| |
| |
| |
Eric Carle
door Truusje Vrooland-Löb
Foto: Judy Messer
Eric Carle is op 25 juni 1929 in Syracuse (New York) geboren als kind van Duitse ouders. In 1935 keerde de familie Carle naar Duitsland terug; een vrij traumatische ervaring voor de zesjarige Eric.
Op zestienjarige leeftijd werd hij toegelaten tot de opleiding voor grafisch ontwerper/illustrator aan de Akademie der Bildenden Künste in Stuttgart. Daar kreeg hij les van de beroemde professor Ernst Schneidler. Na jaren van heimwee naar z'n geboorteland vertrok hij in 1952 weer naar New York. Op voorspraak van art director en kinderboekmaker Leo Lionni werd hij grafisch ontwerper bij de New York Times (1952-1956). Van 1956-1963 was hij art director bij een internationaal farmaceutisch reclamebureau.
Door het illustreren van een paar schoolleesboekjes kreeg hij belangstelling voor kinderboeken. 1, 2, 3 to the Zoo (1968) was zijn eerste zelfgeschreven en geïllustreerde boek. Daarna brak hij door met The Very Hungry Caterpillar (1969), in het Nederlands Rupsje Nooitgenoeg. Sindsdien houdt Carle zich uitsluitend bezig met het tekenen en schrijven voor jonge kinderen. Hij heeft zich ontwikkeld tot een productief en succesvol prentenboekmaker wiens werk over de hele wereld is vertaald.
Voor zijn werk als grafisch ontwerper (tussen 1951 en 1971) ontving hij regelmatig bekroningen, onder meer The Type Directors Club of New York en de Graphic Design Deutschland Award. Maar de meeste onderscheidingen waren voor z'n prentenboeken. De Deutscher Jugendbuchpreis (1970) ging naar 1, 2, 3 to the Zoo, dat in datzelfde jaar in Bologna de First Prize for Picture Books in de wacht sleepte. In
| |
| |
1972 viel Do You Want To Be My Friend? op dezelfde manier in de prijzen.
The Very Hungry Caterpillar won onder meer The New York Times Top Ten Best Illustrated Books of the Year 1969, de Deutscher Jugendbuchpreis 1970, de American Institute of Graphics Award 1972, de Selection du Grand Prix des Treize 1972 en in 1975 de Nakamori Reader's Prize in Japan.
A House for Hermit Crab (1987) kreeg de Outstanding Science Trade Book for Children Award, The Very Busy Spider (1985) werd Recommended by The Library of Congress Advisory Commitee on The Selection of Children's Books for the Blind and Physically Handicapped. The Very Lonely Firefly behoorde tot The Child Study Association's Childrens Books for the Year 1995; Papa, Please Get the Moon for Me ontving in 1987 een Gold Medal van de bib. In ons land kreeg De krekel die niet tsjirpen kon de Pluim van de Maand augustus 1991.
Een video (over) Eric Carle; Picture Writer werd in 1994 bekroond met The Carnegie Award for Excellence in Video for Children. En zo bleef het bekroningen regenen, want ook Carle's You Can Make a Collage kreeg in 1998 de National Parenting Publications Award.
| |
Werk
Het feit dat hij rond zijn veertigste boeken voor jonge kinderen is gaan maken, heeft volgens Carle alles te maken met bepaalde onvervulde behoeften uit zijn kleutertijd. Die moest hij als volwassene alsnog bevredigen. Het werken aan de illustraties en de vormgeving voor de schoolboekjes van Bill Martin maakte verrassende gevoelens in hem los. Dat was de aanzet tot een carrière als prentenboekmaker. Vanaf dat moment heeft hij de boeken gemaakt die hij als kind had willen lezen. Vrolijke, kleurige boeken voor ‘het kind binnen in hemzelf’ dat ontworteld was geraakt doordat de verhuizing naar Duitsland een soort cultuurschok had veroorzaakt. Waar ‘kindergarten’ in Amerika altijd iets heerlijks was geweest, met veel ruimte, vrijheid, enorme vellen papier en veel kleuren om mee te werken, kende (oorlogs-)Duitsland, waar hij vervolgens terecht kwam, een beklemmend strak en somber schoolsysteem met weinig ruimte voor creativiteit.
Vanaf zijn eerste boek 1, 2, 3, ik tel de dieren die ik zie (1968) bevatten zijn prenten en verhalen educatieve elementen. Zo wordt in zijn debuut aan de hand van een bezoek aan de dierentuin waar één olifant en tien vogels zijn, het begrip optellen duidelijk gemaakt. Zijn (tweede) prentenboek Rupsje Nooitgenoeg (1969) bevat het verhaal van een eitje dat een zeer hongerige rups wordt en een week lang alles opeet wat op zijn pad komt: een appel, twee peren, drie pruimen, vier aardbeien en zelfs taart en worst. Tot hij zich op zondag gaat verpoppen, om twee weken later als een wonderschone vlinder uit z'n cocon te komen.
| |
| |
Uit Het haneboek
| |
| |
Dit inmiddels klassieke prentenboek dat in meer dan twintig talen is vertaald, bevat veel elementen die jonge kinderen aanspreken. De zon (die in bijna al zijn boeken aanwezig is), een beetje tellen, de dagen van de week en de wonderlijke metamorfose van rups tot vlinder. In de tekeningen is een gaatje gestanst zodat kleine vingertjes de gang van de rups door het eten ook daadwerkelijk kunnen beleven.
Alles voor een pannekoek (1970) heeft ook een educatief element. Carle toont hierin alle fasen van het maken van pannenkoeken tot en met het eindresultaat.
Zo maakt Carle kinderen vertrouwd met optellen, aftrekken, de dagen van de week, klokkijken, de begrippen groot en klein, én met kleuren. In een interview in En nu over jeugdliteratuur zegt Carle hierover: ‘Gevoelsmatig weet ik wat ik wil met een boek. Het moet plezierig, spannend, onderhoudend zijn, een verrassende oplossing hebben en een (gecamoufleerd) educatief element bevatten. Het kind hoeft dat niet meteen op te pakken; door het herhalingseffect help ik hem wat, maar het kind bepaalt zelf wat en wanneer hij iets uit de diverse lagen haalt. Maar mijn boeken mogen nooit, vanwege dat leeraspect, echt gericht gebruikt worden om bijvoorbeeld te léren tellen. Dat zou ik verschrikkelijk vinden.’
Meestal zijn de hoofdfiguren in zijn boeken dieren. Een grote variatie aan ‘dierentuindieren’ die jonge kinderen direct herkennen, bevolken succesboeken als: Beertje bruin, wat zie je daar? (1967) en IJsbeer, ijsbeer, wat hoor jij daar? (1991). Wil je mijn vriendje zijn? (1971), een verhaal over vriendschap in acht woorden, is Carle's lievelingsboek. ‘Omdat iedereen kan begrijpen hoe belangrijk het is om een vriend, een geliefde, gezelschap of een maatje te hebben.’
Een enkele keer komen er ook mensen of kinderen in zijn boeken voor, in Papa, pak je de maan voor mij? (1986) bijvoorbeeld. Maar aan de tekeningen is te zien dat de anatomie en de motoriek van dieren hem vertrouwder zijn dan die van mensen: ze zien er vaak wat houterig en onbeholpen uit.
De dieren in Van top tot teen (1997) laten een kind hun kunstjes zien: ‘Ik ben een olifant en ik stamp met mijn voeten. Kun jij dat ook?’. Leidsters van peutergroepen gebruiken dit boek met veel succes bij de bewegingsspelletjes in hun groep.
In 1987 maakte Carle Ko de kreeft versiert zijn huis, het verhaal van een kreeft die de schelp waarin hij woont is ontgroeid en op zoek gaat naar een grotere. Als hij die gevonden heeft, trekt hij erin en begint hij hem op te sieren met anemonen, zeesterren, koraal en andere zeedieren. Elke maand van het jaar voegt hij iets nieuws toe, totdat ook deze mooie woning te krap wordt en hij hem overdoet aan een kleinere soortgenoot. Gelukkig vindt hij al snel een grotere schelp: perfect maar nog wat kaal... Het verhaal over
| |
| |
de emotionele kant van het ontgroeien aan een fase - in dit geval een huis - en de angst voor verandering, heeft alles te maken met Carle's eigen ervaringen. Ook hij moest als hij net was verhuisd, altijd wennen aan de nieuwe situatie.
| |
Vorm en techniek
Meestal weet Carle in zijn boeken in bondige, felgekleurde illustraties in collagetechniek, overtuigende dieren neer te zetten. Alleen zijn illustraties in het prentenboek over de fantasiekameleon in Het kameleon is in de war (1975) bleken niet aan te slaan. Wellicht omdat de tekeningen in dit boek, dat hij samen met een groep kinderen bedacht en tekende, in de eerste versie te dicht bij de tekenstijl van kinderen zèlf stonden. De lezers konden voor dit semi-naïef getekende prentenboek geen enkele waardering opbrengen. In 1983 maakte hij Het allesdier, dat in 1998 als klein kartonboek opnieuw is uitgebracht onder de titel: De kakelbonte kameleon. Daarin gebruikte hij hetzelfde thema. Nu had het meer succes, omdat hij het visuele aspect met zijn bekende collagetechniek had uitgewerkt.
De eenvoudige vormentaal van zijn illustraties ontstaat door reductie van de natuurlijke verschijningsvorm van het getekende. Omdat hij die als tekenaar zo goed kent, kan Carle volstaan met het weergeven van wat door hem als het meest karakteristieke wordt gezien. En dat interpreteren jonge kinderen weer direct.
Deze werkwijze heeft zijn wortels in de reclame, waar een boodschap duidelijk en met zo weinig mogelijk middelen aan een groot publiek moet worden overgebracht. De neiging om in de illustratie de natuurlijke vorm sterk te reduceren deelt Carle met kinderboek-illustratoren als Bruna en Lionni, die eveneens jarenlang in de reclame en vormgeving werkzaam zijn geweest.
De figuren in Carle's werk staan meestal in een wit vlak waartegen de vrij felle kleuren en eenvoudige vormen extra goed uitkomen. We spreken in zo'n geval van het effect van het ‘lege wit’, de kunstgreep die hij in Duitsland van zijn docent Ernst Schneidler leerde.
Bij het maken van een boek begint hij met zo'n vijftig losse dubbelgevouwen papiertjes. Daarop schetst hij het idee voor een verhaal en vervolgens gaat hij schuiven. Wat niet bevalt, gaat weg. Zó ontstaat al schuivende de volgorde en wordt het verhaal direct in het boek ‘gedacht’. Vervolgens maakt hij de tekening: een combinatie van collage (knippen/scheuren, schuiven, opplakken) van gekleurde stukjes vloeipapier die hij aanvult met acrylverf en krijt.
Dat gekleurde vloeipapier maakt hij zelf, door dun wit sitspapier met de hand te beschilderen met allerlei kleuren acrylverf. Met een houtje, vingers, een kwast of een stukje vloerbedekking brengt hij daar dan structuren in aan (stippen, lijnen, vlekken, marmerachtige structuren). Stapels vellen in alle
| |
| |
Uit Tom Duim en andere vertellingen
| |
| |
kleuren van de regenboog liggen gesorteerd in de kelder van zijn huis te wachten om gebruikt te worden voor een illustratie.
Deze techniek heeft Carle niet zelf uitgevonden. Kunstenaars als Picasso, Matisse en Lionni hanteerden eenzelfde manier van werken en ook jonge schoolkinderen doen het vaak zo. Carle ziet het als een compliment als kinderen zijn werk becommentariëren met: ‘O, dat kan ik ook’. Voor kinderen die deze techniek toch wat moeilijk vinden, schreef hij You Can Make a Collage; A Very Simple How-to Book by Eric Carle (1998). Ook in de video Eric Carle: Picture Writer (1993) liet hij zien hoe hij werkt.
Al jarenlang houdt Carle van het experimenteren met de vorm van het boek. Hij maakt graag boeken die iets extra's hebben. Hij heeft een voorkeur voor ‘een boek waarmee je spelen kan - en speelgoed waarmee je lezen kan’. Dat doet hij onder meer door het toevoegen van beweegbare deeltjes (De bij en de beer, 1981), het creëren van uitgestansde gaten en trapjes in: Het geheim van de acht tekens (1972) en het toevoegen van voelelementen (De spin die het te druk had, 1985). Een spin begint 's ochtends met het weven van een web. Alle dieren van de boerderij proberen haar om beurten van haar werk af te houden. ‘Maar de spin had het veel te druk met het weven van haar web’. Aan het eind van het verhaal vangt ze de vlieg die al de hele tijd op de bladzijden van het boek aan het rondvliegen was, en eet hem op. Via een kostbaar thermisch proces waarbij alles wat op de pagina omhoog moet komen eerst met poeder getekend wordt en vervolgens de oven in gaat om te rijzen en te verharden, ontstonden de voelelementen in dit boek. Hierdoor kunnen behalve alle ‘gewone’ kinderen ook slechtziende of blinde kinderen genieten van dit verhaal.
Met De krekel die niet tsjirpen kon (1990) is iets vergelijkbaars aan de hand, want op de laatste pagina is dit beestje middels een geluidchip toch te horen. En in Het eenzame vuurvliegje (1995) gaan op de laatste bladzijde kleine lichtjes branden onder aan de vuurvliegjes. Dit soort elementen geeft aan het voorlezen van Carle-boeken in schoolverband een extra dimensie.
Voor iets oudere kinderen maakte Carle Hallo, Rode Vos! (1998), een eenvoudig verjaardagsverhaal over de kleurentheorie van Goethe. Goethe stelde vast dat er drie primaire kleuren bestaan (rood, blauw en geel) waarmee je alle andere kleuren kunt maken en dat elke kleur een complementaire kleur heeft. In dit prentenboek wil Carle kinderen laten zien hoe dat werkt door ze in de tekening naar een zwart stipje te laten staren. Na tien seconden opladen zie je op de witte pagina ernaast dezelfde illustratie in de complementaire kleur. De groene vos wordt dan rood.
| |
Waardering
Als prentenboekmaker wordt Carle over de hele wereld ge- | |
| |
waardeerd. Niet alleen door kinderen, maar ook door volwassenen. Over De krekel die niet tsjirpen kon dat in 1991 een Pluim van de Maand kreeg, schreef Herman Kakebeeke in het juryrapport: ‘Een attractieve combinatie waarbij [-] tekst en illustraties niet in het gedrang komen. Paginagrote afbeeldingen van de genoemde insecten en een tekst die afgestemd is op de jonge lezers. Woord en beeld in balans en het geluid als een zinvolle toegift.’
De laatste jaren valt er in Nederland naast lof ook weleens een enkel kritisch geluid te bespeuren. Lieke van Duin in Trouw naar aanleiding van Wolkje (1996): ‘Het nadeel van succes hebben is dat de zelfkritiek er wel eens bij in kan schieten. Kennelijk is dat het geval bij prentenboekmaker Eric Carle, want zijn werk uit de jaren negentig is routineuzer, minder geïnspireerd dan vroeger.’
Zijn Amerikaanse uitgeefster Ann Beneduce beschrijft Carle's wereldwijde succes als volgt: ‘Artisticiteit, een razend knappe techniek en een grote bruikbaarheid zijn niet de meest essentiële ingrediënten van zijn boeken. Het geheim van hun aantrekkingskracht ligt dieper, ligt in zijn houding ten opzichte van jonge kinderen. Het is zijn echte betrokkenheid bij hen, bij hun gevoelens en interesses, hun creativiteit en hun geestelijke groei, waardoor zijn boeken van zo'n intens en blijvend belang voor kinderen zijn.’
| |
Bibliografie
In het Nederlands vertaalde boeken met illustraties van Eric Carle
|
B. Martin, Brown Bear, Brown Bear, What Do You See? (1967): Beertje bruin, wat zie jij daar? Haarlem, Gottmer, 1984. |
1, 2, 3 to the Zoo (1968): 1, 2, 3 ik tel de dieren die ik zie. Haarlem, Gottmer, 1977. |
The Very Hungry Caterpillar (1969): Rupsje Nooitgenoeg. Haarlem, Gottmer, 1971. |
Pancakes, Pancakes! (1970): Alles voor één pannekoek. Rotterdam, Lemniscaat, 1977. |
The Tiny Seed (1970): Een zaadje in de wind. Haarlem, Gottmer, 1987. |
Do You Want to Be My Friend? (1971): Wil je mijn vriendje zijn? Haarlem, Gottmer, 1977. |
Rooster's Off to See the World (1972): Het Haneboek. Haarlem, Gottmer, 1976. |
The Very Long Tail (1972): Kleine muis en grote vrienden. Haarlem, Gottmer, 1972. (zig-zag boek) |
The Very Long Train (1972): Dierentrein. Haarlem, Gottmer, 1972. (zig-zag boek) |
The Secret Birthday Message (1972): Het geheim van de acht tekens. Haarlem, Gottmer, 1977. |
Have You Seen My Cat? (1973): Mijn kat heet poes. Haarlem, Gottmer, 1973. |
Harriet Laurey, Liedjes voor jonge dieren. Haarlem, Gottmer, z.j. (Later verschenen onder de titel: Je bent nog maar een kleintje. Haarlem, Gottmer, 1974.) |
I See a Song (1973): Kijk! ik zie muziek. Haarlem, Gottmer, 1973. |
I.B. Singer, Why Noach Chose the Dove (1974): Waarom Noach de duif koos. Haarlem, Gottmer, 1974. |
The Mixed-up Chameleon (1975): Het kameleon is in de war. Haarlem, Gottmer, 1975. (In 1983 verschenen als: Het allesdier; in 1998 als kartonboek: De kakelbonte kameleon.) |
Eric Carle's Storybook (1976): Gelukkige Hans en andere sprookjes. Haarlem, Gottmer, 1976. |
The Grouchy Ladybug (1977): Het vervelende lieveheersbeestje. Haarlem, Gottmer, 1977. |
Seven Stories by Hans Christian Andersen (1978): Grote Klaas en kleine Klaas. Haarlem, Gottmer, 1978. |
| |
| |
Watch out! A giant! (1978): Pas op voor de reus. Haarlem, Gottmer, 1978. |
The Honeybee and the Robber (1981): De bij en de beer. Haarlem, Gottmer, 1981. |
Let's Paint a Rainbow (1982): De regenboogkat. Haarlem, Gottmer, 1983. |
What's for Lunch? (1982): Wat wil je eten? Haarlem, Gottmer, 1983. |
Catch the Ball (1982): Wie vangt de bal? Haarlem, Gottmer, 1983. |
The Greedy Python (1985): Slokkebrok, de reuzeslang. Haarlem, Gottmer, 1985. |
The Very Busy Spider (1985): De spin die het te druk had. Haarlem, Gottmer, 1985. (Met tastelementen) |
Papa, Please Get the Moon for Me (1986): Papa, pak je de maan voor mij? Haarlem, Gottmer, 1987. |
A House for Hermit Crab (1987): Ko de kreeft versiert zijn huis. Haarlem, Gottmer, 1988. |
The Lamb and the Butterfy (1988): Een vlinder in de wei. Haarlem, Gottmer, 1989. |
Eric Carle's Treasury of Classic Stories for Children (1988): Tom Duim en andere vertellingen van Andersen, Grimm en Aesopus getekend door Eric Carle. Haarlem, Gottmer, 1988. |
Animals Animals (1989): Dichter bij de dieren. Dierenversjes van verschillende auteurs. Haarlem, Gottmer, 1991. |
The Very Quiet Cricket (1990): De krekel die niet tsjirpen kon. Haarlem, Gottmer, 1990. (Met geluidchip) |
B. Martin jr, Polar Bear, Polar Bear, What do you Hear? (1991): IJsbeer, ijsbeer, wat hoor jij daar? Haarlem, Gottmer, 1992. |
Draw me a Star (1992): Teken je een ster voor me? Haarlem, Gottmer, 1993. |
The Very Lonely Firefly (1995): Het eenzame vuurvliegje. Haarlem, Gottmer, 1995. (Met lichtjes) |
Little Cloud (1996): Wolkje. Haarlem, Gottmer, 1996. |
From Head to Toe (1997): Van top tot teen. Haarlem, Gottmer, 1997. |
Hello, Red Fox (1998): Hallo, Rode Vos! Haarlem, Gottmer, 1998. |
Over Eric Carle
|
A. Commire, Something about the Author. Detroit, Michigan, Gale Research Book Tower, 1973, vol. 4, blz. 41-43. |
D.R. Klingberg, Eric Carle. In: Language Arts, jaargang 54 (1977), blz. 445-452. |
Dokumentatie auteurs en illustratoren van jeugdboeken, knipselkrant jeugdliteratuur. Den Haag, NBLC, jaargang 2 (1978), nr. 2. (Wordt regelmatig bijgewerkt) |
G.P. Vrooland-Löb, Eric Carle, kunstenaar voor kinderen. Haarlem, Gottmer, 1988. |
Eric Carle: Picture Writer. New York, Philomel, 1993. (Video) |
The Art of Eric Carle. New York, Philomel Books, 1996. |
E. Carle, You Can Make a Collage; a Very Simple How-to Book by Eric Carle. Inc. Palo Alto, California, Klutz, 1998 |
Eric Carle's homepage op Internet
|
http:/www.eric-carle.com |
49 Lexicon jeugdliteratuur
februari 1999
|
|