| |
| |
| |
Carlo Collodi
door Jos Staal
Carlo Collodi werd op 24 november 1826 als Carlo Lorenzini in Florence geboren. Zijn vader was als kok in dienst bij de adellijke familie Ginori-Garzoni. Zijn moeder, Angiolina Orzali, werkte bij dezelfde markies als dienstmeisje. Zij was afkomstig uit Collodi, een bergplaatsje tussen Florence en Pisa.
Het gezin telde tien kinderen, van wie Carlo de oudste was. Zes van zijn broers stierven jong. Dankzij steun van de werkgever van zijn ouders kon Carlo naar het seminarie om voor priester te studeren. Hij hield dit maar vijf jaar vol. Een andere opleiding maakte hij ook niet af. Toen hij zeventien was, vond hij werk bij boekhandel Piatti in Florence. Dit was een ontmoetingsplaats voor aanhangers van het Risorgimento, een radicaal-democratische beweging die streefde naar de eenwording van Italië - destijds een bonte lappendeken van staten en staatjes, voor een deel afhankelijk van de Habsburgse monarchie.
In het revolutiejaar 1848 maakte hij als vrijwilliger deel uit van het leger dat slag leverde met de Oostenrijkse overheerser. In dat zelfde jaar richtte hij het politiek-satirische tijdschrift Il Lampione, Giornale per tutti op, dat een jaar later verboden werd. Vrienden bezorgden hem een baantje bij de stedelijke overheid. Vanaf dat moment leidde hij het dubbelleven van ambtenaar en romantisch bohémien. Hij dronk en rookte veel, had weinig discipline en was een hartstochtelijke gokker, waardoor hij regelmatig in financiële problemen raakte.
In 1859 vocht hij weer tegen de Oostenrijkers, die ditmaal met hulp van de Fransen verslagen werden. De eenwording van Italië kon beginnen.
| |
| |
Opnieuw richtte hij Il Lampione op. Voor een politiek-satirisch geschrift gebruikte hij voor het eerst het pseudoniem Carlo Collodi. Hij was in de eerste plaats journalist; verder schreef hij romans, toneelstukken en schoolboeken. Ook was hij betrokken bij de ontwikkeling van een woordenboek van de Florentijnse omgangstaal. Zijn hele leven bleef hij ongehuwd. Hij overleed op 26 oktober 1890 aan een hersenbloeding.
In Collodi bevindt zich het Paese dei Balocchi (Speelgoedland), een beeldentuin met figuren uit het boek waarmee hij wereldberoemd werd: De avonturen van Pinokkio.
| |
Werk
Vanaf 1850 ontplooide Carlo Lorenzini literaire activiteiten. Hij schreef vier komedies en één drama. In 1856 verscheen een humoristische roman, Un romanzo vapore, in 1857/'58 gevolgd door de tweedelige roman I misteri di Firenze. Hij publiceerde ook schetsen en verhalen over het Florentijnse straatleven.
In 1875 vertaalde hij voor de school- en kinderboekenuitgever Felice Paggi Sprookjes van Moeder de Gans van Perrault in het Italiaans. Zijn eerste kinderboek, Giannettino, verscheen in 1877; hij schreef het toen hij weer eens dringend geld nodig had om speelschulden af te kunnen lossen. Kort daarop raakte hij betrokken bij de ontwikkeling van lesmateriaal voor het onderwijs. Door de invoering, in 1876, van de leerplicht voor kinderen van zes tot negen jaar ontstond een grote vraag naar schoolboeken. Vanaf 1880 verscheen in drie delen Il viaggio per l'Italia di Giannettino (De reis van kleine Jan door Italië), een verhaal met veel geografische en cultuurhistorische informatie. Er werden meer dan vijftigduizend exemplaren van verkocht. Tot aan zijn dood bleef Lorenzini schoolboekjes maken die de leerlingen in verhaalvorm de beginselen van vakken als rekenen en taal bijbrachten.
In 1880 vroeg Ferdinando Martini, hoofdredacteur van Giornale per i bambini, hem om een feuilleton voor dit pas opgerichte kinderblad. Dit verhaal, tussen juli 1881 en januari 1883 met grote tussenpozen gepubliceerd, verscheen spoedig ook in boekvorm.
De avonturen van Pinokkio is een meesterwerk dat met tegenzin geschreven werd. Collodi liet de eerste aflevering van het feuilleton vergezeld gaan van het volgende briefje aan Martini: ‘Ik stuur je dit kindergedoe, doe ermee wat je goeddunkt; maar als je het drukt, betaal me er dan goed voor, zodat ik zin krijg het af te maken.’ De redactie moest regelmatig smeekbrieven versturen om aan nieuwe afleveringen te komen. Vermoedelijk ging Collodi alleen aan de slag als hij geld nodig had.
Het feuilleton werd gepubliceerd onder de titel ‘Storia di un burattino’ (Het verhaal van een marionet). In eerste instantie verschenen er acht
| |
| |
afleveringen; in het boek vormen ze de eerste vijftien hoofdstukken. Onder de episode waarin Pinokkio door de Vos en de Kat aan de grote Eik wordt opgeknoopt, eindigend met de zinsnede ‘hij strekte zijn benen, en na een enorme stuiptrekking bleef hij stokstijf hangen’, schreef Collodi: ‘Fine’.
Dat was voor de lezers een enorme teleurstelling. De rubriek ‘Posta dei bambini’ werd overstelpt met brieven waarin om voortzetting van het verhaal werd gesmeekt. Twee weken later meldde de hoofdredacteur: ‘Een goed bericht. Mijnheer Collodi schrijft dat zijn vriend Pinokkio nog
Illustratie van Carlo Chiostro
in leven is en dat hij over hem nog mooie dingen kan vertellen.’
De lezers moesten nog drie maanden wachten, toen verschenen onder de titel ‘Le avventure di Pinocchio’ vrijwel zonder onderbreking nieuwe afleveringen. Wel ondergingen verhaal en personages enkele wijzigingen. In ‘Storia di un burattino’ legde Collodi de nadruk op het belang van schoolgaan en plichtbesef. Rode draad in de tweede reeks afleveringen is het verlangen van de houten marionet een jongen van vlees en bloed te worden. Het mooie Meisje met de blauwe haren, dat in het eerste deel een ondergeschikte rol vervulde, wordt een dragende figuur. Collodi onthult dat ze ‘eigenlijk een zeer goede Fee was’. Met zachte doch dwingende hand leidt ze Pinokkio in de gewenste richting. Van een ‘zusje’ ontwikkelt ze zich tot een moederfiguur.
Nog eenmaal stokt het verhaal voor lange tijd. De Fee heeft Pinokkio beloofd dat hij de volgende dag een ‘ragazzo per bene’ (echte jongen) zal worden. Pinokkio verlaat het huis om zijn vriendjes uit te nodigen voor een grote koffietafel ter viering van deze heuglijke metamorfose. Zes maanden lang laat Collodi niets van zich horen, alsof hij niet in staat is de totale aanpassing van Pinokkio uit zijn pen te krijgen. Dan laat hij zijn held nog één keer bezwijken voor een verleiding: Pinokkio gaat naar Spelletjesland en verandert in een ezel.
| |
| |
Maar als hij vader Geppetto uit de buik van de Haai heeft gered, mag hij eindelijk een jongetje van vlees en bloed worden. ‘Wat was ik toch een dwaas toen ik een marionet was!’ verzucht hij voldaan. ‘En wat ben ik gelukkig dat ik nu een echte jongen ben geworden.’
Dat Collodi het verhaal met tegenzin schreef, mag ook blijken uit het feit er nogal wat tegenstrijdigheden in zitten. De ene keer groeit zijn neus wel als hij liegt, de andere keer niet. Hoewel Pinokkio niet heeft leren lezen, kan hij toch de woorden op het graf van het Meisje met de blauwe haren ontcijferen. Kennelijk werkte Collodi aan nieuwe afleveringen zonder de oude te raadplegen.
Het verhaal verscheen in 1883 onder de titel Le avventure di Pinocchio, storia di un burattino in boekvorm. Collodi was toen 57 jaar oud. De avonturen van Pinokkio was zowel in Italië als daarbuiten een eclatant succes. Nu behoort het tot de klassieken in de jeugdliteratuur. Het is gepubliceerd in meer dan tachtig talen, waaronder Esperanto, Swihili en Latijn.
| |
Pinokkio
Pinokkio wordt door de arme Geppetto gesneden uit een stuk brandhout. Hij wil met de marionet de wereld rondreizen ‘om een stuk brood en een glas wijn te verdienen’. Hij geeft hem een jasje van bloemetjespapier, een paar schoenen van boomschors en een mutsje van broodkruimels. Al snel blijkt dat Pinokkio niet wil deugen. Mede dankzij de Fee komt hij echter na veel bittere ervaringen tot inkeer.
De avonturen van Pinokkio heeft vanaf het begin grote aantrekkingskracht uitgeoefend op kinderen. Het is een fantasierijk schelmenverhaal, met humor geschreven in een heldere, levendige stijl. Het verhaal bevat veel elementen die kinderen aanspreken: Pinokkio is kieskeurig met eten, wispelturig, egocentrisch, brutaal en ondeugend. Hij heeft een opgewekt gemoed, ook als hij tegenslag ondervindt, zit vol goede voornemens en heeft een onbedwingbare lust tot avontuur. Liever haalt hij kattekwaad uit dan naar school te gaan. Het abc-boekje waarvoor Geppetto zijn enige jas opofferde, verkwanselt hij voor een entreekaartje van het marionettentheater. Zijn lange zoektocht naar ‘vader’ Geppetto is ontroerend.
Collodi was geen onderwijzer of pedagoog, zoals andere schrijvers van kinderboeken uit die tijd. Ondanks zijn slechte gedrag wint Pinokkio de sympathie van zijn lezers. Dat heeft hij gemeen met Max und Moritz (1865), ook figuren die bedacht zijn door iemand die van huis uit satiricus was en veel dubbelzinnigheid in de moraal legde: Wilhelm Busch. ‘Het is verkeerd je te laten leiden door luiheid,’ houdt de Fee Pinokkio voor. ‘Luiheid is een hele lelijke ziekte, en daar moet je zo jong mogelijk van genezen worden. Als je eenmaal
| |
| |
Illustratie van Rie Cramer
ouder bent, word je nooit meer beter.’ Deze regels gaan ironisch klinken als ze uit de pen komen van iemand als Collodi, die van zichzelf zei: ‘Luiheid is altijd mijn hospita geweest.’ Net als Geppetto verloor hij al snel de controle over zijn marionet. Tussen de regels door heeft hij wel begrijp voor Pinokkio. Zo ontwikkelt het verhaal zich tegen wil en dank tot een pleidooi voor vrijheid, spontaniteit en fantasie. Elk verzet van Pinokkio tegen de dwang een nuttig lid van de samenleving te worden, begroet de lezer met instemming. Lichtzinnig anarchistisch gedrag leidt tot een heel wat avontuurlijker leven dan aanpassing aan burgerlijke plichten als schoolgaan en hard werken. Niet voor niets houdt het verhaal op wanneer Pinokkio een plichtsgetrouw jongetje van vlees en bloed is geworden.
De avonturen van Pinokkio is hier en daar satirisch en maatschappijkritisch. In de stad Dommenval rijden de roofdieren rond in fraaie koetsen terwijl de andere dieren honger lijden. Collodi drijft ook de spot met autoriteiten. Zo wordt Pinokkio door de rechter, een bejaarde gorilla, veroordeeld omdat hij zich heeft laten beroven van vier goudstukken. Niet de dader is schuldig maar het slachtoffer. Doktoren zijn oplichters die op een belachelijke manier gewichtig doen: ‘Naar mijn idee is de marionet morsdood, maar als hij per ongeluk niet dood zou zijn, dan is dat een overtuigend bewijs dat hij nog steeds leeft.’
De oorsprong van de figuur Pinokkio ligt in de commedia dell'arte, het Italiaanse geïmproviseerde typentoneel dat na de achttiende eeuw een
| |
| |
voortzetting vond in het marionettentheater. Een van de vaste typen daarin was Arlecchino (Harlekijn), een naïef, lichtgelovig personage met wie het slecht afliep. Meestal vond hij zijn eind aan de galg.
De avonturen van Pinokkio begint als een republikeins sprookje: ‘Er was eens... “Een koning,” zullen jullie meteen zeggen. Nee, jullie hebben het helemaal mis. Er was eens een stuk hout.’ Volgens Alberto Asor Rosa, hoogleraar in de Italiaanse letterkunde, behelst Pinokkio ‘het oeroude thema van de overgang van de naïeve en primitieve kindertijd naar de betrekkelijke rijpheid van de adolescentie’. Hij ziet een parallel tussen Pinokkio en het Italië van de eerste jaren na de eenwording. Het ‘stuk hout’, nog ruw en onbewerkt, staat voor het Italiaanse volk. Pinokkio's tekortkomingen zijn de tekortkomingen van het jonge Italië. Het verhaal maakt duidelijk dat de groei naar volwassenheid behalve iets verwerven ook betekent iets verliezen, namelijk de vrijheid alleen maar te doen waar je zin in hebt. Anderen wezen op overeenkomsten met de Metamorfosen van Ovidius, Odyssee van Homeros, Divina Commedia van Dante en The Pilgrem's Progress van John Bunyan. Freudianen konden zich volop uitleven op Pinokkio's trombone-achtige neus (fallisch symbool!) en op de figuur van de sprekende Krekel, het Superego van Pinokkio.
Er is ook gewezen op de christelijke symboliek die het verhaal veelvuldig zou bevatten. Geppetto als God de Vader, de blauwe Fee als Maria. Pinokkio ontstond, net als Jezus, zonder tussenkomst van een moederschoot. Als hij aan de grote Eik hangt, roept hij zijn vader aan: ‘Oh, lieve vader! Was jij maar hier...’ Net als Jezus staat hij op uit de dood. Verder is het verhaal opgebouwd volgens de reeks belofte, verzoeking, aarzeling, schuld, straf, berouw, redding en beloning.
Bij velen is het beeld van Pinokkio bepaald door de tekenfilm van Walt Disney uit 1940. Disney kortte het verhaal flink in en wijzigde het op essentiële punten. Om te beginnen verplaatste hij de geschiedenis van Toscane naar een bergdorpje in Tirol. Ook veranderde hij het karakter van de marionet. In het boek is Pinokkio ondeugend omdat dit nu eenmaal zijn aard is, in de film is hij al direct vanaf het begin braaf en raakt hij in moeilijkheden doordat de Vos en de Kat hem ontvoeren en verkopen aan Stromboli, de eigenaar van het marionettentheater. Het hele verhaal wordt verteld door Japie Krekel, die als het Geweten van Pinokkio een hoofdrol heeft gekregen in de film. Ook voegde Disney nieuwe figuurtjes toe zoals Figaro de kat en Cleo de goudvis. De Haai uit het boek is in de film een walvis geworden.
| |
Uitgaven
De avonturen van Pinokkio is voor het eerst in het Nederlands
| |
| |
Illustratie van Roberto Innocenti uit De avonturen van Pinokkio
| |
| |
Illustratie van William D. (Dirkje) Kuik
vertaald in 1900. Deze uitgave bevat de oorspronkelijke illustraties van Enrico Mazzanti, die ook gebruikt zijn in de bewerking die P. de Zeeuw J. Gzn. in 1941 maakte voor de serie Oud Goud.
In 1930 verzorgde Louise J. van Everdingen een vertaling, geïllustreerd door Rie Cramer. Deze is tot in de jaren zeventig herdrukt. In 1976 verscheen de vertaling van J.H. Klinkert-Pötters Vos, verlucht met pentekeningen van Pinokkio-bewonderaarster William D. (Dirkje) Kuik.
Uitgeverij Ploegsma bracht het boek in 1988 uit met illustraties van de Italiaanse kunstenaar Roberto Innocenti, een coproduktie in zeventien landen. Speciaal voor deze uitgave is het verhaal opnieuw vertaald door Leontine Bijman en Annegret Böttner. Innocenti brengt in zijn bijna fotorealistische tekeningen een hommage aan het negentiende-eeuwse Toscane met zijn heuvellandschappen en kleine bergdorpjes. De tekeningen werden 1989 bekroond met een Zilveren Penseel.
De bekendste Pinokkio-illustrator is Carlo Chiostro. Zijn houtsneden zijn voor het eerst gebruikt in een Italiaanse uitgave uit 1904. In Nederland zijn ze onder meer opgenomen in de tweede druk van de ‘vertaling’ die Hans Andreus van het verhaal maakte. Eerder verscheen deze (toen ‘bewerking’ genoemd) met illustraties van Benito Jacovitti. Diens vrolijke anarchistische tekeningen, waarop vooral veel salami, Jacovitti's handelsmerk, passen goed bij de sfeer van het verhaal.
Een andere opmerkelijke illustrator is Attilio Mussino. De editie die hij in 1911 illustreerde, met een speelse vormgeving en versierde nummers boven de hoofdstukken, heeft duidelijk indruk gemaakt op Rie Cramer.
Leontine Bijman en Annegret Böttner hebben een aantal Nederlandse vertalingen vergeleken. Ze ontdekten dat de moraal nogal eens werd aangepast aan de actuele situatie. In de eerste vertaling van Delforno uit 1900 werd het accent verlegd van school naar werk, een nogal calvi- | |
| |
nistische wending. Hans Andreus maakte van Pinokkio in de jaren zestig een soort provo.
Aparte vermelding verdient de bewerking van Christine Nöstlinger, die - althans de Nederlandse vertaling ervan - onder eigen naam is gepubliceerd en niet onder die van Collodi. Nöstlinger stroomlijnde het verhaal en verwijderde inconsequenties. Bij haar is Pinokkio geen egocentrische luiwammes, maar een nieuwsgierig wezen dat door zeuderige volwassenen voortdurend wordt dwarsgezeten. ‘Maar de echte Pinokkio is mij vele malen liever,’ schreef Bregje Boonstra in nrc Handelsblad, ‘omdat juist de tegenstelling tussen de geheven opvoedende vinger en het stoute kindergedrag zoveel meer spanning oproept.’
| |
Bibliografie
Keuze uit het werk voor volwassenen
|
Un romanzo vapore (1856), I misteri di Firenze (1857-1858, 2 delen) |
Keuze uit de vertalingen
|
Le avventure di Pinocchio, storia di un burattino (1883): De avonturen van Pinokkio. Vertaald door Delforno. Met illustraties van Enrico Mazzanti. 's-Hertogenbosch, Van Vrijberghe de Coningh, 1900. |
Le avventure di Pinocchio, storia di un burattino (1883), De avonturen van Pinokkio. Vertaald door Louise J. van Everdingen. Met illustraties van Rie Cramer. 's-Gravenhage, G.B. van Goor Zonen, 1930. (11de druk: Den Haag, Van Goor Zonen, 1978) |
Le avventure di Pinocchio, storia di un burattino (1883), De avonturen van Pinokkio. Vertaald door J.H. Klinkert-Pötters Vos. Met illustraties van William D. Kuik. Amsterdam, De Arbeiderspers, 1976. |
Le avventure di Pinocchio, storia di un burattino (1883), De avonturen van Pinokkio. Vertaald door Leontine Bijman en Annegret Böttner. Met illustraties van Roberto Innocenti. Amsterdam, Ploegsma, 1988. |
Keuze uit de bewerkingen
|
De avonturen van Pinokkio. Bewerkt door P. de Zeeuw J. Gzn. Met illustraties van Enrico Mazzanti. 's-Gravenhage, G.B. van Goor Zonen, 1941. Geheel herzien vanaf de 14de druk door Anton Quintana. Met illustraties van Gijs Mertens. Amsterdam/Brussel, Van Goor, 1981. (Oud Goud) |
Pinokkio. Bewerkt door Hans Andreus. Met illustraties van Jacovitti. Z.p.v.u., Rotogravure Pers, 1967. (Herdrukt met illustraties van Carlo Chiostro, Amsterdam, Loeb, 1983) |
Pinokkio. Bewerkt door Heleen Kernkamp-Biegel. Met illustraties van Elice Kernkamp-Biegel. Groningen, Wolters-Noordhoff, 1978. (Serie De Wenteltrap) |
De nieuwe Pinokkio. Bewerkt door Christine Nöstlinger. Vertaald door Bart Moeyaert. Met illustraties van Nikolaus Heidelbach. Averbode, Altiora; Kampen, La Rivière & Voorhoeve, 1989. |
Over Carlo Collodi
|
Italiano Marchetti, Carlo Collodi. Firenze, 1966. |
William D. Kuik, Een levend stuk hout. Wie was de schepper van Pinokkio? In: Vrij Nederland, 20-11-1976. |
Jan Paul Bresser, Een stuk brandhout met eeuwig leven. William D. Kuik in de ban van Pinokkio. In: de Volkskrant, 31-12-1976. (Interview) |
Alberto Asor Rosa, Kinderstemmen uit jong Italië. In: Raster, jaargang 1 (1977), nr 1. |
[Anoniem], Klassieke verhalen. In: En nu over jeugdliteratuur, jaargang 5 (1978), nr. 3, blz. 4-6. |
Marijke van Raephorst, Pinokkio of de avonturen van een marionet. In: Verkenningen op het gebied van de jeugdliteratuur, jaargang 10 (1979), blz. 125-132. |
Pinokkio, de geschiedenis van een marionet. Onder redactie van Toos Dijkhuis. Utrecht,
|
| |
| |
Landelijke Stichting Beeldende Vorming, 1980. |
Jan Paul Bresser, Een houten provo die fatsoenlijk moest worden. In: de Volkskrant, 1-11-1980. |
Anneke van Ammelrooy, Pinokkio en de eenwording van Italië. In: de Volkskrant, 29-8-1981. |
Paul van Heck, ‘Mijnheer Collodi schrijft dat Pinokkio nog in leven is’. In: De Tijd, 20-3-1985. |
Dieter Richter, Es war einmal ein Stück Holz... In: Schiefertafel, jaargang 9 (1986), nr. 3. |
Jan-Hendrik Bakker, Pinokkio terug naar de bakermat. In: Haagse Courant, 19-11-1988. (Interview met de vertaalsters Leontine Bijman en Annegret Böttner) |
Bregje Boonstra, De geschiedenis van een stuk hout: het Pinokkiomuseum in Toscane. In: nrc Handelsblad, 5-1-1989. |
Nicola Bardola, Kontrolle verloren, zum 110. Todestag von Carlo Collodi. In: Bulletin Jugend + Literatur, jaargang 21 (1990), nr. 11. |
Joke Linders, De metamorfosen van Collodi. In: Documentatieblad Kinder- en Jeugdliteratuur, jaargang 5 (1991), nr. 18. |
41 Lexicon jeugdliteratuur
juni 1996
|
|