| |
| |
| |
Lewis Carroll
door Joke Linders
Lewis Carroll is de schrijversnaam van Charles Lutwidge Dodgson. Hij werd op 27 januari 1832 geboren in Daresbury (Cheshire), Engeland, als de derde van elf kinderen van Charles Dodgson en Frances Jane Lutwidge. Hij was de oudste zoon; van de zeven dochters zou er slechts één trouwen. Voor de andere zes kocht Charles na de dood van hun vader een huis in Guildford waar hij op 14 januari 1898 overleed.
Zijn vader die in Oxford klassieke talen en wiskunde had gestudeerd, was achtereenvolgens priester en onderwijzer in Daresbury en Croft, aartsdiaken van Richmond en kanunnik van de kathedraal van Ripon. Van hem erfde Charles zijn gevoel voor humor, zijn belangstelling voor wiskunde én zijn vroomheid. Zijn moeder, ‘een van de liefste en aardigste vrouwen ter wereld’, hield het gezin bijeen en had een belangrijk aandeel in het onderricht van de kinderen. Op twaalfjarige leeftijd moest Charles, zeer tot zijn spijt, naar kostschool. In Richmond had hij het nog naar zijn zin en behaalde hij in alle vakken goede resultaten. Op het veel strengere Rugby, de kostschool die Thomas Hughes inspireerde tot zijn klassiek geworden Tom Brown's School Days (1857), werd hij vanwege zijn stotteren nogal gepest. Daarvan herstelde hij in de vakanties thuis door het schrijven en produceren van een familiekrant: The Rectory Magazine, een blad vol geestige versjes, limericks, balladen, nonsensverhalen, moppen, tekeningen, spelletjes en scenario's voor marionettentheater.
Op negentienjarige leeftijd vertrok hij, net als zijn vader destijds, naar Christ Church College in Oxford waar hij wiskunde, filosofie en geschiedenis ging studeren en ‘een verbond voor het leven’ sloot. Dat wil zeggen dat hij in ruil voor onderwijs, kost en inwo- | |
| |
ning zijn hele leven als leraar aan die school verbonden zou blijven. Omdat het onderwijs hem weinig uitdaging bood, las hij veel, ging hij regelmatig met vrienden naar het theater en legde hij zich toe op de kunst van het fotograferen. Ook ingenieus geconstrueerd speelgoed en taal- en rekenspelletjes hadden zijn belangstelling. Vanaf 1855 begon hij te publiceren, eerst in Comic Times, een concurrent van het satirische Punch, daarna in zijn opvolger The Train. De gedichten hierin signeerde hij voor het eerst met Lewis Carroll, een verbastering van de twee voornamen Charles en Lutwidge. Vanaf die tijd begon hij ook een dagboek bij te houden. Uit dit dagboek en de duizenden brieven die hij heeft geschreven (volgens de laatste telling waren het er 98.721), is veel duidelijk geworden over zijn ‘passie’ voor kinderen. ‘Kinderen zijn drievierde van mijn leven,’ zei hij, vooral meisjes: ‘Hun onschuldige lieflijkheid is erg mooi, en geeft een mens het gevoel van diepe eerbied.’
Met Lorina, Alice en Edith Liddell, de dochters van de rector van Christ Church College, raakte hij dan ook spoedig bevriend. Hij ging regelmatig met ze op stap en liet ze poseren in extravagante kleding die hij speciaal voor dergelijke sessies had verzameld. Het liefst zag hij zijn modellen naakt voor de lens, al riep dat op den duur bij de op dit punt behoorlijk liberale Victorianen toch vragen op. Met name van Alice, de tweede dochter, zijn prachtige foto's bewaard gebleven, waarvan enkele tegelijkertijd romantisch en uitdagend. Zijn passie voor het fotograferen van meisjes in combinatie met zijn vrijgezellenbestaan en Mevrouw Liddells ambivalente houding - ze nodigde Dodgson vaak uit maar kreeg op den duur twijfels over zijn omgang met haar kinderen - zijn aanleiding geweest voor de veronderstelling dat hij pederast of pedofiel was. Dagboeken noch brieven bevestigen dat, al kon de ‘vrome’ Dodgson 's nachts behoorlijk piekeren over wat hij overdag zo mooi vond aan zijn vriendinnetjes. Directe aanwijzingen voor misbruik zijn nooit geleverd. Integendeel, de meeste activiteiten ondernam hij met medeweten en medewerking van de ouders van die meisjes. Aan de verhalen die hij de kinderen Liddell tijdens het roeien op de Theems vertelde, danken wij Alice's Adventures in Wonderland (1865) en Through the Looking-Glass and What Alice Found There (1871).
| |
Werk
In de zomer van 1862 nam Dodgson de drie meisjes regelmatig mee voor boottochtjes over de Theems of een picknick in Nuneham Park, even ten zuiden van Oxford. Op een van die tochten, naar alle waarschijnlijkheid in noordelijke richting, waar ook collega Robinson Duckworth bij aanwezig was, begon hij te vertellen over een meisje dat Alice heette. Duckworth herinnerde zich Carroll te hebben onderbroken met de vraag: ‘Is dit weer zo'n geïmproviseerde geschiede- | |
| |
nis van je?’ Waarop Carroll geantwoord zou hebben: ‘Yes, I'm inventing it as we go along.’ Op verzoek van Alice heeft hij dat verhaal opgeschreven. Aangevuld met nieuwe avonturen en tekeningen van eigen hand deed hij het 92 bladzijden tellende manuscript met kerstmis 1864 aan haar cadeau. Het heette Alice's Adventures Under Ground en had als opdracht: ‘Een Kerstgeschenk aan een lief kind ter herinnering aan een zomerdag’. Op aanraden van vrienden had hij intussen ook een versie opgestuurd naar Macmillan in Londen. Die uitgeverij wilde het wel publiceren maar dan moesten er andere tekeningen bij, bij voorkeur houtgravures van John Tenniel die al bekendheid genoot vanwege zijn bijdragen voor Punch. In 1865 verscheen het onder de titel Alice's Adventures in Wonderland. De originaliteit van het verhaal, de gekke verzinsels, de rijkdom aan literaire, filosofische en psychoanalytische ideeën, de vele (woord)spelletjes met taal en logica werden onmiddellijk als een proeve van meesterwerk herkend. Zelfs van koningin Victoria ontving Dodgson een brief met de mededeling dat Hare Majesteit van de avonturen in Wonderland had genoten en het zeer op prijs zou stellen als de schrijver haar nog enige werken van zijn hand zou zenden.
Het boek is in vrijwel alle talen van de wereld vertaald. De eerste Nederlandse vertaling, van Eleonora Mann ( Alice in het land der droomen) dateert
Illustratie van Lewis Carroll uit Alice in Wonderland
van omstreeks 1890. Er zouden nog vele vertalingen volgen, onder meer van M.C. van Oven-van Doorn (1934), van C. Reedijk en Alfred Kossmann (1947), van Hans Andreus (1968) en Nicolaas Matsier (1989). Over Carrolls vindingrijke nonsens en de vraag of zijn taalgrappen, rijmen en verwijzingen wel te vertalen waren, is vaak en hevig gediscussieerd.
Hoewel Carroll al spoedig met het plan kwam voor een vervolg, duurde het tot 1871 voor Through the Looking-Glass and What Alice Found There daadwerkelijk verscheen. John Tenniel had namelijk eerst geweigerd nog een boek van die lastige Carroll te illustreren, maar was uiteindelijk bezweken voor de smeekbeden van zijn uitgever. Ook in dit boek is sprake van een reis naar een andere wereld. Dit keer stapt Alice door een spiegel; aan de achterkant daarvan gelden niet alleen de regels
| |
| |
van het schaakspel maar is alles spiegelbeeldig en dat heeft nogal wat consequenties. Het verhaal verloopt zo mogelijk nog wonderlijker en bevat veel verwijzingen naar dood en verdwijningen. In 1889 publiceerde Macmillan een door Carroll zelf versimpelde versie: The Nursery Alice waarvoor Tenniel een aantal tekeningen inkleurde.
Een verzameling gedichten voor volwassenen, Phantasmagoria (1869) waaronder een lang en komisch gesprek met een geest, is nooit in het Nederlands vertaald. Pillow-Problems thought out during sleepless nights (1893) wel. Een lang en nonsensicaal gedicht over de jacht op een slang, The Hunting of the Snark (1876) droeg Carroll op aan een van zijn andere ‘vriendinnetjes’, Gertrude Gateway. Later werk voor kinderen, Sylvie and Bruno (1889) en Sylvie and Bruno concluded (1893) had minder succes. De pamfletten, parodieën en satires voor volwassenen - over de verbouwing van Christ Church College, over politiek, over zijn ervaringen als curator, over de regels voor tennistoernooien, over rem- en stuursystemen voor driewielers, over wiskundige en logische denkspelletjes, campagnes tegen vivisectie, voor vaccinatie en de evacuatie van de totale bevolking van Tristan da Cunha (waar zijn broer geestelijke was) naar Zuid-Afrika of Australië - leenden zich minder goed voor wereldwijde verspreiding.
| |
Alice in Wonderland
Alice in Wonderland is een nonsensverhaal over de wederwaardigheden van een zevenjarig welopgevoed meisje. Op een zonnige middag die Alice met haar oudere zus aan de oever van een rivier doorbrengt, ziet ze opeens een Wit Konijn met roze ogen langsrennen. Als dat Konijn een horloge uit zijn vestzak haalt, wordt Alice nieuwsgierig en gaat ze hem achterna. Dat ‘onheuse’ gedrag komt haar duur te staan. Ze valt kilometers diep door de schacht van een konijnenhol naar beneden en belandt in een wonderlijke wereld waar alles anders, omgekeerd, absurd en onlogisch is. Door het drinken uit een flesje waarop drink me staat en het eten van een koekje waarop eet me staat, begint Alice successievelijk te krimpen en te groeien. Dat groeien en krimpen, de gesprekken met de figuren die ze onder de grond tegenkomt - Muis, Rups, Dodo, Maartse Haas, Hoedenmaker en een hoogst merkwaardige Koningin -, en de rechtszaak waarin ze belandt, brengen haar zeer in verwarring. De komische confrontaties, de vele misverstanden, de briljante woordspelletjes en het voortdurende eten en drinken zijn te interpreteren als uitingen van kinderlijke verbazing. Tegelijkertijd zijn ze een demonstratie van hoe kinderen waarnemen en hun identiteit ontwikkelen.
Het verhaal is tal van keren vertaald, bewerkt, nagevolgd of geïllustreerd. En hoewel een reeks van kunstenaars - Anthony Browne, Salvador Dali, Walt
| |
| |
Disney, Max Ernst, Helen Oxenbury, Ralph Steadman, Arthur Rackham, John S. Goodall, Lisbeth Zwerger - zich met meer of minder succes door Carrolls fantasieën heeft laten inspireren, zijn de tekeningen van Tenniel nog altijd to the point.
Hordes psychologen en andere analisten hebben de verhaalgebeurtenissen proberen te duiden. Freudianen zien in de val van Alice in het konijnenhol een symbool voor de coïtus. In de aankomst van de Rode Koningin herkennen ze Alice's eerste ongesteldheid. Alice die de flamingo vasthoudt om een potje te croqueten verwijst dan naar masturbatie en de groei van Alice zou een even duidelijke als duistere metafoor zijn voor de zich oprichtende penis. In de jaren zestig leefde het idee dat Alice in Wonderland in feite een verhandeling over geestverruimende middelen is en dat Dodgson tijdens het schrijven dik onder de laudanum moet hebben gezeten.
Over de vraag of Alice in Wonderland al dan niet als kinderboek beschouwd kan worden, zijn sinds de verschijning van het boek vele stukken geschreven. In Nederland heeft met name Nicolaas Matsier zich daarover gebogen. Omdat het gaat over de manier waarop een kind de wereld gewaarwordt, over de kinderlijke verbazing dus, acht hij het in de eerste plaats een kinderboek. Als bewijsgrond voert hij Alice's obsessie met voeding aan, toch een metafoor voor groei en opvoeding. Alice wordt voortdurend aangesproken op haar
Illustratie van John Tenniel uit Alice in Wonderland
gedrag en is aldoor op zoek naar wie ze is. Identiteit en gedaantewisseling, daar gaat het over. Met name in de gesprekken met Rups: ‘Wie ben Jij?’ wil de rups weten. ‘Dat weet ik eigenlijk niet zo goed, meneer’, antwoordt Alice. ‘Ik weet wie ik was toen ik vanmorgen opstond, maar sindsdien ben ik geloof ik een paar keer veranderd.’ Ook de taal die zo'n belangrijke rol speelt in (het gebrek aan) communicatie tussen de verschillende verhaalfiguren, ondersteunt die hypothese.
Aanvankelijk rijzen er slechts misverstanden tussen Alice en de figuren die ze onder de grond ontmoet. In het laatste hoofdstuk verandert dat. Als de Koningin eerst wenst te vonnissen en
| |
| |
daarna pas de uitspraak van de jury wil horen, zegt Alice: ‘Volslagen nonsens!’ Ze is aan het groeien geslagen en werkt zich op tot tegenspraak en tot een eigen oordeel. ‘Hou je mond,’ zegt de Koningin. ‘Had je gedacht,’ antwoordt Alice brutaal. En dat gaat nog verder. Als de Koningin voor de zoveelste maal haar gruwelijke bevel ‘Eraf met haar hoofd’ verkondigt, reageert er niemand. Alice is haar overheersers, de volwassenen dus, de baas geworden.
| |
Waardering
De fascinatie voor Carrolls werk blijkt niet alleen uit de vele vertalingen van de twee boeken over Alice, maar ook uit het feit dat wiskundigen, filosofen, taalkundigen én psychologen zich al meer dan honderd jaar bezighouden met de interpretatie van de taalgrappen en de logische en juridische kwesties uit met name Alice in Wonderland. Naast geannoteerde uitgaven en beschouwingen over zijn werk vormen ook de vele navolgingen en bewerkingen voor toneel, dans en film, de Lewis Caroll-genootschappen - het huisorgaan van de Nederlandse afdeling van dat genootschap heet Wauwelwok -, tentoonstellingen en Alice in Wonderland-producten een bewijs voor de onsterfelijkheid van het boek. Heel wat van Carrolls ‘onzin’-woorden zijn in het woordenboek beland. Zijn brieven zijn gepubliceerd en becommentarieerd. Zowel Oxford als Llandudno, een plaatsje in Wales waar de familie Liddell een buitenhuis had, zijn toeristische attracties geworden vanwege de vele verwijzingen naar Lewis Carroll en diens mogelijke bronnen van inspiratie, terwijl aan de stroom van biografieën geen einde lijkt te komen. Ook het feit dat verhaalfiguren als Humpty Dumpty (Wiggel Waggel), de Kollumer Kat of de Hoedenmaker los van het verhaal een eigen bestaan hebben verworven, is een bewijs voor de klassieke status van het boek. Datzelfde geldt voor het veelvuldig citeren uit het werk van Carroll en voor het feit dat Astrid Lindgren, Annie M.G. Schmidt of Joke van Leeuwen met Pippi Langkous, Otje en Deesje twintigste-eeuwse maar even tegendraadse achternichten van Alice creëerden. Dat volwassenen de avonturen van Alice vaker problematiseren dan kinderen, zegt weinig over het appèl op de verbeeldingskracht van de jeugdige lezers.
| |
Bibliografie
Keuze uit het onvertaalde werk
|
Phantasmagoria (1869), Sylvie and Bruno (1889), Sylvie and Bruno concluded (1893); The complete works of Lewis Carroll. Introduced by Alexander Woollcott. New York, 1937 |
Keuze uit de Nederlandse vertalingen
|
Alice's Adventures in Wonderland (1865): Alice in het land der droomen. Vertaald door Eleonora Mann. Amsterdam, Jan Leendertz & Zoon, 1887. |
Alice's Adventures in Wonderland (1865), Alice's avonturen in het Wonderland. Vertaald door R. ten Raa. Met illustraties van John Tenniel. Leiden, Boekhandel en Drukkerij vrhn. E.J. Brill, 1899. 2e druk: delen 28 en 29 in de reeks Boeken voor jongens en meisjes: Leeuwarden, Hepkema, [1912]. |
| |
| |
Alice's Adventures in Wonderland (1985), Alice's avonturen in Wonderland. Vertaald door M.C. van Oven-van Doorn. Met illustraties van Rie Cramer. Den Haag, Van Goor, [1934]. Latere drukken in de serie Oud Goud, met de onterechte aanduiding ‘naverteld door P. de Zeeuw J. Gzn.’. Met illustraties van John Tenniel. |
Alice's Adventures in Wonderland (1865), Alice in Wonderland. Vertaald door Hans Andreus. Met illustraties van Janet en Anne Grahame. In: Groot Verteldboek. Z.p., Rotogravure Pers, [1968]. |
Alice's Adventures in Wonderland (1865), Alice in Wonderland. Vertaald door Eelke de Jong, nawoord van Lenny Bouman. Met illustraties van John Tenniel. Amsterdam, Loeb, [1982]. 2e druk: Alphen aan den Rijn, ICOB, 1984; 3e druk: Amsterdam, Loeb/Gilze, Udima, [1990]. |
Alice's Adventures in Wonderland (1865), De avonturen van Alice in Wonderland. Vertaald door Nicolaas Matsier. Met illustraties van Anthony Browne. Amsterdam, Van Goor, 1989. 2e druk, met illustraties van John Tenniel, ingekleurd door Harry Theaker en Diz Wallis: 1996. Met illustraties van Lisbeth Zwerger: Voorschoten, De Vier Windstreken, 1999. |
Alice's Adventures in Wonderland (1865), De avonturen van Alice in Wonderland. Vertaald door Sofia Engelsman. Met illustraties van Helen Oxenbury. Bloemendaal, Gottmer, 1999. |
Through the Looking-Glass and What Alice Found there (1871): Achter de Spiegel en wat Alice daar aantrof. Vertaald door Nicolaas Matsier. Met illustraties van John Tenniel, ingekleurd door Harry Theaker en Diz Wallis, [1998]. |
Alice's Adventures in Wonderland (1865) en Through the Looking-Glass and What Alice Found There (1871): De avonturen van Alice [in het Wonderland en het Spiegelland]. Vertaald door C. Reedijk en Alfred Kossmann. Met illustraties van John Tenniel. Rotterdam, Ad Donker, 1947. |
Alice's Adventures in Wonderland (1865), De avonturen van Alice in Wonderland & Achter de spiegel. Vertaald door Nicolaas Matsier. Met illustraties van John Tenniel. Amsterdam, Van Goor, 1994. |
The nursery Alice (1889): Alice in Wonderland. Opnieuw verteld voor de kleintjes door Lenie Reedijk, nawoord W.E. Richartz. Met illustraties van John Tenniel. Utrecht/Antwerpen, A.W. Bruna & Zoon, 1977. (Bruna prentenboek) |
The Hunting of the Snark (1876): De jacht op de strok: een worsteling in acht dreunen. Vertaling en illustraties Evert Geradts. Amsterdam, Drukwerk 1977. |
The Hunting of the Snark (1876), De jacht op de trek. Vertaald door Erdwin Spits. Met illustraties van Inge Vogel. Den Haag, Couvreu, 1977. |
Brieven aan kinderen. Vertaald door C. Buddingh'. Met foto's van kinderen door Lewis Carroll. Amsterdam. Querido 1970. |
Keuze uit de bewerkingen
|
Lewis Carroll's bedside book (1979): Wakker liggen. Vertaald en bewerkt door Willem Wilmink. Met illustraties van Lewis Carroll en Phuz. Utrecht/Antwerpen, A.W. Bruna & Zoon, 1980. |
Friese vertaling
|
Alice's Adventures in Wonderland (1865): Alice yn Wûnderlân. Vertaald door Tiny Mulder. Met illustraties van John Tenniel. Drachten, Laverman, 1964. |
Over Lewis Carroll
|
Stuart Dogson Collingwood, The life and letters of Lewis Carroll. London, 1898. (Herdruk Detroit 1967) |
Derek Hudson, Lewis Carroll. London, 1954. Herziene druk 1976. |
Martin Gardner, The annotated Alice. New York, 1936. |
Martin Gardner, The annotated Snark. New York, 1962. (Herziene uitgave London, Penguin, 1974) |
Robert Philips (ed.), Aspects of Alice. New York, 1971. |
John Pudney, Lewis Carroll and his world. London, 1976. |
Morton E. Cohen & Roger Lancelyn Green, The letters of Lewis Carroll. London, 1979. |
Anne Clark, The real Alice: Lewis Carroll's dream child. London, 1981. |
Morton E. Cohen, Lewis Carroll, A Biography. New York, Knopf, 1995. |
Dokumentatie auteurs en illustratoren van jeugdboeken, knipselkrant jeugdliteratuur, jaargang 2 (1978), nr. 8. |
Carel Peeters, Een orkest van tegenstrijdige passies. In: Vrij Nederland, 23-12-1995. |
Nicolaas Matsier, Alice in Verbazië. Amsterdam, De Bezige Bij, 1996. |
| |
| |
Bert Wagendorp, Dit is de trap naar Wonderland. In: de Volkskrant, 16-1-1998. |
Dirk-Jan Arensman, Lofdicht op Alice. In: Het Parool, 17-1-1998. |
Renate Dorrestein, En daar ziet u de Walrus en de Timmerman. In: NRC Handelsblad, 4-9-1998. |
Joke Linders, Het ene hollende konijn is het andere niet. In: Literatuur zonder leeftijd, jaargang 14 (2000), nr. 51, blz. 36-43. |
54 Lexicon jeugdliteratuur
oktober 2000
|
|