| |
| |
| |
Willy Corsari
door John Verhallen
Willy Corsari is het pseudoniem van Wilhelmina Angela Douwes-Schmidt, dochter van ex-diamantbewerker Cor Schmidt, die - toen hij zanger en beeldhouwer werd - het pseudoniem Corsari aannam. Zijn dochter nam deze naam over; zelfs in haar paspoort en op haar contracten staat de naam Corsari vermeld. Haar jeugd is volgens de schrijfster tamelijk ongelukkig te noemen. Zij werd geboren in Brussel op 26 december 1897 en leidde gedurende de eerste jaren van haar leven een beschermd bestaan. Haar ‘in-burgerlijke’ moeder verzette zich tegen elke buitensporigheid, zoals fietsen en zwemmen, en hield de jonge Willy regelmatig voor dat zij niet mooi was.
Op veertienjarige leeftijd ging zij naar de toneelschool in Amsterdam, omdat deze opleiding haar geschikt leek voor een loopbaan als operazangeres. Haar stem bleek echter te zwak; maar twee jaar later werd zij door Jean-Louis Pisuisse gevraagd bij zijn cabaret te komen. Ze was redelijk succesvol; verbleef onder andere enige tijd in Berlijn, waar ze zang studeerde, en maakte in 1925 een solotournee door Nederlands-Indië.
Omstreeks die tijd verscheen haar eerste roman, Chimaera, en koos zij definitief voor een schrijversloopbaan. Tot aan de Tweede Wereldoorlog was zij bijzonder produktief en werden haar boeken ook vertaald. Vooral in Scandinavië en Duitsland genoot zij grote bekendheid. Haar Duitse uitgever was zeer met haar ingenomen, maar toen hij tijdens de Duitse bezetting op de stoel kwam te zitten van haar Nederlandse uitgever, voelde zij er niet voor onder deze omstandigheden met hem samen te werken, - en dus publiceerde zij niets tijdens de oorlogsjaren.
| |
| |
Wegens haar betrokkenheid bij verzetsgroepen en het onderdak verlenen aan een deserteur zat zij korte tijd gevangen. In haar eerste roman na de oorlog, Die van ons, beschrijft zij in feite haar eigen wederwaardigheden, zoals die zich afspeelden in het grote huis aan de Prins Hendriklaan in Amsterdam, waar zij toen woonde. Die van ons vormde het begin van een nieuwe, lange reeks romans en detectives.
In 1952 werd Willy Corsari katholiek. Zij trouwde tweemaal. Het eerste huwelijk hield maar kort stand; haar tweede man stierf betrekkelijk jong, zodat zij zeer lang weduwe is. Op haar negentigste verjaardag werden nog interviews afgenomen waarin zij naar voren komt als een vrolijke actieve vrouw.
Onder de talrijke schrijfsters van meisjesboeken in de jaren dertig, neemt Willy Corsari een aparte plaats in, omdat haar boeken een duidelijk ander karakter hebben dan die van haar collega's. Zonder de hoogte van bijvoorbeeld Diet Kramer en Cissy van Marxveldt te bereiken, hoort zij - zoals ook blijkt uit de herdrukken - tot de betere schrijfsters van het genre uit deze periode.
| |
Werk
Willy Corsari is voornamelijk bekend om haar detectiveverhalen en haar romans. In haar bekendste roman De man zonder uniform behandelt zij al in de jaren dertig een controversieel onderwerp als euthanasie, en kiest zij ook duidelijk partij. Voor haar detectiveverhalen is de creatie van de sympathieke inspecteur Lund en zijn bijdehante echtgenote Puck een gouden greep geweest.
In haar meisjesboeken neemt zij - noodgedwongen? - een gematigder houding aan, hoewel de achtergrond van het verhaal vaak nog excentriek genoeg is: het circus in Circuskind, het Londense krantenbedrijf in Wiek wint en Wiek's wonderkind, en het maken van een film in De Fabertjes filmen.
Circuskind is een negatief van Corsari's eigen jeugdervaringen. Hier is het de moeder die een kleurrijk bestaan heeft en de vader die het burgerlijke standpunt vertegenwoordigt, terwijl het bij Wilhelmina Schmidt juist andersom was. In Circuskind moet de jonge Melitta - nadat haar moeder, die hogeschoolrijdster was, gestorven is - een nieuw leven beginnen met een nieuwe naam: Fietje. Ze komt uiteraard in opstand en hoopt op deze manier naar het circus teruggestuurd te worden. In plaats daarvan belandt ze op kostschool, waar ze zich uiteindelijk toch thuisvoelt en beseft dat haar nieuwe leven beter bij haar past dan het oude. Zelf opgegroeid in een combinatie van de artistieke wereld van haar vader en de burgerlijke opvattingen van haar moeder, begreep Corsari een dergelijke problematiek heel goed. Vooral door haar
| |
| |
meeslepende beschrijving van de circuswereld, is dit een van haar geliefdste meisjesboeken geworden.
Wiek wint en Wiek's wonderkind zijn allebei in een Engels milieu geplaatst, en hebben een luchtiger toon dan Circuskind. In het eerste boek, Wiek wint, moet Wiek, die weliswaar een Hollandse is maar regelmatig in Engeland verblijft bij de zuster van haar Ierse vader, zich een plaats verwerven in de wereld van de krant. Het wordt een zeer bescheiden plaatsje bij een bescheiden krant, die de weidse naam De Wereldbode draagt. Wiek werpt zich met hart en ziel op haar werk. Een wereldprimeur voor De Wereldbode is haar doel en streven, maar zij slaagt er het hele boek niet in en blijkt zich beter te ontplooien in verhalen, rubrieken en feuilletons. Wel zijn aan het eind van het boek zijzelf, haar zuster, haar tante en haar directe baas in het huwelijksbootje geraakt, zodat het bijna teveel van het goede wordt.
Wiek's wonderkind is een wat minder kolderiek verhaal, waarin de figuren niet alleen maar karikaturen zijn. Het cockney meisje Nancy met het gouden hart en de gouden stem, die Wiek oppikt uit het straatje bij haar werk, heeft eenzelfde probleem als Melitta in Circuskind. Alleen is zij niet door haar familie, maar door haar talent, haar stem, in moeilijkheden geraakt. Om die stem te ontwikkelen moet zij haar ouderlijk huis verlaten en wordt zij onder de hoede genomen van een van Wiek's chique kennissen, Lady Macroft. Deze heeft op haar beurt ook een wonderkind in huis, haar dochter May die op weg is Wimbledon-kampioene te worden. Alleen telt dat niet voor Lady Macroft. May haat de indringster, terwijl die juist een grote verering voor haar opvat. Om het fenomeen wonderkind nog wat uit te diepen, is er ook een zekere Cecil die een vioolwonder is, maar verder meer een ‘papventje’, zoals Wiek zegt. Met elkaar tobben de drie wonderkinderen heel wat af, en uiteindelijk komt alles goed. Nancy en May worden vriendinnen, Cecil wordt een vent en elk van hen vindt bevrediging in zijn of haar talent. Vooral de verscheurdheid van Nancy, en van haar moeder, en de gefrustreerde affectie voor May, waardoor zij zich nog meer een buitenstaander voelt, zijn hier goed beschreven en brengen het boek op een ander niveau dan de dolle voorganger Wiek wint.
| |
Waardering
Ondanks haar grote succes bij het publiek, werd Willy Corsari door de literaire kritiek wat zuinig bedeeld. Na de oorlog verscheen bij De Bezige Bij een bundel: Over Willy Corsari. Hierin klinkt naast bewondering ook vaak verdediging in de verschillende artikelen (o.a. van A. den Doolaard) door. ‘Nu is ze er,’ stelt Henriëtte van Eyk, doe- | |
| |
lend op het feit dat, ondanks haar omvangrijke oeuvre, Willy Corsari nooit als vanzelfsprekend tot de literaire elite heeft gehoord. Johan van der Woude noemt haar een ‘vertelster’, en stelt haar op één lijn met Anton Coolen, Maria Dermoût, Johan Fabricius en Theun de Vries.
Haar meisjesboeken kregen over het algemeen goede kritieken. Clara Eggink plaatst Circuskind zelfs op een lijn met School-idyllen van Top Naeff. Vooral het verfrissende karakter van haar boeken en de levendige tekening van haar hoofdpersonen worden in kritieken genoemd.
| |
Bibliografie
Keuze uit het werk voor volwassenen
|
De man zonder uniform (1933), Het mysterie van de Mondscheinsonate (1934), De weg naar Scutari (1936; vanaf de derde druk uit 1940 onder de titel De jeugd van Florence Nightingale) |
Jeugdboeken
|
Bobbed en shingled. Met penteekeningen van O. Roland. Bandontwerp van Jan Wiegman. Baarn, Hollandiadrukkerij, 1927. |
Jij en ik. Baarn, Hollandiadrukkerij, 1928. |
Wiek wint. Baarn, Hollandiadrukkerij, 1932. (2e druk, geheel herzien, Amsterdam, De Bezige Bij, 1947.) |
Wiek's wonderkind. Met illustraties van Heldan van der Stok. Baarn, Hollandiadrukkerij, 1934. |
Circuskind. [Amsterdam, 1934], Vroom & Dreesman. (2e druk, 's-Gravenhage, Leopold, 1956.) |
De Fabertjes filmen. Een boek voor meisjes. Met speciaal voor dit boek gemaakte foto-illustraties van Piet Marree. 's-Gravenhage, Leopold, 1935. |
En in die sneeuwbal zit ik. Alkmaar, Gebr. Kluitman, 1938. |
Over Willy Corsari
|
F. Hulleman, W. Corsari als componiste en schrijfster. In: Den gulden Winckel, jaargang 28 (1929), blz. 27-29. |
Over Willy Corsari. Samengesteld door Henriëtte van Eyk. Met bijdragen van Jan van Zutphen, Alex de Haas, M. Revis, S. Vestdijk, Clara Asscher-Pinhof, Ed. De Neve, Kommer Kleijn, A. Den Doolaard, Sigurd Hoel en Godfried Bomans. Amsterdam, De Bezige Bij, 1950. |
Johan van der Woude, Willy Corsari mag men niet negeren. In: Nieuwsblad van het Noorden, 3-10-1964. |
D.F. van de Pol, Willy Corsari: ‘Een naar beest eigenlijk, de mens.’ In: Vrij Nederland, 8-2-1969. |
M. Michon, In gesprek met Willy Corsari. In: Hervormd Nederland, 18-11-1972. |
K. Gottlieb: Willy Corsari is al heel lang oud. In: Het Parool, 14-12-1987. |
26 Lexicon jeugdliteratuur
juni 1991
|
|