Tegen de draad in
Berit slaat de regel dat ze zich niet met vreemden mag inlaten (‘Je kunt nooit weten’) in de wind en maakt met de knappe Jens een ritje op de motorfiets. De twee krijgen een ongeluk en Berit belandt op het politiebureau. Als haar ouders besluiten om haar een tijdje naar Engeland te sturen, naar tante Grace die daar directrice van een school is, loopt Berit kwaad van huis weg. Ze brengt de nacht door bij haar vriendin Ellen. Dan komen haar ouders terug op hun besluit en hoeft Berit niet meer naar Engeland.
Andere thema's dan opstandigheid zijn in dit boek verliefdheid en jaloezie. Zowel Berit als Ellen zijn verliefd op Jens, die trouwens ook problemen heeft met zijn ouders, met name met zijn moeder, die vindt dat hij verkeerde vrienden heeft. Ze bedoelt met name Leo, een achtergestelde jongen die geen ouders meer heeft. Samen met Jens, Ellen en de maatschappijkritische Peter richt Berit een clubje op om te discussiëren over maatschappelijke problemen. Op voorstel van Berit besluit het clubje Leo te helpen, al komt daar aanvankelijk niet veel van terecht.
Aan het begin van het verhaal wijst een gefantaseerde zwarte kraai Berit voortdurend op haar stommiteiten, dat wil zeggen haar overtredingen van de regels van haar ouders. Aan het eind van het verhaal heeft de gefantaseerde kraai plaatsgemaakt voor een onschuldige, opgezette kraai waarover Berit zich niet langer hoeft op te winden. Ze is volwassener, zelfstandiger en zelfbewuster geworden en kan nu zelf beslissingen nemen.
De kritiek reageerde overwegend enthousiast: ‘leuk boek, hier en daar geestig, met soms pittige dialogen’ (Trouw), ‘goede karaktertekening ook van de bijfiguren die nergens vervallen in stereotiepen’ (Levende Talen). Guido Troch (Jeugdboekengids) vond