Max und Moritz
De twee deugnieten Max en Moritz verstoren de idylle van het dorpsleven door de volwassenen te plagen en te kwellen. Zij worden drastisch gestraft en ten slotte fijngemalen. Max und Moritz heeft de allure van een grotesk waarschuwingsverhaal zoals dat in de kinderliteratuur van Buschs tijd gangbaar was. (Het model voor het genre, Der Struwwelpeter (Piet de smeerpoets) van Heinrich Hoffmann, verscheen in 1845). Maar bij Busch is de moraliserende tendens uitgehold door ironie en de gevoelloze tevredenheid waarmee de volwassenen reageren op de vernietiging van hun kwelgeesten, toont dat in hen dezelfde sadistische impulsen aanwezig zijn als in de bengels Max en Moritz.
Het succes van het boek berust ongetwijfeld voor een groot deel op de dubbelzinnige moraal. Hoewel de verteller luid zijn afkeer uit van de wandaden van Max en Moritz, is de ironie zo sterk dat de lezer eigenlijk uitgenodigd wordt om zich met de twee ‘slechte’ helden te identificeren. Kinderen die volwassenen voor schut zetten en volwassenen die door de verteller van hun voetstuk gehaald worden - de aantrekkelijkheid van deze stof voor kinderen is evident.
Daarbij komt de knappe manier waarop Busch het eenvoudige verhaaltje vorm geeft. Hij hanteert een karikaturale, grotesk overdrijvende tekenstijl, en wat wij nu een filmische techniek zouden noemen: een opeenvolging van momentopnamen suggereert het voortschrijden van de handeling, en het perspectief van waaruit we