| |
| |
| |
Erika Cotteleer
door Ria de Schepper
Erika Cotteleer is op 2 oktober 1972 geboren in Kapellen, België. Ze studeerde in 1995 af in de Grafische en Reclamevormgeving aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten in Antwerpen. Ze zette haar studie voort aan het Nationaal Hoger Instituut voor Schone Kunsten in Antwerpen. Daar maakte ze het prentenboek De lange gele vlechten, dat in 1997 werd uitgegeven. Het kreeg meteen veel aandacht door zijn gedurfde vormgeving. Sindsdien maakt Erika Cotteleer boekillustraties, verzorgt ze de grafische vormgeving van prentenboeken en maakt ze vrij werk, vooral collages en schilderijen op papier. Ze geeft ook tekenles op een academie. In 2001 kreeg ze een White Raven voor haar illustraties in En alles is echt waar (2000) van André Sollie. Datzelfde jaar ontving Sien en Yassin (1999) van Brigitte Minne, waarvoor Erika Cotteleer de illustraties maakte, de Prijs Kinder- en Jeugdjury Vlaanderen
| |
Werk
Het prentenboek De lange gele vlechten (1997) kan als het eigenlijke debuut van Erika Cotteleer worden gezien, ook al tekende ze eerder al enkele illustraties voor kinderboeken. Met De lange gele vlechten viel ze meteen op in de wereld van het Vlaamse kinder- en jeugdboek. Ze bedacht, schreef en illustreerde het boek in alle vrijheid, zonder rekening te houden met eventuele publicatie. Toen uitgeverij Clavis het wilde uitgeven, was ze blij verrast. Het boek vertelt het verhaal van Bo die de mooie gele vlechten van haar vroegere vriendin Pipa steelt. Haar moeder is woedend en verplicht haar de vlechten terug te brengen. Bo is nu helemaal alleen, zonder mooie vlechten.
Tekst en illustraties vertellen in De lange gele vlechten elk op hun manier
| |
| |
het verhaal. Als Bo Pipa's haren uittrekt, is te lezen: ‘Pipa gilt. Eerst van de pijn, dan van de schrik. Pipa huilt. Ze valt. Bo trekt de gele vlechten uit Pipa's hoofd.’ De bijhorende illustratie toont het moment dat Pipa valt. Ze is een zwarte, langgerekte schaduw met gespreide armen en opengesperde mond. Van de zwarte figuur op de achtergrond lijkt geen dreiging uit te gaan. Integendeel, ze lijkt met opgeheven hand Pipa te willen sussen of waarschuwen. De kijker voelt daardoor misschien nog sterker de dramatiek aan: de val betekent voor Pipa dat ze haar vlechten kwijtraakt.
Daar waar in de tekst actie beschreven wordt, geeft de illustratie vaak een verstild beeld. Als Pipa over muurtjes, grasmaaiers en plantenbakken wegrent, krijgt de lezer een rustig beeld van een tuin met vogels en een grasmaaier. Is de rust slechts schijn of gaat het leven, los van de beschreven handeling, gewoon verder? Ook de omstanders van het dramatisch moment zijn niet te zien. De illustratie toont een patroon van huizen en straten met huisdieren en een lantaarnpaal. De lezer moet de beelden zelf interpreteren en met de eigen verbeelding aanvullen.
Het boek heeft een extra groot formaat zodat twee A4-bladen naast elkaar één illustratie vormen. Cotteleer speelt hier met compositie, met eenheid en verscheidenheid en met contrasten in kleur en motieven. Ze schildert met acryl op krantenknipsels, die deels zichtbaar blijven en soms inhoudelijk bij het verhaal aansluiten. Het boek is gedurfd en confronterend door de materiaal- en kleurkeuze, de harde zwarte borstelstreken, de ruw afgewerkte personages en het experimentele karakter van vormgeving en compositie.
Erika Cotteleer durft ook de minder fraaie kanten van kinderen in beeld te brengen. Kinderen en volwassenen kunnen elk op hun manier haar illustraties interpreteren. Er is geen eenduidig verhaal. Beelden en tekst roepen sfeer en emoties op die in elkaar grijpen, elkaar aanvullen en versterken. Eind 1998 verklaarde ze zelf over haar illustraties: ‘Kindvriendelijkheid heeft bij mij geen schijn van kans’ (Leesidee Jeugdliteratuur). Toch publiceerde ze datzelfde jaar Ventje aan zee. In vergelijking met haar debuut is het een eenvoudig, kindvriendelijk verhaal. Ventje is ziek en verveelt zich. Hij kiest uit een pot met schelpen een mooie roze schelp en waant zich aan zee. In zijn fantasie doet hij alles wat hij graag doet. Als de dokter komt, voelt hij zich al heel wat beter. De huiselijke taferelen en de scènes aan zee zijn sober, met grove borstelstreken en vanuit een wisselend perspectief op bruin karton geschilderd. Het verhaal is gemakkelijk te interpreteren, al is er een vreemde gedachtesprong naar een winters tafereel. Ventje is expressief getekend als een herkenbaar jongetje met een
| |
| |
Uit Olivia en de prins
| |
| |
hoog voorhoofd en een geprononceerde neus.
Het is een typering die ook geregeld te vinden is in de illustraties die Cotteleer bij werk van andere auteurs maakt. Daarbij kiest ze voor levendige kleuren, schildert ze sobere decors met weinig details en brengt door lijnen en vlakken reliëf in de illustraties. Ze schildert herkenbare figuren en werkt meestal met zwarte contourlijnen. In Het lelijke jonge eentje (1997) van Rik Dessers zijn die lijnen nog gelijkmatig en dominant aanwezig. Gevarieerder en minder uitgesproken zijn ze in de illustraties bij onder meer Sien en Yassin (1999) en Snuf en Katoo (1999) van Brigitte Minne en bij Tom wordt een reus (1997) en Lien mag naar oma (2001) van Karel Verleyen.
Cotteleer haalt voor haar illustraties in kinderboeken geregeld inspiratie uit haar vrij werk. Ook maakte ze een reeks schilderijen waarbij André Sollie een verhaal schreef. Zijn
Uit De step van Lex
| |
| |
tekst in En alles is echt waar (2000) is een vrije, associatieve interpretatie van de verstilde schilderijtjes. De personages zijn onafgewerkt en grove penseelstreken vormen het minieme decor. De sfeer en de emoties worden vooral opgewekt door de positie en de lichaamstaal van de personages. Tekst en illustraties brengen in dit boek op een poëtische, suggestieve manier een verbeeldingswereld tot leven.
In De step van Lex (2001) komt Erika Cotteleer opnieuw experimenteel en gedurfd uit de hoek. Lex krijgt voor zijn verjaardag van zijn oma's allerlei cadeaus. De oninteressante pakjes laat hij ongeopend, maar de prachtige step gaat hij onmiddellijk proberen. De kinderen uit de buurt die op zijn step willen, moeten daarvoor eerst een opdracht uitvoeren, zoals hun tong uitsteken, in plassen springen, onder de jurk van een mevrouw kijken of een stukje modder eten. Lex voelt zich oppermachtig maar dan komt Melissa K. met haar nieuwe hoelahoep aanzetten. De kinderen hebben alleen nog aandacht voor haar. Daardoor is Lex zijn publiek kwijt en tegelijk zijn macht. Ook hier zijn de personages rudimentair neergezet, soms met ogen en een mond, soms niet. Toch is er veel expressie af te lezen uit hun lichaamshouding. Een lachende mond in een vlak, roze gezicht geeft het stepplezier weer. Als Lex terugkeert naar huis, is zijn gezicht één zwarte vlek. Uit die laatste prent blijkt goed hoe doordacht Cotteleer haar platen componeert. Het witte vlak van het plein creëert samen met de lange muur een gevoel van leegte, zodat de machteloze houding van de terugkerende Lex nog wordt versterkt. Commentaar op de handeling is er niet. Het verhaal moet voor zich spreken. Cotteleer gebruikt vaak grote vlakken en contrasterende kleuren. De aandacht wordt getrokken naar de handeling die ze vrij statisch weergeeft, zonder veel decor. De dynamiek komt van de plaatsing van figuren tegenover elkaar, van contrasterende elementen of van het positioneren van elementen op de voor- of achtergrond. De bomen, de strepen in de muren en de gezichtsloze figuren doen soms denken aan naïeve kindertekeningen, maar de compositie is heel doordacht.
In haar eigen werk wil Erika Cotteleer vooral de vrijheid hebben om haar eigen gang te gaan. Ze laat zich niet binden door conventies of door opgelegde beperkingen in stijl. De krachtige illustraties zijn gemaakt in gemengde technieken met onder meer acrylverf, plakkaatverf en Oost-Indische inkt, vaak gecombineerd met viltstiften en kleurpotloden. Haar werk is niet aantrekkelijk in de zin van liefelijk en charmant maar het boeit wel door een heel eigen sfeer en sterke onderliggende emoties. In een interview met Leesidee Jeugdliteratuur zei Erika Cotteleer: ‘Ik
| |
| |
hou van het directe. Details of versiering hoeven voor mij niet altijd. Ik vind een illustratie pas echt gelukt als ze er pal staat. Een grof penseel en een zwarte lijn drukken dat heel sterk uit.’ Ze vertelde ook dat ze zoekt naar interactie en communicatie met de lezer. Ze wil vragen oproepen en niet op het verwachtingspatroon van de lezer inspelen.
In de drie verhalen die het meest kenmerkend zijn voor Cotteleers werk blijken ijdelheid en jaloersheid onderliggende drijfveren te zijn. Zo wil Bo in De lange gele vlechten (1997) de vlechten van Pipa om ze aan iedereen te laten zien. In De step van Lex (2001) pronkt Lex met zijn step en laat anderen een vernederende opdracht uitvoeren om er ook van te kunnen genieten. In Olivia en de prins (2004) droomt Olivia van haar droomprins die ze aan iedereen wil laten zien en waarmee ze andere meisjes jaloers wil maken.
| |
Olivia en de prins
Olivia stelt in haar hoofd de ideale prins samen: mooi, met wapperende haren, gekleed in een fantastisch prinsenpak, dapper en met een passende entourage. Maar een prins is pas echt als je hem kunt kussen. Als Olivia haar ogen opent, is er geen prins, wel een kikker met een kroontje.
Het verhaal is voor verschillende interpretaties vatbaar. De prins op het witte paard bestaat blijkbaar niet, maar hoeveel heil kun je als meisje verwachten van een kikker uit een sprookje? Olivia idealiseert haar droomprins zo sterk en houdt zo vast aan alle mogelijke clichés dat ze wel ontgoocheld moet worden. Hoe betrouwbaar is de prins trouwens, als hij op de illustratie met de zoen wordt voorgesteld als een gezichtloze man die naar de onderkant van haar jurk graait? De zachtgetinte droomwolkjes uit het begin van het verhaal zijn geleidelijk verstoorde vormen geworden, uitgewerkt in krasserige balpenlijnen. Ook in dit verhaal is zwart een belangrijke kleur. Zwarte vlakken en contourlijnen leggen accenten in de illustraties en brengen de hoofdfiguren naar voren. Het lieve, sprookjesachtige dat de titel suggereert, is ver weg. De grote platen zijn confronterend door de bruuske stijl en de wisselende perspectieven. De illustraties zijn zorgvuldige composities van verschillende elementen waarbij bewust wordt gespeeld met ruimte en vervormingen in houdingen.
| |
Waardering
Erika Cotteleer kreeg vanaf het begin veel waardering voor haar werk. André Sollie noemde haar in 1997 al ‘de meest veelbelovende loot aan de kinderboekenboom’, omdat ze ‘wat ze al kan op de helling durft zetten, op zoek naar nieuwe onontgonnen mogelijkheden’ (Leesidee Jeugdliteratuur). In De lange gele vlechten (1997) weet ze volgens Marita Vermeulen ‘in vrijwel
| |
| |
elke illustratie een eigen verhaal, een eigen dynamiek te leggen’ en is er ‘geen ruimte voor halfslachtige emoties’ (Leesidee jeugdliteratuur). Katrien Vloeberghs waardeert in En alles is echt waar (2000) de kleurenkeuze, de doordachte opbouw van de schilderijtjes en constateert dat zowel in de tekst als in de illustraties niets te veel staat (Leesidee Jeugdliteratuur). Ook Jan van Coillie waardeert het boek en merkt op: ‘De emoties spreken vooral uit de composities en de houdingen’ (De Standaard der Letteren). In een recensie van De step van Lex (2001) zegt Karin van Camp dat Cotteleers illustraties op het eerste gezicht teruggaan op het essentiële, zoals dat ook in tekeningen van heel jonge kinderen het geval is. Maar al gauw besef je dat er een doordachte opzet achter schuilt (Leesidee Jeugdliteratuur).
| |
Bibliografie
Door Erika Cotteleer geschreven en geïllustreerd
|
De lange gele vlechten. Hasselt, Clavis, 1997. |
Ventje aan zee. Hasselt, Clavis, 1998. |
De step van Lex. Hasselt, Clavis, 2001. |
Olivia en de prins. Hasselt, Clavis, 2004. |
Door Erika Cotteleer geïllustreerde boeken
|
Rik Dessers, Molletje houdt vol. Hasselt, Clavis, 1996. |
Patricia David, Heks Kweetetal. Hasselt, Clavis, 1997. |
Hanna Van Dorssen en Bara Van Pelt, Om te beginnen: bijbel voor jonge kinderen. Baarn, Callenbach, 1997. |
Luc W.L. Janssen, Sant en de spiegel. Leuven, Davidsfonds/Infodok, 1997. |
Karel Verleyen, Tom wordt een reus. Leuven, Davidsfonds/Infodok, 1997. |
Ann Lootens, Twee keer een. Hasselt, Clavis, 1997. |
Ann Lootens, Gratis, voor niks. Hasselt, Clavis, 1997. |
Ann Lootens, Rare vogel, malle meid. Hasselt, Clavis, 1997. |
Ann Lootens, Samen in de hoek. Hasselt, Clavis, 1997. |
Ann Lootens, Het wachtwoord. Hasselt, Clavis, 1997. |
Ann Lootens, Weg met die boeken. Hasselt, Clavis, 1997. |
Rik Dessers, Het lelijke jonge eentje. Hasselt, Clavis, 1997. |
Jaak Dreesen, De sneeuw is rood. Antwerpen, NCJ, 1998. |
Karel Verleyen, Twee paar vleugels. Leuven, Davidsfonds/Infodok, 1998. |
Brigitte Minne, Snuf en Katoo. Wielsbeke, De Eenhoorn, 1999. |
Lucrèce L'Ecluse, Een zonnige nacht. Hasselt, Clavis, 1999. |
Brigitte Minne, Sien en Yassin. Hasselt, Clavis, 1999. |
Patricia David, Juffrouw Verdorie. Hasselt, Clavis, 1999. |
Jaak Dreesen, Er was eens een jongen op zoek naar nooit alleen. Tielt, Lannoo, 2000. |
André Sollie, En alles is echt waar. Wielsbeke, De Eenhoorn, 2000. |
Edith Schreiber-Wicke, Samoerai detectivekat. Hasselt, Clavis, 2000. |
Jaak Dreesen, Mijn broer. Antwerpen, NCJ, 2001. |
Karel Verleyen, Lien mag naar oma. Leuven, Davidsfonds/Infodok, 2001. |
Leen van den Berg, Kijk dan. Hasselt, Clavis, 2001. |
Miriam Borgermans, Het geschenk van de koningin. Hasselt, Clavis, 2001. |
| |
| |
Miriam Borgermans, De karateclub. Hasselt, Clavis, 2002. |
Gode-Liva Uleners, De droom van de wolf. Mechelen, Bakermat, 2002. |
Renate Ahrens-Kramer, Leo geeft het niet op. Hasselt, Clavis, 2002. |
Patricia David, Heks Valsefie. Hasselt, Clavis, 2003. |
Patricia David, Kweenie en de Kobol. Hasselt, Clavis, 2004. |
Patricia David, Heks Wormpa. Hasselt, Clavis, 2004. |
Over Erika Cotteleer
|
André Sollie, Zal ik een tekeningetje maken? In: Leesidee Jeugdliteratuur, jaargang 3 (1997), nr. 8. |
Heide Boonen, Wat doet dat idioot konijn daar in de wolken? In: De Standaard der Letteren, 19-3-1998. |
Marita Vermeulen, Barsten in de façade. In: Leesidee Jeugdliteratuur, jaargang 4 (1998), nr. 3. |
Vlaamse prentkunst. Erika Cotteleer. In: Leesidee Jeugdliteratuur, jaargang 4 (1998), nr. 10. |
Joannes Késenne en Bea De Roeck, Vlechten met vleugels. In: Kunst in het Arsenaal, 1998. |
Jan van Coillie, De hele wereld onder je schoenen. In: De Standaard der Letteren, 4-5-2000. |
Marita Vermeulen, ‘Ik kies voor harde, schrijnende beelden’. In: Leesidee Jeugdliteratuur, jaargang 7 (2001), nr. 9. |
Aangenaam... Erika Cotteleer. Documentatiemappen Jeugdauteurs en Illustratoren, VLABINVBC v.z.w., jaargang 21 (2003), nr. 3. |
Illustrale Ronse 2003 (catalogus), (V.U.) J.M. De Dijn, Zuidstraat 11, 9600 Ronse, België. |
Willy Schuyesmans, Yan Gout, Anne Rutyne, Chris Versteylen en Edwin Vervliet, Erika Cotteleer. In: 20 jaar Vlaamse jeugdliteratuur, VSVJ v.z.w., 2004. (cd-rom) |
69 Lexicon jeugdliteratuur
oktober 2005
|
|