in Mooi Elsje zijn uitstekende voorbeelden van de intertekstualiteit die Crane's werk zo rijk maakt en het een symbolische betekenislaag geeft. Het boek bevat vijf paginavullende illustraties gesigneerd met Crane's kraanvogel-monogram. In elk hoekje van de illustraties valt wel iets te zien. Elsje houdt in één van de prenten een waaier vast die de geboorte van Venus voorstelt, verwijzend naar haar eigen schoonheid, maar ook naar de toen modieuze esthetische interesse in de vroeg-renaissancistische schilder Botticelli én naar Crane's eigen olieverfschilderij ‘The Renaissance of Venus’ dat tentoongesteld werd in 1877. Crane's Beest wordt afgebeeld als een wrattenzwijn met slagtanden, dat ondanks zijn dierlijke uiterlijk in
| |
| |
Uit Mooi Elsje
de enige illustratie in Mooi Elsje die twee pagina's vult, gehuld is in een gedetailleerd en kleurrijk kostuum dat zijn hoge status onderstreept. Het Beest wordt omgeven door een mandoline, een gouden kandelaar, een theeservies en een luipaardvel - decoratieve objecten aan elk waarvan een eigen betekenis gegeven kan worden. Crane's illustraties van De Beaumonts sprookje hebben aanleiding gegeven tot uiteenlopende interpretaties. Talloze verwijzingen naar ‘gedomesticeerde’ dieren, zoals de dieren verwerkt in de meubels, het luipaardvel onder de tafel en de aapjes als onderdanen, tonen de rol die Elsje zal moeten vervullen in deze dierenwereld. Verschillende critici onderkennen de seksuele ondertoon en dubbele bodems van Crane's illustraties. Zo zouden de personages opvallend in de richting van elkaar genitaliën staren. Het Beest bedekt zijn edele delen met een hoed maar vestigt er zo wel de aandacht op, net als met het zwaard dat hij tussen zijn benen houdt. Naar wat zich tussen het Beest en Elsje voltrekt, moeten de lezers raden. Maar Elsjes geopende waaier, de geopende vruchten op haar mantel en de afbeelding van Eva's zondeval op de wand achter haar, zijn zeer suggestief.
| |
Waardering
In Groot-Brittannië konden Crane's kinderboeken aanvankelijk rekenen op een gemengd onthaal bij critici, terwijl het publiek de boeken massaal kocht. In het Nederlandse taalgebied is een eerste beschouwing over Crane en zijn werk
| |
| |
te vinden in De Nieuwe Gids van 1889. Wat zijn prentenboeken betreft, twijfelden pedagogen wel eens aan de zeggingskracht van Crane's illustraties voor kinderen en werd hem verweten dat hij geen mensen van vlees en bloed kon tekenen. In reacties op Crane's bijdrage aan de tentoonstelling van 1893 in Den Haag vielen zijn prentenboeken positief op tussen zijn andere werk. Volgens het Nieuwsblad voor den boekhandel lag Crane's talent hoofdzakelijk in ‘wonderschoone en geestige illustraties bij naïeve kindervertellingen’. In Van Nu en Straks van 1893 prees de Belgische Art Nouveau-kunstenaar Henry van de Velde hem om zijn progressiviteit, als kunstenaar die ‘met gezag de weg toont’, vooral op het vlak van de samenwerking tussen nijverheid en kunst.
Het grote belang dat Crane hechtte aan het esthetische aspect noopte enkele pedagogen tot kritische opmerkingen. De Amsterdamse onderwijzer J.W. Gerhard, die de opvoeding van de jeugd door middel van kunst propageerde en in wiens ogen prentenboeken in de eerste plaats kunstwerken dienden te zijn aansluitend bij de wereld van het kind, beschouwde Crane als een van de weinige echt goede kunstenaars voor kinderen. Alleen wat zijn voeling met kinderen betrof, moest hij onderdoen ‘want hij mist de daarvoor in de eerste plaats noodige eigenschap: kinderlijke fantazie en humor’.
Andere critici lieten zich louter positief uit over de pedagogische mogelijkheden van Crane's esthetische prentenboeken. De Amsterdamse tentoonstelling ‘Kind en Kunst’ (1906) gaf Crane's Baby's own Aesop een plaatsje tussen de ‘goede’ pedagogische voorbeelden in de tentoonstelling, waarvoor een van de door G. Kruyt-Hogerzeil aangehaalde criteria ‘levensechtheid’ was. Ida Heijermans was in 1913 van mening dat hoewel een kind ‘[h]et geestige, gevoelige en fijne’ van Walter Crane's illustraties nog niet begrijpt, het ‘iets mee [krijgt] voor het geheele leven’. En dus was het de plicht van volwassenen om het van zulke schone boeken te voorzien. Hendrik Van Tichelen sloot zich daarbij aan. In zijn studie voor mediatoren, Over boeken voor kinderen (1928), meende hij Crane nog eens onder de aandacht te moeten brengen: ‘We wedden, hun namen [waaronder die van Crane] zijn iets nieuws, iets vaags zelfs voor onze opvoeders- en onderwijsgemeenschap; en toch, zij moesten, met hulp van die gemeenschap, de groote, bewonderde vrienden van onze kinderen en van hun ouders zijn.’
| |
Bibliografie
Door Walter Crane geïllustreerd en uitgegeven in het Nederlands
|
J.J.A. Goeverneur, De tafel van vermenigvuldiging heel prettig in rijm gebracht. Utrecht, Gebr. van der Post, [1872]. [clandestien uitgege- |
| |
| |
ven vertaling van Multiplication Table in Verse (1867)] |
Agatha, Mooi Elsje. Amsterdam, J. Vlieger, [1874]. |
Agatha, De kikvorsch. Amsterdam, J. Vlieger, [1874]. |
Oscar Wilde, Twee fantasiën. Utrecht, J. L Beijers, 1889. |
[Anoniem], Verhalen en versjes van vroeger met prenten van Kate Greenaway, Walter Crane, Randolph Caldecott, Jessie Willcox Smith, Arthur Rackham en Maurice Boutet de Monvel. Vertaald door Ank de Graaf-van Wijngaarden. |
Amsterdam, Ploegsma, 1979. [bevat ‘Bella en het Beest’, ‘De hinde in het bos’, ‘De kikkerprins’] |
Walter Crane, Schone slaapster. Baarn/Amsterdam, In den Toren/VOC, 1981. [bevat ook ‘Blauwbaard’] |
Vladimír Reis, Wonderbaarlijke sprookjes. Vertaald door Ingrid de Vries. Lisse, Rebo Productions, 1990. [bevat ‘Eros en Psyche’ en ‘De rozenprins’] |
Over Walter Crane
|
[Anoniem], Kunst. Impressies. IV. In: De Nieuwe Gids, jaargang 4 (1889), blz. 123-128. |
Jan Veth, Queen Summer or the tourney of the lily and the rose, penned and portrayed by Walter Crane. London 1891. In: De Nieuwe Gids, jaargang 7 (1892), blz. 314-317. |
Henry van de Velde, De XX. In: Van nu en Straks, jaargang 1 (1893), blz. 20-23. |
[Anoniem], Engelsche prentkunst voor groote en kleine kinderen. In: Nieuwsblad voor den boekhandel, 16-5-1893, blz. 371-372. |
E.G.O., Engelse prentkunst in Pulchri Studio. In: Het vaderland, 19-5-1893. |
A.C. Loffelt, Inleiding op: catalogus tentoonstelling der werken van Walter Crane. In: Catalogus bij een tentoonstelling in het Museum van Kunstnijverheid te Haarlem van 1 Februari tot 1 Mei 1903, Haarlem, 1903. |
J.W. Gerhard, De aesthetische opvoeding der jeugd. In: Studies in Volkskracht, jaargang 2 (1905), nr. 4, blz. 145-207. |
B.W. Wierink, Hollandsche prentenboeken. In: Catalogus van de tentoonstelling Kind en Kunst, ineengezet door de commissie voor schilderkunst en die voor architectuur en nijverheidskunst gedurende de maand januari 1906 in het Stedelijk Museum, Amsterdam. [Stedelijk Museum, Amsterdam, 1906], blz. 15-23. |
[Anoniem], Handelingen en mededeelingen van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden, over het jaar 1906-1907. Leiden, E.J. Brill, 1907. |
Just Havelaar, De nieuw-geïllustreerde Bijbel. In: Onze Eeuw, jaargang 8 (1908), blz. 262-274. |
Cornelis Veth, Kinder-prentenboeken. In: De boekzaal, jaargang 4 (1910), blz. 187-202. |
Henry Mayers Hyndman. Further Reminiscences. Londen, Macmillan, 1912. |
Ida Heijermans, Het schoone in het kinderleven. In: De Gids, jaargang 77 (1913), blz. 292-312. |
R.N. Roland Holst, Over kunst en kunstenaars. Beschouwingen en herdenkingen. Amsterdam, Meulenhoff, 1923. |
Hendrik van Tichelen, Over boeken voor kinderen. Studie ten gerieve van leerkrachten, ouders, bibliothekarissen. Groningen/Den Haag, J.B. Wolters, 1928. |
Bettina Polak, Het fin-de-siècle in de Nederlandse schilderkunst. De symbolistische beweging 1890-1900. Den Haag, Martinus N?hoff, 1955. |
Isobel Spencer, Walter Crane. Londen, Macmillan, 1975. |
Rodney K. Engen, Walter Crane as a Book Illustrator. Londen, Academy Editions, 1975. |
Jopje Bakker, Tekenend voor toen. Norm en vorm van de illustratie in Nederlandse kinderboeken 1890-1940. Den Haag, Nederlands Bibliotheek en Lektuur Centrum, 1984. |
| |
| |
Hanna Leuvelink, Joke Linders en Johan de Zoete, Kleur voor kinderen. Het kinderboek in een Haagse tentoonstelling van 1893. Zutphen/Den Haag, Walburg Pers/Rijksmuseum Meermanno-Westreenianum/Museum van het Boek, 1993. |
Anita Silvey, Children's Books and their Creators. Houghton, Mifflin, 1995. |
Ton Van Kalmthout. Muzentempels: multidisciplinaire kunstkringen in Nederland tussen 1880 en 1914. Hilversum, Verloren, 1998. |
Anne H. Lundin, Victorian Horizons: The Reception of the Picture Books of Walter Crane, Randolph Caldecott and Kate Greenaway. Londen, Scarecrow, 2001. |
Saskia de Bodt, Prentenboeken, ideologie en illustratie, 1890-1950. Amsterdam, Ludion, 2003. |
Bridget Carrington, Walter Crane. In: Jack Zipes (red.), The Oxford Encyclopedia of Children's Literature. Oxford, Oxford University Press, 2006, blz. 359-362. |
91 Lexicon jeugdliteratuur
februari 2013
|
|