| |
| |
| |
W.K. de Bruin
door Margreet van Wijk-Sluyterman
Wilhelmus Karel de Bruin werd op 14 december 1871 in Den Haag geboren. Hij was de oudste van drie kinderen. Doordat zijn vader steendrukker was, kwam hij al vroeg in aanraking met illustratieve kunst. Hij bezocht de kweekschool en werkte als onderwijzer in het openbaar lager onderwijs in Den Haag, waar hij kennismaakte met Jan Ligthart. In 1905 behaalde hij zijn MO akte tekenen en in 1918 de akte handenarbeid. Hij gaf daarna tekenles aan volwassen leerlingen, vermoedelijk aankomende onderwijzers.
Waarschijnlijk is hij via Jan Ligthart in contact gekomen met uitgeverij Wolters, die op zoek was naar illustratoren voor nieuwe schoolboeken. Later vroeg ook uitgeverij Van Goor hem illustraties te verzorgen. Hij leverde onder meer tekeningen voor Veldbloemen (1912) en Zonnebloemen (1913), twee series schoolleesboekjes. Voor Kluitman, Veerman en andere uitgevers illustreerde hij vooral historische verhalen, jongensboeken en enkele meisjesboeken, waarvoor hij soms ook de bandtekening ontwierp. Daarnaast werkte De Bruin jarenlang mee aan Onze Kinderen (1903-1941), de speciale kinderbijlage van het Algemeen Handelsblad.
Hij fotografeerde en filmde en probeerde graag nieuwe dingen uit. Zijn vrije werk bestaat voornamelijk uit portretten; hij schilderde onder meer zijn gezin en familieleden. In 1897 was hij getrouwd met Josina de Jong, tussen 1898 en 1907 kregen ze vier kinderen. Zijn vrouw overleed in 1929 op 54-jarige leeftijd na een langdurige ziekte. In 1936 trouwde hij met Johanna Klasina Booij.
| |
| |
De Bruin is altijd in Den Haag blijven wonen, totdat hij aan het eind van de oorlog op bevel van de Duitsers de stad moest verlaten. Met zijn tweede vrouw trok hij in bij het gezin van zijn dochter in Groningen. Na ruim een jaar keerde hij terug naar Den Haag, waar hij op 6 augustus 1945 overleed aan een longontsteking.
| |
Werk voor het onderwijs
Toen E.B. ter Horst jr. van uitgeverij Wolters de schooluitgaven wilde uitbreiden en vernieuwen, zocht hij niet alleen auteurs maar ook goede illustratoren. Een van de eerste tekenaars die hij benaderde, was W.K. de Bruin, die opdracht kreeg schoolboeken te illustreren en schoolplaten te verzorgen. De Bruin illustreerde de eerste serie van acht leesboekjes voor De wereld in (1898-1902) van J. Ligthart en H. Scheepstra. Hij maakte niet alleen kleine tekeningen tussen de tekst, maar ook grote platen in kleur. Later volgden opdrachten voor platen bij methodes voor de zaakvakken. De eerste schoolplaten bij de methode Het volle leven (1905-1909) zijn door De Bruin getekend. Hij verzorgde ook platen bij geschiedenisboeken die Wolters uitgaf.
De methode Het volle leven moest de jongste kinderen voorbereiden op de zaakvakken die ze in de volgende leerjaren zouden krijgen. De Bruin was de eerste die grote schoolplaten voor deze serie tekende. Hij verzorgde de platen voor de twee series van het Winterhalfjaar, ‘Timmeren’ en ‘Metselen’. Die van het Zomerhalfjaar, ‘Grasland’ en ‘Bouwland’, zijn van de hand van Jetses. Voor ‘Timmeren’ maakte De Bruin onder meer de afbeeldingen van de houtzaagmolen en ‘Het nieuwe huis klaar’. Bij ‘Metselen’ hoort ‘Van schelpen tot kalk’. Steeds staan er kinderen op de plaat, die spelend leren van wat ze zien.
Met behulp van de aardrijkskundemethode Op de fiets door Nederland (1901-1902) van A.F. Cremer en Jan Ligthart leerden de schoolkinderen allerlei wetenswaardigheden over ons land. Naast instructieve pentekeningen van voorwerpen en gereedschappen maakte De Bruin ook grote en kleine plaatjes met gewassen inkt, die de sfeer van landschappen en steden weergeven. Het zijn levendige plaatjes, speels tussen de tekst geplaatst, soms met en soms zonder kader. Hij tekende ook de platen voor het biologieboek Natuurkennis voor de volksschool (1907). Uit zijn boekenbezit blijkt dat hij zich goed voorbereidde op zijn tekenwerk. Hij bezat boeken over dieren in alle werelddelen, over landen en over geschiedenis. Soms gebruikte hij foto's als voorbeeld voor een tekening.
De Bruin werkte mee aan verschillende geschiedenisboeken van Wolters, die vele malen werden herdrukt. Uit vroeger eeuwen, geschiedkundig leesen repetitieboekje voor de lagere school (1915), geschreven door J.W. de Jong
| |
| |
Uit Lentegroen
en A.G. van Poelje, bestond uit drie delen. Jetses en Isings maakten de gedetailleerde pentekeningen, De Bruin tekende de grote platen in kleur. Een aantal van de platen uit deze methode werd ook gebruikt in de driedelige geschiedenismethode van W.G. van de Hulst en R. Huizinga, Toen en nu: leesboek over de geschiedenis van het vaderland voor de christelijke scholen (1922-1924). De Bruin werkte niet zo gedetailleerd als Isings, maar zijn beelden, vooral die van grote groepen, zijn bijzonder levendig. Zijn historische platen, waaronder ‘De Armada in het Kanaal’, voldeden goed.
Voor Lentegroen (1908-1909), een serie leesboeken van uitgeverij Noordhoff, maakte zowel Jan Sluyters als De Bruin aquarellen voor de grote platen in kleur én kleine tekeningen tussen de tekst. Voor deze serie ontwierp De Bruin ook een sierrand met fijn getekende ornamenten rondom gedichtjes over de herfst en de lente.
| |
(School)uitgaven voor Nederlands-Indië
W.K. de Bruin illustreerde verschillende school- en leesboeken voor het onderwijs in Nederlands-Indië. Hij heeft het land nooit bezocht en moest zich vooral baseren op boeken en plaatwerken, om de situatie in de Indische samenleving zo realistisch mogelijk weer te kunnen geven. Daar slaagde hij goed in, zodat hij vaker opdrachten kreeg. Van Goor vroeg hem informatieve tekeningen te maken voor Leesboek over gezondheidsleer voor de Indische scholen (1917) van Th.J.A. Hilgers. Samen met de in Indië geboren Netty Heyligers illustreerde hij ook de bundel Indische sprookjes (1923) van Hilgers. De bandtekening en de pentekeningen tussen de tekst in Aan den Oedjoeng (1928) van Annie Romein-Ver- | |
| |
schoor zijn eveneens van zijn hand.
In de periode na 1920, waarin hij niet meer voor Wolters en Noordhoff werkte, wisten andere uitgevers hem te vinden voor boeken voor de Indische markt. Bij de in Rijswijk gevestigde uitgeverij Blankwaard & Schoonhoven kwam het mooiste werk van W.K. de Bruin uit, Panggelarboedi, een serie geïllustreerde uitgaven over zeden en gewoonten in Indië, in het begin van de jaren dertig geschreven door W. Keizer. Voor het boek over Java - Panggelar-boedi: serat waosan Kangge ing pamoelangan Djawi - maakte De Bruin kleine levendige en sfeervolle tekeningen in gewassen inkt en uitzonderlijke fijne pentekeningen rond de beginletters van de hoofdstukken en tussen de tekst. Bovendien zijn er vier platen in kleur in het boek opgenomen, aquarellen van landschappen die in dit verzorgde boek met mooie band fraai zijn afgedrukt. In de periode waarin De Bruin aan Panggelar-boedi werkte, woonde een van zijn dochters in Indië. Ze was in 1929 met haar man uit Nederland vertrokken en bleef in Indië tot 1934. In deze jaren stuurde ze op verzoek van haar vader regelmatig foto's en tekeningen op. Die hebben er ongetwijfeld toe bijgedragen dat Panggelar-boedi zo fijnzinnig en sfeervol geïllustreerd is.
| |
Stijl en techniek
Wanneer uitgevers vroegen om afbeeldingen in kleur van landschappen, flora en fauna of
Uit Schetsboek voor de sportjongens van Bram Buijser
historische taferelen, maakte De Bruin aquarellen. Omdat die vaak niet goed werden afgedrukt, komt zijn werk niet altijd tot zijn recht. Soms zijn de tekeningen tamelijk statisch en lijken de landschappen wat leeg door de afwezigheid van mensen, maar de afbeeldingen zijn altijd helder en instructief. De Bruins platen met enkele figuren hebben vaak meer sfeer. Afbeeldingen van planten en dieren, zoals de vogels en de eekhoorn uit Natuurkennis voor de volksschool (1907) zijn heel precies getekend, omdat de kinderen met die plaatjes de dieren in de natuur
| |
| |
Het nichtje uit Parijs van Hermanna
moesten herkennen. In grote taferelen van groepen mensen, zoals een zeeslag of een veldslag, was De Bruin sterk, tenminste als hij voor die platen de ruimte kreeg, op een hele pagina.
Van zwart-wit platen konden autotypieën worden gemaakt, zoals Wolters deed voor Op de fiets door Nederland, maar ook voor veel andere schoolboekjes. Grote en kleinere zwart-wit platen kregen door deze druktechniek, waarmee tekeningen van de gewassen inkt afgedrukt kunnen worden, een enigszins schilderachtig effect. Er zitten mooie platen tussen, met een evenwichtige compositie, een fraaie lichtval en levendige figuren. Dat er ook minder geslaagde tekeningen bij zijn, is niet verwonderlijk bij zo'n grote productie van iemand die ook nog een baan als leraar had. Soms baseerde hij zijn tekeningen op foto's en ansichtkaarten.
Opvallend lichte en fijne pentekeningen staan in de verhalen uit het Schetsboek voor de sportjongens (1908) van Bram Buijser. Naast twee grote platen van de hand van Jan Rinke bevat het boek twee platen van W.K. de Bruin. Op één daarvan is een informeel voetbalspelletje tussen een jongen en zijn oom levensecht afgebeeld. De padvinders van Duinwijk (1912) van Chris van Abkoude, waarvoor De Bruin ook de bandtekening ontwierp, staat vol kleine pentekeningen, al dan niet in een speels kader gezet. Een grote plaat van het kampvuur laat zien hoe De Bruin kon spelen met lichtval en tegenlicht.
Op de eerste druk van Op Rozenhof (1907) van H. Wagenvoort had de uitgever als commentaar gekregen dat men plaatjes miste. Daarom kreeg De Bruin opdracht om de tweede druk (1909) van kleine en enkele grote platen te voorzien. Uit de plaatjes in dit boek blijkt heel duidelijk dat De Bruin - in tegenstelling tot wat sommige critici vonden - de uitdrukking op kindergezichtjes raak kon treffen en ook hun houdingen
| |
| |
en bewegingen goed kon weergeven. Voor de meisjeskopjes op zijn platen liet De Bruin zich soms inspireren door zijn dochters. Met name Wilhelmina, in het bezit van een blond krullenkopje en bolle wangetjes, heeft vaak model gestaan. In 't Oude huisje (1912) van Hermanna zijn De Bruins dochters samen in een winkel te zien, een blond kopje en een meisje met donker haar en een lange vlecht. In Het nichtje uit Parijs (1917) van Hermanna staat een plaatje van het blonde krullenkopje van Wilhelmina naast een jongen, waarvoor De Bruins zoon Jo model heeft gestaan.
Opvallend in Op Rozenhof en de serie Lentegroen - maar niet alleen daar - zijn de fijne pentekeningen boven de hoofdstuktitels. Die kleine tekeningen, ook tussen de tekst, bleven veelal onopgemerkt, maar zijn heel bijzonder. Als ze niet te vol zijn, maar geconcentreerd op enkele figuren, zonder veel achtergrond, zijn ze heel overtuigend, zoals ‘De Neptunusdoop’ bij de evenaar in Lentegroen.
| |
Waardering
De schooluitgaven van Wolters vielen op in hun tijd. D. Wouters schrijft in Over het illustreeren van leesboeken voor kinderen (1913) dat de uitgaven van Wolters, geïllustreerd door W.K. de Bruin en C. Jetses, ‘heel wat anders waren, dan men toen gewoon was in schoolboekjes te vinden’. Hij noemt met name De wereld in en Op de fiets door Nederland. De Bruin was de eerste die de schoolboeken van Jan Ligthart en andere destijds nieuwe auteurs van Wolters een gezicht gaf. De platen en plaatjes droegen bij aan het succes, maar de tekenaars werden - zeker rond 1900 - nauwelijks genoemd als het succes van de series besproken werd.
Wouters heeft weinig waardering voor het overige werk van De Bruin. In Over het illustreeren van leesboeken voor kinderen bespreekt hij een aantal tekeningen uit jongensboeken en historische verhalen, die hij weinig geslaagd vindt omdat ze niet verhelderend genoeg zijn. Anderen had-
Uit De padvinders van Duinwijk van Chr. van Abkoude
| |
| |
den meer waardering voor het werk van De Bruin. In een bespreking in de eerste jaargang van het tijdschrift School en Leven (1900) schrijft Jan Ligthart over de ‘uitnemend geslaagde tekeningen’ in het boek van Ch. Krienen, De zoon van den dorpssmid (1900). Nienke van Hichtum prijst in Het Kind de bandtekening en de platen van Zonnebloemen (1913).
J.J. Heij laat in Kinderen en non-fictie (1989) zien hoe de invloed van de negentiende-eeuwse historieschilders doorwerkt in de historische platen van de tekenaars uit die periode. De details moesten zo realistisch mogelijk zijn, maar in de compositie kon de schilder zich enige vrijheid veroorloven. Jacqueline Burgers behandelt in Brood op de leesplank (1977) de invloed die De Bruin onderging van een historieschilder als Hoynk van Papendrecht. Ze vindt dat De Bruin meer erkenning verdient dan hij gekregen heeft, omdat hij veel goede platen en tekeningen heeft gemaakt voor het onderwijs. Carl Doeke Eisma bespreekt in zijn boek Meester Ligthart (2002) een paar platen van De Bruin uit Het volle leven. Juist van die serie heeft uitgeverij Libre in 2005 een herdruk uitgebracht als vijfde deel in de serie De schoolplaat. Daaruit blijkt dat schoolplaten uit die periode nog steeds in de belangstelling staan, nadat ze eerder decennialang dienst hadden gedaan in het onderwijs.
| |
Bibliografie
Keuze uit de door W.K de Bruin geïllustreerde boeken
|
Jan Ligthart en H. Scheepstra, De wereld in! Eerste serie, eerste t/m achtste stukje. Groningen, J.B. Wolters, [1898]. (Herziene uitgave vanaf 1914 met nieuwe platen van Jetses en enkele platen van De Bruin.) |
Ch. Krienen, De zoon van den dorpssmid. Heusden, L.J. Veerman, [1900]. |
A.F. Cremer en Jan Ligthart, Op de fiets door Nederland: aardrijkskundig leesboek voor de lagere school, eerste stukje (deel 1 en 2) en tweede stukje (deel 1 en 2). Groningen, J.B. Wolters, 1901-1902. |
C. Joh. Kieviet, Slaet op den trommele. Heusden, L.J. Veerman, [1901]. |
Ch. Krienen, Zijn gelofte getrouw. Heusden, L.J. Veerman, [1901]. |
Eduard C. Houbolt, De schippersjongen van Zoutelande: een historisch verhaal. Heusden, L.J. Veerman, [1901]. |
H. Oost, Gevonden: Een verhaal uit den Zuid-Afrikaanschen vrijheidsoorlog. Heusden, L.J. Veerman, [1901]. |
H. Oost, Geroepen: Een verhaal uit den Zuid-Afrikaanschen vrijheidsoorlog. Heusden, L.J. Veerman, [1902]. |
Ch. Krienen, Pommelman en zijn pleegkind. Heusden, L.J. Veerman, [1901]. |
Ch. Krienen, Aangename uurtjes: vertellingen voor jongens en meisjes. Heusden, L.J. Veerman, [1902]. |
Jan van Hage, Peter van den Lindenhoeve: een verhaal uit den Dertigjarigen oorlog. Heusden, L.J. Veerman, [1902]. |
H. Oost, Gestreden: Een verhaal uit den Zuid-Afrikaanschen vrijheidsoorlog. Heusden, L.J. Veerman, [1903]. |
| |
| |
J.L. Hooftman, Nederlandsch-Indie: aardrijkskundig leesboek. Groningen, J.B. Wolters, 1903-. |
Ch. Krienen, Karel Vermeer. Alkmaar, P. Kluitman, [1903]. |
Jan Ligthart, Een zomervacantie bij de grenzen. Groningen, J.B. Wolters, 1903. |
J. Stamperius, Toen ik veertien was. Heusden, Veerman, [1904]. |
Anna van Gogh-Kaulbach, In het bloembollenland. Groningen, J.B. Wolters, [1904]. |
Truida Kok, 't Parijsche nichtje. Heusden, L.J. Veerman, [1904]. |
Truida Kok, Willy Denewoudt. Heusden, L.J. Veerman [1905]. |
Jan Ligthart, H. Scheepstra, W. Walstra. Het volle leven. Platen bij de series Winterhalfjaar, timmeren en metselen 1905-1909. |
A.F. Cremer, Tien maanden in 't ijs. Alkmaar, P. Kluitman, [1906]. |
J.G. Kramer, Jan van Galen: een historisch verhaal. Heusden, L.J. Veerman, [1906]. |
J. Stamperius, In oorlogstijd: een dorpsvertelling. Heusden, L.J. Veerman, [1906]. |
H. Wagenvoort, In en om ons huis. Groningen, J.B. Wolters, [1907], 2de druk. |
H. Scheepstra en W. Walstra, Natuurkennis voor de volksschool. Groningen, Wolters, 8ste druk 1907. (Met illustraties van W. K de Bruin, Koekoek en anderen, eerste druk 1893). |
Simon Abramsz, Omringd door gevaren: een verhaal uit den tijd der Noordsche compagnie. Heusden, Veerman, [1907]. |
F.J. Hoffman, Op vijverhoek. Alkmaar, P. Kluitman, [1907]. |
J. Stamperius, De bootsman op het Gardameer. Heusden, L.J. Veerman, [1908]. |
E. Molt, Schooljongens lief en leed. (nieuwe uitgave). Amsterdam, Van Holkema en Warendorf, 1909. (Eerste uitgave van K.H. Idema, 1908.) |
Bram Buijser (pseudoniem van Alfons van Lier), Schetsboek voor de sportjongens: het kind van oome-vader. Amsterdam, Ervan Martin G. Cohen, [1908]. 2de druk onder de titel Jongen's lief en leed, Amsterdam, Erven Martin G. Cohen, [1910]. |
F.J. Hoffman, Avonturen op den veenplas: oorspronkelijk verhaal. Heusden, L.J. Veerman, 1908. |
J. Stamperius, De bootsman op het Gardameer. Heusden, L.J. Veerman, [1908]. |
J.J. Francken, Zeven meisjes op een wrak: een verhaal dat jongens ook mogen lezen. Heusden, L.J. Veerman, [1908]. |
J.J. Francken, Zeven meisjes op een brug een verhaal dat jongens ook mogen lezen. Heusden, L.J. Veerman, [1909]. |
Simon Abramsz, Lentegroen: een serie geïllustreerde leesboeken ten behoeve van het voortgezet onderwijs, eerste t/m vierde stukje. Met illustraties van Jan Sluyters en W.K. de Bruin. Groningen, P. Noordhoff, 1908-1909. |
W. Wijker, Die vreemde Oom Frans. Heusden, L.J. Veerman, [1908]. |
Jan van der Wal, Echte jongens. Zaltbommel, H.J. v.d. Garder en Co, [1909]. |
H. Wagenvoort, Op Rozenhof. Groningen, J.B. Wolters, 1909. 2de druk |
Henriette Blaauw, Loe en Jettie. Alkmaar, Kluitman, [1910]. |
J. Stamperius, Van drie jongens en een vrijen zaterdag. Heusden, L.J. Veerman, [1910]. |
Nienke van Hichtum, Kajakmannan: Groenlandsche avonturen. Gouda, Van Goor, [1911]. |
Erik Hanssen, Een overwinning tegen wil en dank. Gouda, Van Goor, [1912]. |
H. Oosterlee en H. Wagenvoort, Van vroeger tijden. Groningen, Wolters, [1912]. |
F.H.N. Bloemink en Ch. Krienen, Veldbloemen: serie van acht leesboekjes voor de lagere school. Gouda. G.B. van Goor Zonen, [1912]. 2e druk 1913. |
Chr. van Abkoude, De padvinders van Duinwijk. Utrecht, A.W. Bruna en Zoons, [1912]. |
Chr. van Abkoude, Een ongeluksvogel [1912]. (Bevat ook De man met de poppenkast, Loe en Jaap, die ook afzonderlijk zijn uitgegeven.) |
| |
| |
Chr. van Abkoude, Piet Parker. Alkmaar, Kluitman, 1916. (Overdruk van het titelverhaal uit Ongeluksvogel, nu ook met illustraties van Jan Rincke.) |
De man met de poppenkast. Alkmaar, Gebr. Kluitman, 1916. (Overdruk uit Ongeluksvogel.) |
Hermanna [Albertina Hermanna Schlüter], Mieke. Alkmaar, Kluitman, [1912]. (Bevat ook 't Oude huisje. De 2de druk van 1917 bevat bovendien Het nichtje uit Parijs) |
N.W.C. Luijk, De club der jonge Kaninefaten. Alkmaar, Gebr. Kluitman, [1912]. |
J.P. Zoomers-Vermeer, Boerentrientje: een verhaal voor meisjes. Den Haag, W. de Haan, [1913].. |
J. Stamperius, Nêerland weer vrij. Heusden, L.J. Veerman, [1913] |
A.C.C. de Vletter, Zeven jongens in de knel. Utrecht, A.W. Bruna en Zoon, [1913]. |
J.P. Zoomers-Vermeer, Boerentrientje: verhaal voor meisjes. Den Haag, W. de Haan, [1913]. |
F. H, van Leent, Wat een jongen worden kan: schetsen uit het leven van Michiel Adriaansz de Ruyter. Heusden, L., J. Veerman, [1913]. |
Ch. Krienen, Zonnebloemen: vertellingen voor school en thuis. Gouda, G.B. van Goor Zonen, [1913]. |
J.W. de Jong en A.G. van Poelje, Uit vroeger eeuwen: geschiedkundig lees- en repetitieboekje voor de lagere school. Drie delen. I. Van de oudste tijden tot 1492; II Van 1492 tot 1650. III. Van 1650 tot heden. Met illustraties van C. Jetses en W.K. de Bruin. Groningen, Wolters, (1915-). |
Th. J.A. Hilgers, Leesboek over gezondheidsleer voor de Indische scholen. Gouda, Van Goor, [1917]. |
J. Hendrik van Balen, De panterkat. Alkmaar, Gebr. Kluitman, [1919]. |
J. Hendrik van Balen, De kristallen stad. Alkmaar, Gebr. Kluitman, [1919]. |
J. Hendrik van Balen, Berentand. Alkmaar, Gebr. Kluitman, [1919]. |
David Ker, De geheimzinnige eilanden. Alkmaar, Gebr. Kluitman, [1919]. |
David Ker, De witte olifant. Alkmaar, Gebr. Kluitman, [1919]. |
W.G. van de Hulst en R. Huizinga, Toen en nu! Leesboek over de geschiedenis van het vaderland voor de christelijke scholen, deel I t/m III. Groningen, Wolters, 1922-1923/4??. (Met (bestaande) illustraties van J.H. Isings, C. Jetses en W.K. de Bruin.) |
Th. Hilgers, Indische sprookjes. Met illlustraties van Netty Heyligers en W.K. de Bruin. Rijswijk, Blankaart en Schoonhoven, [1923]. |
Ch. Krienen, Bram. Baarn, Bosch, 1925. |
Annie Romein-Verschoor, Aan den Oedjoeng. Santpoort, C.A. Mees, 1928. |
J. Lameijn, Matahari terbit: kitab batjaan melajoe, djilid I-V. Rijswijk, Blankwaardt & Schoonhoven, [ca. 1933]. |
W. Keizer, Panggelar-boedi: serat waosan Kangge ing pamoelangan Djawi, 1-2. Rijswijk, Blankwaard & Schoonhoven, [ca. 1934]. |
Over W.K. de Bruin
|
D. Wouters, Over het illustreeren van leesboeken voor kinderen. Buszsum, C.A.J. van Dishoeck, 1913. |
Jacqueline Burgers, Brood op de leesplank. Zes illustratoren in dienst van het onderwijs. Leiden, A.W. Sijthoff, 1977. |
Jacqueline Burgers, Helden aan de wand. Historische schoolplaten. Haarlem, Fibula van Dishoeck, 1979. |
Elise Stork, De eisch van aanschouwelijkheid: Schoolplaten en didaktiek van het geschiedenisonderwijs 1880-1920. In: De Geschiedenis Gekleurd, historie-schoolplaten - J.H. Isings. Utecht, Assen, 1982, blz. 87-101. |
Rudolf Geel, De functie van het beeld bij het onderwijs in schrijfvaardigheid. In: Rik Vos, Rudolf Geel, We hebben ze weer met genoegen bekeken: Cornelis Jetses, uitgeverij J.B. Wolters en het Nederlandse taalonderwijs. Assen, Drents Museum, 1989, blz. 9-43. |
J.J. Heij, Afbeelding of verbeelding? Historische schoolplaten en kinderboekenillustraties. In: P. Mooren en R. Verdaasdonck
|
| |
| |
(red.), Kinderen en non-fictie. Tilburg, Zwijsen, 1989, blz. 223-239. |
Carl Doeke Eisma, Meester Ligthart, ‘Wim, Zus, Jet’ en al die andere kinderen. Den Haag, De Nieuwe Haagsche, 2002. |
De schoolplaat 5, Het volle leven, winterhalfjaar. Met illustraties van W.K. de Bruin en C. Jetses. Leeuwarden, Libre, 2005. |
71 Lexicon jeugdliteratuur
juni 2006
|
|