| |
| |
| |
Carll Cneut
door Ria de Schepper
Carll Cneut is op 8 januari 1969 geboren in Roeselare (België). Aan het Sint-Lucas Instituut in Gent studeerde hij grafische vormgeving. Hij werkte een tijd in de publiciteitssector maar tekende al snel voor enkele kindertijdschriften. In 1996 begon hij met het illustreren van kinderboeken. Sinds eind 2000 is hij zelfstandig illustrator. Daarnaast doceert hij illustratie aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten in Gent.
In 2002 verscheen Het ongelooflijke liefdesverhaal van Heer Morf, het eerste prentenboek dat hij zelf schreef en illustreerde. Zijn succes beperkt zich niet tot het Nederlandstalige gebied. Zijn illustraties slaan eveneens aan in het buitenland en zijn prentenboeken worden druk vertaald. O monster, eet me niet op!, met tekst van Carl Norac, verscheen in 2006 zelfs in elf talen tegelijk in vijftien landen. Cneuts illustraties waren geregeld te zien op tentoonstellingen, onder meer in 2003 en 2007 op de prestigieuze Original Art tentoonstelling in New York.
De boeken die hij illustreerde hebben tal van prijzen in de wacht gesleept, zowel in binnen- als in buitenland. In 2000 ontving hij voor Willy, met tekst van Geert De Kockere, de Boekenpauw. In 2001 volgde voor Woeste Mie, eveneens met tekst van Geert De Kockere, een Ragazzi Award Honourable Mention op de Fiera del Libro per Ragazzi in Bologna. Heksenfee, met tekst van Brigitte Minne, kreeg in 2000 een White Raven en in 2001 een Mention Honorable Prix Octogones in Frankrijk. Roodgeelzwartwit, met tekst van Brigitte Minne, leverde hem in 2002 een Boekenpluim op in Vlaanderen en de Prix Octogones voor het beste prentenboek in Frankrijk. Voor Het ongelooflijke liefdesverhaal van Heer
| |
| |
Morf kreeg hij in Duitsland een Eselsohr, in Frankrijk de Prix d'illustration Jeunesse en in Nederland een Zilveren Penseel. Mijnheer Ferdinand, met tekst van Agnes Guldemont, werd in 2003 bekroond met een Gouden Plaque in Bratislava. Voor dat boek ontving Cneut in 2004 ook de Boekenpauw en een White Raven. Een Gouden Plaque in Bratislava was er opnieuw in 2005 voor Dulle Griet, met tekst van Geert De Kockere. Het geheim van de keel van de nachtegaal, met tekst van Peter Verhelst, sleepte talrijke prijzen in de wacht. Het werd in 2009 bekroond met de Gouden Griffel, de Woutertje Pieterse Prijs, de Gouden Uil Jeugdliteratuur, een Boekenwelp en een Boekenpluim.
| |
Werk
Carll Cneut heeft zich door de jaren heen geprofileerd als een gewaardeerd en gerenommeerd illustrator van kinderboeken. In binnen- en buitenland scoort hij met originele, kunstzinnige prenten waarin hij geen concessies doet aan het publiek. Zijn bedoeling is de fantasie van de lezer te prikkelen en hem te stimuleren om de prenten te interpreteren en open ruimtes in te vullen. Het oog van de lezer moet verder gaan dan de randen van de tekening en vanuit de sfeer en de suggestie van de prenten moet de lezer een eigen universum oproepen. In 2004 zei Cneut in een interview met Marita Vermeulen: ‘De spanning in beelden, de contradicties, de mysteries en het effect dat ze op de fantasie hebben, dat vind ik even wonderlijk als opwindend.’
Varkentjes van marsepein (1996) van Geert De Kockere was het eerste prentenboek waarvoor Cneut de illustraties maakte. Het klikte met de auteur en dat leidde tot verschillende gezamenlijke projecten. De eerste drie boeken met De Kockere - Varkentjes van marsepein (1996), Koetje in de klaver (1997) en Een straatje zonder eind (1997) - bevatten rijmpjes: bakerrijmen, spelrijmpjes en abc-versjes in de trant van oude bakerrijmen. Hoekige figuren in profiel, volumineuze lichamen en dunne ledematen kenmerken vanaf het begin zijn tekenstijl. Cneut werkt tegen een witte of gekleurde achtergrond, met een minimum aan decor en details. Hij gebruikt acrylverf en legt laagjes op elkaar zodat de onderliggende kleuren vaak nog zichtbaar zijn. In de composities plaatst hij vlakken qua kleur en vorm tegenover elkaar, zonder belijning. In Niel (1998), met tekst van dezelfde auteur, staan de figuren scherper tegenover een neutrale achtergrond en kenmerken ze zich door een expressieve lichaamstaal. Dit grappige verhaal vol woordspelingen gaat over het jongetje Niel dat altijd valt en deze negatieve eigenschap in iets positiefs weet om te buigen. Het vallen en de luchtige, speelse sfeer van het verhaal zijn weergegeven in langwerpige tekeningen waarin Niel over de bladzijden tuimelt.
Carll Cneut stapelt of plaatst figu-
| |
| |
Uit Een straatje zonder eind van Geert De Kockere
ren vaak tegen een vlakke achtergrond, zonder perspectief. Hij vat de essentie uit het verhaal in losstaande elementen of figuren en roept emoties op door middel van houdingen en composities. Willy (1999) van Geert De Kockere vindt hij een mijlpaal in zijn carrière omdat hij toen voor het eerst het gevoel had dat hij alles op papier kreeg zoals hij het wilde. Willy is een olifant met een belachelijk groot lijf, een bungelende slurf en een ridicuul kwastje als staart. Het gebroken wit van de bladzijden harmonieert met de beperkte kleurenkeuze: grijs-zwarttinten voor de olifant en rood-oranje kleuren voor de rest. De soberheid in kleur gaat samen met een strakke vormbeheersing en een vaak ongewone bladschikking.
In Ik heb een idee (1999), een filosofisch verhaal van Geert De Kockere over mensen die dromen en een toren willen bouwen, werkt Cneut dat stapelen extremer uit. Torens en mensen zijn op en naast elkaar geplaatst en lijken eindeloos door te willen lopen buiten de kaders waarin ze werden geplaatst. De eenvoud van de tekeningen is bedrieglijk. Het is het resultaat van intensief zoeken
| |
| |
naar het juiste spanningsveld tussen de getekende objecten.
Naarmate Cneut het vakmanschap steeds beter onder de knie krijgt, begint hij figuren sterker uit te vergroten en met disproporties te werken. Hij experimenteert met nieuwe technieken die zijn tekeningen telkens een ander accent geven. Heksenfee (1999) van Brigitte Minne is een emancipatorisch verhaal over Rozemarijn, een jonge fee die niet in een keurslijf gestopt wil worden en gaat kijken hoe het er bij de heksen aan toe gaat. Cneut zet de feeënwereld in roze-rood tegenover de heksenwereld in zwart-geel. De basis van acryl is hier aangevuld met kleurpotlood, wasco en pastels, wat de tinten zacht en levendig maakt. De feeën en heksen zijn grote, grove figuren met hoge puntmutsen die zich van elkaar onderscheiden door hun kleur en de lengte van hun neuzen. Ze zweven over de bladzijden en creëren een spel van ronde en hoekige vormen.
In Woeste Mie (2000) van Geert De Kockere schildert Cneut het decor met fijne pennenstreken. Woeste Mie die uit de dagelijkse sleur wil breken en een formidabel feest wil geven, gaat wild tekeer. Ze vult met haar spillebeentjes en haar reusachtig lijf weliswaar de ruimte maar ze behoudt toch haar beweeglijkheid. Het fragiele decor en Mie's kleine man lijken de speelbal van haar opgezweepte passie. Cneut laat vaak slechts stukken van zijn personages zien en suggereert daardoor meer dan wat er te zien is.
In Roodgeelzwartwit (2001) van Brigitte Minne exploreert Cneut de mogelijkheden van een beperkt kleurengamma. Het verhaal gaat over vier kinderen van een verschillende ‘kleur’, van wie één de baas speelt. Cneut combineert tinten van rood, geel, zwart en wit tegen een beige achtergrond en gebruikt naast acryl ook potlood, kleurpotloden en een vleugje koffie om bepaalde kleuren naar zijn hand te zetten. De kleuren, die hij zelf mengt, zijn getemperd en krijgen diepgang door de laagjes verf. Het spel van de kinderen wordt gestileerd en ingehouden uitgebeeld. De kinderen zijn in zijaanzicht getekend en zien er, met hun kleine oogjes, uit als typische Cneut-figuurtjes. De gezichten tonen slechts beperkt emoties maar de houding en de positionering van de personages doen dat des te meer.
Voor Het ongelooflijke liefdesverhaal van Heer Morf (2002) schreef Cneut ook zelf de tekst. Morf de circushond oogst succes maar hij voelt zich eenzaam. Als hij de ware liefde niet kan vinden in het circus, gaat hij daarbuiten op zoek. Zonder succes blijkbaar, maar Morf brengt een vlo mee die hem heerlijke kriebelingen bezorgt. Dat de ware liefde klein, nietig en anders dan verwacht blijkt te zijn, deert hem niet. Het verhaalverloop is klassiek met een probleemstelling, een zoektocht en een wensvervullende
| |
| |
ontknoping. De antropomorfe dieren zijn gekleed in vrolijke pakjes met motiefjes, zodat er opvallend veel kleur en detail in dit boek zit. Cneuts belangstelling voor mode is hier, en ook in zijn later werk, duidelijk te merken. Hij tekent nauwgezet fijne streepjes, ruitjes en patronen in de kledij van zijn personages. Rood neemt, zoals wel vaker in zijn werk, een prominente plaats in. Drukke platen worden afgewisseld met sobere prenten, waarop slechts enkele elementen in een uitgekiende opbouw voorkomen.
Het hart van Tom (2004), met tekst van Carl Norac, leunt qua sfeer, speelsheid en illustratiestijl sterk aan bij het verhaal over Heer Morf. Ook hier kiest Cneut voor grappige, vermenselijkte dierenfiguren. Hij speelt met perspectief, kleuren en afsnijdingen, waarbij vaak alleen delen van de personages te zien zijn. In dit boek tekent Tom een hart maar de wind neemt het mee. Het hart belandt bij een goochelaar die het wegtovert. Het konijn uit de hoed overtuigt Tom ervan dat hij zijn echte hart nog steeds heeft. Een ander dierenverhaal van hetzelfde duo is O monster, eet me niet op! (2006). Het vreetvarkentje Alex wil steeds eten maar daar is zijn moeder het niet mee eens. Hij wordt gepakt door een monster dat hem wil opeten. Alex kan het monster een poosje om de tuin leiden. Gelukkig voor hem heeft het vreetmonster ook een doortastende moeder die geen tussendoortjes toelaat. Op de platen trekken veel zoekelementen de aandacht. De kleurrijke kledij van de dieren, met tal van motiefjes, zorgt voor een speels effect.
Bij elk boek past Cneut zijn beeldtaal en de gebruikte materialen aan. Bij de filosofische tekst van Agnes Guldemont in Mijnheer Ferdinand (2003) speelt hij met contrasten en gebruikt hij naast acryl ook collages, potlood en bladgoud om sterk wisselende sferen te creëren. Mijnheer Ferdinand mist iets, maar weet niet precies wat. Een zoektocht in de drukke stad en in de bibliotheek levert niets op. Dankzij enkele mensen in een park gaat hij de dingen anders bekijken en daardoor krijgt hij zijn levenslust terug. De sobere prenten van een zittende mijnheer Ferdinand roepen sterke emoties op. De kleurrijke, wervelende beelden van de stad overweldigen. De abstracte platen van een somber bos en van gezichtsloze mensen zitten vol symboliek. Het wisselende ritme van de illustraties en de suggestieve beelden dwingen de lezer om zelf associaties te maken.
In Een geheim waar je groot van wordt (2005), met tekst van Carl Norac, roept Cneut in warme, levendige kleuren een exotische en sprookjesachtige wereld op. De kleine Salam wil groot worden en de wereld rondreizen. ‘Kleintje, veertje, kruimeltje’ noemen de volwassenen hem. De wind neemt hem mee op
| |
| |
Uit O monster, eet me niet op! van Carl Norac
een reis door de lucht. Onderweg verzamelt Salam allerlei voorwerpen waarmee hij kan bewijzen dat hij toch niet zo klein is. Als Salam door de lucht buitelt, kiest Cneut voor sobere composities met beweeglijke accenten. De begin- en eindplaten die het dorp van Salam weergeven, zijn drukker en statischer. Ze geven in kleuren, motieven en vormen de Arabische couleur locale weer.
Voor Dulle Griet (2005) schreef Geert De Kockere een verhaal bij het gelijknamige zestiende-eeuwse schilderij van Pieter Breugel. Het lieve meisje Greetje groeit uit tot een dulle Griet met wie niemand wil trouwen. ‘Loop naar de hel,’ zeggen de mensen en dat doet Dulle Griet dan ook. Voor de illustraties liet Cneut zich inspireren door Pieter Breugel en Jeroen Bosch. De gevarieerde composities tonen volkse taferelen, wonderlijke tronies en helse gedrochten. Centraal staat Dulle Griet als nietsontziende furie. Er is woede
| |
| |
Uit Het geheim van de keel van de nachtegaal van Peter Verhelst
| |
| |
en zinloos geweld; er zijn menselijke monsters en monsterlijke mensen die elkaar de duvel aandoen. Zowel compositie, figuratie als kleurgebruik zijn symbolisch geladen en meerduidig interpreteerbaar.
Eén miljoen vlinders (2007) van Edward van de Vendel is een verhaal over een eerste verliefdheid. Olifant Stach ziet op een nacht wel één miljoen vlinders. Zijn ouders sturen hem op pad en wensen hem het allermooiste toe. De vlinders volgen Stach tot hij in een meisjesolifant, omgeven door vlinders, een zielsgenoot vindt. Cneut speelt hier nogmaals opvallend met perspectief en een afwisseling van drukke en rustige platen. In een samenscholing van dieren, verspreid over vier bladzijden, toont hij zijn talent voor compositie, expressie in dierenfiguren en kleurgebruik. Tegelijk zijn er talrijke figuren uit zijn vorige boeken te herkennen. De kleurenpracht van de vlinders is overrompelend. Kleurennuances, laag over laag aangebracht, en ragfijn getekende vleugels tonen Cneuts oog voor detail en zorgvuldige afwerking.
Cneut schuwt nieuwe uitdagingen niet. Het illustreren van een boek ziet hij als een project waarbij hij telkens streeft naar het scheppen van een nieuwe eenheid van tekst en illustratie. Het gaat er niet om tekstpassages in een tekening te vatten, maar wel om het creëren van een sfeer en een stilistische lijn die het boek samenhang geeft. Daarbij concentreert hij
Uit Eén miljoen vlinders van Edward van de Vendel
zich op de essentie van het verhaal, op pure emoties en situaties die hij weergeeft in een heel eigen beeldtaal. Samenspraak met de auteur van het verhaal vindt Cneut belangrijk, maar hij gaat wel steeds zijn eigen artistieke weg.
| |
Het geheim van de keel van de nachtegaal
In dit boek hervertelt Peter Verhelst het bekende sprookje De Nachtegaal van H.C. Andersen. Hij doet dat vanuit het standpunt van een keukenmeisje, dat de spontane en natuurlijke buitenwereld vertegenwoordigt. Daartegenover staat
| |
| |
de gekunstelde, volmaakte wereld die de keizer beoogt. De poëtische, ritmische tekst krijgt een tegenhanger in de sprookjesachtige prenten. Cneut experimenteert met technieken en kleurnuances om de oosterse sfeer weer te geven. De achtergronden, geïnspireerd op de Chinese prentkunst, schilderde hij met een stuk karton gedrenkt in verf. Hoofddeksels, laagjeskledij en schoeisel geven een oosters cachet aan de personages. In de prenten speelt Cneut met licht en donker, met druk en verstild, met donkere groen-blauwe nachtkleuren en gedempte nuances van onder meer geel, paars en grijs. Hier blijkt hoe zijn vakmanschap van boek tot boek toeneemt: in het aanmaken van geschikte kleuren, het zoeken naar een passende patina door opeenvolgende verflagen, het minutieus tekenen van de kleding van zijn personages en de doordachte composities.
| |
Waardering
De illustraties van Carll Cneut worden omschreven als verrassend, eigenzinnig en authentiek. Er is veel waardering voor het feit dat hij naast de tekst een artistieke interpretatie plaatst, die meer is dan een realistische visualisering. Het boeiende schuilt in zijn creatieve visie op de tekst, die hij in sterke, complementaire beelden weergeeft.
Over het met een Boekenpauw bekroonde Willy (1999) schreef de jury: ‘De illustrator verrast de lezer met originele composities of gedurfde kadrages en laat op een uiterst gedoseerde manier het uitgespaarde wit van het papier in elke tekening weer meespelen.’ Truusje Vrooland-Löb noemde de opbouw van zijn beelden in dat boek ‘spannend’ en sprak van ‘verrassende beeldopstellingen’ en ‘introvert geschilderde figuren’. (Leesgoed). Jan Van Coillie vond zijn ‘geblokte tekenstijl’ heel geschikt voor een olifant en sprak van ‘originele composities’. (Leesidee Jeugdliteratuur).
Over Heksenfee (1999) zei Katrien Vloeberghs: ‘De psychologische juistheid van de tekeningen is fascinerend, vooral omdat hier niet zozeer de mimiek uitdrukking is voor de verschillende gevoelens maar de karakteristieke houding van de personages.’ (Leesidee Jeugdliteratuur). De jury die de Boekenpluim toekende aan Roodgeelzwartwit (2001) deed dat omwille van Cneuts ‘vakmanschap, persoonlijkheid, raffinement en grote picturale kracht’.
Karin Van Camp waardeert in Het hart van Tom (2004) het gebruik van compositie, perspectief en kleur. ‘Zoals vaak gebruikt hij ook verschillende éénkleurige achtergronden, waartegen hij de hoofdfiguren zonder veel extra's en details neerzet.’ (De Leeswelp).
Niets dan lof was er voor Dulle Griet (2005). Annemie Leysen schrijft: ‘In zijn nieuwe, en meteen ook meest magistrale prentenboek Dulle Griet
| |
| |
bereikt zijn beheersing van tekentechniek, vorm en kleurgebruik een indrukwekkende perfectie.’ Ze vervolgt: ‘Goed en kwaad, hypocrisie en nietsontziende wreedheid, het krijgt allemaal een fascinerende en tijdloze invulling in de tandeloze skeletten en de afstotelijke griezels.’ (De Morgen). Volgens Jen De Groeve is het ‘de subtiliteit waarmee Cneut zijn Griet vormgeeft en haar evolutie in het verhaal die haar een opmerkelijke complexiteit geeft’. De conclusie: ‘Zijn breugeliaanse wereld is tijdloos, zijn beeldtaal expressief en uitdagend.’ (De Leeswelp).
Over O monster, eet me niet op! (2006) schrijft Patrick Jordens: ‘Opmerkelijk hoe Carll Cneut erin slaagt om rond dit simpele gegeven een wereld op te bouwen vol dreiging en spanning.’ (De Morgen). Bas Maliepaard waardeert hoe alles door de verbluffend sterke compositie een evenwichtig en natuurlijk geheel vormt. Hij noemt het kleurgebruik van Cneut eigenzinnig: ‘hij schildert met “oude” tinten, zoals okergeel en oudroze; een zweem van roodbruin geeft de illustraties nog een extra doorleefd patina. Prachtig.’ (Trouw).
Vanessa Joosen zegt over de illustraties van Carll Cneut in Eén miljoen vlinders (2007): ‘hij heeft een voorliefde voor kleurcontrasten en zijn fijne lijnenspel past perfect bij de breekbare textuur van de vlinders.’ (De Standaard der Letteren). Annemie Leysen is heel lovend over het boek en merkt op: ‘De expressie op de gezichten en in de houdingen spreekt boekdelen. Ook hier zien de getekende figuren er karikaturaal en ongeproportioneerd uit, wat het surreele effect kracht bijzet.’ (De Morgen). Jen De Groeve waardeert de manier waarop Cneut ‘gevoelens die met verliefdheid gepaard gaan, concreet vorm geeft in prenten die opvallen door een grote eenheid en densiteit’. (De Leeswelp). Bas Maliepaard vindt dit ‘in alle opzichten een boek om verliefd op te worden [-] Doordat de verschillende kleuren laagje over laagje zijn opgebracht, lijkt elke fijn geaderde vlindervleugel levensecht.’ (Trouw).
Voor Het geheim van de keel van de nachtegaal (2008) klinkt er niets dan lof, zowel voor auteur Peter Verhelst als voor illustrator Carll Cneut. Annemie Leysen spreekt van ‘grote literatuur voor kinderen’ en ‘een perfecte symbiose van kleur, vorm en compositie, aangevuld met een eigenzinnige kijk op een andere cultuur’. (De Morgen). Bas Maliepaard noemt het een ‘beeldschoon boek’ en waardeert vooral de schitterende nachttaferelen met ‘silhouetachtige beelden die een magische sfeer ademen’. (Trouw). Jen De Groeve schrijft: ‘Cneut laat zijn prenten in kleur, beweging en textuur perfect harmoniëren met de wisselende verteltoon in het verhaal’. (De Leeswelp). Lieke van Duin en Jos van Hest noemen dit ‘een juweel van een boek,
| |
| |
waarin tekst, beeld en vormgeving een zeldzame eenheid vormen.’ (Leesgoedplus.nl). De jury van de Woutertje Pieterse Prijs beoordeelt het boek als ‘een volmaakte symbiose van beeld, tekst en vormgeving. Het boek is een ultieme reis door de verbeelding’.
| |
Bibliografie
Door Carll Cneut geschreven en geïllustreerd
|
Het ongelooflijke liefdesverhaal van Heer Morf. Wielsbeke, De Eenhoorn, 2002. |
Door Carll Cneut geïllustreerde boeken
|
Wim Vromant, Hotel Honde-de-bolder. Wielsbeke, De Eenhoorn, 1996. |
Geert De Kockere, Varkentjes van marsepein. Wielsbeke, De Eenhoorn, 1996. |
Geert De Kockere, Koetje in de klaver. Wielsbeke, De Eenhoorn, 1997. |
Geert De Kockere, Een straatje zonder eind. Wielsbeke, De Eenhoorn, 1997. |
Geert De Kockere, Niel. Wielsbeke, De Eenhoorn, 1998. |
Brigitte Minne, Heksenfee. Wielsbeke, De Eenhoorn, 1999. |
Geert De Kockere, Willy. Wielsbeke, De Eenhoorn, 1999. |
Geert De Kockere, Ik heb een idee. Wielsbeke, De Eenhoorn, 1999. |
Geert De Kockere, Woeste Mie. Wielsbeke, De Eenhoorn, 2000. |
Brigitte Minne, Roodgeelzwartwit. Wielsbeke, De Eenhoorn, 2001. |
Daniël Billiet, Een wereldkaart op ware grootte. Averbode, Altiora, 2002. |
Brigitte Minne, En toen kwam Linde. Wielsbeke, De Eenhoorn, 2003. |
Agnes Guldemont, Mijnheer Ferdinand. Wielsbeke, De Eenhoorn, 2003. |
Ed Franck, Zie ik je nog eens terug? Amsterdam, Querido, 2003. |
Malacy Doyle, Antonio aan het andere eind van de aarde, kleiner en kleiner. Wielsbeke, De Eenhoorn, 2003. |
Carl Norac, Het hart van Tom. Wielsbeke, De Eenhoorn, 2004. |
Edward van de Vendel, Zootje was hier. Wielsbeke, De Eenhoorn, 2004. |
Sam Swope, Jantje en de zeven reuzen. Wielsbeke, De Eenhoorn, 2004. |
Geert De Kockere, Dulle Griet. Wielsbeke, De Eenhoorn, 2005. |
Carl Norac, Een geheim waar je groot van wordt. Wielsbeke, De Eenhoorn, 2005. |
Carl Norac, O monster, eet me niet op! Wielsbeke, De Eenhoorn, 2006. |
Edward van de Vendel, Eén miljoen vlinders. Wielsbeke, De Eenhoorn, 2007. |
Ed Franck, Te veel verdriet voor één hart. Leuven, Davidsfonds, 2008. |
Peter Verhelst, Het geheim van de keel van de nachtegaal. Wielsbeke, De Eenhoorn, 2008. |
Edward van de Vendel, Fluit zoals je bent. Wielsbeke, De Eenhoorn, 2009. |
Over Carll Cneut
|
Katrien Vloeberghs, Heks en fee en de magie van de illustrator. In: Leesidee Jeugdliteratuur, jaargang 5 (1999), nr. 10. |
Katrien Vloeberghs, Ik probeer een mooi boek te maken. In: Leesidee Jeugdliteratuur, jaargang 6 (2000), nr. 4. |
Lieven Sioen, Bart Moeyaert en Carll Cneut. De link tussen pauw en leeuw. In: Knack, nr. 13, 29 maart - 4 april 2000. |
Annelies De Vos, Met 200 tubetjes verf de perfectie achterna. In: De Gentenaar, 17-3-2000. |
Etienne Claeys (sam), Aangenaam... Carll Cneut. Documentatiemappen Jeugdauteurs en Illustratoren, VLABIN-VBC v.z.w., jaargang 19 (2001), nr. 6. |
Wim de Mont, Roodkapje op wandel met een mand acrylverf. In: Tijdingen, maart 2001. |
| |
| |
Marita Vermeulen, Ik wil boeken maken die nooit uit zijn. In: Leesidee Jeugdliteratuur, jaargang 8 (2002), nr. 4. |
Ria De Schepper, Ze zeggen dat je op je tekeningen lijkt. In: Kunsttijdschrift Vlaanderen, jaargang LI (2002), mei-juni. |
Marita Vermeulen, De afstand tussen jij en ik. In: De Standaard der Letteren, 13-3-2003. |
Katrien Steyaert, We mogen niet meer bescheiden zijn. In: De Standaard, 6/7-11-2004. |
Marita Vermeulen, Te pletter tegen het noodlot. In: De Standaard der Letteren, 10-3-2005. |
Annemie Leysen, Grenzeloze verbeelding aan de macht. In: De Morgen, 13-4-2005. |
Bas Maliepaard, Dulle Griet wordt steeds brutaler en kwader. In: Trouw, 30-4-2005. |
Jen de Groeve, Breugeliaans, maar onmiskenbaar Cneut. In: De Leeswelp, jaargang 11 (2005), nr. 3, blz. 112-114. |
Patrick Jordens, Van kinderen krijg je veel terug. In: De Morgen, 31-1-2007. |
Marita Vermeulen, Carll Cneut. In: Buiten de lijntjes gekleurd, Tielt, Lannoo, 2006. |
Vanessa Joosen, Knibbel, knabbel, knuisje. In: De Standaard der Letteren, 27-10-2006. |
Bas Maliepaard, Eet niet als we niet eten! In: Trouw, 25-11-2006. |
Bas Maliepaard, Carll Cneut tekent prenten die kinderen wakker houden. In: Trouw, 10-1-2007. |
Inge Schelstraete, De olifant verzint u erbij. In: De Standaard, 16/17-5-2007. |
Jen de Groeve, Eén miljoen vlinders. In: De Leeswelp, jaargang 13 (2007), nr. 7, blz. 245. |
Bas Maliepaard, Vlinders om je hoofd en in je buik. In: Trouw, 22-9-2007. |
Inge Schelstraete, Breugel was een verteller. In: De Standaard, 24/25-11-2007. |
Veerle Vanden Bosch, Voor grote kinderen en kleine mensen. In: De Standaard der Letteren, 3-10-2008. |
Jen de Groeve, Reiken naar de sterren. In: De Leeswelp, jaargang 14 (2008), nr. 7, blz. 248-250. |
Bas Maliepaard, ‘Nog sgooner dan dit al, is de nagtegal’. In: Trouw, 31-1-2009. |
Katrien Steyaert, Carll Cneut/illustrator. In: De Standaard, 5-9-2009. |
Websites
|
www.carllcneut.com |
www.leesplein.nl |
82 Lexicon jeugdliteratuur
februari 2010
|
|